32

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Column Van alle tijden DOOR K.O.E.K. WOUS Afgelopen maandag kreeg ik een telefoontje van een medewerkster van de ambulancedienst. In het weekend was er namelijk een 112 oproep geweest voor een patiënt van me. Hij zou in regen en wind op blote voeten buiten hebben gelopen. Dronken. Zij vond dit een zorgelijke situatie en wilde dit met me delen. Ik wist natuurlijk meteen over wie dit gesprek ging. Inclusief geboortedatum, adres en postcode. Hij was afgelopen week nog tweemaal op het spreekuur geweest, met zijn begeleider vanuit de plaatselijke GGZ-instelling, vanwege zijn door het alcoholgebruik ernstig gestoorde labwaardes. Het was een laatste poging om hem tot inzicht te brengen. Na viermaal klinisch gedetoxificeerd te zijn, waarna hij telkens binnen drie weken weer laveloos in de goot lag, wilde de plaatselijke GGZ-instelling hier alleen nog aan beginnen als meneer zelf tot inzicht was gekomen. Dat lukte na twee consulten, in totaal ruim een uur, niet. Hij zei: “Dan ga ik maar dood”. Wat moet je dan als dokter? Ik moest tijdens het telefoongesprek meteen denken aan een artikel van Joost Zaat in Huisarts & Wetenschap van december 2018. Daarin werden drie opties gegeven voor de praktische invulling van de taken van de huisarts: Traditioneel, Huidig en Trendvolgend. Ik las Verleden, Heden, Toekomst. Bij Traditioneel werd de solopraktijk beschreven, bij Huidig een groepspraktijk en bij Trendvolgend is de huisarts onderdeel van een sociaal-medisch netwerk samen met wijkteams en wordt de huisarts medeverantwoordelijk voor het zorgaanbod. Terwijl ik hieraan dacht, schrok ik. Er was door dit artikel een denkproces in mij in gang gezet. Hierbij vroeg ik me af hoe ik me die rol moest voorstellen, wat er van de huisarts van de toekomst wordt verwacht en hoe ik dat dan vorm moest geven. Maar dat was nog niet afgerond. En nu werd ik door dit telefoontje en het contact met de begeleider van de plaatselijke GGZ-instelling in één klap in de toekomst gesleurd. Een toch wel wat surrealistische gewaarwording. Prompt gingen mijn gedachten naar een andere recente casus. Een patiënte van me, met een obsessief compulsieve stoornis bij haar paranoïde schizofrenie, had zichzelf zo verwaarloosd dat ze, vanwege onmeetbaar weinig vitamines in het lijf, vocht was gaan vasthouden bij een Hb van 3,8 mmol/L. Ondanks alle pogingen van mij om samen met de thuiszorg dit vitaminegebrek te couperen, ging het steeds slechter met haar. Ik heb haar naar de polikliniek van de internist verwezen met het verzoek haar op te nemen. In al zijn wijsheid heeft hij dat niet gedaan. Er werd alleen aanvullend onderzoek ingezet. De volgende dag kreeg ik een telefoontje dat de uitslagen toch wel héél slecht waren en dat mevrouw opgenomen moest worden, maar hij kreeg haar niet te pakken. Of ik het even wilde regelen. Ik ben daar ’s middags twee uur mee bezig geweest, maar kreeg haar ook niet aan de telefoon. Ook maakte ze de deur niet open. Wel had ik voor de volgende dag een plekje op de MPU geregeld. De volgende ochtend heb ik contact met haar kunnen leggen, ben op bezoek geweest en heb ik haar uiteindelijk min of meer gedwongen met de ambulance naar het ziekenhuis laten brengen waar zij zich ‘vrijwillig’ heeft laten opnemen. Weer anderhalf uur tijd ‘kwijt’. Blijkbaar stopt de toekomst van de zorg bij de muren van het beste streekziekenhuis in de buurt. Wel heb ik alle lof voor de MPU, die heel plezierig met me meedacht. Hoe kunnen we medeverantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod, als wij geen invloed hebben op het vervolgbeleid? Kijk naar de wachttijden bij de GGZ, het zorgaanbod vanuit de tweede lijn, of de onwil van de patiënt (of is het dan cliënt?) om zijn levensstijl aan te passen! Waar halen we de tijd vandaan, die nodig is om deze zorg goed te leveren? Ik voelde me door het telefoontje van de ambulancemedewerkster licht onder druk gezet door de verwijtende ondertoon; ik had moeten voorkomen dat deze man zo over straat liep. Gelukkig kon ik vertellen dat deze man in ons vizier was, maar dat onze handen gebonden waren. Toch gaf het gesprek me wel een nare nasmaak. Vooral vanwege de onmacht die ik voelde. 32

33 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication