3.1 Oversterfte als direct en indirect gevolg van COVID-19 Uitgangspunten Voor AG2022 maken we als CSO een inschatting van de directe en indirecte gevolgen van de COVID-pandemie op de overlevingskansen vanaf 2020, om daar in de prognose vanaf 2022 rekening mee te kunnen houden. We vergelijken de waargenomen sterfte in de jaren 2020 en 2021 met de verwachte sterfte op grond van de data vóór 2020, om zo inzicht te krijgen in de impact van de COVID-19-pandemie. We analyseren daarvoor de over- en ondersterfte in 2020 en 2021 eerst op weekniveau. Daarna vertalen we de modeluitkomsten op weekniveau naar een jaarniveau. Om de oversterfte vanaf 2020 per week te kunnen kwantificeren, moeten we ook bepalen hoe de totale geprognosticeerde sterfte per jaar (in 2020 en 2021) over de weken van deze jaren verdeeld is. Die verdeling over de weken is niet uniform: er is gemiddeld genomen meer sterfte tijdens de koude wintermaanden en minder sterfte gedurende de zomer. Dit seizoenseffect moeten we ook modelleren als we de impact van COVID-19 willen bepalen. We maken gebruik van een door het CBS aangeleverde dataset die historische sterfte per week in Nederland per geslacht en per individuele leeftijd weergeeft. De over- of ondersterfte in 2020 en 2021 hangt sterk af van de leeftijd. Inmiddels is wereldwijd vastgesteld dat de tot nu toe bekende varianten van het virus gemeen hebben dat ze de kans op sterfte alleen voor ouderen sterk toe laten nemen. Ook jongeren kunnen ernstig ziek worden en langdurig klachten houden, maar het komt vrijwel niet voor dat mensen onder de 55 jaar aan de gevolgen van een besmetting overlijden. Daarom beschrijven we het effect van COVID-19 op sterftekansen in termen van een extra leeftijdseffect en een extra tijdseffect. Daarmee kiezen we ervoor het effect van COVID weer te geven met een vergelijkbare structuur als bij de modellen voor Europese en Nederlandse sterfte-intensiteiten die we in AG2020 gebruikten om de sterfte vóór de pandemie te beschrijven. Door die keuze wordt de procedure om tot een prognose voor toekomstige overlevingskansen in Nederland te komen onderverdeeld in de volgende drie stappen: 1. Een inschatting van de sterfte-intensiteiten per leeftijd aan het begin van 2020, op grond van datasets van vóór de pandemie. Dit betreft een update na toevoeging van Europese data over 2019 voor de AG2020 parameterwaarden Ax leeftijdseffecten voor leeftijden x beschrijven en de tijdreeksen Kt verloop in de tijd (per jaar t en geslacht g) beschrijven. g en κt g die het g, αx g, Bx g en βx g die 2. Een inschatting van de toename of afname van die sterfte-intensiteiten per leeftijd gedurende alle weken in 2020 en 2021. Deze wordt in eerste instantie uitgedrukt in een nieuw leeftijdseffect ðx g en nieuwe tijdreeksen op weekniveau ðg ðg bijbehorende leeftijdseffecten op jaarniveau. w, 2020 en w, 2021 voor alle weken w in de jaren 2020 en 2021. Deze leeftijdseffecten en weekeffecten worden vervolgens vertaald naar de jaareffecten ðg 2020 en ðg 2021, met pagina 26 / 80 Prognosetafel AG2022 | Het
27 Online Touch Home