A. aait, aajt bijw. – altijd aaltied + aait vedan - almaar rechtdoor verdan aalte (v) - aalt, gier (mest) vD’99 etym De grondvorm is waarsch. adel [15e eeuw] (= slijk) met var. addel, eddel. Het woord komt uit Oost-Ned. dialecten, m.a.w. het heeft een (oud-)Saksische oorsprong en leeft voort in het Engelse ww. addle (= rotten). In België zegt men doorgaans aal. EWN stelt dat de huidige slot -t in aalt later is toegevoegd, zoals meer voorkomt: burcht was eerst burg, fazant bleef i.h. Duits fasan enz. Van de streektaal uit gezien is een verwijzing naar ‘n Iesselt en Möppelt meer voor de hand liggend. ‘iêne deur de aalte halen’ is goed Sallands voor ‘door het slijk halen (Curs. 13) + aalten reg.ww. - gier op het land verspreiden ≠ vD’99 + aaltengat (o) - mesthoop, gierkelder ≠ vD’99 mestvaalt gaat overigens terug op oud-Saks. faled (= veestal, mestput) + aaltenkelder - gierkelder (Raalte 10 e.a.) achtereers (rijmpje) aaltied bijw. – altijd aait aaltied deur - aldoor, continu vD’99 aan (-) vz. an (-) aander bnw. - ander ‘n aander - de ander (dan n’ ienen en dan weer n’ aander) ‘n aander: In Ommen klonk dit in de jaren 50 al als n’ ânder [lange a met neusklank] - n’ aandern dag - de volgende dag (- morgen, - avond, enz.) ‘s aanderndaangs - de volgende dag - ‘s aanderendaagns leup Mariegie met ‘n arm in de lichte (3e Kl. 108, H. v.Elburg e.a.) + de aandere wekke - de volgende week ≠ vD’99 ‘n aandermans - andermans; ook: n’ âander zien ... ie könt niet oordielen over n’ aandermans / n’aander zien leed - weert zaecke (‘gebeurt het’) dat hie scape up een andermans lande dreve (orig. Markeboek Stegeren [1501] art. 7) ‘n aandermoal - 1. nog eens, een tweede keer; 2. een andere keer aanders aans + ‘n aanderweg - ergens anders - a’j de gezinsverzörgster dan neudeg hebt is ze vake ‘n anderweg (H. Oldeman, 3e Kl. 69) - ende off sich geveele (‘t geviel) dat een ander wech in deser marcke enige sandtstuive weer (= was)... (Markeboek Gietmen art. 27 [1578], kopie [1645] + aanderweggens - ergens anders, elders - heur jonste breur Hendrieks is doar geboren, maar die doar tussendeur kwamen aanderweggens (Ak d’ogen 132 / 3e Kl. 74). *Het cursieve gedeelte van dit citaat is in Ak d’ogen weggevallen aans bijw. - anders äns aans, ärgens aans - ergens anders, elders aansumme - andersom aap (1) (m) - aap; klw. apie zo muû as ’n aap: - dat ik zo muu as een aap boven op ’t diertie völle (Curs. 27) ≠ vD’99 + aap (2) (o) - snotneus, rotjong: - met dat aap zien Gro’va had ik bellegie e’trökken ≠ vD’99 aarde (grond), eerde eerappel, eerbezen 19
17 Online Touch Home