8

I n ons rechtssysteem heeft elk misdrijf een houdbaarheidsdatum waarbinnen de strafvordering moet worden uitgeoefend en definitief beëindigd. Indien de strafvordering voor die datum niet definitief kan worden beëindigd treedt het verval van de strafvordering in wegens verjaring. Op het principe van de verjaring wordt een uitzondering gemaakt voor zeer ernstige misdrijven zoals oorlogsmisdaden, genocide, misdaden tegen de mensheid en ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen. Voor deze misdrijven verjaart de strafvordering nooit. Zeer recent werd nog duidelijk dat de huidige minister van Justitie – met goedkeuring van de ministerraad – deze uitzonderingscategorieën wenst uit te breiden tot ‘zeer ernstige feiten van moord en roofmoord die de bevolking ernstige vrees hebben aangedaan of tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen’ en ‘misdaden die een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden of de overheid of een internationale organisatie proberen te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling’. De witwasmisdrijven in het Belgisch Strafwetboek (art. 505, lid 1, 2° – 3° – 4° Sw.) zijn wanbedrijven en verjaren – in theorie – na verloop van vijf jaar, te tellen vanaf de dag dat het misdrijf voltrokken is. Deze termijn wordt in de praktijk echter in veel gevallen al snel verdubbeld tot tien jaar (of meer) door het systeem van de stuiting (en schorsing). Voor de berekening van de verjaringstermijn en de houdbaarheidsdatum van een misdrijf, en dus ook het witwasmisdrijf, is het onderscheid tussen aflopende (ogenblikkelijke) en voortdurende (witwas)misdrijven van belang. Bij een ogenblikkelijk misdrijf dat door één enkel feit op een bepaald ogenblik is voltrokken, loopt de verjaring vanaf dat ogenblik. Bij voortdurende misdrijven bestaande uit een niet onderbroken strafbare toestand die zich uitstrekt in de tijd, loopt de verjaringstermijn pas nadat die strafbare toestand ophoudt te bestaan. Voor witwasmisdrijven is de situatie sinds 2007 als volgt: · Eerste witwasmisdrijf: hybride verjaringsregime wegens aflopende (kopen, ruilen, ontvangen) en voortdurende gedragingen (bezitten, bewaren, beheren) · Tweede witwasmisdrijf: aflopende gedragingen (omzetten of overdragen) · Derde witwasmisdrijf: voortdurende gedragingen (verhelen of verhullen) Ogenschijnlijk eenvoudig en meestal ook in grote lijnen wel aansluitend bij de realiteit. Niettemin zullen de feitelijke omstandigheden van elke zaak finaal bepalend zijn. Dit verduidelijkte het Hof van Cassatie eind 2022 in een opmerkelijk arrest. Het Hof oordeelde dat de strafrechter een bankoverschrijving (een duidelijk ogenblikkelijke handeling) weliswaar ook kan kwalificeren als het verhelen of verhullen (voortdurend derde witwasmisdrijf), maar dat daardoor de onderliggende ogenblikkelijke materiële gedraging t.o.v. de ‘overschrijver’ niet automatisch voortdurend wordt. Dat zal voor de ‘overschrijver’ pas het geval zijn als blijkt dat die na de overschrijving nog over de reële macht beschikte om het de verberging te laten voortduren. (Cass. 15 november 2022, P.22.0854.N). Hiermee geeft het Hof van Cassatie aan dat ondanks de voormelde algemene indeling sinds 2007, finaal de concrete omstandigheden zullen bepalen of de witwashandeling aflopend dan wel voortdurend was. “Aangezien het witwasmisdrijf begaan wordt zodra een persoon daden met betrekking tot het beheer van activa van criminele herkomst stelt, terwijl hij de delictuele herkomst ervan kende of moest kennen, houdt dat misdrijf aan zolang de witgewassen gelden niet in beslag genomen, teruggegeven of verbeurd verklaard worden (het misdrijf wordt in zekere zin onverjaarbaar).” NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 8

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication