10

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Bruikbare proefschriften Voor u verdedigd in Maastricht DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Huisarts Ramon Ottenheijm Op donderdag 19 november 2015 promoveerde kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle op zijn proefschrift: ‘Ultrasound imaging to tailor treatment of shoulder pain in general practice’. Naast de combinatie van zijn promotieproject met het huisartsenvak, is Ottenheijm betrokken bij vele kwaliteitsprojecten in de Westelijke Mijnstreek. bepalen van “behandeling op maat” van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Om dit doel te bereiken moest ook een aantal andere studies worden uitgevoerd. In een meta-analyse bestudeerde het onderzoeksteam de beschikbare literatuur met betrekking tot de diagnostische waarde van echografie bij subacromiale aandoeningen voor de patiëntenpopulatie uit de huisartspraktijk en het ziekenhuis. Op basis hiervan adviseerden zij bij patiënten met persisterende klachten een echografie te maken om volledige-dikte rupturen aan te tonen dan wel uit te sluiten en een partiëledikte ruptuur aan te tonen. Voor het aantonen en uitsluiten van tendinopathie, subacromiale bursitis en tendinitis calcarea leek echografie ook geschikt. Omdat subacromiale aandoeningen ook eerder in het beloop aanwezig zijn en dus echografisch zijn vast te stellen, kunnen huisartsen de echografie resultaten gebruiken bij het opstellen van een behandelplan. Schouderpijn is een veelvoorkomende klacht in de huisartspraktijk, die het gevolg kan zijn van diverse aandoeningen. Het ziekteverloop heeft een slechte prognose en patiënten met schouderpijn zorgen voor aanzienlijke kosten. Meestal is sprake van een subacromiale aandoening, zoals een tendinopathie of ruptuur van een rotator cuff pees. Voor elk van deze specifieke aandoeningen zijn behandelingen beschikbaar. Het probleem doet zich echter voor dat de huisarts voor het diagnosticeren van de specifieke aandoening slechts gebruik kan maken van de anamnese en het doen van lichamelijk onderzoek, en dat is in de praktijk vaak onvoldoende. Dientengevolge start de huisarts veelal een behandeling die is gericht op de pijnklachten en niet op de onderliggende oorzaak van de pijn. Deze aanpak is niet optimaal, omdat hij vaak niet afdoende blijkt te zijn. Bovendien zorgt het voor uitstel van een adequate behandeling, die wel gericht is op de onderliggende oorzaak. Toch is een meer gerichte behandeling wel degelijk mogelijk. Daartoe moet in een zo vroeg mogelijk stadium een meer betrouwbare diagnose worden gesteld. Ottenheijm en zijn team veronderstelden dat dit mogelijk is door echografie op te nemen in het diagnostisch proces. Het doel van dit promotieonderzoek was om de klinische effectiviteit te 10 Ook verrichtten zij semigestructureerde interviews met 18 huisartsen. Het diagnostisch proces bij schouderpijn bleek complex en huisartsen gingen hier verschillend mee om. Het aanvragen van beeldvormende diagnostiek en intercollegiale consultatie of verwijzing werden genoemd om meer grip te krijgen op deze complexiteit. Er was weinig overeenstemming over de plaatsbepaling van echografie. De onderzoekers adviseerden onderzoek te doen naar de voorkeur van diagnostische classificatie en de plaatsbepaling van echografie in het diagnostisch proces. Daarnaast het advies om huisartsen te trainen in besluitvorming rondom diagnostiek en het omgaan met bijbehorende onzekerheden. Verder bekeek Ottenheijm retrospectief de diagnostische opbrengst van echografieën aangevraagd door huisartsen bij patiënten met een pijnlijke schouder. Met 29% was tendinitis calcarea de meest voorkomende subacromiale aandoening. Subacromiale bursitis kwam voor bij 12% van de patiënten, terwijl tendinopathie en partiële-dikte rupturen met 11% even vaak voorkwamen. Artrose van het AC-gewricht werd vastgesteld bij 0,4% van de patiënten. Bij 40% procent van de patiënten werden ‘geen echografische afwijkingen’ geconstateerd. Volledige dikte-rupturen werden significant vaker gediagnosticeerd bij patiënten van 65 jaar en ouder, terwijl ‘geen echografische afwijkingen’ significant

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication