10

op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Promotie 25 maart 2022 Atriumfibrilleren bij ouderen: to screen or not to screen? DOOR NICOLE VERBIEST – VAN GURP, VOORMALIG AIOTO Stelling: ‘Paroxysmaal atriumfibrilleren is als een zeepbel: lastig te vangen en weg voor je het weet.’ Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis die niet altijd klachten veroorzaakt. Bovendien kan AF afgewisseld worden met een normaal ritme bij paroxysmaal AF. Daardoor kan er tijd overheen gaan voor de diagnose gesteld wordt. Onbehandeld kan het leiden tot een beroerte, hartfalen en overlijden. Opsporing en behandeling zijn dus belangrijk. In mijn promotieonderzoek onderzochten we of screening de opsporing van AF verbetert. Een Britse screeningsstudie ging ons voor.1 Hierin werd screening vergeleken met gebruikelijke zorg; screening bleek AF effectief op te sporen (1,6% vs 1,0%). Maar geldt dat ook voor de Nederlandse situatie? In samenwerking met Amsterdam UMC hebben wij de ´Detection and Diagnosis of Atrial Fibrillation´ (D2AF) studie verricht. De opzet was in de basis vergelijkbaar met het Britse onderzoek. We breidden het uit door ook de testeigenschappen van drie opsporingsmethoden te evalueren. Opzet In onze studie zaten ruim achttienduizend 65-plussers uit 96 huisartspraktijken. De praktijken werden verdeeld in interventie- en controlepraktijken. De interventiegroep onderzocht patiënten als ze – ongeacht waarvoor – op het spreekuur kwamen (‘opportunistische screening’). Praktijkmedewerkers voelden de pols en gebruikten twee apparaten met AF-detectie functie: een bloeddrukmeter (WatchBP Home A) en een 1-kanaals elektrocardiogram (ecg; MyDiagnostick). Een verdenking op AF werd gecontroleerd met een 12-kanaals ecg. De controlegroep verleende gebruikelijke zorg. Na één jaar vergeleken we het percentage mensen met een nieuwe diagnose AF in beide groepen. Opbrengst van screening Na analyse van onze data bleek dat er in beide groepen evenveel AF was vastgesteld. De screeningsopbrengst was 1,6%, terwijl er in gebruikelijke zorg 1,5% werd vastgesteld. Dit verschil van 0,1% is te klein om betekenis te hebben. Verrassend genoeg was screening dus niet zinvol, in tegenstelling tot de Britse uitkomsten van enkele jaren geleden. Met name de controlegroep vond meer AF. Mogelijk heeft dit te maken met de hoge kwaliteit van onze huidige gezondheidszorg; wellicht worden de meeste diagnoses 10 10 10 al gesteld in cardiovasculaire risicomanagement (CVRM) spreekuren. De beste opsporingsmethode Van de drie methoden die we in de spreekkamer toepasten, was het 1-kanaals ecg-apparaat het beste. Dit apparaat miste minder diagnoses dan de bloeddrukmeter en polspalpatie. Bovendien gaf het de minste fout-positieve uitslagen. Pols palpatie presteerde het slechtste. Vertaling naar de praktijk en de toekomst Opportunistische screening naar AF zoals wij die hebben verricht, is niet zinvol. We raden daarom vooralsnog geen screening op AF aan in Nederland. Verder onderzoek moet uitwijzen of het in andere situaties wel nuttig is. Na een voorselectie van mensen met een hoger risico zou screening wel succesvol kunnen zijn. Referentie 1. Fitzmaurice DA, Hobbs FD, Jowett S, et al. Screening versus routine practice in detection of atrial fibrillation in patients aged 65 or over: cluster randomised controlled trial. BMJ 2007;335(7616):383. doi: 10.1136/ bmj.39280.660567.55 [published Online First: 2007/08/04]

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication