11

Jeanne Roovers De vlaggenmast Wat ben ik toch ontzettend trots op mezelf, zoals ik hier, stevig verankerd in de buitendijk, fier rechtop staand de elementen trotseer. Mijn zelfvertrouwen pompt door mijn houtnerven, soms dreig ik te barsten uit de lagen buitenbeits die de ouwe Johannes ieder voorjaar zorgvuldig over me heen smeert. Gloeiend, blinkend, tintelend van blijdschap trek ik mezelf nog strakker en rechter als Wannes, zoals ze de oude havenmeester hier noemen, me nadert over de dijk met een stapel vlaggen in zijn enorme kolenschophanden. Zoals iedere morgen om halfacht bindt hij ze rustig aan mijn touwen, trekt ze omhoog langs mijn mooie slanke lijf, zet ze vast en geeft me dan het klopje waar ik de hele nacht op gewacht heb. Ik ga nu weer extra goed mijn best doen om de vlaggen te laten wapperen richting de haven of, als de wind keert, richting de Krabbenkreek. De zwemmers, de kokkelrapers, de leden van de club weten nu uit welke landen de bezoekers van vandaag komen. Ík laat ze dat zien! En ik doe dat voor hém…! We kijken samen uit over het water, genieten ervan. Dan sloft hij naar het clubhuis voor zijn warme kopje koffie en kan ik verder mijn werk doen. Ook als het tij keert, de boten de haven in vluchten en de krachtige westenwind tegen me aanbonkt, blijf ik stoer, sterk en stevig op mijn post, tot Wannes vóór zonsondergang over de dijk nadert, de vlaggen neerhaalt en me een liefdevol klopje geeft: ʻTot morgen.ʼ En voor hem, op wie ik al jaren heimelijk verliefd ben, blijf ik zo trouw en blij glimlachend mijn eikenhouten best doen.

12 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication