9

Hierbij wordt, bij het uitvoeren van de verevening, het actuele spaarsaldo verminderd met de participaties bij aanvang van het huwelijk tegen de actuele koers. In de praktijk voeren pensioenfondsen deze methodiek ook inderdaad uit. In feite wordt het saldo dat daadwerkelijk is gevormd uit de premies die tijdens het huwelijk zijn betaald, verevend. In het kader van consistentie komen wij tot vijf vergelijkbare varianten (als bij DB- en CDC-regelingen):  Variant 1 (huidige situatie): spaarsaldo over huwelijkse periode, bijzonder partnerpensioen over gehele deelnemersperiode.  Variant 2 (Boon/Van Loon): een gelijke waarde voor beide gewezen partners.  Variant 3: spaarsaldo over gehele deelnemersperiode (thans: huwelijkse periode), bijzonder partnerpensioen over gehele deelnemersperiode (ongewijzigd).  Variant 4: verevend ouderdomspensioen over huwelijkse periode (ongewijzigd), bijzonder partnerpensioen over huwelijkse periode (thans: gehele deelnemersperiode).  Variant 5: spaarsaldo gebaseerd op verhouding tussen huwelijkse periode en deelnemersperiode (thans: huwelijkse periode), bijzonder partnerpensioen over gehele deelnemersperiode (ongewijzigd). Hiervoor is aangegeven dat er uitvoerders van DC-regelingen zijn die een bijzonder partnerpensioen afsplitsen, maar ook uitvoerders die het volledige saldo verevenen (zonder rekening te houden met een af te splitsen bijzonder partnerpensioen). Om die reden zijn bij de vijf hiervóór behandelde varianten ook subvarianten in aanmerking genomen waarbij geen bijzonder partnerpensioen wordt toegekend. In principe zijn de uitgangspunten dezelfde als bij de basisvariant met betrekking tot DBen CDC-regelingen. In een DC-regeling is echter niet het opbouwpercentage bepalend maar de leeftijdsafhankelijke beschikbare-premiestaffel. In deze notitie is uitgegaan van de fiscaal maximale staffel 2 bij een rekenrente van 3% per jaar. Verder kent een DC-regeling geen indexatie. De deelnemers krijgen het individuele beleggingsrendement bijgeschreven. In het basisscenario is uitgegaan van een risicopremie op aandelen (bovenop het rendement op vastrentende waarden van 2% per jaar) van 4%-punt. Dat sluit redelijk aan bij de uitgangspunten bij de maximale rendementen voor pensioenfondsen die de Commissie Parameters heeft gebruikt. In het basisscenario is aangenomen dat een deelnemer zijn saldo volgens een life cycle belegt, waarbij het percentage zakelijke waarden tot 45-jarige leeftijd, 80 bedraagt en dan gelijkmatig wordt afgebouwd tot 25 op 67-jarige leeftijd. In tabel 3 (pagina 10) zijn de uitkomsten opgenomen voor de bovengenoemde varianten, waarbij voor iedere variant een uitsplitsing is gemaakt in de resultaten met bijzonder partnerpensioen (‘a’) en zonder bijzonder partnerpensioen (‘b’). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat conversie in de onderhavige situatie pas op de pensioendatum en/of bij overlijden van de (gewezen) deelnemer aan de orde is. Voor de vergelijkbaarheid van de varianten zijn de saldi eveneens omgezet in fictieve aanspraken zoals bij de DB/CDCregelingen. Evaluatie Wet verevening pensioenrechten bij scheiding 9

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication