13

6 STERFTEDATA EN MODELAANNAMES 6.1 Nederlandse en Europese sterftedata Het huidige Prognosemodel AG2018 is gelijk aan het Prognosemodel AG2016. Dit betekent dat, naast de sterfte in Nederland, gebruik wordt gemaakt van gegevens over de sterfteontwikkeling in een aantal andere Europese landen. Vanaf 1970 is duidelijk waar te nemen dat de verschillen in sterftekansen tussen deze Europese landen afnemen. Daarnaast laat de periodelevensverwachting in deze landen decennialang een vergelijkbare stijgende trend zien. Zie hiervoor de grafieken 6.1 en 6.2. Vanwege deze duidelijke overeenkomsten is ervoor gekozen de Nederlandse projectie mede te baseren op de ontwikkelingen in deze Europese landen. Zo wordt voorkomen dat de prognose uitsluitend afhankelijk is van Nederlandse data waarin in het verleden mogelijk specifieke fluctuaties zijn opgetreden die niet noodzakelijkerwijs iets zeggen over toekomstige ontwikkelingen. De inschatting is dat de langetermijntoename van de levensverwachting in Nederland nauwkeuriger te voorspellen is door een bredere Europese populatie mee te nemen. Hierdoor neemt namelijk het aantal waarnemingen sterk toe: van ruim 100.000 overlijdensgevallen per jaar in Nederland tot ruim 2.000.000 overlijdensgevallen per jaar voor de gehanteerde Europese landen. Hierdoor ontstaat een robuuster model. De verwachting is dat de opeenvolgende prognoses stabieler zijn dan wanneer alleen uit zou worden gegaan van Nederlandse data. Europese sterftedata Het prognosemodel maakt gebruik van Europese sterftedata van landen waarvan het Bruto Binnenlands Product (BBP) boven het Europese gemiddelde ligt. Het BBP wordt gezien als een maat voor de welvaart in een land. Er is een positieve relatie tussen welvaart en ouder worden: hoe hoger het welvaartsniveau, hoe ouder men wordt. Nederland behoort tot de landen waar het welvaartsniveau hoog is en waar het BBP boven het Europese gemiddelde ligt. Op grond van dit criterium zijn de sterftedata van de volgende Europese landen meegenomen: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Waar in deze publicatie Europa of West-Europa wordt genoemd, worden de hiervoor genoemde landen bedoeld. Gegevensbereik Vanaf 1970 is een stabiele ontwikkeling te zien in de sterftekansen van zowel mannen als vrouwen (zie ook grafieken 6.1 en 6.2). Voor de modellering worden de gegevens over de waarnemingsperiode 1970 tot en met 2016 gebruikt. Voor Nederland zijn de meest recente sterftekansen uit 2017 beschikbaar en daarom toegevoegd. Met het gekozen tijdvak worden historische gegevens over een periode van 47 jaar (vanaf 1970) gebruikt. Prognosetafel AG2018 Sterftedata en modelaannames 12

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication