oo > > > ou uu ui urij > > > > > > ò potten) of ó (wónnen), met in de verkleinw. ö (löttie) eu eu oal òl oe oe örie dreum, streuper en verder in de meeste verkleinw.: beutie, deurntie, peutie (m.n. in voltooid deelw. met d, g, v, z : ebeuden, ezeugen, esteuven, ekeuzen, maar ook bijv: ekreupen) (oald, hoal(d)en, koald, voale, ) bòlte, gòld, hòlt, schòlte, zòlt, ik zòl, ik wòlle. --wòld(e) in plaatsnamen zoer, schoeren (roete), uu (schuuns, vrijwel altijd in verkleinw.) körk, törf, dörp, snörken (tied) * umlautsituaties die alfabetisch geen verschuiving geven, zijn niet meegenomen: maal > moal, möaltie / vouw > voale, vöaltie Tot slot In dit woordenboek staat mijn voorkeurspelling voorop (met klankaanduidingen, waar mij dit zinvol leek), maar de oplettende lezer zal zien dat de schrijfwijze in de aangehaalde citaten vaak daarvan verschilt; ik heb deze (uiteraard!) zo letterlijk mogelijk overgenomen uit de publicaties die ik hiervoor raadpleegde. Gerrit Jan Martens sept. 2021 18
16 Online Touch Home