21

4 VAN KERNIDENTITEITEN NAAR CONCRETE PROJECTEN Reële ontwikkelingskansen De centrale vraag is natuurlijk: wat heeft dat hele proces van identificeren, selecteren en expliciteren nu aan reële ontwikkelingskansen opgeleverd? Met andere woorden: welke kernidentiteiten geven aanleiding tot concrete projecten? De – voorlopige – resultaten worden hierna gepresenteerd. Dat doen we, zoals gezegd, aan de hand van de ontwikkelings assen waarmee de kernidentiteiten verband houden of verbonden zijn. Achtereenvolgens zijn dat De verbindende rivier (pag. 26), De verbindende dijk (pag. 36), De verbindende linie (pag. 44), de Corridor Arnhem Nijmegen (pag. 54) en Zomen en ruggen (pag. 58). Kansrijke identiteiten die niet direct aan een van de ontwikkelingsassen te koppelen zijn, of samen een van die unieke ensembles vormen, worden apart besproken in Overige ontwikkellocaties (pag. 60). Ontsluiting Een even essentieel als vanzelfsprekend element bij nieuwe ontwikkeling van (kern) identiteiten is de ontsluiting. Hoe wordt die nieuwe ontwikkeling straks toegankelijk gemaakt voor het publiek, hoe kan het er gebruik van maken of er kennis van nemen? Daarbij gaat het zowel om fysieke ontsluiting (bereikbaar, toegankelijk en doorgankelijk maken) als informatieve ontsluiting (informatie en educatie bieden, al dan niet ter plaatse). Fysieke ontsluiting: routing Fysieke ontsluiting houdt op de eerste plaats in dat er nieuwe routes komen voor de mens. Dat zullen veelal routes over land zijn. De routes zijn ofwel thematisch, waarbij de verschillende knooppunten met elkaar verband houden (zoals een kastelenroute of een kapellenroute). Of ze zijn at random, waarbij ze meer op zichzelfstaande rivierFysieke ontsluiting: bij ‘startpunten’ het landschap in Sommige plekken lenen zich bij uitstek om van daaruit het landschap in te trekken. Op die plekken zou zich een aantal informatieve, educatieve en recreatieve functies kunnen concentreren. Een dergelijk startpunt (transferium) kan de gerelateerde objecten en verhalen verbinden. Dijken lenen zich uitstekend als doorgaande hoofd routes voor langzaamverkeer met een eigen stelsel van voorzieningen en dijkgerelateerde objecten. Verder is het mogelijk doorgaande routes te realiseren, parallel aan dijk en rivier om avontuurlijk het landschap te beleven. Voor dit soort struinroutes lenen zich de dijkvakken Druten-Zaltbommel, Zaltbommel-Slot Loeven stein. De gemeente Heumen wil graag een struinroute langs de Maas van de overblijfselen van het kasteel in Heumen naar de vesting de Coehoorn in Nederasselt. Ook in het Overasseltse Broek zal gewerkt worden aan struinroutes. De dijk kan ook dienst doen als hoofdroute met uitvalsbases naar thematische bijroutes die ofwel haaks op de dijk staan ofwel in lusvorm naar de dijk terugkeren. Ook routes over water zijn mogelijk, eveneens van knooppunt naar knooppunt of van monding tot bron (zie project 3. River-hopping). vorm hebben van een (bescheiden) museum of landschapslaboratorium al dan niet met horeca- en/of speelgelegenheid. De nadruk ligt op educatie, kinderen vormen de belangrijkste doelgroep (zie project 17. Startpunten: het landschap in). Informatieve ontsluiting: het verhaal vertellen Iets bestaat of komt pas tot leven als het verhaal erover verteld wordt. Een dergelijk verhaal zal bepaalde kwaliteiten moeten hebben. Op de eerste plaats is dat educatieve nieuwswaarde; de verhalen verrijken het publiek met kennis over een object in het landschap die het voordien niet had. De verhalen worden ‘prettig’ verteld, ze zijn begrijpelijk en toegankelijk. Ze staan niet op zichzelf. Met de andere verhalen samen vormen ze de ene grote raamvertelling van de stadsregio. Ze prikkelen bovendien de nieuwsgierigheid, ze nodigen uit tot verder actie of verdieping. Informatieve ontsluiting: ter plekke verteld en elders Deze verhalen zullen deels ter plekke of onderweg verteld worden via borden, recon structies en restauraties. Natuurlijk is het zo dat het publiek ter plaatse geïnformeerd moet worden over identiteiten en objecten met nieuwe media, zoals GPS (informatie via mobiele telefoon) of PDA (speciale mobiele informatiedragers). Daarnaast hebben musea en ‘startpunten’ een belangrijke informatieve en educatieve functie: etaleren, presenteren, bibliotheek, visualisaties, auditieve informatie. Masterplan Dijk & Kolk 21

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication