13

1 e uitgave 2021 aan hulpmiddelen ter herkenning ervan. Zij waren positief over hun ervaring. Als pluspunten werden genoemd: de heldere en beknopte inleiding, de duidelijke en korte vragen, de eenvoudige, soepele en korte afname ervan. Het gebruik van de GPS maakte hen meer bewust van de problematiek en leidde tot verrassende nieuwe inzichten over de patiënten. Ook gaven de professionals aan dat gebruik van de GPS aanzette tot reflectie. Wel voelden ze enige terughoudendheid bij de afname van ‘intieme’ items over suïcide en seksualiteit, wat het gevolg leek te zijn van een gebrek aan kennis en expertise over persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Factoren als De Örenäs onderzoeksgroep Tijdige diagnostiek van kanker DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR ONDERZOEK Iedere huisarts kent patiënten die zich bijvoorbeeld presenteren met een onschuldig bloedverlies, maar later toch darmkanker blijken te hebben. Of patiënten met een goedaardig voelend knobbeltje in de borst dat uiteindelijk maligne bleek te zijn. Daarnaast kent iedereen voorbeelden van patiënten bij wie pas in een laat stadium kanker werd gevonden omdat de benodigde diagnostiek niet eerder kon worden verricht; voorbeelden die in deze tijden van COVID-19 cynisch genoeg actueel zijn geworden. Niemand wil zoiets meemaken maar het gebeurt toch en het probleem houdt zich niet aan landsgrenzen. Deze en vergelijkbare ervaringen waren aanleiding voor een groep Europese huisartsen om in 2013 een groep op te richten die zich richt op onderzoek naar de tijdige diagnostiek van kanker door huisartsen in Europa. De groep werd vernoemd naar de plaats van oprichting: het prachtige slot Örenäs in Zweden. In de groep zijn 20 Europese landen en bijna evenveel talen vertegenwoordigd. De gedachte is dat huisartsen uit de deelnemende landen van elkaar kunnen leren hoe de tijdige diagnostiek van kanker verder verbeterd kan worden. Internationale verschillen op dit gebied zijn overigens groot. Zo werd geschat dat in het Verenigd Koninkrijk jaarlijks 6000-7000 mensen overlijden als gevolg van het relatief laat diagnosticeren van kanker. Maar er zijn ook landen waar de vijfjaarsoverleving aan kanker veel groter is, zoals in Finland en Oostenrijk. Nederland neemt daarbij een middenpositie in. Internationale verschillen worden deels verklaard door de mogelijkheid om patiënten snel te kunnen verwijzen (Denemarken is een positief voorbeeld), mogelijkheden van aanvullende diagnostiek door de huisarts, en de al of niet directe toegang (dus zonder verwijzing) tot tweedelijns zorg. In het verlengde daarvan is een goede communicatie tussen huisarts en ziekenhuisspecialist relevant. Daarnaast zijn patiënt-gerelateerde factoren belangrijk; het gaat dan om kennis van ziekte en gezondheid. Met veel interesse en plezier (hoewel dat laatste raar klinkt als het over kanker gaat) ben ik de vertegenwoordiger namens Nederland in de Örenäs studiegroep. Diverse huisartsen in Nederland hebben iets van ons werk gezien, onder andere toen ze door ons werden benaderd met de vraag om een enquête in te vullen over hun ervaringen met de diagnostiek van kanker. Onze zustervakgroepen in Leiden en Amsterdam hebben aan dat onderzoek belangrijk bijgedragen. Op dit moment loopt een kleiner vragenlijstonderzoek in onze eigen regio en er volgen beslist nog meer studies. De Örenäs onderzoeksgroep gaat geïnspireerd en vol energie door op de ingeslagen weg en laat beslist weer van zich horen. • Harris M, et al. Identifying important health system factors that influence primary care practitioners’ referrals for cancer suspicion: a European cross-sectional survey. BMJ Open 2018;8:e022904 • Harris M, et al. How European primary care practitioners think the timeliness of cancer diagnosis can be improved: a thematic analysis. BMJ Open 2019;9:e030169 • Harris M, et al. Primary care practitioners’ diagnostic action when the patient may have cancer: an exploratory vignette study in 20 European countries. BMJ Open 2020;10:e035678 gevalideerd zijn, de afname-indicatie evenals het ontvangen van scholing en training over deze problematiek op latere leeftijd en het gebruik van de GPS, faciliteren mogelijk het gebruik van de GPS binnen deze setting. Ouderen en informanten gaven aan dat de items duidelijk waren geformuleerd, begrijpelijk en niet vervelend of confronterend waren. Kortom, uit ons onderzoek blijkt dat de GPS (informantversie) een adequaat, bruikbaar en geaccepteerd instrument is voor het (vroegtijdig) signaleren van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen in de huisartsenpraktijk. 13 op één lijn 68

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication