Er is al veel gezegd en geschreven over de modernisering van ons strafrecht en het langverwachte Belgisch Strafwetboek 2.0 (inclusief het boek met de misdrijven), maar als we de opstellers van de circulerende ontwerpen mogen geloven zou men ook de witwasmisdrijven – minstens impliciet – willen toevoegen aan de categorie van de onverjaarbare zeer ernstige misdrijven. Men zou dat echter niet expliciet regelen door de witwasmisdrijven op te nemen in art. 21bis van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, maar in de toelichting bij de wetsvoorstellen van 24 september 2019 (DOC 55 0417/001) en 12 februari 2020 (DOC 55 1011/001) stelden de indieners van de voorstellen onomwonden: “Aangezien het witwasmisdrijf begaan wordt zodra een persoon daden met betrekking tot het beheer van activa van criminele herkomst stelt, terwijl hij de delictuele herkomst ervan kende of moest kennen, houdt dat misdrijf aan zolang de witgewassen gelden niet in beslag genomen, teruggegeven of verbeurd verklaard worden (het misdrijf wordt in zekere zin onverjaarbaar).” Deze vaststelling leidde de indieners tot de denkpiste om derden in bepaalde omstandigheden te vrijwaren van strafrechtelijke vervolging (typevoorbeeld: de nietsvermoedende erfgenaam die gelden erft) indien zij gelden hebben ontvangen die volgens de compliance van de bank, de fiscus, het openbaar ministerie (of wie dan ook) een beweerdelijk dubieuze (of zelfs illegale) oorsprong hebben. Deze derden zou de wetgever in bepaalde omstandigheden dan niet langer viseren als witwassers. Het is de indieners terecht niet ontgaan dat er in de praktijk door het tijdsverloop geregeld lastige situaties kunnen ontstaan i.v.m. de duiding van de herkomst van gelden. Zo is het voor ‘derden’ zonder uitgebreide onderzoeksmiddelen (i.t.t. politie, justitie of de fiscale administratie) vaak een lastige opgave om de herkomst te achterhalen van gelden die na een lange tijd in hun bezit of onder hun beheer zijn gekomen. Professionele dienstverleners allerhande die klanten bijstaan bij het beheren van historische buitenlandse (Zwitserse of Luxemburgse) kapitalen (en inkomsten) worden frequent geconfronteerd met het verzoek van een klant om hen bij te staan bij de repatriëring van buitenlandse gelden naar België. Vanuit AML-compliance perspectief is dit enkel risicoloos wanneer die klant aan de hand van stukken tot op de cent kan aantonen dat die buitenlandse fondsen een legale oorsprong hebben en steeds het juiste belastingregime hebben ondergaan. Het behoeft weinig uitleg dat zeer weinig personen (bijgestaan door professionelen) deze verpletterende aanvoeringslast zullen kunnen vervullen voor historische buitenlandse vermogens die al sinds de vorige eeuw in het buitenland door meestal vorige generaties werden aangehouden. Het is om die reden zeker toe te juichen dat er wordt nagedacht over alternatieven waarbij nietsvermoedende derden (bv. erfgenamen die nooit betrokken waren bij het basismisdrijf) toch buiten de toepassing van het strafrecht zouden kunnen blijven als zij de herkomst van de gelden niet meer kunnen reconstrueren van gelden die na een lange tijd (bv. langer dan tien jaar) van in inactiviteit in hun bezit of onder hun beheer zijn gekomen. Deze periode van tien jaar is overigens niet toevallig gekozen aangezien hierboven al werd verduidelijkt dat de praktische verjaringstermijn van witwasmisdrijven tien jaar bedraagt. Nochtans werd deze piste zeer koeltjes onthaald bij het College van procureurs-generaal en de FOD Financiën. Zij formuleerden verschillende tegenargumenten (terug te vinden in de wetsvoorstellen) tegen het voorgestelde alternatief: NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 9
10 Online Touch Home