Hoofdstuk 4 I Broedsucces van grutto’s op basis van kleurringdichtheden omgeving van hun geboorteplek te blijven. Dit leidt tot hogere kleurringdichtheden in regio’s waar de meeste kuikens zijn geringd, met name in Friesland. En doordat de ringdichtheidschecks niet op dezelfde manier zijn verdeeld over het land als de gekleurringde kuikens, kan dit een fout opleveren in de schatting. Om dit zo veel mogelijk te voorkomen berekenen we de schattingen apart voor twee deelgebieden (Friesland en omgeving en de rest van Nederland) en tellen die vervolgens bij elkaar op tot een landelijk totaal (Schekkerman et al., 2021). 4.4 2021 iets beter dan gemiddeld 2021 was het tiende jaar waarin deze aanpak is uitgevoerd in Nederland, na een proefjaar in 2011. Er werden 351 kuikens gekleurringd (waarvan 22 in Noord-Holland), het hoogste aantal uit de reeks (2012-2020 gemiddeld 256). Tijdens 181 kleurringchecks werden bijna 2.800 juveniele grutto’s gecontroleerd op ringen, waarvan 1.146 in Noord-Holland. Dit resulteerde in een totaalschatting van 14.300 kuikens die de kleurringleeftijd bereikten en 8.700 vliegvlugge jongen voor heel Nederland. Van dit totaal groeide 45 procent op in Friesland en omgeving, en 55 procent elders. Het totaal voor 2021 ligt een stuk hoger dan vorig jaar, toen een dieptepunt werd bereikt, maar is slechts 6 procent hoger dan het gemiddelde over de jaren 2012-2020 (figuur 4.1). 38 Rondom de schatting berekenen we een onzekerheidsmarge, die een optelling is van de onzekerheden in alle componenten. Die onzekerheidsmarge is daardoor groot. Het landelijke totaal aan vliegvlugge jongen lag met 95 procent zekerheid tussen 5.850 en 12.750 vogels. Op basis van cijfers over het landelijke aantal broedparen, en de gemiddelde jaarlijkse sterfte van volgroeide grutto’s, valt bij benadering te berekenen hoeveel jongen er groot moeten worden om die sterfte te compenseren en de populatie op zijn minst stabiel te houden. Dat zijn er momenteel ongeveer 12.000, onze schatting ligt daar 27 procent onder. Hoewel de bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval net boven deze drempel uitkomt, wijst dit erop dat het broedsucces dit jaar toch weer onvoldoende was, net als in de meeste voorgaande jaren uit de reeks. Deze conclusie strookt niet helemaal met de optimistische geluiden die in de loop van de zomer her en der te horen waren. De indruk was dat er eindelijk weer eens een goed jaar was voor de weidevogels, door de natte omstandigheden en doordat er pas extreem laat, rond eind mei, grootschalig werd gemaaid. Met name uit Friesland kwamen gunstige berichten (o.a. BFVW 2021). Onze schatting op basis van kleurringen wijst eerder op een (iets beter dan) gemiddeld jaar. Een vergelijkbaar beeld komt naar voren uit BTS-tellingen uit de rest van Nederland. In Noord-Holland lag het BTS op circa 66 procent. Bezien over heel Nederland lag het op zo’n 60-65 procent (gegevens Landschappen.nl). Dit is eveneens iets boven het gemiddelde uit de afgelopen acht jaar (Sovon 2020), met een ‘mogelijk voldoende’ tot ‘net voldoende’ kwalificatie. 4.5 Koud voorjaar; voor- en nadelen voor kuikens Het late maaien in 2021 zal gunstig zijn geweest voor de overleving van legsels en kuikens in het boerenland. Daar staat tegenover dat het buitengewoon koude en geregeld natte weer in april en mei, dat leidde tot dat late maaien, energetisch gezien niet gunstig was voor nestelende grutto’s en hun kuikens. Voor gruttokuikens zijn
39 Online Touch Home