14

Ik moest ergens in de bende gaan zitten en op mijn plaats blijven, wachten tot de kamer uitgemest en schoongemaakt zou zijn. Buiten spelen kon natuurlijk niet. Moeder en tante Ans gingen aan de slag, schoonmaken, vegen en schrobben met de hulpmiddelen die ze maar konden vinden. Dat was hard werken en boenen. En tussendoor moesten ze de kinderen, die uit hun doen waren, rustig houden. De kinderen waren ontheemd, uit hun beschermde wereld gehaald, ontworteld en zomaar ergens neergezet. Het was pure ellende. Ik kon geen kant op, het was overal vies en vuil. Buiten liepen brakende mensen, ziek, misselijk, in de rij staand voor de W.C.’s. Ik voelde me heel ongelukkig, zo ongelukkig als ik nog nooit was geweest. De volgende dag was het Kerstfeest. We hadden geen kerstboom, maar moeder haalde een groene tak uit de bostuin en zette die in een pot. We maakten kerstballen na en toverden sneeuwvlokjes tevoorschijn van watten. En, waar we heel goed in waren, we zongen kerstliederen met het koortje van Zuidema’s en Te Veldes. Het hele kerstrepertoire dat we kenden, zongen we uit. Tot onze verrassing werden we na een week overgeplaatst. De Jappen hadden inmiddels een beter kamp gevonden. We werden op transport gezet naar Soemowono. Later hoorden we dat vader die dag eveneens was gedeporteerd. Hij was met de hele kloostergemeenschap overgebracht naar het massakamp in Tjimahi, bij Bandung op West-Java waar ook de andere mannen van Solo waren geinterneerd. De voorzichtige en bijzondere behandeling van de geestelijken vonden ze niet langer nodig. 48

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication