Hoofdstuk 6 I Het Landje van Geijsel en grutto’s in het voorjaar Regenwormen + emelten 19 februari 2021 Regenwormen + emelten 14 april 2021 < 50 g./m2 50 - 100 g./m2 100 - 150 g./m2 > 150 g./m2 Figuur 6.5. Weergave van de massa aan regenwormen en emelten op beide monsterdagen. Loc 1, 2: agrarisch, peil 50cm onder maaiveld; loc 3, 4: Landje van Geijsel, peil 3-5cm -onder maaiveld; loc 5 (lvG) peil 10 cm onder maaiveld; loc 6 dijkvoet peil 10-15 cm onder maaiveld. In figuur 6.5 is per monsterlocatie het gewicht aan wormen en emelten op beide bemonsteringsdagen weergegeven. In februari (3 tot 7 dagen na het inunderen) is op de zeer drasse locaties (3 en 4) het gewicht zeer laag. Op de iets minder drasse delen (5 en 6) is het gewicht hoger. In april is het gewicht op alle locaties binnen het Landje van Geijsel vrijwel nihil, terwijl het op het agrarisch perceel (1 en 2) is toegenomen. Om ook inzicht te krijgen in waterorganismen als potentiële voedselbron, zijn in februari en april schepnetmonsters en steekbuismonsters uitgevoerd. In februari zijn in de schepnetmonsters tot enkele tientallen dansmuggenlarven aangetroffen en daarnaast ook een enkele kever, keverlarve, kokerjuffer en leverbotslak. In de steekbuismonsters werden in de helft enkele dansmuggenlarven aangetroffen. In de aprilmonsters zijn geen dansmuggen meer gevonden. maar wel een leverbotslak, borstelwormen en andere zeer kleine muggenlarven (tabel 6.1). De betekenis van waterorganismen als voedselbron blijkt zeer gering, zowel in februari als april (tabel 6.5). Rode muggenlarven (Chironomiden) zijn in het geheel niet aangetroffen. In de plas-drasgebieden van het Landje van Gruijters en bij Castricum bleek deze soortgroep een belangrijke voedselbron (Melman & Jonker 2019 en 2020), maar hier dus niet. Wel zijn larven van dansmuggen aangetroffen, maar deze zijn te klein om als gruttovoedsel relevant te zijn. 53
54 Online Touch Home