17

kalibratieperiode. Bovendien houden we bij het schatten expliciet rekening met het feit dat we sterftekansen nooit precies kunnen observeren; we hebben alleen de beschikking over geobserveerde sterftefrequenties. Dit impliceert dus een zekere “meetruis” die we ook wel Poisson-ruis noemen in verband met de verdeling die we voor het aantal geobserveerde overlijdensgevallen veronderstellen. Het model voor de ontwikkeling van de sterftekansen is gebaseerd op vier stochastische processen: a) de ontwikkeling van sterfte in Europa voor mannen; b) de ontwikkeling van de afwijking van Nederlandse sterfte ten opzichte van Europa, voor mannen; c) de ontwikkeling van sterfte in Europa voor vrouwen; d) de ontwikkeling van de afwijking van Nederlandse sterfte ten opzichte van Europa, voor vrouwen. Voor de Europese ontwikkelingen a) en c) wordt een random-walk-met-driftmodel gehanteerd. Voor de Nederlandse afwijkingen b) en d) wordt een eerste orde autoregressief proces zonder constante gebruikt. Dit laatste betekent dat de Nederlandse sterfteontwikkeling naar verwachting op termijn de Europese trend volgt. De vier processen worden gezamenlijk geschat om ook de correlaties tussen de verschillende processen in te schatten. Voor de Europese sterfte zijn data tot en met 2016 beschikbaar, voor de Nederlandse sterfte zijn data tot en met 2017 beschikbaar. Voor het gezamenlijk kunnen schatten van de vier stochastische processen moeten alle processen worden gebaseerd op dezelfde historische dataperiode. Omdat alleen voor Nederland data over 2017 beschikbaar zijn en niet voor de Europese landen, is de Europese ontwikkeling voor 2017 bepaald middels extrapolatie van Europese data tot en met 2016 (zie appendix A). De onderlinge correlaties tussen de vier verschillende grootheden zijn in figuur 6.2 weergegeven. Europese mannen -0,27 (AG2016: 0,45) 0,45 Nederlandse afwijking mannen 0,93 0,40 -0,23 (AG2016: -0,21) Europese vrouwen 0,54 Nederlandse afwijking vrouwen Figuur 6.2 Onderlinge correlaties tussen ontwikkeling Europese sterfte en ontwikkeling Nederlandse afwijking, mannen en vrouwen Voor leeftijden boven de 90 jaar zijn relatief weinig waarnemingen. Dat kan leiden tot grote schommelingen in de schattingen van de sterftekansen. Daarom worden de sterftetafels ‘gesloten’. Hiermee wordt bedoeld dat voor hoge leeftijden de sterftekansen worden bepaald met behulp van een extrapolatiemethodiek. Net als bij de Prognosetafel AG2016 is bij Prognosetafel 2018 gekozen voor de methode van Kannisto. In appendix A is een volledige beschrijving van het gebruikte stochastische model opgenomen, inclusief de methode waarmee het model geschat is. In combinatie met de Prognosetafel AG2018 Sterftedata en modelaannames 16

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication