30

op één lijn 51 1 e uitgave 2015 en uitgevoerd. Aanvankelijk vond deze toets plaats in een laboratoriumsetting op het Skillslab met Simulatiepatiënten. Maar al gauw werd observatie in de dagelijkse praktijk van groter belang geacht en terecht. Het kijken naar de performance van een aios in de praktijk levert meer informatie op dan in een nagebootste situatie. En dan volgt er een cascade van ontwikkelingen. In 1989 zag de eerste NHG-standaard het licht en in de jaren die volgden werd het dus ook mogelijk om het vakinhoudelijk functioneren objectiever te beoordelen. Het instituut en gaandeweg ook de opleiders gingen beseffen dat de videopnamen ook een uitstekend educatief middel waren. Voordeel daarbij was dat de standaarden zowel als toetsinstrument maar ook als onderwijsinhoud gebruikt konden worden. In de laatste jaren van de vorige eeuw en de eerste jaren van deze eeuw werd door het instituut dan ook zwaar ingezet op het geschikt maken van alle opleidingspraktijken voor het opnemen van volledige consulten in de praktijk, uiteraard met vooraf gegeven toestemming van de patiënt. Het mes sneed nu aan twee kanten: de aios kon getoetst worden en de aios kon leren aan de hand van zijn eigen optreden. De praktijk van de videotoets zag er eind jaren negentig als volgt uit. Een of twee weken lang liet je in de praktijk de videocamera lopen tot je 40 consulten opgenomen had, tevens hield je daarvan een logboek bij. Je leverde de banden in bij het instituut en vervolgens ging de observator aan de gang om een beoordeling te maken. De observatoren zijn stafleden of daartoe opgeleide huisartsopleiders. Het beoordelingsinstrument is de Maas-Globaal, waarin ook vier items voor het vakinhoudelijk functioneren zijn opgenomen. Er werden 6 representatieve consulten beoordeeld. De aios kreeg de beoordelingsformulieren en een A4 met de visie van de beoordelaar. De toets gold als educatief. En nu maar hopen dat aios en opleider er iets aan hebben, dat zij het geschetste beeld herkennen en leerpunten vinden. Na een aantal jaren ervaring bleek dat het A4 belangrijker voor de aios was dan de Maas-Globaalformulieren. Dus 30 werd er in de opleiding van de observatoren aandacht besteed aan het standaardiseren van de feedbackbrief. Een A4 was niet meer genoeg, het moesten er twee of drie zijn. Daarnaast ging de technische ontwikkeling rap verder zodat videobanden vervangen werden door DVD’s en USB-sticks of externe harde schijven. Dit bood de aios nieuwe mogelijkheden. Hij was nu in staat om consulten te gaan selecteren die volgens hem wel of niet voor beoordeling geschikt waren. En dan ging het niet alleen om te lange consulten. Als observator viel het mij op dat de vrouwelijke aios op dezelfde DVD regelmatig andere kleding droeg. Of dat de geselecteerde consulten in 75% vrouwen betrof omdat de aios vond dat die consulten lekkerder liepen. Na het selectief maken van de toets is het selecteren door de aios van consulten alleen maar toegenomen. Deze selectie hoeft een goede beoordeling niet in weg te staan mits het aantal consulten dat aangeboden wordt niet minder dan veertig is. Begin deze eeuw kwamen de competenties in zwang en het bood de huisartsopleiding de gelegenheid om de Maas-Globaal te vertalen naar competenties. En deze competenties waren te vertalen naar leerdoelen die dichter bij de dagelijkse praktijk stonden. De ComBeL1lijsten zagen het licht. Dit had ook invloed op de nog altijd zo genoemde videotoets. Er werd een videtoets+ ontwikkeld. Uit dertig consulten werden er nu vijf geselecteerd ter beoordeling. Uit deze 5 werd een consult gepakt dat een gedragspatroon liet zien dat exemplarisch was voor het functioneren van deze aios. Dit consult werd tijdens een nabespreking tussen observator en aios samen bekeken, nadat de aios eerst een zelfanalyse aan de observator had gegeven met zijn sterke en zwak ontwikkelde competenties. Uit de evaluaties bij zowel aios als observatoren bleek dat deze toets hoge waardering kreeg. Helaas is de uitvoering van deze toets erg arbeidsintensief en bij de grote aantallen aios van dit moment niet haalbaar. Het gevolg is dat op dit moment de toets bestaat uit een beoordeling van opgenomen consulten met een uitgebreide feedbackbrief volgens vastgestelde criteria. Daarna vindt een gesprek plaats tussen aios en observator. In de loop van vele jaren heb ik de consultvoeringstoets zich zien ontwikkelen tot het instrument en de methode die het momenteel is. Mijn ervaring van de laatste vijf jaar met deze toets geeft mij de overtuiging dat er nu een toetsinstrument en toetsmethode gebruikt worden die op waardering mogen rekenen van alle bij de opleiding tot huisarts betrokken partijen: instituut, aios en opleiders. 1 Competentie Beoordelings Lijst

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication