37

1 e uitgave 2017 patiëntgerelateerde informatie met elkaar delen? Patiëntgerelateerde informatie mag door zorgprofessionals niet zomaar worden gedeeld met anderen. Zorgprofessionals hebben namelijk een wettelijke geheimhoudingsplicht (KNMG, 2014). Op grond van artikel 88 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Voor verpleegkundigen en verzorgenden zijn ethische uitgangspunten voor de beroepsuitoefening, zoals geheimhoudingsplicht, verder uitgewerkt in de “Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgden” (V&VN, 2015). Ook voor maatschappelijk werkers is de geheimhoudingsplicht geregeld in de vorm van een beroepscode. Voor Verpleegkundig Specialisten is dit geregeld in een overgangsregel en Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB). Professionals in een team van BIGgeregistreerde zorgprofessionals, die allemaal rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de patiënt, mogen toestemming van de patiënt voor het uitwisselen van informatie veronderstellen, tenzij uitdrukkelijk verboden door de patiënt. Echter, wanneer een van de aanwezige professionals niet rechtstreeks betrokken is, of geen BIG-registratie heeft (bijvoorbeeld een ouderenadviseur van de gemeente), moet er volgens de wet toestemming worden gevraagd aan de patiënt om informatie uit te mogen wisselen. De patiënt (of diens vertegenwoordiger) kan de zorgprofessionals van hun beroepsheim ontheffen door hen toestemming te geven bepaalde informatie te delen met derden. Volgens de wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dient deze toestemming vrijwillig, geïnformeerd en doelgericht gegeven te worden. Een patiënt kan slechts toestemming geven, als deze vooraf is ingelicht over het doel van de teambespreking, de inhoud en de mogelijke consequenties van gegevensverstrekking. Deze toestemming mag zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven door de patiënt. Een schriftelijke toestemming wordt ook wel een machtiging genoemd. Er is een aantal voorwaarden waaraan een schriftelijke machtiging moet voldoen. Uit de machtiging moet duidelijk naar voren komen welke informatie mag worden verstrekt, aan wie de informatie mag worden verstrekt en voor welk doel. Met andere woorden: de machtiging moet duidelijk zijn geformuleerd en zo specifiek mogelijk zijn toegesneden op het doel (KNMG). Het is wenselijk om deze toestemming in het patiëntendossier aan te tekenen of de schriftelijke verklaring hierin te bewaren. Hiermee geeft de patiënt toestemming aan het team dat betrokken is bij de chronische zorg, zodat bij toenemende zorg behoefte die zorg ook ingezet kan worden zonder dat het team iedere keer weer opnieuw toestemming hoeft te vragen om samen te overleggen. Bij een team met professionals waarbij niet alle leden een zorgrelatie hebben met de patiënt, mag er in principe geen uitwisseling van informatie plaats vinden. Echter, in sommige gevallen is het onmogelijk om toestemming te vragen, bijvoorbeeld in het geval van zorgmijders. In dergelijke gevallen is het vragen van toestemming en vervolgens uitwisselen van informatie tussen partijen ingewikkeld en is er sprake van bemoeizorg. Voor de situaties die gedefinieerd kunnen worden als bemoeizorg, is de handreiking “Gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg” door GGD Nederland, GGZ Nederland en KNMG geschreven (GGD, GGZ, & KNMG, 2014). Bemoeizorg wordt in deze handreiking omschreven als het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders met een (vaak) complexe problematiek, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als uitgangspunten dienen (GGD et al., 2014). In de handreiking wordt beschreven, dat tot het tijdelijk beperken van de rechten van de patiënt (waaronder het uitwisselen van persoonlijke informatie met anderen zonder diens toestemming) in de bemoeizorg alleen wordt overgegaan, als daartoe een evident belang aanwezig is. Het zal daarbij altijd moeten gaan om een dringend gezondheidsbelang (vitaal belang) van de patiënt, al dan niet gecombineerd met ernstige overlast die deze patiënt voor anderen veroorzaakt. 37 op één lijn 57

38 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication