8

Inleiding De taal die we vanouds in Ommen spreken, is het Nedersaksisch. Ooit was het de taal van de Hanzesteden, d.w.z. een samenwerkingsverband van handelaren en steden rond de Noord- en Oostzee die, sinds het midden van de twaalfde eeuw, door deze samenwerking hun handel probeerden te beschermen en uit te breiden. Het Nedersaksisch beslaat daarom niet alleen het Oosten van Nederland, maar ook een groot deel van Noord-Duitsland. En: in talloze varianten. Wat in Duitsland al veel langer van kracht is, geldt sinds 1998 ook in Nederland: vroeger werden alle varianten van het Nedersaksisch nog als een dialect gezien, tegenwoordig wordt – en zelfs op Europees niveau(!) – het Nedersaksisch als cultureel erfgoed van Nederland erkend. Het is een officiële streektaal. Een woordenboek met citaten Met dit woordenboek wil ik graag aan mensen laten zien waarin de Taal van Ommen, als onderdeel van het Nedersaksisch, verschilt van het Nederlands. Over de vorm heb ik lang geaarzeld. Uiteindelijk heb ik toch gekozen voor de woordenboekvorm. Daarin komt het meest tot zijn recht wat het specifieke van het Ommers, resp. het Sallands is. Onmisbaar zijn daarbij voor mij wel de vele citaten, waardoor de eigen kleur van deze taal pas echt tot zijn recht komt. Het eigene van het Sallands zit namelijk evenzeer in een aantal specifieke eigenschappen van het taalgebruik: a. De vervoeging van de werkwoorden: ik pakke, ie pakt, hie / zie pakt, wiej / jullie* / zie pakt *of: ieluû Nog sterker blijk dat bij de onregelmatige: ik lope, hie löp, wi’j / jullie* / zie loopt, zie loopt) *of: ieluû b. Het consequent onderscheiden van vrouwelijk en mannelijk bij naamwoorden, een onderscheid dat in de standaardtaal nauwelijks nog wordt aangevoeld. Dat geldt voor álle naamwoorden: zelfstandig en bijvoeglijk, persoonlijk en bezittelijk, aanwijzend enz. bijv. d’ oalde Achterstroate (vrouwelijk)= de Achterstraat ’n* vroggern Pöppelndiek (mannelijk) = de vroegere Populierendijk; (* afkorting van ‘den’) c. De vorming van de verkleinwoorden, waarbij een verschuiving van de klank optreedt: bäkkie < bak; köppie < kòp; puppie < póppe; huûkie < hoêk; stupie < stoepe, pöaltie < poal); d. Allerlei klanken die in het Nederlands niet of heel weinig voorkomen, zoals de boven al aangeduide ö en oa, maar ook het onderscheid tussen lange en korte klinkers; boêk (= boek) en boek (= buik); tiene (= tien) en tiêne (= tenen); zuûte (= zoet) en suker (= suiker). 11

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication