12

Wij zijn vaak verhuisd. Mijn herinnering daaraan begint helder te worden vanaf het moment dat we verhuisden naar een huis dat verbonden was aan een Mulo- school met internaat. De leerlingen kwamen uit alle windstreken van de archipel. De zendingsmensen die het huis bewoond hadden, waren vertrokken en het vaderschap van het internaat werd waargenomen door leraren van de christelijke kweekschool. Dit was slechts een tijdelijke oplossing, het “Mulohuis” moest voor de school bewoond blijven en het internaat moest een vader hebben. En zo kwamen wij daar. De grote ommuurde achtertuin was mijn dagelijkse leef- en speelterrein. Aan de rand van de tuin waren goedangs (bergplaatsen) gebouwd en in het midden daarvan bevonden zich de keuken en de kokkie. Langs deze gebouwtjes liep een betegeld en overdekt looppad, een emper. In die tuin speelde ik met een bal en met mijn schietgeweer, reed ik op mijn fietsje, speelde ik paardje met een zelf gevonden stok tussen mijn benen, of chauffeur met een lawaaierige toeter, tetto bretto, tetto bretto. Dan reed ik rondjes om de grote boom die in de tuin stond. Het was de boom, die ik veel later (in 2001) met Ria op mijn vakantiereis door Java terugvond, onveranderd, mijn belangrijkste herkenningspunt van het huis. de achterzijde van ons huis (2001) 18

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication