0

CAPHRI Care and Public Health Research Institute op één lijn 63 ANIOS Ik heb geen moment getwijfeld en ben de uitdaging aangegaan Door supervisie van de huisarts is er extra aandacht voor het breder diagnostisch denken Vakgroep Huisartsgeneeskunde behoort tot de School CAPHRI van het MUMC+

Colofon Oplage 2260 exemplaren Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-13772 Fotografie Kaft, pagina 6,7, 8 en 9 gemaakt door Jonathan Vos Pagina 18, 19 en 20 gemaakt door Joey Roberts Pagina 22, 23 en 24 gemaakt door Loraine Bodewes Pagina 26 en 27 gemaakt door Philip Driessen Pagina 33, afbeelding "Hoe vaak komt geweld voor" een peiling onder 1000 leden, bron: NVDA Utrecht Deadline volgend nummer 28 juni 2019 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doom Van de voorzitter – Jean Muris In memoriam Harry Crebolder – Babette Doorn Special ANIOS in de huisartspraktijk in Kerkrade – Donna Bosch-Lenders en Matthijs Peeters ANIOS in de huisartspraktijk in Landgraaf – Stefan van der Eerden en Vico Leeters Stellen zich voor Monique Wijers, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Helène Dassen, huisartsbegeleider jaar 1 Esther Maes, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Huisarts & huisdier – Mardi Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals TENDER-studie – Bram Beckers StopWijzer – Daniëlle Zijlstra RNFM – Huibert Tange, Jos Boesten en Annemiek Nijholt OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Boekrecensie: wat is er met de dokter gebeurd? – Yvonne van Leeuwen WESP-en: Sociale omgeving en sociale steun bij succesvol stoppen met roken – Puck Nagtzaam Observeren van aios – Floor Minkels Mening van huisartsen ten aanzien van influenzavaccinatie – Roy Snellings Het diagnostische proces van atriumfibrilleren – Sanne van de Moosdijk Gezonde Basisschool van de Toekomst – Remco van Ginkel Reproduceerbaarheid van urinesticks en de Uriscreen – Anne Winkens Atriumfibrilleren in de huisartsenpraktijk – Karlijn Costongs Onderzoek Chlamydia diagnostiek Ouderengeneeskunde Niet alleen bij leken is ons specialisme onbekend – Noortje Ficken Huisartsopleiding Uit het (plaatsvervangend) hoofd – Joost Dormans Equilibre. Het leergesprek – Marieke Kools en Arie de Jong Made in Maastricht Weten is eten: Goudkoorts – Hendrik Jan Vunderink In de leer. TLC – Eleana Zhang In de leer. Mag ik deze dans van u? – Arianne Beckers Column. Van alle tijden – K.O.E.K. Wous Eveline schrijft – Stá voor je assistente Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong 3 4 5 6 8 10 10 11 11 12 14 14 15 16 17 18 18 19 19 20 20 21 21 22 24 25 26 28 30 31 32 33 34 2

Van de redactie Afko’s Eind jaren 90, toen ‘de Millennials’ werden geboren (generatie Y), werd ook dit blad bedacht. Het idee was om alle losse stenciltjes, die toen vanuit elk project naar de huisartsen in de regio werden gestuurd, te vervangen door één periodiek blad genaamd ‘Op één Lijn’. De eerste editie verscheen in 1999. Sindsdien is het blad trouw verschenen en zodoende voor velen het gezicht van de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht geworden. Aangezien ik er van meet af aan bij betrokken was (ik durfde mezelf geen hoofdredacteur te noemen in die tijd), weet ik, dat u onze acroniemen niet zo op prijs stelt. De co, de haio en de agnio gingen nog wel, maar de absurdistische afkortingen van onderzoeksprojecten, daar heeft de doorsnee huisarts geen voeling mee. “Zeg liever waarover het gaat”, zei u dan. Een AMUSE associeert u immers met een lekker hapje en niet met D-dimeer testen en longembolie. En toen kwam de AIOTHO. Deze Japanse auto kostte veel tijd om uit te leggen. De haio en de vaio waren inmiddels vervangen door aios en dat ging nog nèt. Maar de combinatie met een promotietraject en haio, dat is nog steeds een ingewikkeld gedoe. En toch is er momenteel heel veel belangstelling voor een dergelijk combinatietraject, ook van AKO-studenten. De afko AKO staat voor Arts Klinisch Onderzoeker. Ook AKO’s worden graag ‘gewoon’ dokter. En om de cirkel rond te maken: de agnio werd ANIOS. Wie het weet mag het zeggen. AGNIO’s zagen we overal, vooral in de tweedelijn. Het zijn de productiedokters die vooral het ziekenhuis helpen draaiende houden. Waar we geen ANIOS zagen, was in de huisartspraktijk. Totdat ... ‘Maastricht’ ermee begon, net zoals destijds met de eerste AIOTHO’s. Een primeur, u leest erover in dit nummer. Na deze uitvoerige intro, is er minder ruimte om de rest van de inhoud te etaleren. Gelukkig kent u alle afko’s, en hoef ik niet toe te lichten wat WESP-en zijn. U leest wat ze hebben gedaan, zonder acroniemen. De onderzoekers die schrijven, konden hun afko nog niet loslaten helaas. Het gaat over hulp bij stoppen met roken en dyspepsie. Bruikbare Wetenschap door Jochen Cals en een update over ons registratienet RNFM door Huibert Tange, kunnen de wetenschappelijke honger stillen. De Witte Raven club heeft OOK weer een nieuw raadsel voor jullie. Welke aandoening zoeken we? ‘Huisarts & huisdier’ is er weer bij. Er was een cavia voorzien, maar het werd een hond. Nieuw is ook het geluid van de assistente, Eveline en een boekrecensie door Yvonne van Leeuwen. Zoals altijd zijn er weer nieuwe medewerkers die zich aan u voorstellen. ‘The future is old’: de titel van de campagne om de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht (vanaf september 2019) te promoten. De afko is SO, dus niet te verwarren met de geriater. Aios Noortje Ficken, dochter van een huisarts, is het gezicht van deze campagne. Joost Dormans schreef, als plaatsvervangend hoofd van de huisartsopleiding, over luizenmoeders en Gauloises. Het opleiden van de huisartsen verloopt ‘equilibrisch’. We etaleren drie groepen afgestudeerde huisartsen. En vaste columnist en huisartsjurist Arie de Jong is uiteraard ook van de partij met een update van het Tuchtrecht. Net als aios Arianne Beckers, die graag met patiënten danst. Onze voormalige aios-columnist Eleana Zhang beloofde ons om nog één keer haar stukje ‘In de leer’ te schrijven als ze terug was van zwangerschapsverlof. Inmiddels is ze niet alleen bevallen, maar ook gepromoveerd op 8 februari jl. op een ziekte van de kleine bloedvaten in de hersenen, afgekort cSVD. Eind mei hoopt ze haar huisartsopleiding af te ronden. Made in Maastricht! De griepgolf is nu ten einde, maar de goudkoorts is net begonnen. Vaste schrijver ‘Weten is eten’ Hendrik Jan Vunderink meende een luchtig onderwerp gevonden te hebben in de anosmie-asperge-aspiraties (AAA). Het stukje was klaar en opgeschreven. Maar nog niet bereid en opgediend. Dus ook geen foto. En toen… viel Hendrik Jan van zijn paard in de lappenmand en kreeg ik de opdracht om ‘er even een leuk plaatje bij te zoeken’. Verleden, heden, toekomst. Ik zit op één lijn met K.O.E.K. Wous. Gelukkig heb ik geen nare nasmaak, hooguit een na-geur, als ik asperges heb gegeten. Happy reading, Babette Doorn 3 op één lijn 63 Zie pag. 5

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Van de voorzitter Vermaatschappelijking van de academie DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Prof. André Knottnerus zei in zijn afscheidsrede in 2018: “Ik dank de talloze patiënten en vrijwilligers, zonder wie mijn onderzoek niet mogelijk zou zijn geweest. Dat geldt evenzeer voor de vele huisartsen, praktijkassistenten, specialisten, verloskundigen en andere zorgverleners die het Maastrichtse onderzoek droegen en dragen. Jullie bijdragen onderstrepen dat het niet alleen ging over academisering van de eerste lijn, maar vooral ook over vermaatschappelijking van de academie1.” De vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht heeft vanaf begin jaren tachtig de verbinding gemaakt tussen praktijk, het onderwijs, het opleiden en het wetenschappelijk onderzoek. Om deze verbinding te maken, zijn er in het verleden vele projecten opgezet. Van gezamenlijke consulten met specialisten tot en met de hedendaagse diagnostiek zoals de CRP. Onze mooie regio is al langere tijd goed georganiseerd in zorggroepen. We lopen hier voorop met zorginnovatie (‘proeftuinen’) en daaraan gekoppeld wetenschappelijk onderzoek samen met de universiteit. Voor ons was het een logische ontwikkeling dat zorggroepen zelf zijn gaan ‘academiseren’. Elke zorggroep heeft een groep kernpraktijken waarin naast de reguliere taken op het gebied van (huis)artsen opleiden en meedoen aan onderzoek, ook aan zorginnovatie wordt gedaan. Onze vakgroep koestert alle 1400 huisartsen in deze regio (Limburg en Zuidoost Brabant), u bent ons adherentiegebied, wij zien u als een waardevolle en gewaardeerde relatie. Daarom ontvangt u bijvoorbeeld ook al 20 jaar dit tijdschrift ‘Op één Lijn’. Samen met de bestuurders van de zorggroepen zoeken we naar een (al dan niet virtuele) vorm c.q. werkplaats voor deze vermaatschappelijking van de academie. Hierin gaan praktijk, beleid, onderzoek en onderwijs hand in hand. Vakgroep en zorggroepen trekken al redelijk samen op in opleiden voor en door de regio, wetenschappelijk onderzoek en registratie in de zorg. Voor dat laatste beschikt de vakgroep ook over een registratienetwerk van huisartspraktijken in Limburg, het RNFM (www.rnfm.nl). Momenteel bestaat het registratienet uit 27 praktijken. Op pagina 15 vindt u een uitgebreid artikel. Een groot deel ervan is pluspraktijk in de eigen zorggroepregio. Daarnaast worden ook HIS-gegevens tussen regionale praktijken en universiteit uitgewisseld en van de nodige feedback (spiegelinformatie) voorzien op verzoek van een zorggroep. Ook kunnen wetenschapsstudenten (WESPen) worden ingezet bij onderzoek naar zorginnovaties zoals de anderhalvelijnszorg. Ik vraag jullie vertrouwen in onze werkplaats. Een vertaling zou kunnen zijn dat als we u vragen om mee te doen aan onderzoek, dat u dan zeker weet dat er goed naar de onderzoeksvraag is gekeken door zowel (huisarts) onderzoekers als huisartsen uit de regio. We kunnen dan nog beter op het nut en de waarde voor de praktijk letten is mijn verwachting. Belangrijkste is we samenwerken in netwerken en dat ook de belangen van de huisartspraktijken als die van de zorggroepen zijn verzekerd. Ook zoeken we de samenwerking met de andere academische werkplaatsen van het MUMC+. Welke dat zijn en wie wat doet, daar kom ik een volgende keer graag op terug. 1 Groot A de, Knottnerus JA. Academisering van de eerste lijn of vermaatschappelijking van de academie? Medisch Contact 1982; 37: 37-9. 51 4

1 e uitgave 2019 In memoriam Harry Crebolder 'Such is life' DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Maandagmorgen 1 april. Een dag zonder kantoorgrap. Wel een triest bericht. Hoogleraar emeritus Harry Crebolder, oud vakgroepvoorzitter en voormalig huisarts en medeoprichter van het GC Withuis in Venlo, overleed afgelopen weekend op 81-jarige leeftijd. Zijn enorme staat van dienst laat ik even voor wat het is, we zouden er een blad mee kunnen vullen. Graag sta ik stil bij onze relatie met dit blad, de vakgroep en de regio. Alsof Harry wist dat ik over het 20-jarig bestaan van dit blad zou schrijven. Alsof hij wist dat ik zou vergeten te vermelden, dat hij ooit op de cover van het allereerste nummer stond. En dat hij toen zei: “Laat ik beginnen met de wens dat het blad Op één Lijn zal fungeren als een bindmiddel tussen de universitaire capaciteitsgroep in Maastricht en de vele professionele relaties binnen de universiteit en in het bijzonder de huisartsen in de regio.” Check. “Ik hoop dat de periodiek een spreekbuis zal zijn voor eenieder met wie wij samenwerken.” Check. “Ik wens de redactie heel veel creativiteit, doorzettingsvermogen, inspiratie en geluk!”. De laatste zin ging over Harry zelf. Het is geen leugen wanneer ik zeg dat na het verschijnen van elke (!) editie tot nu toe, ik een email van hem kreeg, met de complimenten én een inhoudelijke vraag. Bij zijn afscheid in 2002 (‘Leren in de eerste lijn’) kreeg hij een koninklijke onderscheiding. In editie 14 sierde hij met zijn vrouw Emma Crebolder opnieuw de cover. Harry was een pittig mens en baas, zo eentje waar je een haatliefde-verhouding mee kon hebben. Saai was het allerminst. De telefoon onnodig laten rinkelen, daar kon hij woedend om worden. Roken op kantoor werd echter gedoogd. Ik ontmoette Harry voor het eerst in 1995 toen ik onderzoek zou gaan doen naar ‘zijn’ academisering van de huisartsgeneeskunde. Hij droeg een vlinderdas herinner ik me, een nondejuke. ‘Zo ziet een professor er dus uit’ dacht ik toen. Hij keek je altijd indringend aan en wist vlijmscherpe (‘waarom?’) vragen te stellen. Op het intimiderende af. Gelukkig kon hij dat goed compenseren met zijn zachte kant. Had je een vraag en liep je bij hem binnen, dan zat hij op een groezelig bankstelletje in de hoek van zijn kamer te lezen (slapen?). Hij klopte dan op de zetel naast hem, maar zij die het bankje kunnen herinneren weten, dat je dat liever afsloeg. Niet vanwege #metoo, maar vanwege het bankje zelf. E-mailen en redigeren in Word (‘van papier leer je het meest!’) leerde hij zichzelf aan, met een beetje hulp van Seniorenweb. Ook bracht hij je het belang van praktijkbezoeken bij, het verlaten van de ‘ivoren toren’. Je moest de huisartsen opzoeken en weten hoe het eraan toe ging in de praktijk. Ik zeg het nog steeds tegen onderzoekers en studenten. Zo ontstond in Maastricht al vroeg de belangstelling voor de doktersassistenten. Ook waren het de academische praktijken die als eerste een praktijkondersteuner hadden. En bij alles bedacht Harry een al dan niet bestaand theoretisch model. Ritjes in zijn oude Rover door Limburg, in de sneeuw of in de hitte (hij had in Afrika gewoond en nergens last van), de boterhammen op schoot, maar soms ook stoppen voor een (gedeeld) patatje op ‘De Viersprong’ aan de Napoleonsbaan. Als ik liet blijken bezorgd te zijn over zijn rijstijl, dan stelde hij me gerust door te zeggen, dat hij jarenlang dagelijks op en neer reed naar Venlo. Dat hielp niet echt. Harry was van voor het digitale tijdperk. Voor foto’s moest ik de oude dozen induiken. In die tijd hadden we nog dagjes uit en veel feestjes. En ja, Harry was altijd van de partij. Letterlijk en figuurlijk. Dan was hij op zijn best, of het nu om speechen, eten of dansen ging. Ja, echt dansen mensen, niet zoals je ziet op een NHG-congresfeest (dat zijn niet mijn woorden). Als de eerste deuntjes van ‘Love is in the air’ klonken, dan schoten zijn armen omhoog en zijn heupen los. Zijn secretaresse Ine Siegelaer werd vastgepakt op een manier die anno nu niet meer mag, en dan ging hij los. Zo ook op zijn afscheidsfeest op Fort Sint-Pieter. Het waren gouden tijden. Harry, nu pas gaan we je echt missen. Love is in the air Everywhere I look around Love is in the air Every sight and every sound And I don’t know if I’m being foolish Don’t know if I’m being wise But it’s something that I must believe in And it’s there when I look in your eyes 5 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 ANIOS huisartsgeneeskunde in Kerkrade ANIOShuisartsgeneeskunde DOOR DONNA BOSCH-LENDERS, HUISARTS EN PRAKTIJKHOUDER IN KERKRADE EN ANIOS MATHIJS PEETERS Sinds september 2018 werkt in Medisch Centrum West Kerkrade een ANIOS-huisartsgeneeskunde. Een ANIOS in de huisartsenpraktijk? Kan dat ook al? Wat is dat eigenlijk? Hoe regel je dat? Wat is de meerwaarde voor praktijk en de ANIOS? Zo maar wat vragen die we hebben voorgelegd aan ANIOS Mathijs Peeters en Donna BoschLenders, huisarts en praktijkhouder in Medisch Centrum West Kerkrade. Wat is een ANIOS-huisartsgeneeskunde? Een ANIOS is een arts niet in opleiding tot specialist, werkzaam binnen de huisartsgeneeskunde in dit geval. Het meest waarschijnlijke is dat een ANIOS uiteindelijk in opleiding wilt komen, dus een AIOS wil worden om daarna als huisarts verder door het leven te gaan. Wat was de reden om een ANIOShuisartsgeneeskunde aan te nemen? Donna: In 2016 heb ik de praktijk over genomen van Frank en Marianne Soomers en Hans van der Ploeg, een grote praktijk met 8 huisartsen. In de eerste twee jaren merkte ik dat het hebben van waarnemers voor de korte vakantieperiodes fijn was om de topdrukte weg te nemen, maar dat de spreekuren van de collega’s die er wel waren, overvol bleven. Patiënten willen vooral meer continuïteit bij bekende artsen. De ervaring met AIOS in de praktijk is dat patiënten het wel goed vinden dat iemand er voor een jaar is, en in dat jaar ook wel een band kunnen opbouwen met de arts. Dat zagen we minder bij de waarnemers, die vaak maar enkele weken aanwezig waren. Het opleiden van een Verpleegkundig Specialist lag binnen de mogelijkheden, maar daar hadden we nog niet meteen een geschikte kandidaat voor. Daarnaast wilden we graag in de weken dat alle artsen aanwezig waren, ook een arts vrij plannen voor andere taken, namelijk als callcenter arts en directe vraagbaak voor de assistentes. Dat kon alleen als de ontstane gaten zouden worden opgevuld. In januari 2018 vroeg Stefan van der Eerden, huisarts MC Putstraat in Landgraaf, of wij interesse hadden om te starten met een ANIOS. Zij wilden dat als praktijk gaan doen en waren op zoek naar anderen die ook interesse hadden. Op dat moment was Mathijs bij ons werkzaam als semiarts en wij waren zeer tevreden over zijn functioneren en 6 collegialiteit en patiënten waren ook erg tevreden over hem. Dus vroeg ik hem om na zijn opleiding geneeskunde een jaar bij ons te komen werken als ANIOS. Waarom ANIOS-huisartsgeneeskunde? Mathijs: Ik wist na mijn coschap huisartsgeneeskunde zeker dat ik huisarts wilde worden, vandaar ook mijn keuze om mijn GEZP- en WESP-stage te kiezen in dit vakgebied. Na mijn afstuderen kreeg ik de aanbieding om als ANIOShuisartsgeneeskunde te komen werken. Een functie, die op dat moment nog niet in de regio bestond. Ik heb geen moment getwijfeld en ben de uitdaging aangegaan. Hoe zit dat met verantwoordelijkheden en werkgeverschap? Een ANIOS is een BIG-geregistreerde basisarts. In het geval van Mathijs had hij bij de start nog niet zelfstandig gewerkt als arts. We hebben als team vooral gekeken hoe we het zo veilig mogelijk konden inbedden in de dagelijkse praktijk. Samen met collega Huisarts Philippe Le Doux begeleiden en superviseren we hem. De eerste weken ging dat zoals bij een AIOS: samen spreekuur doen, veel meekijken, veel overleg en veel tijd inplannen. De assistentes hebben instructies gekregen welke ingangsklachten hij wel en niet kan zien. Zelfstandig visites rijden hebben we in het begin niet gedaan. Aangezien hij vaak meeging met een van ons, wisselen we nu soms wel visites af, omdat we overtuigd waren dat het kon en afspraken hadden vastgelegd. Net als bij een aios zal de ene begeleider gedurende het gehele jaar alle patiënten in het dossier nakijken. De ANIOS werkt in loondienst en is, conform de Cao Huisartsenzorg, ingeschaald als verpleegkundig specialist, omdat de werkzaamheden overeenkomen. De LHV heeft hier eerder een schrijven over uit laten gaan. Het komt ongeveer overeen met wat een AIOS verdient. Eventuele werkervaring kan je laten meetellen in de trede bepaling. Alle andere werkgeverslasten zijn zo ook makkelijk te regelen. Omdat er in de regio nog geen afspraken zijn over de dienststructuur, kan de ANIOS niet mee naar de HAP zoals een aios dat wel kan. Misschien dat daar in de toekomst verandering in komt, omdat op enkele huisartsenposten in Nederland al meerdere ANIOS-en aan het werk zijn, zoals in Uden.

1 e uitgave 2019 Ervaring tot nu toe als ANIOS-huisartsgeneeskunde: Sinds ik werk als ANIOS, heb ik veel ervaring opgedaan en richt ik mij vooral op de kleine kwalen binnen de huisartsgeneeskunde. Ik heb een duidelijke groei laten zien. Hierdoor ben ik in staat veel van de kleine kwalen zelfstandig af te handelen. Hoe regel je een ANIOS? Wij hebben het geluk gehad dat wij een goede kandidaat hadden die we zelf hebben gevraagd. In het voortraject heb ik wel gesproken met Joost Dormans van de huisartsopleiding Maastricht, met het voorstel om de huisartsopleiding een soort loket te laten fungeren tussen geïnteresseerde ANIOS en geïnteresseerde praktijken. Dat is nog niet geformaliseerd maar informeel werkt het wel. Daarnaast kan je ook een vacature uitschrijven, wat tegenwoordig via social media snel verspreid, vooral als je daarbij gebruik maakt van aios of coassistenten in je praktijk. Wat is de meerwaarde voor de praktijk? Doordat Mathijs vier dagen in de praktijk werkt, hebben wij meer tijd om andere zaken op te pakken. Daarnaast is het altijd fijn om jonge enthousiaste collega’s te hebben, die met hun frisse blik soms hele verrassende wendingen aan een lastige casus kunnen geven. De patiënten zijn blij met een vast gezicht, en accepteren Mathijs als arts. Al met al creëert het rust, omdat je met je vaste artsenteam werkt, waarbij in vakantieperiodes nog maar zelden losse waarnemingen geregeld hoeven worden. Wat is de meerwaarde voor de ANIOShuisartsgeneeskunde? Het heeft mij de mogelijkheid gegeven om binnen de huisartsgeneeskunde te blijven werken zodat ik me verder kon ontwikkelen voor ik begin aan de huisartsopleiding. Verder kan het een meerwaarde zijn voor basisartsen die twijfelen over de keuze voor een bepaald specialisme. Ik merkte tijdens mijn coschappen, dat veel studenten het coschap huisartsgeneeskunde erg leuk vonden, maar in die periode te weinig konden zien van het vakgebied om te solliciteren voor de opleiding huisartsgeneeskunde. Bij andere vervolgspecialismen is de ANIOS-functie vanzelfsprekend en is het de start om te solliciteren voor een opleidingsplek. Het is voor geneeskunde studenten die twijfelen, een logische keuze om een tijdje als ANIOS te gaan werken binnen een specialisme waarover ze nadenken, waarbij ze vaak blijven ‘plakken’. Tot voor kort kon dit nog niet binnen de huisartsgeneeskunde, nu wel. standpunt huisartsopleiding Maastricht over de Anioshuisartsgeneeskunde “Als huisartsopleiding zien we het aniosschap als een goede manier om potentiële AIOS-huisartsgeneeskunde nader kennis te laten maken met het vak (de huisarts in zijn voorbeeldrol) en de werkdruk van huisartsen te verlichten waar mogelijk en mag. Voor de ‘zoekende’ anios is het een opstap naar een medische vervolgopleiding. De anios is geen huisarts en zal dus onder supervisie werken. In het ziekenhuis vinden we de anios heel gewoon, maar in de huisartspraktijk niet. Het is interessant om te verkennen of de anios een plek kan verwerven in de huisartsgeneeskunde.” Foto? 7 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Komt er een volgende ANIOS? Alle artsen binnen MCWK zijn erg blij met de ANIOS in de huisartsenpraktijk. Wij hebben er veel aan en ik denk de ANIOS ook. Mathijs is enorm gegroeid in zijn rol als arts. Hij heeft heel veel zelfstandigheid gekregen en heeft een empathische houding naar patiënten toe die heel prettig is. Ik hoop hem over enkele jaren als collega huisarts te mogen begroeten. In het tijdperk waarbij de drukte in de praktijk toeneemt, is de ANIOS een mogelijke invulling binnen de dagelijks praktijk, waarbij er ruimte en tijd wordt gecreëerd voor een passend tarief. Wel denk ik dat het verstandig is om een ANIOS aan te nemen voor minimaal een jaar en maximaal twee jaar. Korter dan 9 maanden lijkt niet wenselijk, omdat de tijdsinvestering in het begin te weinig oplevert. Mathijs heeft gesolliciteerd voor de huisartsenopleiding en wij zijn ervan overtuigd dat hij een goede kans maakt om door de sollicitatie heen te komen. Mocht dat zo zijn, dan zoeken wij voor september 2019 een nieuwe ANIOS, want we willen er graag mee doorgaan. Heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen via d.lenders@ezorg.nl of m.peeters@ezorg.nl ANIOS huisartsgeneeskunde in Landgraaf Al doende leert men DOOR STEFAN VAN DER EERDEN, HUISARTS IN LANDGRAAF EN VICO LEETERS, ANIOS Aanleiding Afgelopen jaar spraken Joost Dormans van de huisartsopleiding Maastricht en huisarts Stefan van der Eerden van MC Putstraat uit Landgraaf elkaar over een dreigend tekort aan huisartsen (in opleiding). Het leek erop, dat veel ANIOS-sen in het ziekenhuis blijven ‘hangen’ en niet meer terugstromen naar de eerstelijn. Zo ontstond het idee om een ANIOS-Huisartsgeneeskunde in het leven te roepen en in dienst te nemen, met als doel basisartsen enthousiast te maken voor het huisartsenvak en de huisartsopleiding. Op dat moment was semiarts en inmiddels basisarts Vico Leeters werkzaam in de praktijk. Hij wil de huisartsopleiding gaan volgen en was direct geïnteresseerd in deze nieuwe functie. De ANIOS (Vico) “Vanaf april 2018 werk ik als ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist) bij huisartsenpraktijk Medisch Centrum Putstraat in Landgraaf. Deze nieuwe en innovatieve functie is zeer geschikt voor basisartsen die de ambitie hebben om huisarts te worden. Als coassistent maak je kennis met de huisartsenpraktijk, maar echt meedraaien in de praktijk is heel anders. Het geeft je de kans om van dichtbij te ervaren hoe het is om te werken in een huisartsenpraktijk met een hecht team wat op één lijn staat om de best mogelijke patiëntenzorg te leveren. Daarnaast zorgt de langere periode van een jaar ervoor, dat je veel meer inzicht krijgt in wat er 8 allemaal speelt binnen een huisartsenpraktijk en wat er bij het huisartsenvak komt kijken. In het begin heb ik samen met de huisartsen en praktijkmanager Judith Steuns moeten zoeken naar de juiste invulling voor deze nieuwe functie. De insteek van de functie was aanvankelijk om een soort ‘vliegende kiep’ te zijn en flexibel ingezet te worden op actuele zorgvragen. Bijvoorbeeld een patiënt met pijn op de borst, iemand met een snijwond, maar ook een ongeruste longpatiënt die laagdrempelig ‘naar zijn longen wilt laten luisteren’. Voor mij veel uitdaging en variatie en voor de huisartsen minder

1 e uitgave 2019 patiënten tussen het spreekuur door. Ik kan de patiënt in alle rust te woord staan en onderzoeken en daarna is er tijd om met de huisarts te overleggen en na te bespreken. Het bleek geen dagvullende taak om mij als ANIOS zo in te zetten. Al doende ontstond het idee om ook een regulier spreekuur te creëren, waarbij ik relatief eenvoudige problematiek ging zien op mijn spreekuur. Ook zou ik beschikbaar zijn voor algemene vragen van assistentes en kreeg ik enkele administratieve taken. Daarnaast was er nog voldoende tijd en ruimte voor mijn eigen interesses, bijvoorbeeld meedoen met de geplande kleine chirurgische ingreepjes en intra-articulaire injecties zetten. Een breed takenpakket maakt deze functie interessant. Als coassistent ben je vooral medisch inhoudelijk bezig en met het ontwikkelen van diagnostische vaardigheden. Als ANIOS heb je meer taken die een huisarts ook heeft en zo groei je meer in je rol als dokter onder gesuperviseerde zelfstandigheid.” De huisarts (Stefan) “Door de ANIOS een “vliegende kiep” te laten zijn in de huisartsenpraktijk is het mogelijk om het vak van huisarts in de volle breedte te leren kennen. Door supervisie van de huisarts is er extra aandacht voor het breder diagnostisch denken. Wat is de vraag van de patiënt? Wat heeft de patiënt nodig? Is het alleen somatisch? De Universiteit Maastricht steunt deze vorm van werken.” De ANIOS “Een juiste verdeling vinden was een proces van geregeld overleg en aanpassen. Na enkele weken hadden we een goede balans tussen het aantal plekken voor reguliere consulten en spoedplekken. De assistentes zijn geïnstrueerd wat bij mij gepland mocht worden. Enkele voorbeelden: hoestklachten, keelklachten, diarree, kleine trauma’s, kinderen met koorts, buikpijn, pijn op de borst en hechtwonden. Vooral in het begin had ik veel supervisie en overleg nodig om mijn consulten af te handelen. Hier was gelukkig altijd genoeg ruimte en tijd voor. Door veel patiënten te zien en veel zelf te doen, heb ik mijn kennis en vaardigheden op het gebied van de huisartsgeneeskunde verder kunnen ontwikkelen. Na verloop van tijd kon ik op regelmatige basis consulten zelfstandig afhandelen. Nu mijn laatste maand is aangebroken, kijk ik terug op een zeer leerzame tijd, hoe het is om samen te werken met een hecht team met laagdrempelige communicatie met respect over en weer. Na deze ervaring wil ik dan ook vol enthousiasme en motivatie opgeleid worden tot huisarts zodat ik later hopelijk zelf ook als praktijkhouder dit mooie vak mag en kan uitoefenen”. De huisarts “De ANIOS is in dienst van de huisartsenpraktijk. Voorafgaand aan het in dienst nemen van een ANIOS hebben wij contact gehad met de VvAA. Zij hebben advies gegeven over de benodigde verzekeringen en de inschaling in het CAO Huisartsenzorg. Voor de praktijk is het ten aanzien van de werkgeverskosten en verzekering voor 9 tweederde kostendekkend. Het overige wordt gezien als een investering voor het vak en de opleiding, we maken basisartsen enthousiast voor het vak. Nu het jaar van Vico bijna afloopt, zijn wij weer op zoek naar een nieuwe ANIOSHuisartsgeneeskunde!” op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Monique Wijers Gedragswetenschapper Huisartsopleiding Helène Dassen Huisartsbegeleider jaar 1 Vanaf 1 maart 2019 ben ik werkzaam als docent aan de huisartsopleiding in Maastricht. Ik volg Cecile Henquet op als maatje van Gerrie Waagenaar en verzorg onderwijs in het derde jaar. Met een nostalgisch gevoel fietste ik de afgelopen weken richting het P. Debyeplein 1. Dit is namelijk het gebouw waar ik als kersverse student in 1985 startte met mijn opleiding Gezondheidswetenschappen aan de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Inmiddels ben ik klinisch psycholoog en psychotherapeut. Ik ben sinds 1993 werkzaam geweest binnen verschillende GGZ-instellingen in de regio Zuid-Limburg. Steeds in de specialistische GGZ vanuit het referentiekader cognitieve gedragstherapie en schematherapie. Vanaf 2017 werk ik met een aantal collega’s vrijgevestigd onder de noemer Perspectief Psychotherapie Maastricht. Trauma-gerelateerde problematiek heeft door de jaren steeds mijn speciale aandacht gehad. Ik deel mijn kennis, kunde en passie voor het vak graag. Daarom verzorg ik bij verschillende opleidingsinstellingen (na)scholing aan professionals, ben ik supervisor en leertherapeut. Ik woon samen met mijn partner Rob in Maastricht. Samen proberen we onze pubers Sam (16) en Ava (14) een beetje in het gareel te houden. We maken met ons gezin graag verre, avontuurlijke reizen. Vooral Tibet en Afrika hebben mijn hart gestolen. Tijdens de stafdag in Maastricht heb ik me warm ontvangen gevoeld, al veel nieuwe collega’s ontmoet en oude bekenden teruggezien. Dat smaakt naar meer! 10 Mijn naam is Helène Dassen en in februari ben ik gestart als huisartsbegeleider voor de regio noord, jaar 1. Ik ben in de luxepositie dat ik het komende half jaar mag meedraaien in de groep van Marieke Strijker en Marjolein Oerlemans, met het vooruitzicht dat ik in september met een eigen groep start. In 2003 ben ik gestart met de opleiding psychologie in Utrecht, nadat ik was uitgeloot voor geneeskunde. Het jaar daarna kon ik gelukkig toch starten met de geneeskunde opleiding in Rotterdam. Daar heb ik met veel plezier acht jaar gewoond, gestudeerd en gewerkt. Vervolgens volgde ik de huisartsopleiding in Amsterdam aan het AMC-UvA en rondde deze in juni 2016 af. Hoe ben ik in Eindhoven beland? Daar is alles begonnen: ik woonde tot mijn 18e in deze stad en ik ben weg gegaan met de gedachte hier niet meer terug te keren. Echter, de liefde (Jan-Willem) en het gemis van Brabant heeft me toch teruggebracht. Een half jaar geleden ben ik bevallen van Julian, een heerlijk actief kereltje, die mijn vrije tijd goed opslokt. Daarnaast besteed ik mijn tijd aan familie, vrienden die her en der in het land wonen en zoveel mogelijk buiten zijn. Het sporten is nu op een lager pitje gekomen, maar ik ga weer vol goede moed starten aan de bootcamp.

1 e uitgave 2019 Ik ben opgeleid als psychotherapeut, als zodanig momenteel werkzaam bij Co-eur (een specialistische GGZ-instelling voor mensen met eetstoornissen) en ik zie het als een mooie uitdaging om nu ook op een andere manier met mijn vak bezig te mogen zijn. Esther Maes Gedragswetenschapper Huisartsopleiding Mijn naam is Esther Maes en ik ben sinds februari gestart als gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding, een voor mij nieuwe functie waar ik heel veel zin in heb! Ik vind mijn werk belangrijk en haal daar veel energie uit. Daarnaast vergeet ik niet te genieten van al het moois dat het leven verder te bieden heeft. Ik hou ervan om sportief bezig te zijn, doe aan hardlopen en moderne dans en ben altijd te enthousiasmeren om samen een sportieve uitdaging aan te gaan. Reizen, nieuwe restaurantjes uit proberen, lezen, borrelen met vrienden zijn dingen die ik leuk vind om te doen. Ik doe dat niet alleen, ik ben getrouwd en samen hebben we 2 kleine, vrolijke mannetjes van 3 en 5 jaar oud. Ik kijk uit naar een leuke, mooie en leerzame nieuwe uitdaging bij HAG! Huisarts & huisdier Een eigenwijs stukje dynamiet!! DOOR INGEBORGH HOLDORP, HUISARTS IN PEY-ECHT Dit is Mardi van de Kribbelkamp, geboren op een dinsdag in juni 2016. Verloren was ik bij mijn bezoek aan het nestje van vier kleine Epagneuls Breton. Dit ras heeft vier kleuren: Oranje-wit (meest voorkomend), Citron-wit, Maron-wit (chocoladebruin) en Zwart-wit. Vaak ook met kleine vlekjes ofwel schimmelplaten. Ze zijn afkomstig uit Frankrijk, uit het hart van Bretagne. Een jachthond met een korte of zelfs ontbrekende staart. Mardi is een Maron met bruine schimmelplaten. Uiterlijk valt de energie, de dynamiek en de intelligente uitstraling op. Het lichaam is iets gedrongen (cob), lijkt door haar kleur op een kleine Munsterlander of Heidewachtel, is krachtig en atletisch. Het is een kleine staande jachthond met een voortreffelijke neus. Het is een hond voor de jager. Hij wijst de jager met zijn neus het wild aan en staat stokstijf voor. Mardi heeft een pittig temperament, maar is ook zachtaardig en betrouwbaar. Het zijn gezonde honden die weinig verzorging nodig hebben. Mardi leeft bij ons buiten, zij heeft een buitenverblijf. We hebben een grote tuin grenzend aan het bos waar ze veel bewegingsvrijheid heeft. Met Mardi loop ik gemakkelijk 5 tot 10 km op een dag, dat heeft ze nodig om stoom af te blazen, om haar energie goed kwijt te kunnen. Ook heerlijk voor de baas om in de natuur het hoofd leeg te maken en daarna met nieuwe energie verder te gaan. Het is een hond met een stevig karakter. Slaagt de opvoeding, dan gaat ze voor je door het vuur. Dat laatste is wel een dingetje… Mardi is erg eigenwijs. Ze is momenteel weer op cursus. Gaat ze achter haar neus aan in het veld, dan kan ze me erg op de proef stellen…. 11 op één lijn 63

op één lijn 63 S 1 e uitgave 2019 A Bruikbare wetenschap Betere diagnostiek en goed onderzoek DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR AAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE B In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Multimorbiditeit over de tijd Met alle berichten en aandacht voor kwetsbare ouderen vergeten we wel eens dat er ook fitte 80-plussers vrolijk op het spreekuur komen vertellen dat ze een cruise in Alaska gaan maken. ‘Nu kan het nog dokter...’ Ik vraag me dan af wat ze gaan doen als ze 90 zijn. Maar ondertussen verzamelt de alsmaar ouder wordende patiënt ook wel een breed pallet aan aandoeningen. Marjan van den Akker, dit jaar hoogleraar geworden in Frankfurt, keek met haar Vlaamse team naar de prevalentie van multimorbiditeit en polyfarmacie tussen 2000 en 2015 in een database met ca. 160.000 personen per jaar. In 2015 had 23% van de populatie multimorbiditeit (2 of meer chronische aandoeningen) en 20% had polyfarmacie (5 of meer verschillende geneesmiddelen in een jaar). In de loop van 15 jaar stegen het percentage patiënten met multimorbiditeit en polyfarmacie, voor beide geslachten en in alle leeftijdsgroepen. Vanzelfsprekend waren de percentages het hoogste in de oudste patiënten (>60% met multimorbiditeit in de 75-plussers), toch was de meeste stijging te zien in de groep patiënten jonger dan 50 jaar. Dat kan volgens de auteurs vele oorzaken hebben, die we allen zullen herkennen. Betere diagnostiek, maar toch ook wel waarschijnlijk betere codering in de HISsen van chronische aandoeningen. Daarmee kan de stijging dus ook verklaard worden door ander klikgedrag van dokters, onder andere aangejaagd door de chronische zorgprogramma’s van het laatste decennium. In toekomstige analyses zou ik uitkijken naar een uitsplitsing van de verschillende morbiditeiten, aangezien de ziektelast en complexiteit van verschillende chronische aandoeningen sterk kan wisselen. Presbyacusis heeft een andere impact op een geplande rondvaart op de Rijn (of in Alaska) dan decompensatio cordis. Gezamenlijke besluitvorming bij borstkanker Samen beslissen, en de term shared decision making, staat in de volle aandacht. Dusdanig dat je soms kunt afvragen of iedereen de term goed begrijpt. Een aios in de praktijk schreef bij elke P-regel de afkorting SDM als teken dat het door de dokter gemaakte plan was besproken met de 12 patiënt. Samen beslissen behelst toch echt iets meer. Trudy van der Weijden en promovendus Wilma Savelberg keken in borstkankerteams in het ziekenhuis hoe samen beslissen tot stand komt. Juist bij deze aandoening is het werkveld al relatief ver in de uitvoering van samen beslissen inclusief het gebruik van keuzehulpen. In een kwalitatieve analyse interviewden ze 9 chirurgen, 11 nurse-practitioners en 7 verpleegkundigen. De deelnemers onderkenden allen dat shared decision making een teaminspanning vereist. Toch werden de accenten verschillend ervaren. Chirurgen keken toch wat meer naar de verpleegkundigen als het ging om het doorspreken van opties en gebruik van de beslishulp. Daarnaast waren er ook wel deelnemers die het gevoel hadden dat het (medische) MDO de beste behandeling voorstelde. Het meenemen van de voorkeuren van de patiënt kon leiden tot inferieure behandeling, of juist tot verwarring bij patiënten. Het artikel is het lezen waard. Juist omdat borstkankerteams worden gezien als ‘early adopters’ van shared decision making. Je leest dat het hele proces van samen beslissen soms volledig wordt omarmd en als team wordt uitgevoerd, maar er blijft ook wel misconceptie, paternalisme, en scepsis onder de deelnemers en teamleden. Reden te meer waarom samen beslissen nog meer aandacht mag blijven krijgen en het is goed om te merken dat artsen in spe het nu in de opleiding tegenkomen. Sepsis – vertraging geeft ongelukken Een myocardinfarct te laat herkennen is de schrik van elke dokter. Hoe ernstiger het beeld, hoe minder graag we het willen missen. Sepsis heeft een duizelingwekkende mortaliteit, en hoe later adequate behandeling wordt ingesteld, hoe slechter de overlevingskans. Patiënten met sepsis gaan vaak nog langs een aantal afdelingen – van SEH naar IC en soms naar de afdeling – en overlijden vaak niet direct. Daardoor zien we onvoldoende het vroegtijdig herkennen van de ernstige infectie niet zo keihard terug als het missen van een myocardinfarct. Het blijft echter net zo’n lastige materie. Gideon Latten, B S C R W R U N T I D A K M A S E R E T E E E T N E G N S R C H I A H P U A T S E H K I U

SEH-arts in Zuyderland, hoopt op het onderwerp te promoveren. In een van zijn deelstudies bestudeerde hij de medische dossiers van 440 patiënten met ernstige infecties, en hij keek met name ook naar de prehospitale fase. Van deze groep patiënten had 41% al voor de dag van verwijzing contact met de huisarts gehad, blijkend uit het feit dat 23% al antibiotica gebruikte. De mediane duur van symptomen was maar kort (3 dagen). Van de 440 patiënten had 5% een ‘adverse event’, dat wil zeggen overlijden of een IC-opname. Deze kleine groep was minder vaak via de huisarts op de SEH terecht gekomen (vaak via 112 melding) en had wel hogere sepsis scores bij binnenkomst (qSOFA en SOFA scores). De prehospitale fase biedt veel kansen voor vroegtijdige herkenning van sepsis. Maar hoe dan? Dat blijft lastig en hopelijk bieden aankomende studies nog nadere handvatten daarvoor. De ademhalingsfrequentie tellen én vastleggen lijkt al een belangrijke. En als je aan een sepsis denkt, meldt dat dat zeker bij aanmelding op SEH en meldkamer. Daarmee krijgt de patiënt snelle en gepaste behandeling in de spoedketen. Noem je alleen maar algemene malaise of iets dergelijks, dan kan het zijn dat de patiënt kostbare tijd verliest in de wachtkamer of op de gang van de SEH. De broodnodige bruikbare wetenschap van de toekomst “Het meeste wetenschappelijke onderzoek kan zo in de prullenbak in”, wordt weleens door vooraanstaande wetenschappers beweerd. Ik ben minder sceptisch, maar goed onderzoek begint wel met de goede vragen stellen. Voor ons vak is de Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde het afgelopen jaar ontwikkeld. Die agenda moet inspiratie bieden aan onderzoekers, financiers, beleidsmakers en patiëntenorganisaties voor toekomstig huisartsgeneeskundig onderzoek. In een uitvoerig proces werden de bestaande kennislacunes bij de NHG Standaarden aangevuld door bovenstaand genoemde partijen. De geprioriteerde onderwerpen vormen een uitermate waardevolle lijst met bijna 800 items. En dat zijn nu net de vragen waarop we het antwoord in de spreekkamer nog niet weten. Het team wist de ontwikkeling ook internationaal te publiceren, maar de kennisvragen zijn ook online gewoon te raadplegen. Gebruik de QR-code om de PDF te openen. Referenties • Trends in multimorbidity and polypharmacy in the FlemishBelgian population between 2000 and 2015. van den Akker M, Vaes B, Goderis G, Van Pottelbergh G, De Burghgraeve T, Henrard S. PLoS One. 2019 Feb 12;14(2):e0212046. doi: 10.1371/journal. pone.0212046. eCollection 2019. PMID: 30753214 • Characteristics of the prehospital phase of adult emergency department patients with an infection: A prospective pilot study. Latten GHP, Claassen L, Jonk M, Cals JWL, Muris JWM, Stassen PM. PLoS One. 2019 Feb 7;14(2):e0212181. doi: 10.1371/journal. pone.0212181. eCollection 2019. PMID: 30730990 • Does lack of deeper understanding of shared decision making explains the suboptimal performance on crucial parts of it? An example from breast cancer care. Savelberg W, Boersma LJ, Smidt M, Goossens MFJ, Hermanns R, van der Weijden T. Eur J Oncol Nurs. 2019 Feb;38:92-97. doi: 10.1016/j. ejon.2018.12.004. Epub 2018 Dec 15. PMID: 30717943 • Development of a research agenda for general practice based on knowledge gaps identified in Dutch guidelines and input from 48 stakeholders. Burgers JS, Wittenberg J, Keuken DG, Dekker F, Hohmann FP, Leereveld D, Ligthart SA, Mulder JA, Rutten G, van der Wouden JC, van Balen JAM, Knottnerus JA. Eur J Gen Pract. 2019 Jan;25(1):19-24. doi: 10.1080/13814788.2018.1532993. Epub 2018 Nov 26. PMID: 30474455 13 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Behandeling van overgevoelige maag Nortriptyline bij functionele dyspepsie DOOR BRAM BECKERS, ARTS-ONDERZOEKER MDL, MUMC+ Definitie Dyspeptische symptomen, waaronder pijn in de maagstreek en een opgeblazen gevoel, komen in de Westerse populatie vaak voor (incidentie tot 40%). Meestal betreft dit dyspeptische klachten zonder aanwijsbare oorzaak (70%) waarbij men spreekt van functionele dyspepsie. Aangezien er geen biomarkers bestaan, is de diagnose functionele dyspepsie gebaseerd op klinische criteria. Volgens de Rome lV criteria, de huidige standaard, is functionele dyspepsie gedefinieerd als “het hebben van een bezwaarlijk vol gevoel na de maaltijd, vroege verzadiging of pijn/branden in de maagstreek, zonder dat er bewijs is voor een organische aandoening.” Waarom onderzoek? Functionele dyspepsie komt vaak voor en brengt aanzienlijke zorgkosten en verlies aan arbeidsproductiviteit met zich mee. Helaas is er op dit moment geen duidelijk effectieve behandeling beschikbaar. Nieuwe behandelstrategieën zijn zeer wenselijk. Er zijn aanwijzingen dat laag gedoseerde tricyclische antidepressiva de klachten kunnen verminderen. Goed opgezet onderzoek om dit aan te tonen ontbreekt echter nog. Bovendien is er enige terughoudendheid om deze middelen te gebruiken gezien het label ‘antidepressiva’. Ook kunnen bezwaarlijke bijwerkíngen optreden. Wat is het doel van het onderzoek? Het doel is het onderzoeken van de effectiviteit van nortriptyline, een tricyclisch antidepressivum, bij functionele dyspepsie. Nortriptyline is een tweede generatie tricyclisch antidepressivum met minder anticholinerge bijwerkingen dan de eerste generatie middelen uit dezelfde klasse (zoals amitriptyline). Bovendien wordt nortriptyline via één enzymatische stap gemetaboliseerd. Hierdoor is de medicijnafbraak veel beter te voorspellen op basis van polymorfismen. Hiertoe zal vooraf aan de start van de behandeling een genotypering van het betrokken enzym verricht worden. Om hinderlijke bijwerkingen te verminderen en de effectiviteit te verbeteren, mogen alleen patiënten met een normale medicijnafbraak deelnemen. Samenwerking huisartsgeneeskunde Het project wordt gesteund door de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Mede daarom werden in januari 2019 de huisartsen in de regio Zuidoost Limburg reeds benaderd voor deelname aan het onderzoek. Maar er is meer nodig. Op dit moment doen zes ziekenhuizen uit heel Nederland mee aan het onderzoek. Omdat een groot deel van de beoogde patiëntenpopulatie vooral gezien wordt in de eerstelijn, is de hulp van u als huisartsen hard nodig. Meer informatie? Herkent u deze veelvoorkomende klacht? Ziet u het belang van een werkzame behandeling? Mail of bel ons dan voor meer informatie over het project, via Bram Beckers telefoonnummer 043-3881844 of per email via tender-intmed@maastrichtuniversity.nl. Oproep StopWijzer Stoppen met roken is succesvoller bij gebruik van gedragsmatige hulp, maar veel rokers maken er geen gebruik van. De nieuw ontwikkelde StopWijzer geeft inzicht in effectieve stopmethoden en waar deze te vinden zijn. In mei start de Universiteit Maastricht met een proef onder huisartsenpraktijken waarin ‘De StopWijzer’ wordt getest en zoekt nog deelnemers. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Daniëlle Zijlstra via stopwijzer@maastrichtuniversity.nl 14

1 e uitgave 2019 Registratie huisartspraktijken Het Registratienet nieuwe stijl DOOR HUIBERT TANGE, JOS BOESTEN EN ANNEMIEK NIJHOLT, REGISTRATIETEAM In 1988 werd het RegistatieNet Huisartsen (RNH) opgericht als infrastructuur voor huisartsgeneeskundig onderzoek aan de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Het RNH was niet de eerste een database met zorggegevens uit de eerste lijn, maar wel uniek in zijn soort. Het werd namelijk gebruikt voor zowel epidemiologisch onderzoek als patiëntgebonden onderzoek. In de loop der jaren heeft het RNH 282 publicaties en 52 promoties opgeleverd, vooral op het gebied van chronische gezondheidsproblemen in de eerste lijn. De database bevat op dit moment de gegevens van 166.000 patiënten, waarvan 80.000 nog steeds elke 3 maanden worden geactualiseerd. Ook op andere universiteiten zagen eerstelijns registratienetten het licht. Voor het RNH, nu meer dan 40 jaar oud, gold inmiddels de wet van de remmende voorsprong. Een goede reden voor vernieuwingen. Vorig jaar al werd de naam van het RNH veranderd in Research Network Family Medicine (RNFM). Veel veranderingen tegelijk De belangrijkste veranderingen hebben plaatsgevonden op het technische vlak. Sinds dit jaar maken we deel uit van de ‘Intercity-groep’. Dit is een samenwerkingsverband van eerstelijns registratienetten van vijf Nederlandse universiteiten. Binnen dit samenwerkingsverband wordt gezamenlijk onderhandeld met derde partijen. Het meest tastbare resultaat is dat we nu op een uniforme manier de gegevens uit de aangesloten EPD1’s kunnen halen. Dit bespaart ons bij toekomstige software-updates ervan veel ontwikkelwerk. Bovendien wordt nu de complete dataset van medische gegevens meegenomen, inclusief meetwaarden (lab, ketenzorg), waardoor het RNFM interessanter wordt voor onderzoekers. We moesten hiervoor de manier van data-opslag harmoniseren met die van de Intercity-groep. Zo kunnen we straks nog beter gegevens delen. De personele samenstelling van het RNFM-team is veranderd. Marjan van den Akker is hoogleraar in Frankfurt geworden. Haar rol is overgenomen door Huibert Tange. Ons team bestaat momenteel uit: hoogleraar en huisarts Jean Muris (voorzitter), onderzoeker Huibert Tange (coördinator onderzoek), huisarts Jos Boesten (coördinator data), huisarts Annemiek Nijholt (coördinator huisartsen) en Judith Janssen 1 Elektronisch Patiënten Dossier (secretariaat). De technische ondersteuning van het team blijft liggen bij het MEMIC, het facultaire centrum voor dataen informatiemanagement. Tegelijk met deze technische en organisatorische veranderingen werd ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming van kracht. Hierdoor moesten we ook allerlei procedures en overeenkomsten aanpassen. Dat kostte de nodige moeite. Huidige stand van zaken We zijn bijna toekomstbestendig. De MicroHIS-praktijken (vroeger een eis) zitten als eerste in de nieuwe database. De andere HIS-sen kunnen we nu ook bedienen. De meeste overeenkomsten zijn aangepast; aan enkele wordt nog gewerkt. Er staan zes onderzoeksgroepen klaar om met ons samen te werken. Verder zijn negen nieuwe huisartsenpraktijken bereid om zich aan te sluiten, onder andere de Plus-praktijken uit de regio Oostelijk Zuid-Limburg, zodat het totaal op 27 praktijken komt. In principe kan elke praktijk uit Zuid- en Midden-Limburg aansluiten, mits ze voldoen aan de kwaliteitseisen van de ADEPD-richtlijn. Blik naar de toekomst Wat kunnen we verwachten van het nieuwe RNFM? De uitgebreidere dataset biedt nieuwe mogelijkheden voor onderzoekers. Het RNFM wordt hierdoor interessant voor alle eerstelijnsonderzoek. Dus niet alleen voor studies naar chronische gezondheidsproblematiek, maar bijvoorbeeld ook voor onderzoek naar kinderen met koorts, point-of-care diagnostiek en andere klinisch relevante onderwerpen. Onze grote hoeveelheid data wordt interessant voor big data onderzoekers die met zelflerende algoritmen causale verbanden en risicoprofielen kunnen ontdekken, die we met traditionele onderzoeksmethoden over het hoofd zouden zien. Zeker als ze via het Intercity-verband de beschikking kunnen krijgen over landelijke patiëntenpopulaties. Maar zover zijn we nog niet, het zijn nog ideeën. De aangesloten huisartsen kunnen we in de toekomst beter van dienst zijn. Andere registratienetten leveren al langer spiegelinformatie aan huisartsenpraktijken. Het RNFM kan dat in de toekomst ook gaan doen. We voeren op dit moment oriënterende gesprekken met de Zuid-Limburgse huisartsenorganisaties om de behoefte hieraan te peilen. De band tussen de academie en de praktijk wordt zo verder verstevigd. We houden u op de hoogte. Website: www.rnfm.nl 15 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Geen hartfalen, maar wat dan wel? OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK-NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Simon is het jongste lid van de Witte Raven groep. Casus De nieuwe casus betreft patiënt A, een 58-jarige, sportieve man. Hij meldt zich bij zijn huisarts met recente klachten over hartkloppingen en dyspnoe d’effort. Volg de QR-code voor een beschrijving van de casus en twee röntgenfoto’s. Vorige casus De diagnose van de vorige casus is nefrotisch syndroom, met als doodsoorzaak een longembolie. Via de QR-code kunt u de trefwoorden en digitale zoektocht inzien. De prijs gaat dit keer naar Gusta van Zwieten (AIOTHO). Van harte gefeliciteerd! De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Yvonne van Leeuwen, Irene Soeters, Tonnie van Kessel, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. Zoektocht Er waren geen aanwijzingen voor hartfalen, cardiomyopathie of pulmonale hypertensie. Maar wat dan wel? Voor een adequate verklaring van de inmiddels sterk invaliderende klachten van deze patiënt zaten huisarts en specialisten acht jaar na de eerste presentatie op dood spoor. Het was de patiënt zelf die kwam met een verrassende suggestie na een zoektocht op internet. Antwoorden insturen naar: simonkleijkers@gchoensbroeknoord.nl Verloop van deze casus Leeftijd 58 Behandelaar HA 61 64 65 HA, CARD CARD Geen verbetering; dyspnoe verergert na inspanning, bij voorover bukken en na de maaltijd 66 LA CARD Toelichting bij de afkortingen: 16 HA = huisarts LA = longarts Klachten nemen geleidelijk toe. Inspanningstolerantie neemt af; toenemende vermoeidheid. Kan niet plat liggen bij slapen. CT-thorax en longen: normaal. Longfunctie: normaal Fietsergometrie: normaal Echo en cardio-CT: normaal. Coronair angio: normale kransslagaders; lichte aortaklepsclerose. Paroxysmale AVNRT en frequente VES; soms bigeminie. INT = internist CARD = cardioloog Voorgeschiedenis Leeftijd 10 18 32 47 HA, LA Behandelaar Klacht / symptomen Hoesten; dyspnoe; koorts Keuringsarts Afgekeurd voor militaire dienst INT INT Septisch beeld Buikpijn Bevindingen / symptomen Besnier-Boeck; lymfeklieren hilus Matige pectus excavatum Amoebenabces lever Ulcus duodeni Klacht / symptomen/ etc Bevindingen / symptomen Hartkloppingen; dyspnoe d’effort Stopt met werk wegens aanhoudende klachten Geleidelijke toename klachten; medicatie helpt niet Paroxysmale AVNRT 220/min R/ Sotalol; Verapamil X-thorax : geen afwijkingen Echo hart: geen afwijkingen. Inspanningstest: normaal, maar wel frequente VES. Thalliumscan: geen ischaemie Ablatie

op één lijn 63 Boekrecensie Wat is er met de dokter gebeurd? DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, HUISARTS N.P. Boek B. Van Engelen, GJ. van der Wilt, M. Levi: Wat is er met de dokter gebeurd? Ervaringen en bespiegelingen vanuit de medische arena. Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2018. Inleiding Soms waardeer je een boek omdat het verwoordt wat jij ook al dacht, soms omdat het nieuwe inzichten aandraagt. Dit boek doet beide. Vooral het begin komt bekend voor: de patiënt raakt verdwaald in ons moderne gezondheidszorgsysteem, de techniek woekert en ook de dokter raakt vermalen. Een zucht die vele huisartsen slaken. Wel fijn dat het goed bij elkaar is gezet. Maar hoe komen we eraf en eruit. Ook mensen ‘van buiten’ komen aan het woord: filosofen, kunstenaars, ondernemers. Dan wordt het spannend. To read or not to read Degenen die de rust of tijd niet hebben om dit boek te lezen: kijk door je oogharen naar de titel en bedenk dat het veelzeggend is, dat dit boek, nu, op deze plaats verschijnt. Dat er een rebelsheid uit spreekt (‘sta je op het punt om coassistent te worden, doe het niet!’) en een meerstemmig geluid dat het echt anders moet en kán. Nu! Degenen die de tijd en rust nemen om te lezen: ga er echt voor zitten. Het is geen bedlectuur. De grondslagen van de geneeskunde, inclusief de wetenschapsfilosofie, komen aan de orde, maar dan in herkenbare schetsen. Zowel het perspectief van de patiënt, als van de arts, het ziekenhuis als de maatschappij, worden belicht. Het boek helpt je richting kiezen. Accepteren van imperfectie Over artsen valt het nodige te zeggen: we hebben een (te) hoog streefniveau, we willen pleasen en we houden onze grenzen slecht in de gaten. Eén auteur, piloot, houdt arts en patiënt voor: het vliegtuig is altijd een beetje kapot, het gaat erom of het TE kapot is voor een veilige vlucht. Gezondheidzorginstituties hebben de afslag genomen naar het efficiëntie-denken en die weg blijkt dood te lopen (“teveel tellen, te weinig vertellen”). We zijn ergens uitgekomen waar we niet willen wezen. Waarheen nu? Niemand van de schrijvers pretendeert hét antwoord te kennen, maar samen komen ze tot een concept waar wij chocola van kunnen maken. Weer door mijn oogharen kijkend zie ik als Leitmotiv wat de eindredacteuren ook in hun slotwoord benadrukken: accepteren van imperfectie, - in patiënt, lichaam en arts - en jongleren daarmee, als een zwerm spreeuwen creatief maar gecoördineerd koers kiezend. Als ik een punt van kritiek mag noemen: er staan niet veel praktijkvoorbeelden in. Maar de geboeide lezer kan ze er moeiteloos bij bedenken. Oratie Prof. Dr. Jochen W.L. Cals Op 6 juni is huisartsonderzoeker Jochen Cals (1980) benoemd tot hoogleraar 'Effectieve Diagnostiek in de Huisartsgeneeskunde'. Cals promoveerde in 2009 cum laude op onderzoek naar infectieziekten en het gebruik van de CRP-sneltest. Hij is en blijft huisarts in Sittard, de bakermat voor zijn Bruikbare Wetenschap. Wanneer Vrijdag 28 juni 2019 om 16:30uur Waar Aula Universiteit Maastricht Minderbroedersberg 4-6, Maastricht 17

1 e uitgave 2019 2014 WESP-student Puck Nagtzaam Sociale omgeving en sociale steun bij succesvol stoppen met roken BEGELEIDERS: ONNO VAN SCHAYCK EN FLOOR VAN DEN BRAND Vraagstelling Er is weinig bekend over de rol van de sociale omgeving in het stoppen-met-roken-proces. Ook wordt weinig aandacht besteed aan sociale steun. Ik onderzocht wat de invloed was van beide fenomenen op succesvol stoppen met roken. Tevens keek ik of partners van gestopte rokers zelf ook stopten met roken. Studiedesign We gebruikten de ingevulde vragenlijsten van de zogeheten CATCH-studie. Deze zijn ingevuld door 587 rokende werknemers in Nederland. Zij kregen een stoppen-metroken training met een 12-maanden follow-up. Primaire uitkomstmaat was continue abstinentie gemeten met een CO-monitor. Primair resultaat en conclusie Het hebben van rokers in de omgeving bleek negatief geassocieerd met lange-termijn-abstinentie. Steun van collega’s kan wél stoppogingen effectiever maken. Steun van partners was positief voor de korte-termijn-abstinentie. Succesvol-gestopte deelnemers hadden meer abstinente partners (73,2%) dan niet succesvol-gestopten (43,7%). Het is wenselijk om de sociale omgeving, waaronder partners, meer te betrekken bij stoppogingen. WESP-student Floor Minkels Competentieontwikkeling van een AIOS BEGELEIDERS: ANGELIQUE TIMMERMAN EN LAURY DE JONGE Vraagstelling Observeren is een manier om de competentieontwikkeling van een AIOS te monitoren in het leveren van patiëntenzorg. Om aanbevelingen te kunnen formuleren voor een optimale inzet hiervan, hebben wij onderzocht hoe een AIOS en opleider de rol van observeren op de werkplek afstemmen en dit vertalen naar de dagelijkse praktijk. Studiedesign Kwalitatieve studie via een Grounded Theory Approach. Hiervoor hebben we vijf AIOS-opleider koppels van de 18 huisartsopleiding Maastricht geïnterviewd, eerst individueel en daarna samen, waarna deze data zijn geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie De rol van het observeren in de opleidingspraktijk wordt vooral afgestemd tussen AIOS en opleider, waardoor de inzet van observaties niet optimaal is. Geadviseerd wordt om de rol van het observeren herhaaldelijk te bespreken tussen AIOS en opleider en observaties structureel in te plannen in de opleidingspraktijk. op één lijn 63

1 e uitgave 2019 WESP-student Roy Snellings Mening van huisartsen ten aanzien van influenzavaccinatie BEGELEIDERS: RUUD VERHEES & GEERT-JAN DINANT Vraagstelling De influenza-epidemie is een regelmatig terugkerend fenomeen. Net als influenza lijkt ook telkens de discussie over het nut van de griepvaccinatie terug te keren. We onderzochten de meningen en opvattingen van huisartsen ten aanzien van een aantal aspecten van griepvaccinatie. Specifiek: het eigen vaccinatiegedrag, de verplichtstelling van influenzavaccinatie onder zorgverleners, effectiviteit van influenzavaccinatie, een nieuwe trial hiernaar, de ernst van influenza onder ouderen en de leeftijdsgrens als indicatie. Studiedesign We deden digitaal vragenlijstonderzoek. De enquête werd via het netwerk van de vakgroep huisartsgeneeskunde per mail verspreid onder huisartsen in de regio’s Zuid-Nederland, Groningen en Amsterdam. Primair resultaat en conclusie De respons was 35%, dat waren 550 complete vragenlijsten in totaal. De antwoorden op de vragen bleken niet significant te verschillen tussen de regio’s. Een meerderheid van de huisartsen is zelf gevaccineerd tegen influenza, voornamelijk om het virus niet op (risico-)patiënten over te dragen. Er blijft nog veel twijfel bestaan over de effectiviteit van het vaccin. Een meerderheid vindt een nieuwe trial hiernaar wenselijk. WESP-student: Sanne van de Moosdijk Het diagnostische proces van atriumfibrilleren (AF) BEGELEIDERS: NICOLE VERBIEST, JELLE STOFFERS Vraagstelling Gezien de vergrijzende populatie zullen huisartsen steeds meer betrokken raken bij de detectie van atriumfibrilleren (AF). Vroege detectie is belangrijk vanwege adequate antitrombotische behandeling ter preventie van beroertes. We beschreven daarom de diagnostische route (waar, hoe en door wie) waarlangs nieuw AF wordt gediagnosticeerd in Nederland. Studiedesign In deze cross-sectionele studie gebruikten we data van patiënten ≥65 jaar, zonder gediagnostiseerd AF, verkregen uit huisartsinformatiesystemen van 49 Nederlandse huisartsenpraktijken verspreid door Nederland. Primair resultaat en conclusie Deze studie benadrukt het multidisciplinaire karakter van het diagnostische proces van AF. Zowel de huisartsen, cardiologen als specialisten (met name SEH-artsen, internisten, neurologen) spelen een belangrijke rol in het vermoeden op en het diagnosticeren van AF. Bij tweederde van de patiënten, werd de diagnose van AF bevestigd door de huisarts of cardioloog. Interdisciplinaire samenwerking is daarom van groot belang. 19 op één lijn 63

1 e uitgave 2019 2014 WESP-student Remco van Ginkel Gezonde Basisschool van de Toekomst BEGELEIDERS: ONNO VAN SCHAYCK & MAARTJE WILLEBOORDSE Vraagstelling Hoe gaan kinderen en hun ouders om met het gezondheidsgedrag (inclusief voeding en lichaamsbeweging) in de thuissituatie sinds ze deelnemen aan De Gezonde Basisschool van de Toekomst (GBvdT)? En hoe verklaren we dat? Studiedesign We deden kwalitatief onderzoek via de zogeheten Grounded Theory Approach, een pragmatische benadering gecombineerd met wetenschappelijke analyses om zo tot een realistische verklaring te komen. De ouders van de twee GBvdT werden hiervoor geïnterviewd op semigestructureerde wijze. Als WESP hield ik vijf interviews in november en december 2018. Primair resultaat en conclusie Kinderen en hun ouders zijn op verschillende manieren bezig met het gezondheidsgedrag in de thuissituatie door de GBvdT. De meeste veranderingen zijn terug te zien in voeding en deels in beweging. Zo proeven kinderen eerder nieuwe producten en helpen ze vaker met koken. Ouders bieden eerder gezonde snacks aan en ze willen een rolmodel zijn voor hun kinderen. Om een nog completer beeld te krijgen en goede conclusies te kunnen trekken, zou de onderzoeksgroep nog veel meer interviews moeten houden. WESP-student Anne Winkens Reproduceerbaarheid van urinesticks en de Uriscreen BEGELEIDER: GEERT-JAN DINANT Vraagstelling De diagnostiek van urineweginfecties gebeurt in de eerste lijn vooral met een urinestick. Deze test is echter niet op elk vlak optimaal. Mogelijk biedt de Uriscreen, een onbekendere test, een oplossing. Dit leidde tot de vraag: wat is de reproduceerbaarheid van de urinestick? Hoe verhoudt deze zich met de Uriscreen? Studiedesign In een betrouwbaarheidsonderzoek binnen drie praktijken in Maastricht zijn 52 urinemonsters door praktijkassistenten onderzocht op erytrocyten, nitriet en leukocyten. Resultaten 20 werden vergeleken met een fotospectrometer. Tevens werden Uriscreen resultaten vergeleken. Primair resultaat en conclusie Gemiddeld was de reproduceerbaarheid voor de Uriscreen en nitriet (urinestick) uitstekend (kappa >0.8). De Uriscreen scoorde zeer hoog (kappa 0.92-1). De reproduceerbaarheid van de resultaten voor leukocyten en erythrocyten was matig (kappa 0.40-0.59) tot gemiddeld (kappa 0.60-0.79). De Uriscreen is voor de diagnostiek van urineweginfecties mogelijk een nuttige toevoeging. op één lijn 63

1 e uitgave 2019 WESP-student Karlijn Costongs De behandeling van nieuw gediagnosticeerd atriumfibrilleren in de Nederlandse huisartsenpraktijk BEGELEIDER: JELLE STOFFERS Vraagstelling Adequate antistolling bij patiënten met atriumfibrilleren verlaagt het risico op een CVA met 60%. Een juiste behandeling van deze patiëntengroep is dus van groot belang. Wij hebben onderzocht hoe huisartsen nieuw gediagnosticeerd atriumfibrilleren behandelen en in welke mate zij de NHG-standaard volgen bij het voorschrijven van antitrombotica en het verwijzen naar de cardioloog. Studiedesign We hebben een cross-sectionele cohortstudie (als deelstudie van de D2AF-studie) uitgevoerd. De data hebben we verzameld uit de huisartsinformatiesystemen van 96 huisartspraktijken verspreid over Nederland. Primair resultaat en conclusie Nederlandse huisartsen behandelen wat betreft antitrombotische therapie de meerderheid van de patiënten volgens de NHG-standaard. Dit onderzoek benadrukt het belang van (lokale) werkafspraken tussen huisartsen en cardiologen, aangezien de cardioloog bij bijna de helft van de patiënten die gediagnosticeerd zijn door de huisarts, betrokken was bij het voorschrijven van antitrombotica. Chlamydia diagnostiek - wie doet wat en waarom? Chlamydia diagnostiek is in ontwikkeling. We horen graag hoe u het aanpakt in de praktijk. Samen met SOAIDS Nederland, GGD Zuid-Limburg en de vakgroep huisartsgeneeskunde MUMC+, is er een korte vragenlijst opgesteld om de (anorectale) chlamydia diagnostiek, zoals die op dit moment binnen de huisartsenpraktijk wordt toegepast, in kaart te brengen. Binnenkort ontvangen huisartsen in onze regio een e-mail om de vragenlijst in te vullen. Wie niet kan wachten: de link staat al op HaWeb. 21 Vragen? Mail dan zeker naar soa-hag@maastrichtuniversity.nl Sygriet Rinsma, WESP-onderzoeker Jochen Cals, huisarts en hoogleraar Huisartsgeneeskunde Maastricht op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer Niet alleen bij leken is ons specialisme onbekend DOOR NOORTJE FICKEN, ARTS IN OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE In 2016 studeerde ik af voor geneeskunde aan de Universiteit Maastricht. Kennissen die ik sprak, feliciteerden mij en vroegen meer dan eens “dus dan ben je nu huisarts?”. Ik antwoorde dan ontkennend en zei dat ik verder wilde studeren voor specialist ouderengeneeskunde. Een enkeling reageerde “oh, dus dan word je geriater?”. Weer een ontkennend antwoord. Niet alleen bij leken is het specialisme relatief onbekend merkte ik al tijdens de geneeskunde opleiding. Als ik met collega coassistenten de keuzecoschappen besprak, zag ik regelmatig vragende blikken als ik vertelde dat ik naar het verpleeghuis ging. Vrijwillig nota bene. Ik heb de indruk dat het verpleeghuis vooral wordt geassocieerd met incontinentiemateriaal, weinig medische actie en een houding van ‘pappen en nathouden’. Waarschijnlijk komt het naïef over, maar toen ik de keuze voor ouderengeneeskunde maakte, heb ik hier niet eens aan gedacht. Ik zag vooral de uitdaging van complexe casuïstiek, de hoeveelheid tijd die een arts kan besteden aan patiënten en de grote hoeveelheid aan mogelijkheden om je werkzaamheden in te richten. Een specialist ouderengeneeskunde kan binnen het verpleeghuis werken op een geriatrische revalidatie afdeling, een psychogeriatrische afdeling, een somatische afdeling of een hospice. Buiten het verpleeghuis is het mogelijk om consulten te doen in het ziekenhuis of in de eerste lijn. Een ander motief voor deze beroepskeuze (wat ik vaker hoor) betreft de werk-privé balans en de mogelijkheid om naast het werk tijd voor hobby’s te hebben. Geen slecht argument lijkt mij. Ervaringen die buiten het werk opgedaan zijn kunnen een arts beroepsmatig helpen. Denk aan het gevoel voor samenwerken als je aan teamsport doet of het ontspannen aan de werkdag kunnen beginnen omdat je een goede muziek-repetitie hebt gehad. Wat de motivatie ook is om voor een specialisme te kiezen, uiteindelijk gaat het er om dat je als persoon goed in je vel zit en dat je een vak met plezier uitoefent. Ik hoop dat het me lukt om wat van mijn plezier op dit papier (en in de campagne) over te brengen. En als ik dan ook meer informatie de wereld in kan sturen over mijn mooie vak, dan is dat mooi meegenomen! 22

1 e uitgave 2019 23 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Uit het (plaatsvervangend) hoofd Tussen luizenmoeders en Gauloises blonde bleu DOOR JOOST DORMANS, PLAATSVERVANGEND HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Ik ben bang voor ‘de dokter’. Nu is bang een groot woord, maar als je de hele dag werkt tussen dokters en er intussen al meer dan 1000 hier opgeleid zag worden, dan zou je verwachten dat angst niet nodig is. Echter, na lang aandringen van mijn vrouw, ja ja, ik ben er zo een, zat ik in een gepimpte VT-wonen wachtkamer gevuld met blijigheid van ‘luizenmoeders’ om me heen. De angst zit ‘m in een soort van rekening gepresenteerd te krijgen. Nu weet ik dat goede huisartsen niet oordelen, maar de subtiele afkeuring in de ogen die je krijgt als roker (vanaf 16), alcoholist (>2 glazen wijn per dag), geen sport (wandel wel en 1 appel per week), ‘nul ziekteverzuim en mailapp bereik 24/7’, dan ligt het ‘zie-je-wel-gehalte’ toch op de loer. Gezond leven in de gepropageerde moderne vorm is niet aan mij besteed. Als ik straks samen met een POH’er in een ballongrafiekje moet gaan aflezen hoe ik ervoor sta… Nee, ik ga nog liever dood en 70 jaar is voor mij prima. In de opleiding bekijken we al tijdens de sollicitatiegesprekken hoe het gesteld is met zelfzorg. Zelfzorg in de vorm van het geven van voorbeelden waaruit de sollicitant blijk gaf van een goede werk-privébalans, grenzen stellen, heldere haalbare afspraken maken, gezond leven en werken. Klinkt allemaal top, toch merk ik dat ‘dokters’ zelf huiverig zijn om naar de ‘dokter’ te gaan als er iets speelt. Een collega-huisarts, die door zijn vrouw naar de huisarts werd gestuurd, kwam blij terug om te declameren dat hij de bevestiging kreeg van wat hij zelf al dacht. Tuurlijk je zou er zelf eens naast zitten, waarop een collega-huisarts vrolijk opmerkte dat gelet op de klachten misschien wel iets heel anders aan de hand is dan de twee naar elkaar bevestigden. Positief opleiden begint ook met in de spiegel kijken als rolmodel. Hoe gezond wil ik zijn (in hoofd en lijf)? Hoeveel ‘ongezondheid’ sta ik mezelf toe? Tot hoever vertrouw ik op de factor ‘geluk hebben’? De guilty pleasures zijn meestal zichtbaar als er na 3-4 glazen wijn buiten een sigaretje wordt gebietst van die ene roker en de avocado’s verschrompelen in een mandje. We zien bij de recentere instroom van aios relatief veel verzuim als het gaat om ‘zelfzorg’. De huisartspraktijk heeft naast de vele mooie momenten ook rauwe kanten (werkdruk, agressie/eisende patiënten, intens leed). Over huisartsgeneeskunde heerst een te romantisch beeld. Het onderschatten van de weidsheid van het vak en het omgaan met onzekerheid spelen menig jonge aios parten. Verder stapelen life-events zich op in de vorm van trouwen, kinderen en zelfs verhuizen (oh hemel). Zelfzorg bestaat denk ik voor een groot deel uit keuzes maken en leren door af en toe op je bek te gaan. Het is aan ons om zuinig om te springen met getalenteerde kostbare jonge mensen en hen hierin te begeleiden en te laten zien dat het eelt op je ziel is gekweekt op misschien wel dezelfde manier als waar zij mee worstelen. Ik kreeg van m’n huisarts wat pillen, 2 weken, en als het niet werkt dan echo of x. Altijd weer blij als ik met alleen een pillenstrip buiten sta. Mijn collega zegt: “Wel doen hè Joost?“ waarop ik denk: “En, wanneer ga jij zelf eens naar de dokter, vriend? “. 24

1 e uitgave 2019 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Het leergesprek DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Vaardighedencarrousels zijn een leuke didactische werkwijze. Leuk, omdat het kort en krachtig is en de vaart erin houdt, iets wat huisartsen gewend zijn. Wij kunnen relatief veel didactische vaardigheden kwijt in de carrousels, zeker die eerder uitvoerig aan bod kwamen op tweedaagses en trainingsdagen. Regelmatig ‘opfrissen’ staat telkens op onze agenda. Daarom is besloten om op iedere hao-trainingsdag in januari een didactische vaardighedencarrousel te organiseren. Zo ook afgelopen januari in Urmond. Alle opleiders gingen in het kader van het thema ‘Het Leergesprek’ in een carrousel aan het werk. Het taakgerichte-, persoonsgerichte en procesgerichte leergesprek waren verwerkt in vijf stations met concrete vaardigheden: STAMPPOT, Leerdoelen in een IOP, Model van Gedragsverandering, ALOBA en Oplossingsgericht werken. Typische valkuilen van opleiders werden uitvergroot neergezet in een ludiek toneelstukje. Dat het heel herkenbaar was, hoorde je aan de lach in de zaal. Onze boodschap dat opleiders meer aandacht mogen hebben voor de kop en staart van hun leergesprekken, hoefde daarna slechts ingekopt te worden. Bovendien was het een handig bruggetje naar de didactische vaardigheden: wanneer gebruik je als opleider nu welke tool? We kwamen daar goed uit met elkaar. Op EleUm is een handig overzicht voor jullie te vinden, evenals al het materiaal van de workshops. ‘s Middags was er ruimte voor het opleiders-docenten overleg, een belangrijk onderdeel van de hao-terugkomdag, dat op wens van opleiders zelf ook steeds op het programma staat. Mooi om te zien hoe er, ondanks een intensieve trainingsdag, toch nog goed stilgestaan kan worden bij de ontwikkeling van de aios, ons aller corebusiness. Vooruitblik op trainingsdagen dit jaar Voor de hao-trainingsdag in mei staat ‘observeren van vaardigheden’ op de planning. Een nieuw onderwerp uit de hoek van recent onderzoek. Dit past uitstekend bij ons doel om steeds in mei aan te sluiten op actuele Evidence-Based Medicine (EBM) en theorie in de opleidingspraktijken te brengen. Chris Rietmeijer1, huisarts en onderzoeker aan het Amsterdam UMC, locatie VUmc, neemt ons mee in zijn onderzoek naar het observeren van vaardigheden bij het opleiden van een aios. Waarom gebeurt het nog te weinig? Welke overwegingen van opleiders en aios spelen daarbij een rol? En als het dan gebeurt, zoals in een gezamenlijk spreekuur, hoe begeleiden opleiders dan hun aios wanneer het een vaardigheid betreft? Een onderwerp waarover veel te zeggen, uit te wisselen en, in onze ogen, ook te leren valt. Tenslotte dan nog de twee trainingsdagen in ‘Kapellerput’ in Heeze, oftewel onze welbekende tweedaagse in november. Doel daarvan is, om steeds een inspirerend samenzijn met alle opleiders te organiseren, zowel inhoudelijk als verbindend. Ook dit jaar hebben we een inspirerende spreker gevonden, die een goed verhaal gaat neerzetten, wat de huisarts en de opleiders zeker zal aanspreken. Professor Erik Heineman, arts en onderzoeker aan het UMC Groningen, gaat vertellen over drijvende krachten achter het leren, zoals nieuwsgierigheid, mindset en motivatie. We zijn al volop bezig om workshops te ontwikkelen die hierop aansluiten. Onder het motto ‘Opleiders Got Talent’, zoeken we voor het avondprogramma ‘verborgen’ talenten. In het café van Kapellerput krijgt iedereen de kans dat te etaleren. Eén aanmelding hebben we al binnen: een opleider gaat met zijn aios optreden. Ben of ken jij zo’n verborgen talent, meld het ons! 1 Patterns of direct observation and their impact during residency: general practice supervisors’ views 25 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie december 2018 | Pieternel van der Linden, Rick Saes, Linde Okken, Denise Titulaer, Kristel Geelen, Femke Stevens, Joyce Felix, Joke Meuwissen, Suzan Eikholt, Vera Debets en Ehsan Eldja. Afstudeersessie 19 maart 2019 | Rogier Bielderman, Anne-Marie Gerritsen, Janity Pawiroredjo, Els Willems, Marlou van de Loo, Claudia Cox, Sergio van Dam 26

1 e uitgave 2019 Afstudeersessie 26 maart 2019 | Julie Lepot, Marlieke Bouwman, Ronald Nijenhuis, Nardin Nuri, Kimberly Cox, Linda Franssen, Nicoline Bessems, Nadja Steens, Thomas Bemelmans, Yvonne Slaats, Anneke Tijhuis, Sanne van Gameren 27 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Weten is eten Goudkoorts DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Was het echt voorbij met de mijnbouw in Limburg in 1974? Welnee! Nog steeds trekken elk voorjaar Poolse koempels de velden in om het witte goud te delven. Ik zie ze altijd graag komen. Elk jaar, na de carnaval, begint de lust naar de slanke asperge langzaam toe te nemen. Tot ik begin april mijn slag sla, klasse AA van de volle grond rond Echt. De mysterieus-heerlijke asperge: behalve met de onvergelijkelijke smaak, prikkelt ze ook ons reukvermogen. Niet alleen op het bord, maar ook uren later. Want als de maaltijd gezakt is, komt de herinnering boven bij het eerstvolgende toiletbezoek. Althans… als je behoort tot de 40% mensen die niet “geurdoof” is voor de karakteristieke geur van je plas. Het houdt mij elk voorjaar weer bezig, dat mijn vrouw mij verbaasd en licht wantrouwig aankijkt, als ik terug van de wc, gewag maak van de bekende, en voor mij niet onaangename, geur die mij nog even doet mijmeren over het zojuist genoten feestmaal. Ook wetenschappers blijken gefascineerd! In het Kerstnummer van het British Medical Journal uit 2016 publiceerden L.A. Mucci et al. hun onderzoek naar aspergegeur onder de titel “Sniffing out significant “Pee values”: genome wide association study of asparagus anosmia1”. Dit alles onder het kopje “Food for Thought”. Uit hun onderzoek onder ruim 6000 proefpersonen was de conclusie: 1 www.bmj.com/content/355/bmj.i6071 Zoals het een goed onderzoek betaamt, doet het weer vele vragen rijzen. Want in het reukvermogen blijkt dus de nodige variatie aanwezig, maar hoe zit het met de productie van de geurstoffen? Ook daar schijnt niet ieder mens identiek in te functioneren. Suggestie van het BMJ voor een ander vervolg: “Future replication studies are necessary before considering targeted therapies to help anosmic people discover what they are missing”. Laten wij in ieder geval besluiten om, asperge-anosmie of niet, ook dit seizoen niets te gaan missen van de grote variatie aan recepten. Combinaties met zalm en/of garnalen zijn altijd erg smakelijk. Omdat er na de Pasen soms nog wat hardgekookte eieren rondslingeren, doen we die er ook maar bij. Smakelijk eten, en geniet met mij na, als je ook tot de “happy sniffers” behoort! 28 “A large proportion of people have asparagus anosmia. Genetic variation near multiple olfactory receptor genes is associated with the ability of an individual to smell the metabolites of asparagus in urine.” En wat ruik je dan, als je tenminste op chromosoom 1 de juiste genensamenstelling hebt? Asperges produceren de zwavelhoudende stof asparagusinezuur, waarschijnlijk als verdediging tegen vraat van aaltjes in de bodem. In het menselijk lichaam wordt die stof afgebroken tot vluchtige zwavelverbindingen, die snel via de nieren worden geloosd. En die stoffen hebben een stevige geur.

RECEPT, VOOR 4 PERSONEN Asperges met dille-mayonaise Zalm tartaartje Gamba tartaartje Mimosa eieren Nieuwe aardappeltjes, aardappelgratin, of rozemarijnaardappeltjes uit de oven. Begin met de gerechtjes die vooraf bereid gemaakt en koel bewaard kunnen worden. ZALM TARTAARTJE - 100 g gerookte zalm - 200 g verse zalmfilet - kappertjes, peper en zout - 2 tl geraspte mierikswortel (potje) - 125 ml crème fraîche - Peper, zout, citroensap, evt. poedersuiker Crème fraîche losroeren met de mierikswortel, op smaak afmaken met citroensap, peper, zout en evt. wat poedersuiker. Hak de zalm heel fijn (evt. keukenmachine), meng met de kappertjes, zout en peper. Druk aan in een vormpje, bestrijk met mierikswortelcrème. Versier, bijv. met nepkaviaar en/of kappertjes. GAMBA TARTAARTJE - 500 g gamba’s, gepeld - 1,5 el zonnebloemolie - 1 teentje knoflook, fijngesneden - 1 tl zout - Versgemalen peper - 15 g dille, fijngesneden - 10 g dragon, fijngesneden - 100 g mayonaise - 30 g zoetzure augurken, in kleine stukjes Dep de gamba’s goed droog. Verwarm de zonnebloemolie in een koekenpan op hoog vuur. Wanneer de olie goed heet is, mogen de gamba’s in de pan. Bak ze aan beide kanten ongeveer drie minuten of tot ze mooi roze zijn. Voeg als laatste de knoflook toe. Bak deze nog even mee. Strooi wat zout en peper over de gamba’s. Doe de gamba’s samen met het vet en aanbaksels uit de pan in een keukenmachine. Voeg dille, dragon en mayonaise toe. Pulseer een paar keer, zodat alle ingrediënten vermengd zijn, maar niet te lang, het moet een grove tartaar worden. Doe de gambatartaar in een kom en roer er de augurk doorheen. Proef of er nog wat zout bij moet. Maak er, net zoals bij de zalmtartaar, “poefjes” van. MIMOSA EIEREN - azijn - 4 eieren - 50 g roomboter (zacht) - 20 g slagroom - peper en zout - snuf cayennepeper - voor de garnering: peterselie, dille, erwtjes, bieslook, kappertjes, bacon, enz. Kook de eieren in 10 minuten hard in water met een scheutje azijn. Laat ze schrikken en schil ze. Snijd ze doormidden, leg de witjes apart op een plank. Doe de dooiers in een zeef en druk ze erdoorheen in een kom (dat lijkt op mimosa). Mix de boter met wat scheutjes slagroom glad. Voeg de kruiderij toe. Doe dan de mimosa erbij. Mix goed door, voeg eventueel nog een drup room toe. Pak een bord, leg er de witjes op. Neem een spuitzak, vul met het mengsel en maak mooie rozetjes op de eischuitjes. De mogelijkheden om te garneren zijn onbeperkt DILLE-MAYONAISE - 2 el goede mayonaise (of zelf maken) - 0,5 el room - 2 tl grove mosterd - flink wat gehakte dille - Witte peper en zout Roer de mosterd en de dille door de mayonaise, iets verdunnen met de room. Peper en zout naar smaak. Maak de asperges klaar, zoals je dat gewend bent. Ik kook de asperges samen met de schillen en de houtige uiteindjes gedurende 5 minuten, en laat ze dan van het vuur af nog 5 tot 10 minuten staan, afhankelijk van de dikte. Maar ik houd van een beetje bite, dus doe vooral je eigen ding. En dan van dit alles een creatief bordje opmaken, want het oog wil ook wat, naast de smaakpapillen en de reukzenuw: kijk, smak en snuif! 29 op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer TLC DOOR ELEANA ZHANG, GEPROMOVEERD HUISARTS Iedere keer als ik op een nieuwe ziekenhuisafdeling kom, gaat er een nieuwe wereld van afkortingen voor me open. Zo ook tijdens mijn keuzestage Gynaecologie. De afkortingen SROM, AROM of PIH kende ik nog wel van mijn coschap in Zuid-Afrika, maar ik heb behoorlijk met mijn oren staan klapperen toen de lading aan Nederlandse afkortingen aan mij voorbijtrok. Terwijl mevrouw X doorgeleid moest worden wegens MHVW, werd mevrouw Y opgenomen vanwege verminderde KB. Ik betrapte mezelf erop dat ik dagelijks, tussen de ochtendoverdracht en mijn ochtendpoli door, afkortingen aan het opzoeken was: MHWV staat voor meconiumhoudend vruchtwater, en KB kindsbewegingen. Lang leve Uncle Google. Daarnaast waren er afkortingen die zo ‘normaal’ zijn dat ze niet terug te vinden zijn op internet maar wel gebruikt worden als werkwoorden: tijdens de kennismaking vroeg een verloskundige me of ik mijn zoontje heb gesppaavd1 (spontaan bevallen met het kindje in achterhoofdsligging achterhoofd voor): uiteraard. Eén afkorting is me echt bijgebleven. Mevrouw D beviel na langdurige weeën en persen, een episiotomie én een poging tot vacuümextractie, uiteindelijk via een sectio omdat het kindje maar niet vorderde. “Het gaat goed met het kindje, maar mevrouw heeft psychisch wel een deuk opgelopen”, 1 Spontane partus Achterhoofdsligging achterhoofd voor (SppAav) vertelde de verpleegkundige tijdens de ochtendoverdracht. Hierop reageerde de gynaecoloog met “Vandaag maar wat extra TLC”. Nu ken ik TLC alleen als de televisiezender die voornamelijk gericht is op vrouwen in de leeftijdscategorie 25 - 50 jaar. Ergens kan ik me moeilijk voorstellen dat de gynaecoloog die patiënte TV wil laten kijken om de bevalling te laten verwerken. Zelfs voor mijn half ontwaakte brein om kwart voor acht in de ochtend klonk dat niet logisch. Maar wat hield deze veelbelovende behandeling dan in? De verloskundige naast me gaf het bevrijdende antwoord: “Tender loving care”. Tender loving care, oftewel TLC, wordt (volgens Wikipedia, bij gebrek aan een betere bron) gedefinieerd als ‘zorg met aandacht en compassie’, en het ‘kan worden ingezet als er geen andere behandeling beschikbaar is’. Terugblikkend op het afgelopen jaar realiseer ik me dat TLC – ondanks zijn goedkoop-klinkende benaming – erg waardevol kan zijn in de huisartsenzorg. In het huisartsenvak maken we soms best heftige dingen mee. En niet zelden heb ik mezelf maar ook collega’s horen verzuchten dat er ‘niet veel’ was wat we konden doen voor een patiënt. Want wat kun je doen voor een patiënt van wie de echtgenote net overleden is in het kraambed? Of een veertigjarige die een gezin met drie kinderen achterlaat als gevolg van kanker? Of als je hoort dat een patiënte haar echtgenoot gesuïcideerd thuis aantreft? Ons vak kent grote en kleine drama’s die we niet ‘beter kunnen maken’. Maar, een van de dingen die ik geleerd heb het afgelopen jaar is, dat je als huisarts juist ook in deze moeilijke situaties iets voor je patiënt kunt betekenen. Mensen de ruimte geven voor hun boosheid en verdriet, laten weten dat je met ze meeleeft, een keer extra langsgaan. Aan het begin van mijn derde jaar vroeg ik me af wat voor huisarts ik wil worden. Aan het einde van de opleiding zeg ik: een kundige arts die in ieder geval oog heeft voor de patiënt en de mensen eromheen, en die zorg uitdraagt met de nodige TLC. 30

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer Mag ik deze dans van u? DOOR ARIANNE BECKERS, EERSTEJAARS AIOS Zomer 2013. Als 24-jarige kersverse dokter betrad ik de kasseien van de Koninklijke Militaire Academie voor een drie maanden durende specialistenopleiding. Eerst ‘groen’ vormen, voordat de opleiding tot militair arts echt van start zou gaan. Tot de ‘groene vorming’ behoort ook het exerceren, ofwel: in het gelid voortbewegen. Het was mijn favoriete onderdeel omdat onze sergeant-majoor frequent schreeuwde: “Beckers, loop je nou al weer uit de maat?”. Het is de story of my life. Ik ben geboren en gezegend met het talent om uit de maat te kunnen lopen én dansen! Nu ik sinds enkele maanden in opleiding ben tot huisarts, valt me op dat dit vak ook een soort dans is. De huisartspatiënt relatie volgens het paternalistische, informatieve, deliberatieve en interpretatieve model. Respectievelijk de tango, de chachacha, de breakdance en de vogeltjesdans. Zoveel dansstijlen, zoveel verschillende patiënten en evenveel verschillende dokters. Door mijn werkervaring als militair arts dacht ik, dat ik ‘wel even’ een ‘goed’ consult kon voeren. De basispasjes had ik dan wel aardig onder de knie, maar ik moet retrospectief toegeven dat ik toch wat tenen pimpelpaars gekleurd heb. Soms kwam dat door de lengte van de tenen (het is altijd makkelijker om de schuld buiten jezelf te zoeken en te leggen), maar soms ook door mijn eigen dansstijl c.q. wijze van consultvoering. In de afgelopen maanden heb ik verschillende danspasjes bijgeleerd. Ik durf te zeggen dat ik meer dansstijlen onder de knie heb gekregen. De Maas-Globaal is hierbij een mooie leidraad. Ook de begeleiding en het terugkijken van eigen consulten hebben hieraan bijgedragen. Danspasjes zijn nou eenmaal makkelijker aan te leren, als je in de spiegel kunt kijken. In de spreekkamer is het toneel vrij. Afhankelijk van de muzieksoort en het dansgezelschap, kan de dansstijl tijdens de hele dans hetzelfde zijn, maar het kan ook ieder moment fluctueren. Dat maakt het uiteindelijk tot een mooie voorstelling ofwel een ‘goed’ consult. Ik heb de afgelopen maanden heel wat afgedanst. Spierpijn, vermoeid, maar ook een voldaan gevoel over het behaalde resultaat tot nu toe. Mijn talent om uit de maat te dansen beheers ik nog steeds. Het heeft me parten gespeeld, maar ook geholpen. Mijn doel is niet om een perfecte danseres 31 te worden. Ik wil me graag scholen, maar uiteindelijk wil ik me kunnen redden in elke dansvorm. Zoals een excentrieke danseres, die volle zalen trekt, entertaint, maar vooral zo nu en dan de gevoelige snaar raakt. Ik heb het plezier en de uitdaging in deze nieuwe ‘hobby’ gevonden. Ik word niet langer onzeker als er opeens een andere muzieksoort wordt opgezet of wanneer ik uit onverwachte hoek een andere danspartner krijg. Sterker nog, ik vraag nu elk kwartier: ‘Mag ik deze dans van u?’.

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Column Van alle tijden DOOR K.O.E.K. WOUS Afgelopen maandag kreeg ik een telefoontje van een medewerkster van de ambulancedienst. In het weekend was er namelijk een 112 oproep geweest voor een patiënt van me. Hij zou in regen en wind op blote voeten buiten hebben gelopen. Dronken. Zij vond dit een zorgelijke situatie en wilde dit met me delen. Ik wist natuurlijk meteen over wie dit gesprek ging. Inclusief geboortedatum, adres en postcode. Hij was afgelopen week nog tweemaal op het spreekuur geweest, met zijn begeleider vanuit de plaatselijke GGZ-instelling, vanwege zijn door het alcoholgebruik ernstig gestoorde labwaardes. Het was een laatste poging om hem tot inzicht te brengen. Na viermaal klinisch gedetoxificeerd te zijn, waarna hij telkens binnen drie weken weer laveloos in de goot lag, wilde de plaatselijke GGZ-instelling hier alleen nog aan beginnen als meneer zelf tot inzicht was gekomen. Dat lukte na twee consulten, in totaal ruim een uur, niet. Hij zei: “Dan ga ik maar dood”. Wat moet je dan als dokter? Ik moest tijdens het telefoongesprek meteen denken aan een artikel van Joost Zaat in Huisarts & Wetenschap van december 2018. Daarin werden drie opties gegeven voor de praktische invulling van de taken van de huisarts: Traditioneel, Huidig en Trendvolgend. Ik las Verleden, Heden, Toekomst. Bij Traditioneel werd de solopraktijk beschreven, bij Huidig een groepspraktijk en bij Trendvolgend is de huisarts onderdeel van een sociaal-medisch netwerk samen met wijkteams en wordt de huisarts medeverantwoordelijk voor het zorgaanbod. Terwijl ik hieraan dacht, schrok ik. Er was door dit artikel een denkproces in mij in gang gezet. Hierbij vroeg ik me af hoe ik me die rol moest voorstellen, wat er van de huisarts van de toekomst wordt verwacht en hoe ik dat dan vorm moest geven. Maar dat was nog niet afgerond. En nu werd ik door dit telefoontje en het contact met de begeleider van de plaatselijke GGZ-instelling in één klap in de toekomst gesleurd. Een toch wel wat surrealistische gewaarwording. Prompt gingen mijn gedachten naar een andere recente casus. Een patiënte van me, met een obsessief compulsieve stoornis bij haar paranoïde schizofrenie, had zichzelf zo verwaarloosd dat ze, vanwege onmeetbaar weinig vitamines in het lijf, vocht was gaan vasthouden bij een Hb van 3,8 mmol/L. Ondanks alle pogingen van mij om samen met de thuiszorg dit vitaminegebrek te couperen, ging het steeds slechter met haar. Ik heb haar naar de polikliniek van de internist verwezen met het verzoek haar op te nemen. In al zijn wijsheid heeft hij dat niet gedaan. Er werd alleen aanvullend onderzoek ingezet. De volgende dag kreeg ik een telefoontje dat de uitslagen toch wel héél slecht waren en dat mevrouw opgenomen moest worden, maar hij kreeg haar niet te pakken. Of ik het even wilde regelen. Ik ben daar ’s middags twee uur mee bezig geweest, maar kreeg haar ook niet aan de telefoon. Ook maakte ze de deur niet open. Wel had ik voor de volgende dag een plekje op de MPU geregeld. De volgende ochtend heb ik contact met haar kunnen leggen, ben op bezoek geweest en heb ik haar uiteindelijk min of meer gedwongen met de ambulance naar het ziekenhuis laten brengen waar zij zich ‘vrijwillig’ heeft laten opnemen. Weer anderhalf uur tijd ‘kwijt’. Blijkbaar stopt de toekomst van de zorg bij de muren van het beste streekziekenhuis in de buurt. Wel heb ik alle lof voor de MPU, die heel plezierig met me meedacht. Hoe kunnen we medeverantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod, als wij geen invloed hebben op het vervolgbeleid? Kijk naar de wachttijden bij de GGZ, het zorgaanbod vanuit de tweede lijn, of de onwil van de patiënt (of is het dan cliënt?) om zijn levensstijl aan te passen! Waar halen we de tijd vandaan, die nodig is om deze zorg goed te leveren? Ik voelde me door het telefoontje van de ambulancemedewerkster licht onder druk gezet door de verwijtende ondertoon; ik had moeten voorkomen dat deze man zo over straat liep. Gelukkig kon ik vertellen dat deze man in ons vizier was, maar dat onze handen gebonden waren. Toch gaf het gesprek me wel een nare nasmaak. Vooral vanwege de onmacht die ik voelde. 32

Eveline schrijft: agressie Stá voor je assistente! DOOR EVELINE, ASSISTENTE IN EEN HUISARTSPRAKTIJK Zeven, ja echt, zéven scholingen op het gebied van communicatie heb ik in de afgelopen drie jaar gevolgd. Want, zo is de gedachtegang onder veel managers en huisartsen, maar ook van patiënten: ‘als die assistentes nou maar goed zijn in communicatie, dan valt die agressie ook wel mee’. Ik heb nieuws: die agressie valt niet mee! Afgelopen week verscheen de uitkomst van een onderzoek naar agressie jegens doktersassistentes uitgevoerd door de NVDA1. De uitkomst vond ik niet verrassend, wel schokkend! Bijna tweederde van de doktersassistentes die werkzaam zijn op de huisartsenpost of een huisartsenpraktijk geeft aan te maken te hebben met agressie. Hoe agressie gedefinieerd wordt is nogal uiteenlopend. In dit onderzoek gaat het over spugen, slaan en schoppen tot vernielingen en zelfs bedreiging met mes of vuurwapen. Gedrag wat we in ons huis niet zouden tolereren, toch? 1 Nederlandse Vereniging Van Doktersassistenten En toch overkwam het mij ook. Een patiënt die ik goed ken veranderde, voor mijn gevoel zomaar uit het niets, in een agressor. Iemand die mij letterlijk naar het leven stond. Mijn veilige plekje, mijn ‘thuis’, veranderde in een omgeving waar ik niet veilig was. En ik kon er niets tegen doen. Ik had niets fout gedaan, had zelfs amper een woord gewisseld met die patiënt. Daarom een oproep aan alle werkgevers van doktersassistentes: stá voor je assistente. Help haar (of hem) zich veilig te voelen. Dit kan door kleine dingen die ik niet voor hoef te zeggen, maar die jullie met elkaar goed kunnen bespreken. Misschien kost het wat geld, maar dat is een investering die iedere werkgever met liefde zou moeten willen doen. Want, zoals ik al eerder vroeg, in huis zou je agressie tegen je gezinsleden ook niet toelaten. Toch? Natuurlijk is het een goed idee om je assistente naar een cursus te laten gaan over agressie. Maar lieve huisarts, wil je zelf dan niet eens meegaan? Eén van ‘mijn’ huisartsen heeft het gedaan; wat was dat fijn! Ik voel me weer veilig op mijn werk, mijn ‘thuis’ voor 3 dagen per week. Bron: NVDA Utrecht 33 In de gevolgde communicatiecursussen heb ik absoluut veel zinnige dingen geleerd. Zo helpt het echt om een telefoontje te beginnen met de vraag: ‘wat kan ik voor u doen?’, in plaats van alleen je naam of die van de praktijk te zeggen. Het helpt in veel gevallen om een bange/boze/gefrustreerde patiënt te vertellen dat je hem begrijpt en wil helpen. Toch is het niet altijd genoeg. De achterstandswijk waar ik werk, kent heel veel verschillende culturen en kleuren. Er heerst veel armoede, de politie kent heel veel mensen bij naam en de geweldsdelicten zijn bijna niet nieuwswaardig meer. Je zou dus kunnen zeggen dat de mogelijkheid dat je met agressie te maken krijgt daar groter is, dat het iets is, waar je voor kiest. Toch was dat voor mij niet zo. Ik werk al jaren op dezelfde plek, en ik voelde me daar veilig. Het voelt een beetje als mijn thuis. Ik ken bijna alle patiënten en zij kennen mij. Boosheid komt veel voor, is niet leuk, maar vaak wel af te handelen en in goede banen te leiden. op één lijn 63

op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Gezondheidsrechtelijke kwesties Wijzigingen in het tuchtrecht voor hulpverleners1 DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST De laatste jaren krijgt het tuchtrecht in de gezondheidszorg veel aandacht. Enerzijds vanuit de juridische hoek over de wenselijkheid van aanpassingen en anderzijds vanuit de beroepsgroepen die onderworpen zijn aan het medisch tuchtrecht1. Sinds de wet BIG in werking trad in 1997, is hij tweemaal geëvalueerd (in 2002 en 20132). In deze evaluaties zijn voorstellen gedaan tot aanpassing van de wet, maar die zijn pas in 2016 tot een wetvoorstel verwerkt en in 2018 aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer. De vermoedelijke ingangsdatum van de nieuwe regeling van het tuchtrecht in de gezondheidszorg is april 2019. Het primaire uitgangspunt van het tuchtrecht is nog steeds het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de beroepsuitoefening, al wordt het steeds meer als een lichte vorm van strafrecht beleefd. Overzicht van de aanpassingen De belangrijkste aanpassingen in het tuchtrecht voor hulpverleners betreffen de invoering van de tuchtklachtfunctionaris en het griffierecht, het afschaffen van het standaard publiceren van berispingen en boetes. De voorzitter van het tuchtcollege krijgt de bevoegdheid om een voorzittersbeslissing te nemen. Daarnaast zijn er nog wat kleine wijzigingen, zoals het verplicht bekend maken van het BIG-nummer, het onmiddellijke beroepsverbod, de reikwijdte van het tuchtrecht en een mogelijke wijziging in maatregelen. Ook zijn er gesprekken gaande over de reorganisatie en herlocatie van de Regionale Tuchtcolleges. Tuchtklachtfunctionaris De tuchtklachtfunctionaris is een nieuwe functionaris die met inhoudelijke kennis en sociale vaardigheden moet zorgen dat de klager op het juiste adres de klacht deponeert. Veel klachten horen niet thuis in het tuchtrecht, maar in de klachtenprocedure van de Wkkgz. Daarnaast kan er geholpen worden met het formuleren van de klacht om misverstanden3 en vertragingen4 te voorkomen. 1 Martin Appelo; “Verslagen door het tuchtrecht”, oktober 2018, Boom. 2 Bijna 70 aanbevelingen uit 2002 waren in 2013 nog niet opgevolgd. 3 Klagers die denken de geldboetes zelf te kunnen krijgen 4 Uitgebreide klaagschriften zonder kop of staart terugbrengen naar een overzichtelijke klacht waarop een reactie mogelijk is. Griffierecht Het griffierecht van 50 euro is bedoeld als drempel tegen bagatelklachten. Mogelijk weerhoudt dit ook klagers met klachten, die wel in het belang zijn van de kwaliteit van zorg. De administratie omtrent het innen en terugbetalen bij een gegronde klacht komt bij de regionale tuchtcolleges te liggen. Bij een gegrondverklaring van de klacht kan de zorgprofessional ook nog worden veroordeeld in de kosten die de klager heeft moeten maken om de klacht aanhangig te maken5. Het blijft wat vreemd om klagers te laten betalen voor het bewaken en verbeteren van de beroepsuitoefening. Het afschaffen van het standaard publiceren van berispingen en boetes Deze wijziging wordt als de meest prettige wijziging gezien door zowel de beroepsgroepen als de leden van de tuchtcolleges. Het was destijds een politieke beslissing van minister Schippers die werd doorgevoerd, ondanks protest van diverse beroepsorganisaties én ledenberoepsgenoten en juristen van de tuchtcolleges. De publicatieplicht had niets meer met de kwaliteit van de gezondheidszorg te maken en werd als extra straf ervaren. Het is geen taak van de tuchtcolleges om professionals in de gezondheidszorg aan de schandpaal te nagelen. Dit neemt niet weg dat in bepaalde gevallen dit nog steeds mogelijk is, als het publieke belang (patiëntveiligheid) en daarmee de kwaliteit van de gezondheidszorg, boven het privacybelang van de zorgprofessional moet gaan6. Voorzittersbeslissing Vanaf april 2019 mag de voorzitter van het tuchtcollege een voorselectie maken en kan hij zaken zonder zitting als ongegrond afdoen. Voorheen waren dit allemaal raadkamerzaken die door het college beoordeeld werden. Nog steeds zal er, als er medisch inhoudelijke zaken spelen, een beroepsgenoot meekijken. 5 Dit is nu gelijk aan het civiele recht 6 Denk bijvoorbeeld aan ‘misbruik’, ‘kwakzalverij’, of zoals recent het ongeoorloofd maken van opnames in de onderzoeksruimte (als deze zaken al niet leiden tot een schorsing of ontzetting uit het beroep). 34

1 e uitgave 2019 Onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten In de wijziging van de Wet BIG wordt opgenomen, dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten (LOB) kan opleggen en daarmee een voorlopig verbod van beroepsuitoefening afdwingt tot de uitspraak van het Tuchtcollege. Hier kan ook vermeld worden dat, als een ingetrokken klacht wordt voortgezet om ‘redenen van algemeen belang’, op basis van de nieuwe wet BIG, voor het vervolg van de zaak de IGJ aangemerkt wordt als klager. Hier kan ook vermeld worden dat, als een ingetrokken klacht voortgezet wordt, om ‘redenen van algemeen belang’, op basis van de nieuwe wet BIG voor het vervolg van de zaak de IGJ aangemerkt wordt als klager. Reikwijdte van het tuchtrecht De reikwijdte van het tuchtrecht onder de nieuwe wet BIG zal zich ook in de privésfeer begeven7. Onbetamelijk privégedrag van BIG-geregistreerde zal na april onder het tuchtrecht vallen. Ze moeten dan wel ongeoorloofd zijn in het licht van de beroepsuitoefening. Het zal gaan om beroepsbeoefenaren die een gevaar voor de patiënten vormen of het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig schaden. Ook in artikel 1 van de nieuwe Wet BIG is er uitbreiding van de reikwijdte te vinden door de toevoeging van “het aanbrengen, modificeren, herstructureren en wegnemen van weefsel bij een persoon”, als dat is voor andere doeleinden dan het genezen van een ziekte. Hierdoor vallen cosmetische handelingen nu ook onder de Wet BIG. Ook nieuw is dat de voorzitter partijen kan oproepen ter verschijning. Op basis van de nieuwe wet BIG zijn ze dan ook verplicht te verschijnen. Wijzigingen in mogelijke maatregelen Vanaf april 2019 kan de tuchtrechter ook een tuchtrechtelijk beroepsverbod opleggen als er sprake is van een ernstig gevaar voor de patiënt. Waar vroeger alleen een doorhaling in het BIG-register mogelijk was, waardoor de zorgverlener nog in opdracht en onder toezicht zou kunnen werken, vervalt deze mogelijkheid onder de nieuwe Wet BIG. Verder is de mogelijkheid, iets wat in de praktijk al bestond, om een klacht gegrond te verklaren, zonder het opleggen van een maatregel nu gecodificeerd. Met name als het gaat om “…de geringe ernst van het handelen of nalaten, de omstandigheden waaronder het handelen of nalaten hebben plaats gevonden. Dan wel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan”. Bekendmaken van BIG-nummer Het BIG-register is openbaar en met naam en adres kan een BIG-geregistreerde snel gevonden worden. Vanaf april 2019 moet een arts zijn BIG-nummer, indien gevraagd, bekend maken aan de patiënt. Geografisch wijzigingen Waarschijnlijk worden na april 2019 ook nog de tuchtcolleges gereorganiseerd. Er zullen colleges worden samengevoegd en er zal relocatie plaatsvinden. Zoals nu in de planning staat, gaan Groningen en Zwolle samen in Zwolle, zal Den Haag fuseren met Amsterdam en verder gaan in Utrecht. Eindhoven zal verplaatst worden naar Den Bosch. Het Centraal Tuchtcollege blijft in Den Haag. De planning om dit te realiseren ligt in 2020. Het laatste woord is hierover echter nog niet gezegd. 7 Door een aanpassing van de tweede tuchtnorm: “enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijke beroepsbeoefenaar betaamt.” Dit is een aantal wijzigingen waar we de effecten de komende jaren van zullen zien. Het beste is om weg te blijven bij de tuchtcolleges. Mocht het je toch overkomen, besef dan dat een gegronde klacht en een maatregel alleen iets zegt over het tekortschieten in één bepaalde situatie. Je bent nog steeds een goed hulpverlener, zolang je niet geschorst of uitgeschreven wordt. Het is daarom goed dat de publicatieplicht van boetes en berispingen is vervallen. 35 op één lijn 63

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication