20

HEMELSBLAUW Ik schop tegen de linkervoorband van mijn Lada. Nee, niet zo’n vierkant koekblik, maar een gestroomlijnd model uit de jaren negentig, nu eigenlijk ook alweer gedateerd. In ieder geval, ik schop dus tegen die voorband en stap in. De Lada start meteen en ik rijd erin weg. Dat is het laatste wat ik me herinner. En nu lig ik hier. Ik kijk in de ogen van een meisje – of is zij een volwassen vrouw? Ik weet niet precies wanneer je het een of het ander bent. Zó ben je bijvoorbeeld een automobilist, en zó een liggend persoon die in de blauwe ogen van een vrouw of meisje kijkt. Ik ben op weg. Nu nog steeds eigenlijk. Om verliefd te worden op die mooie blauwe ogen, met smalle lange wenkbrauwen die als lijst fungeren om haar ogen. Hemelsblauw. Ze doen me denken aan een meisje in mijn klas: Celeste. Ik was smoorverliefd op haar. Zij niet op mij. Maar nu is het anders. Ik krijg aandacht van deze mooie Celeste. Ze wast mijn gezicht, schouders, buik... Hé, ik lig hier wel erg bloot te wezen. Ik ben verstijfd van – is het de schrik? En waarom kan ik me niet bewegen? Ik wil haar hand pakken, haar een zoen geven, zeggen dat ik haar mooi vind. Maar het enige wat gebeurt, is dat er wat speeksel langs mijn mond op mijn schouder drupt. Toch denk ik dat ze het begrijpt, want ze lacht lief naar me. ‘Hallo, meneer Bekker. Hoe gaat het met u?’ zegt ze. ‘Weet u hoe u hier terecht bent gekomen?’ Ik knik en zeg: ‘Ik schopte tegen de voorband van mijn Lada, dat brengt geluk.’ ® n Bekker

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication