waarbij θð,ðð, en ðð parameters en ϵð¡ ð,ϵð¡ ðð¡ = (ϵð¡ ð,δð¡ ð,δð¡ ð en δð¡ ð storingstermen zijn. De stochastische vectoren ð)′ zijn onafhankelijk en identiek verdeeld verondersteld (i.i.d.) en hebben een vierdimensionale normale verdeling met gemiddelde (0,0,0,0)′ en gegeven 4× 4 covariantiematrix C. Dit betekent dat voor de tijdreeksen van de referentiegroep {ð¾ð¡ wordt verondersteld en voor de tijdreeksen van de Nederlandse afwijking {κð¡ ð} een ‘random walk with drift’ ð} een eerste orde autoregressief model, met constante term. We modelleren ðð¥ ð(ð¡), geïnspireerd op het Lee-Carter model, als volgt: ln (ðð¥ ð(ð¡))= ð ̃ð¥ ððð¡ met {ð ̃x ð} leeftijdsafhankelijke parameters en {ðt ð2020 ð en ð2021 ð ð, ð} tijdsafhankelijke grootheden. De waarden van volgen uit een gekalibreerd weekmodel dat we later in deze Appendix zullen bespreken, terwijl we voor ð¡ ≥ 2022 veronderstellen ðð¡ ð =ð2021 ð ðð¡−2021, met ð een parameter. Verschillende waarden van de parameter ð corresponderen met verschillende scenario’s voor het toekomstig verloop van de pandemie: • De waarde ð∈ (0,1) correspondeert met het scenario ‘verdwijnend’: de waarde van ðð¡ ð voor ð¡ ≥ 2022 convergeert naar 0, dus de extra sterfte ten opzichte van de pre-covidperiode verdwijnt, met een halfwaardetijd gelijk aan ln(½)/ln(ð). De CSO heeft voor dit scenario gekozen in de prognose AG2022 met de waarde ½ voor ð en zodat de halfwaardetijd gelijk is aan 1 jaar. • De waarde ð= 1 correspondeert met het scenario ‘structureel’: de waarde van ðð¡ de pre-covidperiode verdwijnt niet. • De waarde ð= 0 correspondeert met het scenario ‘incidenteel’: de waarde van ðð¡ pre-covidperiode verdwijnt direct na 2021. 3 ‘Best estimates’ voor sterftekansen en levensverwachting De ‘best estimate’ sterftekansen worden vervolgens bepaald via ðð¥ ð(ð¡) =1− ð−μð¥ ð(ð¡), door in de vergelijkingen voor μð¥ ð(ð¡) de ‘best estimates’ van de tijdreeksen voor ð¾ð¡ ð die verkregen worden door voor alle toekomstige ð¡ de waarden ðð¡ = (ϵð¡ ð,ϵð¡ ð en κð¡ ð,δð¡ ð in te vullen. Omdat we de ‘best estimates’ voor toekomstige waarden van deze tijdreeksen identificeren met de meest waarschijnlijke (‘most likely’) uitkomsten, komen die overeen met de reeksen voor ð¾ð¡ en κð¡ ð,δð¡ ð)′= (0,0,0,0)′ in te vullen. De covariantiematrix ð¶ is dus niet nodig om ‘best estimates’ te genereren, maar wel om simulaties uit te kunnen voeren die kunnen helpen om de onzekerheid rondom de ‘best estimates’ in kaart te brengen. We verkrijgen zo de ‘best estimates’ voor de leeftijden ð¥∈ ð= {0,1,2, … ,120}. Wanneer een sterftekans nodig is voor een leeftijd groter dan 120, dan wordt die gelijk veronde
62 Online Touch Home