65

‘En nu, kan ik nu gaan vliegen?’ vroeg het muisje ongeduldig. ‘Nee, joh, eerst moeten we je velletje nog een flink stuk oprekken,’ lachte de merel, ‘zodat je vleugels krijgt!’ En voor hij het wist hingen de specht en de ekster aan zijn voorpoten, en inderdaad, na een uurtje rukken en trekken had het muisje iets dat best op vleugels leek. Vervolgens kreeg het muisje nog een halfuur klapwiekinstructie, en toen zei de adelaar: ‘Het is zover. Nu heb je alles wat je nodig hebt om te vliegen. Vanaf nu zullen we je Vleermuis noemen, ter onderscheiding van al die vloermuizen daar beneden. Ga maar.’ Klaar om te springen keek Vleermuis naar beneden, en poepte pardoes guano van angst. Beschaamd kroop hij terug naar zijn grot, en besloot te zorgen dat hij nooit meer de diepte zou zien. Daarom vliegt hij enkel ’s nachts, en hangt hij in ruste op z’n kop. Ronald Saeijs

66 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication