SAMEN OPLEIDEN ALS JE GAAT ZITTEN WACHTEN OP EEN STRAMIEN, DAN GEBEURT ER NIET VEEL. Welke zorg precies? ‘Kwaliteit en verantwoordelijkheid daarvoor nemen, dat is nog geen vanzelfsprekendheid. Iedere opleidingsschool zou op zijn minst een PDCA moeten hebben aan het begin van het jaar. En het is goed als anderen daar af en toe in meekijken. Als coördinatoren zijn we wel bezig met de vraag welke rol wij daarin spelen; is het onze taak om dat te monitoren? De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleiden in de school, je voelt je dan toch een soort controleur. Terwijl we weten dat de gesprekken die we met directeuren voeren enorm worden gewaardeerd. Die ontmoeting, het met elkaar spreken over kwaliteit, kun je misschien ook anders organiseren. Het gaat erom je rol te pakken.’ Waar ben je trots op? ‘Ik ben supertrots op de tandems van basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders, op allerlei initiatieven die er genomen worden, op de drive die er zit bij degenen die er iets van willen maken en dat zijn er echt heel veel. Er zit zo’n energie, ik vind dat geweldig om te zien. Een opleidingsdocent en een collega uit het werkveld hebben nu twee jaar op rij in co-creatie de basisschoolcoaches geprofessionaliseerd. Als je dan hoort dat na afloop de netwerken vanzelf voortgaan, is dat echt iets om trots op te zijn. De netwerkorganisatie van het POS doet op dat niveau heel goed zijn werk. Waar ik minder zicht op heb, zijn de mentoren, dat is uiteindelijk de grootste spil in de begeleiding van studenten. Ik ben er ook trots op dat er steeds meer samenwerking is tussen het werkveld en de opleiding in het professionaliseren en in de inductiefase. Wat we nog meer mogen benutten en waarvan ik weet dat het potentieel er is, is dat we collega’s uit het werkveld een steeds grotere rol laten spelen in het instituutsleren.’ Hoe zou dat eruit kunnen zien? ‘ik denk daarbij aan plekken in ons POS waar dat al wel zo loopt, met bijdragen in het ontwerp van het onderwijs en leerarrangementen op de pabo, en actieve deelname aan bijvoorbeeld minoren. Ook het samen beoordelen: veldassessoren die bij ons de competentie-examens mee afnemen en andersom, collega’s van ons een rol gaan spelen in de begeleiding en beoordeling op weg naar basisbekwaam en vakbekwaam. Ik vind dat heel mooi, want dan krijg je een nog beter beeld wat het betekent om vier jaar bij ons opgeleid te zijn en dan te mogen starten in het onderwijs, waar je dan tegenaan loopt. Dat zet ons als opleidingsdocenten nog verder op scherp. Een ander mooi voorbeeld: we hebben verbouwd in Tilburg. Eén van de uitgangspunten was dat we een plek wilden zijn waar we elkaar vanuit het POS kunnen ontmoeten. Dus we hebben gezegd: iedereen uit het werkveld kan bij ons gratis gebruik maken van de gebruiksruimtes. De enige tegenprestatie die we vragen is dat we weten wat je er doet en dat collega’s die interesse hebben kunnen aanschuiven. Dit werkt, besturen organiseren er regelmatig professionaliseringsactiviteiten voor hun teams, en collega’s sluiten ook echt aan. Zo vindt steeds vaker de ontmoeting plaats.’ moest aantonen. Een ander verschil is dat de studieloopbaanbegeleider veel vaker op de school is. Ik merk dat de lijntjes korter zijn, dat de slb’er beter op de hoogte is van ontwikkelingen op de stageplek, en dat er meer contact is met de mentoren. Het is makkelijker communiceren, je hoeft minder uit te leggen. Doordat we met zowel de basisschoolcoach als de studieloopbaanbegeleider als alle studenten kunnen sparren, krijg je een bredere blik op dingen.’ CÉLINE MERCIER vierdejaars student pabo Tilburg Versterking samenwerking 13
14 Online Touch Home