97

DE LAATSTE TIEN JAREN NEMEN DE AANTALLEN KNEUEN GELUKKIG WEER TOE. 60 procent in de periode vanaf 1990. De huidige populatie bedraagt hooguit een kwart van die anno 1960. De laatste tien jaren stabiliseren de aantallen en treedt licht herstel op. In Noord-Holland zien we in de periode voor 1990 een sterke afname gevolgd door een min of meer stabiele ontwikkeling. Buiten het duingebied is de soort na 1990 afgenomen zoals in West-Friesland, tussen Schagen en Alkmaar, Laag Holland en delen van Gooi en Vechtstreek. De laatste tien jaar nemen de aantallen weer toe en die ontwikkeling past in het landelijk beeld. In de periode 2013-2015 schatte men de landelijke populatie op circa 30.000-50.000 broedparen. Voor Noord-Holland dateert de laatste schatting uit de periode 2005-2009 en die bedroeg 3.000-4.000 broedparen. Rond 1990 werd het aantal broedparen in onze provincie nog geschat op 4.500-6.000. 14.6 Natuurontwikkeling De nog altijd doorgaande intensivering van de landbouw, die vooral ongunstig is vanwege onkruid en insectenbestrijding, heeft het boerenland voor de kneu minder aantrekkelijk gemaakt. De toegenomen aandacht voor natuur in akkergebieden heeft een positieve rol. Mogelijk profiteert de soort ook van natuurontwikkeling waar pioniervegetaties voedsel bieden en struwelen en struiken broedplekken. Kneu - Broedvogeltrend - Noord-Holland 160 140 120 100 60 80 40 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020  Figuur 14.3 Trend van de kneu als broedvogel in Noord-Holland. Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie t.o.v. 1990 en de standaardfout. © NEM (Sovon, RWS, CBS, provincies) 97 index

98 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication