15

Pieternel van Keijzerswaard DE GLASBAK Hier sta ik, een donkergroene, gladstalen berg op een plein. Mijn verlangen is breekbaar en sterker dan ikzelf. Mijn honger is onstilbaar. Ik heb drie monden en drie tongen. Een diepe holte in mij hongert naar flessengroen, naar bierflesbruin en kleurloos glasvoer. Ik hoor voetstappen. Ze naderen langzaam. Als een streep wit licht in mijn linker mondholte schijnt en het begin van een hand zich laat zien, haal ik diep adem en span ik mijn wanden om het kletterende kapotvallen zo hard mogelijk te laten klinken in mij. Een groene hals wordt kordaat naar binnen geduwd en valt te pletter, in scherven. Een, twee, drie, vier vrienden volgen. Ze storten zich op mijn bodem en sneuvelen klatergalmend. O, ik kan het niet laten. Gewillig laat ik mij keer op keer openen om langzaam mijn buik te vullen met breekbare liefde. Het komt van alle kanten. In fietstassen, in kratten, of in zakken van de Aldi. In mij verdwijnen overblijfselen van een feest of tekenen van een eenzame maaltijd van geconserveerde groenten. Snel voldaan ben ik niet. Mijn honger houdt vaak dagenlang aan. Pas als de halzen uit mijn openstaande bek puilen en glazen potten zich aan mijn voeten beginnen te verzamelen, laat ik mij oplichten tot hoog boven de wagen. Dan wijdopen ik mijn buik om los te laten. Al voor ze mij terug op mijn plaats gezet hebben, voel ik de groeiende leegte en het aanzwellend verlangen. ʻVul mijʼ, adem ik zacht. ʻVul mij.ʼ

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication