interview opbrengsten daarvan ook publiekelijk beschikbaar zijn. Als we nu start-ups financieel ondersteunen die binnenkort worden opgekocht door grote bedrijven uit China, de Arabische Emiraten of de VS, dan is dat een desinvestering. Investeer liever in het openstellen van kennis in het publieke domein, zodat er nieuwe bedrijvigheid kan ontstaan. Zo krijgt de samenleving een beter rendement van onze investeringen.’ Heeft digitalisering bij de overheid wel voldoende prioriteit? ‘Digitalisering wordt toegepast bij alle vraagstukken, dat kan tegenwoordig niet anders. Wat dat aangaat ben ik benieuwd naar de adviezen van de Commissie Digitale Toekomst, die uitspraken doet over hoe volksvertegenwoordigers beter met digitaliseringsvraagstukken kunnen omgaan. Ik denk dat je hierin als overheid structureel hoort te investeren. Als er een minister of wethouder voor digitalisering wordt benoemd, dan mag je ook een commissie inrichten met alle bijbehorende ambtelijke ondersteuning en expertise. Dat zou de professionalisering van dit onderwerp enorm ten goede komen. Volgens mij heb je een Minister voor Digitalisering nodig, zoals er ook een Minister van Financiën is. Alles heeft een financieel aspect, dus moet er altijd een gesprek zijn met de Minister van Financiën. Datzelfde zou ook moeten gelden voor digitalisering. Elk ministerie of beleidsdomein zou het gesprek moeten aangaan met het Ministerie van Digitalisering, waar de generieke kennis over digitalisering aanwezig is.’ ‘ de inzet van open algoritmes en open data is het nieuwe normaal’ Hoe beoordeel jij de Common Ground-beweging bij gemeenten? ‘Dat is een ontwikkeling waar ik heel blij mee ben. De filosofie om data bij de bron op te slaan, uit de applicaties te bevrijden en niet oneindig te kopiëren, steun ik volledig. Ik ben ook blij dat gemeenten zijn gaan samenwerken, bijvoorbeeld om de gedwongen winkelnering bij leveranciers tegen te gaan. Het is toch raar dat gemeenten maar uit twee partijen kunnen kiezen, en ontzettend veel geld aan licenties kwijt zijn. Als deze licenties in open source worden omgezet, en gemeenten hun capaciteit, kennis en kunde versterken, dan betekent dat een enorme bezuiniging op de ICT-kosten. Grote monolithische programma’s bij de overheid werken meestal niet, dus ik snap heel goed dat je de Common Ground niet in één klap landelijk uitrolt. Ik geloof in een gezamenlijke aanpak, waarbij een kopgroep oplossingen ontwikkelt die door slimme volgers worden toegepast. Dit is het nieuwe normaal wat mij betreft. Je moet niet langer zeggen: “het is een aardig idee dat we gaan verkennen”. Je moet het gewoon doen. Maar laten we eerlijk zijn – gemeenten hebben hun ICT de afgelopen vijfentwintig jaar op zijn beloop gelaten. Reken erop dat je nu vijfentwintig jaar nodig hebt om dat weer te repareren. Het is heel diep in de ICT-infra4 structuur misgegaan, dus dat kan je niet zomaar even herstellen. Daar gaan gemeenten jaren over doen, en daarbij zijn snelheid, acceptatie en adaptatie noodzakelijk. Begin bijvoorbeeld met het opnemen van open source als standaard in de aanbestedingsprocedures. In de praktijk verdwijnt de term open source nog wel eens uit de documentatie, omdat juristen denken dat er daarmee partijen worden uitgesloten van deelname aan een tender. Maar open source sluit juist niemand uit – het omgekeerde is waar! Als goede informatiekundige ambities stranden bij juridische afdelingen, gaat er ergens in dat proces iets mis. We moeten meer samenspel krijgen tussen disciplines, want de inzet van open algoritmes en open data is het nieuwe normaal. Met het in stand houden van de oude wereld bevorder je een ongezonde relatie tussen gemeenten en marktpartijen, waarbij we de afhankelijkheid door vendor lock-in onnodig blijven voeden. We moeten doorbraken forceren en ons aan die lock-in ontworstelen. De criteria en principes daarvoor zijn bekend – nu moeten we er nog naar gaan handelen. Er is een virtuele publieke ruimte nodig, vergelijkbaar met de Digitale Stad die ik in 1993 ontwikkelde. Daarbij mogen we meer gebruiksgemak niet inruilen voor minder veiligheid. Dat vraagt om expertise bij ontwikkelaars en ontwerpers. Goede ontwerpers hebben we in Nederland en Europa wel in huis, maar de beste bureaus worden vaak opgekocht door Silicon Valley.’ Hoe behouden we goede ontwikkelaars en ontwerpers voor de publieke zaak? ‘Ik denk dat het GOV.UK-model ook voor Common Ground zou kunnen werken. Jonge mensen met goede basiskennis en expertise willen geen ambtenaar worden, dus creëer voor hen een nieuwe rol. Organiseer het netwerk tussen de organisaties in, niet binnen één organisatie – dat past niet bij de creatieve omgeving waar ontwikkelaars en ontwerpers zich thuis voelen. Bied ook ruimte aan andere werkvormen en een werkomgeving die daarbij aansluit. Beproef gebruikerservaring, experimenteer met design, onderzoek gedrag, bevraag aannames, en organiseer kritische tegenspraak binnen de overheid zelf. De overheid moet het samen doen met de samenleving, niet voor de samenleving. De overheid vervult een cruciale rol in de volgende generatie internet. Daar ontstaan veel kansen, schaar je daarachter en investeer daarin – want dan kom je sneller tot nieuwe oplossingen. Trek dus niet alles naar binnen, maar stap uit die vendor lock-in en benader het als een interdisciplinaire opgave, waarbij iedereen mee mag kijken. Klap het proces open! Net zoals we de impact op het milieu via een milieueffectrapportage in kaart brengen, zouden we effectrapportages moeten maken voor technologische innovaties. Doel daarvan is dat we niet alleen het eerstelijnsvraagstuk oplossen, gericht op de korte termijn en functionele toepassing. Maar ook de tweede- en derdelijnseffecten doorrekenen, gericht op de langere termijn en op de invloed die iets heeft op ons gedrag.’
5 Online Touch Home