15

Hoofdstuk 2 I Resultaten Weidevogelbescherming 2.7 Eenden, zangvogels en overige soorten Bij de eendensoorten valt een toename van het aantal eidereenden op Texel op, tot het niveau van 2019. Dit is waarschijnlijk een inspanningseffect. Een lichte afname bij de slobeend leidde tot een laagterecord voor deze soort in het aantal gevonden nesten van 103, dat waren er 18 minder dan vorig jaar. Opvallend is een flinke toename (30 procent) van het aantal legsels van de wilde eend. Bij de (semi)koloniebroeders is er een toename van de kluut. Het aantal visdieven nam, na het dieptepunt vorig jaar met slechts 4 nesten, gelukkig weer toe tot 14. Mogelijk heeft het visdievenproject van de ANV Water, Land & Dijken hier een rol in gespeeld. In dit project zijn een aantal schelpenbanken op plas-drassen gecreëerd, zie ook hoofdstuk 7. Er worden de laatste jaren regelmatig nesten van de kleine plevier gevonden, meestal op maïsland. Het enige nest van een bontbekplevier in de Wieringermeer, sneuvelde door een mestinjecteur, al voordat het gevonden werd. Bij de kleine zangvogels valt een lichte stijging van de gele kwikstaart te bespeuren evenals bij de graspieper. Het aantal gevonden nesten van de veldleeuwerik nam met 15 af en bereikte een nieuw dieptepunt met slechts 20 nesten. Deze nesten zijn ook zeer moeilijk vindbaar, net als de andere kleine zangvogels die in het boerenland broeden. Het aantal gevonden nesten is dan ook altijd zeer beperkt van deze kleine zangvogels. Zie voor alle cijfers tabel 2.1. op pagina 16 en 17. 2.8 Uitkomstpercentages Van 77 procent van de gevonden legsels is ook de uitkomst bekend. Het gemiddelde uitkomstpercentage van de legsels was 76 procent. De licht afgenomen predatie kwam dit jaar uit op 17,7 procent. Omdat 2020 een uitzonderlijk jaar was met hoge predatie, vergelijken we het met het jaar ervoor. Ten opzichte van 2019 is er sprake van een lichte stijging van de predatie met 3 procent, berekend volgens de klassieke methode. Berekening met de Mayfield-methode, waarbij er rekening wordt gehouden met het aantal dagen dat nesten daadwerkelijk beschermd zijn en de kans op het niet vinden van nesten omdat ze al gepredeerd zijn, leidt altijd tot een hoger en realistischer predatiepercentage: in 2021 op 32,5 procent (grutto) en 37,2 procent (tureluur). Ten opzichte van 2019 is dit voor de grutto 5 procent, en voor de tureluur met 19 procent hoger. Dit geeft aan dat 2021 toch een jaar is met aanzienlijke predatie. Per weidevogelgroep/regio zijn er een paar verschillen ten opzichte van het provinciale predatiecijfer. Amstelveen (Bovenkerker- en Duivendrechter polder), Texel en Wieringen springen er in negatieve zin uit met percentages die via de klassieke methode tussen de 22 en 50 procent uitkomen. In de Westwouder- en Krommenier Woudplder, evenals bij de groepen Obdam, Noorderkoggen en IVN West-Friesland blijven de percentages onder de 10 procent liggen. Het aandeel ‘verlies oorzaak door werkzaamheden’, is er ten opzichte van 2020 weer aardig gedaald en komt uit op 1,4 procent. De andere verlies oorzaken zoals ‘beweiding’, ‘verlating van het nest’ en ‘overig’ variëren, het aandeel verlatingen van het nest nam licht toe tot 3,5 procent. Dat zal ongetwijfeld met de extreme weersomstandi g heden (veel nattigheid en harde wind) te maken gehad hebben. 15

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication