14

Laajdige aangie en belasngverhogingen van 10 juli 2021 tot 24 juli 2022 Er stelde zich vooralsnog een derde probleem doordat arkel 444 WIB92 enkel vermelde dat de belasngverhoging werd berekend op de verschuldigde belasngen met betrekking tot het niet-aangegeven inkomstengedeelte. Arkel 444 WIB 92 voorzag evenwel niet expliciet hoe de belasngverhoging moest berekend worden bij een laajdige aangie. De vraag stelde zich of een laajdig aangeven inkomen kon gelijkgesteld worden met een niet-aangegeven inkomen. Uit de parlementaire voorbereiding van de nieuwe regelgeving bleek alvast de bedoeling deze nieuwe regelgeving toe te passen bij een effeceve verhoging van de belasngbare grondslag na een werkelijke controle en niet bij een taxae van aanslag van ambtswege op basis van weliswaar laajdige aangies zonder enige controle of rechtzeng. Ook hier greep de wetgever in bij wet van 5 juli 2022. Sedertdien voorziet arkel 444, eerste lid WIB92 dat de belasngverhoging van toepassing is op de belasngen verschuldigd op het nietaangegeven of laajdig aangegeven inkomstengedeelte. Deze wetswijziging is in werking getreden op 25 juli 2022. Laajdige aangie en belasngverhogingen vanaf 25 juli 2022 tot 23 oktober 2022 Daarmee waren nog niet alle euvels uit de weg geruimd. De schaal van belasngverhogingen, vastgelegd in de arkelen 225 tem 229 van het KB/ WIB voorzagen immers enkel in een schaal van belasngverhoging bij de niet-aangie en niet bij laajdige aangies. Weerom greep de wetgever in en werd de tekst van het KB/WIB op dit punt bijgestuurd bij arkel 1 van het KB van 13 september 2022. Deze wetswijziging is in werking getreden op 23 oktober 2022. Quid met de onwege belasngverhogingen in het verleden? De vraag rijst of de opeenvolgende wetswijzigingen een interpretaef karakter hebben en dus ook gelden voor het verleden. Mocht dit het geval zijn, dan zou ook een laajdige aangie in de periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding van de opeenvolgende wijzigingen, het voorwerp hebben kunnen uitmaken van belasngverhogingen. Het hof van beroep van Gent oordeelde in haar arrest van 11 mei 2021 alvast dat de wetswijziging van 30 juni 2017 geen interpretaeve wet is. Het hof verwees hiervoor naar het feit dat een belasngverhoging een strafrechtelijke aard hee waardoor de straaarstelling moet bestaan op het ogenblik van het begaan van de inbreuk. Het Hof van Cassae oordeelde in dezelfde zin in haar arrest van 25 september 2020. Met betrekking tot de wet van 27 juni 2021 was de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen al evenzeer de mening toegedaan dat ook deze wetswijziging geen interpretaeve wet was met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding. Dit impliceert noch min noch meer dat belasngverhogingen die in het verleden werden opgelegd wegens laajdige aangien in nogal wat gevallen onweg waren. De vraag stelt zich vervolgens of de fiscale administrae met deze onweg belasngverhogingen rekening mag houden bij het bepalen van de rangorde en de schaal van de latere belasngverhogingen. De rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen was in haar vonnis van 2 februari 2022 alvast de mening toegedaan dat onwege belasngverhogingen wegens laajdige aangien niet mogen meegerekend worden in de rangorde van voorgaande overtredingen. Het arekverbod en het legaliteitsbeginsel Uit arkel 207 lid 7 WIB92 (thans arkel 206/3, § 1, laatste lid WIB92) volgt dat het arekverbod slechts toepasbaar is als een belasngverhoging van minimum 10% effecef wordt toegepast. Arkel 444 WIB92 bepaalt evenwel in zijn derde lid dat bij ontstentenis van kwade trouw, er kan worden afgezien van het minimum van 10 % belasngverhoging. Het fiscaal legaliteitsbeginsel, stevig verankerd in arkel 170 van de Grondwet, impliceert evenwel dat alle essenële bestanddelen van een belasngheffing moeten teruggaan op de NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 14

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication