V roeger was de rat een bescheiden dier, hij was een echte graseter. De rat had hoorns en was spleethoevig. In die tijd werd het voedsel nog eerlijk verdeeld, en mensen waren er niet. De grote grazers weken vriendelijk een stap terug als de rat tevoorschijn kwam. Die had niet veel nodig om zijn buikje te vullen. De rat was een beminnelijk en zachtaardig dier, een echte kindervriend. Terwijl de grote grazers niet meer dan één kind namen – en in het uiterste geval twee – schonk de rattenmoeder tot wel vijf keer per jaar het leven aan zes tot tien kale kindjes. Die lagen in hun donzen nestje opgerold als roze bolletjes warm tegen elkaar. De rattenvader en -moeder konden daar intens van genieten. Ook als de jongen groter worden, hechten ratten aan een sterke familieband. Hoe anders was dat bij de grote grazers. Naarmate het jong groter groeide, werd hun dat meer en meer tot een last. Dat had het ten slotte maar uit te zoeken in de kudde. In die tijd keken de grote grazers met hun bolle ogen nog belangstellend en zelfs een beetje vertederd naar de jonge ratjes. Die rolden en dolden in het gras en knabbelden bescheiden aan hun dunne grassprietjes. Toen de aarde kaal werd en de grote grazers en hun kinderen honger leden, kwam pas goed hun ware aard naar boven. Ze overlegden met elkaar dat het zo niet langer kon. Ze besloten dat alle ratten weg moesten.
77 Online Touch Home