Preek 22 december 2024 “God, wees mij zondaar genadig.” – Lucas 18:13 De Heer Jezus vertelde een gelijkenis over degenen die zichzelf als rechtvaardig beschouwden en anderen verachtten. Twee mensen kwamen naar de tempel om te bidden. de één een Farizeeër, de ander een tollenaar. De Farizeeër stond alleen en sprak dit gebed tot zichzelf uit: “Mijn God, ik dank U dat ik niet ben zoals andere mensen, zoals afpersers, overtreders en overspeligen of zoals deze belastinginner. Echter vast ik twee keer per week en geef een tiende van al mijn inkomen.” En de belastinginner stond alleen en wilde zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar zich op de borst slaan en zeggen: “God, vergeef mij, een zondaar.” Ik zeg je: deze ging gerechtvaardigd naar zijn huis, de ander niet. Want wie zichzelf verheft, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden. Gebed is een spiegel van de innerlijke geestelijke staat, zeggen de Heilige Vaders van de Kerk. Kijk in die spiegel, kijk hoe je bidt en je zult precies kunnen vertellen wat je innerlijke geestelijke toestand is. In gebed worden onze goede en duistere kanten, de dodelijke ninja van de ziel en spirituele groei volledig onthuld. In de gelijkenis zien we twee verschillende gemoedstoestanden en twee gebeden. Aan de ene kant het gebed van de Farizeeër, waar slechts twee woorden zijn: het gebed zelf. “Mijn God, ik dank U.” De rest zijn woorden van trots en zelfverheerlijking. Aan de andere kant de nederigheid van de tollenaar, die niets hoogs of goeds aan zijn eigen krachten toeschrijft. Een dergelijke nederigheid is de basis van de christelijke vroomheid en onze rechtvaardiging voor God, omdat de eerste zonde in de hemel voortkwam uit het trotse verlangen van de duivel (voormalig rechterlichtengel, Lucifer in het Latijn) om zijn eigen troon boven de sterren van God te plaatsen. (zie Jesaja 14:12-14). De eerste zonde op aarde kwam voort uit het trotse verlangen van de mens om als de goden te zijn die goed en kwaad kenden (volgens Genesis 3:5). De man probeerde te klimmen en viel. En als de onschuldige en volmaakte eerstgeborenen van het menselijk ras ten val kwamen door zelfverheerlijking, hoe bijzonder en gevaarlijk is zelfverheerlijking dan voor de gevallenen. “Waarom is de mens er trots op dat hij stof en as is?” zegt de Wijze (Sirakh. 10:9). De mens is een gevallen en zondig wezen en heeft niets om over op te scheppen tegenover God. Door bekering moet hij naar zijn hemelse Vader terugkeren en zijn leven onderwerpen aan de leiding van Gods genade. De tollenaar realiseerde zich dat het nutteloos was zichzelf met daden te rechtvaardigen. Khorhurd 11
12 Online Touch Home