6

betekenen dat het zinvol kan zijn om die gevoelens van hoop te stimuleren. Kan dat ook met behulp van coaching? Een aantal onderzoeken lijkt die gedachte inderdaad te ondersteunen. Green en collega’s onderzochten in 2006 of een coaching programma van tien groepssessies leidde tot meer hoop bij deelnemers. Als onderdeel van de groepssessies coachten deelnemers aan het programma elkaar. Aan het onderzoek deden 56 deelnemers mee, in de leeftijd van 18 tot 60 jaar. De helft van deze groep volgde het coaching programma, de andere helft, de controlegroep, kwam op een zogenaamde wachtlijst terecht en ontving geen coaching. Alle deelnemers vulden op twee momenten een vragenlijst in om de mate van hoop in kaart te kunnen brengen. De deelnemers die het coachprogramma volgden scoorden na afloop hoger als het ging om gevoelens van hoop dan vooraf, terwijl de mate van hoop bij de controlegroep niet veranderde. Green en collega’s voerden later een soortgelijk onderzoek uit, nu met individuele coaching. De coachtrajecten bestonden uit tien sessies en het onderzoek richtte zich op 56 personen in de leeftijd van 16 of 17 jaar, allen vrouw. Ook nu bleek het coachprogramma positieve effecten te hebben voor de mate van hoop: hoop was bij deelnemers aan het coachprogramma na afloop hoger dan vooraf, terwijl dit bij de controlegroep niet het geval was. Ook bij een follow-up na 30 weken bleek de mate van hoop nog steeds verhoogd te zijn vergeleken met voorafgaand aan het coachprogramma. Veel overeenkomsten Stel je wil als coach bovenstaande inzichten met betrekking tot hoop verwerken in je eigen coachtrajecten, hoe pak je zoiets dan aan? Interne coach bij de Britisch Broadcasting Corporation (BBC), Tony Worgan, nam de proef op de som en deed er uitgebreid verslag van. Tony Worgan is bij de BBC onderdeel van een interne coachpool en heeft tevens een eigen coachpraktijk. In 2013 deed hij in een wetenschappelijk tijdschrift uitgebreid verslag van zijn pogingen om het concept hoop toe te passen in zijn coachtrajecten. Als eerste stap verdiepte Tony zich in Snyders hooptheorie. Het viel Tony op dat de aspecten die centraal staan bij de hooptheorie ook bij coaching een belangrijke rol spelen. Tony merkt bijvoorbeeld gelijkenissen op met het GROW framework dat vaak bij coaching wordt gebruikt en staat voor Goals, Reality, Options and Will. De Options uit het GROW framework zou volgens Tony veel raakvlak hebben met het het zoeken naar manieren om een doel te bereiken. De ‘will’ zou dan weer overeenkomsten hebben met de energie die iemand nodig heeft om een doel te bereiken. De weerbarstige praktijk Tony besloot om bij twee van zijn coachees elke sessie de focus te leggen op de onderdelen van Snyders hooptheorie: het formuleren van doelen, het bepalen van manieren om die doelen te bereiken en het bevorderen van de motivatie om het doel te bereiken. Hij liet beide coachees bij aanvang van de coaching een vragenlijst invullen die de mate van hoop in kaart brengt. Hij gebruikte daarvoor overigens dezelfde vragenlijst als in de eerder genoemde onderzoeken over hoop. De coachees van Tony scoorden beide ‘gemiddeld hoog’ op de vragenlijst. Op basis van die score verwachtte Tony dat zijn coachees in staat waren Eén van de meest gehoorde kritieken op de hooptheorie is dat hoop te veel als een cognitief proces werd beschreven

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication