MASTERPLAN DIJK & KOLK DLA+ landscape architects BV in opdracht van de Stadsregio Arnhem Nijmegen april 2009
foto kaft voor en achter: dijk & kolk in de Liemers 2 Masterplan Dijk & Kolk
M D&K MASTERPLAN DIJK & KOLK DLA+ landscape architects BV | Geschiedkundig Bureau van Hemmen | M A R C erfgoed adviseurs Groesbeek, april 2009 Rapport nr. 4600 Masterplan Dijk & Kolk 3
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ........................................................................................................................................................... 1 INLEIDING ........................................................................................................................................................ 2 VISIE ................................................................................................................................................................. 2.1 Uitdaging .......................................................................................................................................................... 2.2 Ambitie .............................................................................................................................................................. 2.3 Strategie ............................................................................................................................................................. 3 OVER KERNIDENTITEITEN EN ONTWIKKELINGSASSEN ....................................................................................... 4 VAN KERNIDENTITEITEN NAAR CONCRETE PROJECTEN .................................................................................. 20 projecten DE VERBINDENDE RIVIER .......................................................................................................................... project 1. Gebakken aarde ................................................................................................................. project 2. In de naam van de rivier .................................................................................................... project 3. River-hopping ..................................................................................................................... project 4. Lichtjes in de duisternis ........................................................................................................ project 5. In de boot met Godfried de Deen ....................................................................................... DE VERBINDENDE DIJK ............................................................................................................................ project 6. Dijken van dijken ................................................................................................................ project 7. Vlinderdijken ...................................................................................................................... project 8. Treuren met onze voorouders .............................................................................................. DE VERBINDENDE LINIE ........................................................................................................................... project 9. De stille waterkracht ........................................................................................................... project 10. Middeleeuwse landweren ................................................................................................... project 11. Op veldtocht met de Hertog van Parma ................................................................................. CORRIDOR ARNHEM NIJMEGEN ............................................................................................................... project 12. Duopool Arnhem Nijmegen .................................................................................................................... 4 Masterplan Dijk & Kolk 26 27 28 30 31 33 36 37 39 41 44 45 49 51 54 55 7 9 11 11 12 13 15 21
ZOMEN EN RUGGEN ............................................................................................................................... project 13. Het buitengoed ................................................................................................................. OVERIGE ONTWIKKELLOCATIES ................................................................................................................. project 14. Kunst aan de dijk ................................................................................................................ project 15. Muzen in het landschap ....................................................................................................... project 16. Land van de Heerlijkheden en kronkelwaarden ....................................................................... project 17. Startpunt: Nijmegen omarmt de Ooij ...................................................................................... project 18. Verhalenbank ..................................................................................................................... project 19. Inspiratieboek ‘Dijk en Kolk’ .................................................................................................. project 20. Museaal landschap ‘Waalhoofd’ ........................................................................................... 5 ORGANISATIE & COMMUNICATIE ..................................................................................................................... 5.1 Organisatie ...................................................................................................................................................... 5.2 Communicatie .................................................................................................................................................. SAMENVATTING .......................................................................................................................................................... BIJLAGE Dijkvocabularium ...................................................................................................................................................................... Bronnen ....................................................................................................................................................................... VERANTWOORDING COLOFON 58 59 60 61 62 63 64 66 67 69 75 75 75 77 78 80 Masterplan Dijk & Kolk 5
de Waal bij Beuningen
VOORWOORD Staande bij de Valkhof, op de rand van de stuwwal, kijk ik uit over de Ooijpolder en de Waal. Dit is een heel bijzondere plek. De stad grenst aan de rivier, en dat al meer dan 2000 jaar. De geschiedenis van dit gebied is voor een deel zichtbaar. Hoe is dit ontstaan? Hoe heeft het zich ontwikkeld? Wat is hier allemaal gebeurd aan de grens van het vroegere Romeinse rijk? Hier krijg ik ontzag voor de rijke historische ontwikkeling, niet alleen in de steden, maar in de gehele regio. De afgelopen decennia is dit gebied enorm veranderd, niet alleen met de groei van steden en dorpen, maar ook strijd tegen het water door de dijkversterkingen en nieuwe infrastructuur. En er gaat nog veel veranderen, zoals bijvoorbeeld de dijkteruglegging bij Lent. Bij al die ontwikkelingen is er veel aandacht voor de toekomst. Wat denken we dat de komende tijd nodig is? Hoe houden we het gebied goed bereikbaar? Hoe voorkomen we wateroverlast? Dit zijn belangrijke vragen die daarbij een rol spelen. De aandacht voor de historische ontwikkelingen en wat daarvan nog herkenbaar is, mag niet verloren gaan. Die restanten dreigen te verdwijnen en daarbij het historische verhaal dat de oorsprong van dit gebied kenmerkt. Dit rivierengebied met de nederzettingen, de vele oorlogen die op dit grondgebied hebben gewoed en niet te vergeten de strijd tegen het water, maken deze regio zo uniek en zijn bepalend voor een groot deel van onze identiteit. In het Regionaal Plan kiezen wij voor het versterken van de bijzondere identiteiten van de stadsregio. De rivieren spelen hierbij een belangrijke rol. Dit Masterplan Dijk en Kolk beschrijft het ontstaan van dit gebied, de riviergebonden ontwikkelingen en geeft een aantal bijzondere kenmerken en relicten, onze ‘schatkist’. Het vult daarmee een deel van de regionale identiteit in en het geeft een aantal Masterplan Dijk & Kolk 7 ontwikkelingsmogelijkheden om het bijzondere van onze regio weer zichtbaar te maken. Het biedt ons de kans het historisch verhaal levend te houden en door te vertellen. U bent samen met ons aan zet om deze uit te voeren. Hierdoor voelen wij ons en ook de toekomstige bewoners, verbonden met deze plek en hebben respect voor de vele historische ontwikkelingen die dit gebied zo bijzonder hebben gemaakt. Een regio, waar wij trots op zijn! Namens de Stadsregio Arnhem Nijmegen Jan van der Meer Portefeuillehouder Ruimtelijke Ontwikkeling
DE STADSREGIO 8
1 INLEIDING Regionale identiteit versterken In het ‘Regionaal Plan 2005-2020’ geeft de Stadsregio Arnhem Nijmegen haar visie op de toekomstige ontwikkeling van dit unieke gebied. Het plan formuleert tien prioriteiten, die er gezamenlijk voor moeten zorgen dat de stadsregio een nog aantrekkelijker (vestigings)gebied wordt dan het nu al is – voor inwoners, ondernemers en bezoekers. Een van die tien prioriteiten heeft betrekking op de bescherming en de ontwikkeling van het hoogwaardige cultuurhistorische erfgoed. De stadsregio wil met dit masterplan de ‘cultuurhistorische herkenbaarheid en betekenis van het rivierenlandschap behouden en vergroten’ en ‘de landschappelijke kwaliteiten van het gebied versterken en toegankelijk maken.’ Eenheid in verscheidenheid Met zijn enorme verscheidenheid aan grondsoorten en biotopen, occupatievormen en cultuurlandschappen vormt het rivierengebied tussen Arnhem en Nijmegen een bijna onontwarbaar kluwen van gebiedskenmerken: geofysisch, demografisch, religieus, economisch maar ook militair-strategisch. Die ongelooflijk rijke afwisseling van identiteiten die op alle mogelijke manieren door elkaar heen lopen en in elkaar grijpen, maakt het rivierenlandschap in de Stadsregio Arnhem Nijmegen uniek en bijzonder. Tegelijkertijd ligt daar ook het probleem: hoe kun je bij een dergelijke veelheid aan gebiedskenmerken op een heldere, effectieve en samenhangende wijze richting geven aan ontwikkelingen die voor behoud en versterking van de cultuurhistorische betekenis noodzakelijk zijn? Omdat culturele identiteiten meestal lokaal verankerd zijn, hebben projecten in het kader van de cultuurhistorische ontwikkeling vaak betrekking op deelgebieden. Het gevolg is dat ze de verscheidenheid eigenlijk alleen maar benadrukken. Juist die verscheidenheid maakt de regio interessant. Masterplan In de opdrachtomschrijving formuleert de stadsregio haar doelstelling als volgt: ‘Dit masterplan moet voorzien in een structuur waarin zowel het monumentale landschap als de verhalende aspecten van de cultuurhistorie inhoudelijk en kwalitatief met elkaar verbonden worden.’ Meer specifiek is dan de taak van het masterplan ‘de unieke identiteit en de verschillende initiatieven en plannen op Gelders niveau met elkaar te verbinden.’ Het masterplan wil met markante punten het bijzondere van de regio laten zien – overigens zonder volledig en uitputtend te zijn. Het voorziet in ontwikkelingskansen in de vorm van een aantal voorbeeldprojecten, die het specifieke van de regio accentueren of opnieuw naar boven halen. Daarnaast wil het masterplan nadrukkelijk een impuls geven aan de uitvoering van deze projecten. Het masterplan kortom, brengt niet alleen een samenhangend erfgoedplan maar vooral een cultuurhistorische ontwikkelingsvisie. Een ontwikkelingsvisie die tegelijk visionair en concreet is. wijzen’, ervaren deskundigen, die hun specifieke expertise – zoals archeologie, economie, sociologie, kunstgeschiedenis, geologie, ecologie, weg- en waterbouw – combineren met een bijzondere kennis van of affiniteit met dit gebied. Ook de bijdragen van de gemeenten en betrokken organisaties waren een welkome aanvulling. Opzet masterplan Het masterplan is als volgt ingedeeld: in hoofdstuk 2 wordt de visie toegelicht aan de hand van de thema’s uitdaging (2.1), ambitie (2.2) en strategie (2.3). In hoofdstuk 3 (Kernidentiteiten en ontwikkelingsassen) wordt besproken en aangegeven hoe de voornaamste cultuurhistorische kenmerken samenhangen met de ontwikkelingsassen die voor de inrichting en de ontwikkeling van de stadsregio het meest relevant zijn geweest. In hoofdstuk 4 Van kernidentiteiten naar concrete projecten wordt eerst aangegeven hoe kansrijke kernidentiteiten aanleiding kunnen geven tot daadwerkelijke projecten. Vervolgens wordt een op zichzelf staande selectie van 20 projecten voorgesteld, waarvan er 4 de status van gidsproject hebben. In hoofdstuk 5 ten slotte wordt ingegaan op de organisatorische en communicatieve implicaties van dit masterplan. Werkwijze Het bureauteam heeft een selectie gemaakt van meest relevante en meest veelbelovende identiteiten, gebaseerd op een globale inventarisatie van de belangrijkste studies, rapporten en plannen die over de diverse gebiedsdelen verschenen zijn. Substantiëler was de inbreng van een ‘team van Masterplan Dijk & Kolk 9
hoogwater bij de Waal (bron: www.geo.uu.nl / Henk Berendsen)
2 VISIE 2.1 Uitdaging Verhalen Kolken ontstaan op plaatsen waar een dijkdoorbraak heeft plaatsgevonden. Daarmee vertegenwoordigt het thema ‘Dijk en kolk’ eerst en vooral onze strijd tegen het water. Een strijd die op meer plekken in Nederland gevoerd is, maar misschien nergens zo intensief en langdurig als in het Gelderse rivierengebied. Ook de geschiedenis van het gebied dat nu de Stadsregio Arnhem Nijmegen beslaat, is doortrokken van dat niet aflatende gevecht tegen het wassende water. Zozeer zelfs dat het onderdeel is geworden van de cultuurhistorie van dit gebied. De herinnering aan de strijd met het water vinden we dan ook terug in allerlei cultuurhistorische relicten, in plaats- en streeknamen maar vooral in de vele verhalen en oude prenten. Verhalen die vertellen over onze omgang met het water. Verhalen vol heroïek en tragiek. Over desastreuze dijkdoorbraken, verdronken dorpen en wonderbaarlijke reddingen. Maar ook over de slimme manier waarop onze voorvaderen het water soms naar hun hand wisten te zetten of zelfs in hun voordeel wisten te gebruiken. Verhalen die niet aan zeggingskracht hebben ingeboet. Ze zijn terug te vinden in het landschap en worden verteld in legenden, sagen, annalen en historische kronieken. Schatkist Heel veel plekken, objecten en relicten getuigen nog van de gebeurtenissen die aan deze verhalen ten grondslag hebben gelegen. Samen vormen ze een rijk gevulde schatkist. Het overgrote deel van de kostbaarheden is met een dikke laag ‘stof’ bedekt en is daardoor nauwelijks meer zichtbaar. De grote uitdaging van het ‘Masterplan Dijk en Kolk’ is deze schatkist te openen om de meest unieke en meest karakteristieke kostbaarheden, de ‘kroonjuwelen’, van hun stof te ontdoen, op te poetsen en aan het publiek te tonen; zodat het publiek – de rechtmatige ‘eigenaar’ immers – er zijn voordeel mee kan doen. De ‘kroonjuwelen’ in deze metafoor staan voor de veelheid aan cultuurhistorische kernidentiteiten waarmee de stadsregio met al haar gemeenten en streken zich kan onderscheiden en trots haar identiteit kan uitdragen. Dijk [aarden wal] in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Tubindic ca. 1035: dijc, diic [dijk dam, maar ook poel, vijver] 1156 Oudsaksisch, middelnd. dik [dijk, vijver] (…) Lat. fi gere [in iets steken en dan hechten]; de grondbetekenis (…), spitten, past bij de twee divergerende, latere betekenissen omdat aangelegde dammen en vijvers het gevolg zijn van dezelfde handeling. (Etymologisch Woordenboek, p 217) De eerste dijken dateren uit de elfde eeuw. Opvallend is dat het woord ‘dijk’ in zijn oorspronkelijke betekenis al aangeeft hoezeer dijk en water een complementaire tweeeenheid vormen: om te kunnen ophogen moet eerst worden uitgegraven. De dijk heeft een heel scala aan toepassingen gekend. Dat blijkt uit de verscheidenheid aan benamingen die dit type door de mens opgeworpen aarden lichamen in de loop der tijd heeft opgeleverd: behalve namen met ‘dijk’ zoals ‘ringdijk’, ‘bandijk’ en ‘liniedijk’, zijn er ook allerlei samenstellingen met onder andere ‘kade’, ‘wende’, ‘wal’, ‘dam’, ‘kering’, ‘wering’, ‘slaper’, ‘waker’. We vinden ze terug in plaatsnamen en andere toponiemen. Kolk [maalstroom] colc 1389 middelnd., oudfries kolk, oudeng. Colc ; behoort bij keel, gorgel. (Etymologisch Woordenboek, p 471) Kolken of wielen zijn het resultaat van dijkdoorbraken. Het zijn diepe poelen die ontstaan als gevolg van het hevig rondkolkende water. Door de enorme kracht van het water kon de dijk niet meer gedicht worden. Daarom werd er om de kolk heen een nieuw stuk dijk gebouwd dat de onderbroken dijkdelen met elkaar verbond. Buitendijkse wielen liggen tussen de dijk en de rivier en lopen bij hoogwater dus onder. Binnendijkse wielen liggen aan de landzijde van de dijk. Beide soorten komen veelvuldig voor in Nederland en hebben ervoor gezorgd dat oude dijken vaak een bochtig traject volgen. De diepe donkere poelen hebben over het algemeen een hoge natuurwaarde. Masterplan Dijk & Kolk 11
2.2 Ambitie Kernidentiteiten benoemen, beschermen en ontwikkelen Met dit masterplan als instrument wil de Stadsregio Arnhem Nijmegen een aantal van de meest onderscheidende kernidentiteiten benoemen, beschermen en ontwikkelen. Kernidentiteiten zijn unieke, karakteristieke eigenschappen, wezenskenmerken waarmee een bepaalde plaats of groter gebied zich nadrukkelijk onderscheidt van andere gebieden. Heel specifiek gaat het daarbij om cultuurhistorische kernidentiteiten – gerelateerd aan het thema ‘Dijk en kolk’ – die niet alleen markant en kenmerkend zijn voor de stadsregio, maar vooral ook kansen in zich dragen voor innovatieve en effectieve erfgoed ontwikkeling. Het soort ontwikkeling dat de stadsregio voorstaat, gaat dus verder dan alleen maar het nemen van maatregelen ter bescherming en behoud van het erfgoed dat in de diverse kernidentiteiten besloten ligt. De stadsregio streeft naar een vorm van erfgoedontwikkeling die onderscheidende kernidentiteiten nieuwe betekenis geeft, waardoor er mogelijkheden ontstaan voor nieuw, uniek en innovatief gebruik. Gebruik dat resulteert in nieuwe economie en dat een boven regionale en mogelijk zelfs internationale aantrekkingskracht genereert: het cultuurhistorisch erfgoed wordt ingezet om een wezenlijke bijdrage te leveren aan ‘branding’, promotie en profilering van de stadsregio. Educatie Alleen kennis leidt tot waardering en respect. Daarom is educatie een belangrijk aspect bij erfgoedplanning en de projecten die op basis daarvan ontwikkeld worden. De doelgroep is het publiek in zijn volle breedte, maar natuurlijk is er extra aandacht voor de jeugd. In de benadering van jongeren ligt de nadruk op bewegend ontdekken: er wordt ingezet op het prikkelen van de nieuwsgierig heid en het avontuur van op ontdekkingstocht zijn. Sleutelwoorden zijn ‘laagdrempelig’, ‘attractief’ en ‘zinnenprikkelend’. Speciaal voor de jeugd kunnen boeiende ontdekkingsprogramma’s ontwikkeld worden in samenwerking met deskundigen, bijvoorbeeld vanuit of begeleid door het onderwijs. Programma’s die leiden tot verrassende, indrukwek kende ervaringen die bijblijven en aanzetten tot herhalingsbezoeken. Praktische handreiking In hoofdstuk 4 benoemen we een aantal kansrijke kernidentiteiten en werken die uit in de vorm van projectvoorstellen die beschrijven in welke vorm erfgoedontwikkeling zou kunnen plaatsvinden. Als we bijvoorbeeld als kernidentiteit Verdronken dorpen opvoeren, dan geven we daarbij aan dat ontwikkeling zou kunnen bestaan uit het plaatsen van speciaal ontworpen ‘landmarks’ – (kunst) objecten in het landschap – die alle plekken markeren waar verdronken dorpen liggen. Een ander voorbeeld: er zijn plaatsen langs de rivieren waar zich allerlei spookverhalen concentreren. Ontwikkeling kan dan bestaan in het organiseren 12 Masterplan Dijk & Kolk van een avondlijke dwaallichtentocht. Tijdens de tocht worden spook verhalen voorgedragen of op een andere manier ten tonele gebracht. De projectmatige invullingen van erfgoedontwikkeling zijn heel divers. Dat laten we zien via een aantal voorbeelduitwerkingen en gidsprojecten, bedoeld als voorbeeld en inspiratie. Het is de bedoeling dat ze aanzetten tot concrete uitvoering en/of nieuwe ideeën en initiatieven. Verdere inventarisatie noodzakelijk ‘Cultureel erfgoed’ heet niet voor niets zo. De verzameling kernidentiteiten die de stadsregio telt, is een publieke erfenis, publiek eigendom. En overheden (provincie, stadsregio, gemeenten, waterschappen, recreatie schappen) maar ook vele niet-gouvernementele organisaties (woningcorporaties, onderwijs instellingen, dorpsverenigingen, heemkundekringen, historische verenigingen en ondernemingen) zijn de feitelijke schatbewaarders van die publieke erfenis. Allemaal samen behartigen zij de publieke belangen en kunnen alleen of in samen werking initiatiefnemer zijn bij het ontsluiten van het culturele erfgoed van ‘Dijk en kolk’. Niet alle kernidentiteiten die de stadsregio rijk is, worden in dit masterplan benoemd. Om bij de eerdere metafoor te blijven: het is onmogelijk hier alle cultuurhistorische juwelen in de schijnwerper te zetten. Hier ligt een belangrijke opgave voor de toekomst. Verder gaan de inventarisatie is dan ook noodzakelijk. Daarbij kan dankbaar gebruik worden gemaakt van de kennis die rust bij de historische verenigingen, heemkundekringen en specialisten die over bepaalde cultuur historische aspecten van ‘Dijk en kolk’ gepubliceerd hebben. Het is te overwegen die inventarisatie projectmatig aan te pakken, zodat er straks een databank is die het complete cultuurhistorische erfgoed van de stadsregio omvat.
2.3 Strategie Tweede stap: selecteren De kansrijke kernidentiteiten die in dit masterplan besproken worden, zijn het resultaat van een kort strategisch proces, bestaande uit drie achtereenvolgende stappen: Identificeren – selecteren – expliciteren. Eerste stap: identificeren Identificatie heeft simpelweg betrekking op de wijze waarop de kernidentiteiten gevonden en geordend zijn. Hier is de meeste tijdwinst geboekt, en wel door inschakelen van deskundigen – ‘raad van wijzen’, specialisten met bijzondere kennis van de stadsregio of delen daarvan – gemeenten en belangenhouders, die ook erg veel kennis hebben van lokale of regionale kernidentiteiten. In twee zogenaamde ateliers hebben de deskundigen kernidentiteiten opgevoerd, die vervolgens zijn aangevuld met de oogst van bijeenkomsten met gemeenten en belangenhouders. Voor de identificatie is gebruik gemaakt van verschillende thematische perspectieven als aardkunde, watermanagement, ecologie, natuurhistorie en cultuurlandschap, (volks)cultuur, verdediging en economie. De kernidentiteiten zijn uiteindelijk geordend naar hun relatie met de belangrijkste verbindende ontwikkelingsassen in het stadsregionale gebied: de rivieren, de dijken, de (water- en verdedigings) linies, de corridor Arnhem-Nijmegen en de zomen en oude stroomruggen. Ze worden verderop uitgebreid besproken. Niet alle gevonden kernidentiteiten hebben in dit masterplan een plaats gekregen. Er heeft een selectie plaatsgevonden op basis van verschillende criteria die in combinatie bepalen hoe kansrijk toekomstige ontwikkeling kan zijn. Deze criteria kunnen ook als graadmeter dienen bij nieuwe initiatieven of projectideeën. In het ideale geval zijn kernidentiteiten kansrijk als de daarop geënte projecten en initiatieven... • het cultuurhistorisch erfgoed beschermen en de archeologische waarde in stand houden; • een duidelijke educatief-diverterende waarde hebben voor jong en oud (als een avontuurlijke ontdekkingsreis door tijd en ruimte); • bij voorkeur structureel zijn (zelden incidenteel), bijdragen aan de samenhang en het geheel versterken; • de vitaliteit vergroten en nieuwe economie creëren (ze zijn bij voorkeur snel realiseerbaar en effectief); • direct gericht zijn op het genereren van hogere bezoekersaantallen (ze hebben bij voorkeur een bovenregionale aantrekkingskracht); • inzetten op een breed draagvlak, initiatieven weten te bundelen en daarmee synergie creëren; • duurzaam , eco-efficiënt, uniek, onder scheidend en grensverleggend zijn; • aanjagend en omslagcreërend, voorbeeldig en inspirerend zijn. Derde stap: expliciteren Met ‘expliciteren’ wordt bedoeld dat de geselecteerde kernidentiteiten benoemd en omschreven worden in combinatie met de ontwikkelingskansen en/of projectvoorstellen die erop geënt zijn. De ontwikkelingsprincipes die we daarbij hanteren zijn combineren en transponeren. Combineren wil zeggen dat we tot nieuwe ontwikkeling komen door historische en huidige functies te combineren tot nieuwe, unieke en innovatieve functies. Bij transponeren wordt vroeger en/of huidig gebruik ‘vertaald’ naar – duurzaam – nieuw en innovatief gebruik. Een voorbeeld van combineren is de suggestie om van fort Pannerden en omgeving een ‘museaal landshap’ te maken, waar historische (verdedigingswerk, slot op waterlinie, sleutelpositie in de waterverdeling) en huidige (hoge natuurwaarde) functies samenvallen en zo een uniek ensemble vormen. Een voorbeeld van transpositie is ‘riverhopping’: oud/bestaand gebruik in de vorm van veerdiensten wordt vertaald naar een nieuwe innovatieve recreatieve functie, namelijk het pendelen met een speciale boot of watertaxi van de ene voormalige veerstoep of aanlegplaats naar de andere. Masterplan Dijk & Kolk 13
Het wonderdadige Mariabeeld in de kerk van Oud-Zevenaar, lange tijd ook een bedevaartoord. Het albasten beeld werd in 1975 gestolen maar is intussen vervangen door een replica.. Nog altijd hopen de dorpelingen op een miraculeuze terugkeer van hun eeuwenlang zo geliefde magische Maria.. Waalbakens: riviergodin bij Varik Riviergodinnen in de uiterwaarden bij Varik en Heesselt. Een zestal regionale kunstenaars, onder de noemer Waalbakens, wil dit jaar een alternatief bieden voor de rondreizende tentoonstelling Bakens aan het Water. Met onder meer aandacht voor die riviergodinnen. Uit: http://www.arnhemstad. nl/waalbakens-riviergodin-bijvarik/06/02/2008 (…) Al gauw hoorden ook de mensen uit de andere Liemerse dorpen en buurtschappen dat in de Martinuskerk van Oud-Zevenaar een heel bijzonder beeld te vinden was. Kreupelen, zwangere vrouwen, weduwen en wezen, blinden en doven uit heel de Liemers gingen ter bedevaart naar Onze Lieve Vrouw Ter Nood Gods, de Moeder van de Zeven Smarten te OudZevenaar. Spoedig konden ook de eerste wonderbaarlijke genezingen gemeld worden. Blinden zagen weer als een uil in het donker en kreupelen liepen als een kieviet. Uit dankbaarheid offerden allen wiens gebed verhoord was, en ook zij die hoopten op genezing geld en juwelen. De pastoor van Oud-Zevenaar vaarde er wel bij. Maar hij hield al die kostbaarheden niet voor het eigen gewin. Hij liet van de opbrengst voor het wonderdadige beeld een fraaie nis bouwen in zijn kerk.. (…) Uit: `” De Liemers. Land vol verhalen” Begram, de Riviergodin 14 Masterplan Dijk & Kolk
3 OVER KERNIDENTITEITEN EN ONTWIKKELINGSASSEN Kernidentiteiten zijn unieke, karakteristieke eigenschappen, wezenskenmerken waarmee een bepaalde plaats of groter gebied zich nadrukkelijk onderscheidt van andere gebieden. Ze doen zich voor in verschillende vormen en hoedanigheden. Binnen de stadsregio onderscheiden we drie soorten identiteitsdragers: verbindende lijnen, solitaire puntlocaties en autonome ensembles. Verbindende lijnen: ontwikkelingsassen Typerend voor een gebied dat zo rijk is aan rivieren en ander oppervlaktewater als de stadsregio, is dat vrijwel alle ontwikkelingen zich van oudsher voltrokken langs lijnen: verbindende lineaire structuren die parallel lopen aan of verband houden met het systeem van (deels latente of verdwenen) waterlopen. Dat geldt zowel voor de geofysische en de demografische als voor de economische en cultuurhistorische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingsassen zijn daarmee meteen ook de voornaamste identiteitsdragers. Aan deze assen concentreren zich dan ook de meeste puntlocaties en ensembles. Als meest relevante historische ontwikkelingsassen en identiteitsdragers onderscheiden we de rivieren zelf, de dijken, de linies, de corridor Arnhem-Nijmegen en de zomen en (stroom)ruggen. Het is de bedoeling ze bij de ontwikkeling van het cultuurhistorisch erfgoed ‘Dijk en kolk’ opnieuw een belangrijke rol te geven. Puntlocaties De meeste puntlocaties worden ‘letterlijk’ door de genoemde lijnstructuren verbonden – dat geldt bijvoorbeeld voor veren (rivieren) en verdedigingswerken (linies). Maar er zijn ook op zich zelf staande, solitaire puntlocaties of enclaves, die niet met deze lineaire structuren samenhangen. Die locaties zijn eerder thematisch met elkaar verbonden. Dit soort plekken ontleent zijn eigenheid aan een bijzondere omstandigheid of een dramatische gebeurtenis. Denk aan zandhoogten (donken), terpen of slagvelden (Tweede Wereldoorlog, Tachtigjarige Oorlog). Puntlocaties, al dan niet gekoppeld aan lijnstructuren, hebben opvallend vaak aan te merken als ‘Lieux de mémoire’, ‘herinneringsplekken’ die een bijzondere status verdienen en soms ook al hebben (ze worden dan gemarkeerd door monumenten, plaquettes, kapellen enzovoort). Erfgoedontwikkeling van dit soort locaties zou kunnen plaatsvinden door ze op de een of andere manier thematisch te verbinden. Voor de verdronken dorpen zou dat bijvoorbeeld kunnen met behulp van een speciaal ontworpen landmark dat in het landschap de plaats aangeeft van de vroegere kapel of kerk. Lieux de mémoire zijn bij uitstek plaatsen met een eigen bijzonder verhaal. Ensembles Op enkele plaatsen vinden we een aantal verschillende identiteiten vlakbij elkaar, waarvan het de moeite waard kan zijn die – in combinatie – gezamenlijk te ontwikkelen. Dit zijn zogenaamde universeel gave ensembles, plaatsen waar sprake is van een unieke stapeling van bijzondere kenmerken (cultuur- en/ of natuurhistorisch). Dit soort locaties leent zich bij uitstek voor ontwikkeling als Museaal landschap – de term spreekt eigenlijk voor zich. Een voorbeeld van een mogelijk ensemble is het al eerder genoemde fort Pannerden. Kekerdom met de watersnood van 1995 “Van oudere mensen hadden wij gehoord dat het water in 1926 ook in de kerk had gestaan. Dat is dus – met de ervaring van 1993 – éénmaal in de zeventig jaar dachten wij. Als dat zo weinig voorkomt, kunnen we dus zelf wel de boel opruimen. Maar wat bleek … in 1995 is het alwéér zover. We volgden nauwlettend de waterstanden, en het water bleef maar stijgen. (…) Zondagsmorgens ging ik samen met Joke Giesen de dijk op en we konden toen al niet verder meer dan halfweg het toegangspad naar de kerk.. Zondagsmiddag opnieuw – nu met de laarzen aan – poolshoogte genomen. Bij de kerkdeur stonden we al tot onze knieën in het water. ’s Maandagsmorgens was de kerk al niet meer bereikbaar en de meeste grafzerken verdwenen onder de waterspiegel. Het water stond toen ongeveer 20 cm hoog tegen de zandzakken. Op weg terug naar huis ontmoetten we Ed van Zelst die ons vertelt dat we hoogstwaarschijnlijk moeten evacueren.. ’s Middags om 13.00 uur zal het bekend worden gemaakt”. Uit: “Bedreigde Dijken … daar waar de Rijn en Waal wordt …” Masterplan Dijk & Kolk 15
Kernidentiteiten onderverdeeld naar ontwikkelingsassen De verbindende kwaliteit van de ontwikkelingsassen die vroeger al voor groei en ontwik keling zorgde, zal opnieuw uitgangspunt zijn voor – nieuwe – ontwikkelingen. Boven dien is het zo dat de meeste kernidentiteiten vertegenwoordigd worden door hun verbondenheid met die ontwikkelingsassen. Daarom wordt in hoofdstuk 4 de selectie van kansrijke kernidentiteiten en de hierop gebaseerde project voorstellen, onderverdeeld naar de verschillende ontwikkelingsassen. We onderscheiden: • De verbindende rivier Van oudsher zijn de rivieren de belangrijkste ontwikkelingsassen. Dat begon al met de aanvoer van alle bodemmateriaal waaruit het stadsregionale landschap uiteindelijk is ontstaan; een landschap dat de rivieren mede vorm hebben gegeven. Rivieren fungeerden ook als migratieroutes, aanvankelijk vooral voor flora en fauna maar later ook voor de mens. Ze verbonden en verbinden dorpen en steden en waren tot ver in de twintigste eeuw de voornaamste verkeers- en transportaders. Rivieren en hun directe omgeving speelden een voorname rol in de ontwikkeling van handel en industrie. Scheepvaart, scheepsbouw, visserij en de talrijke veerdiensten betekenden voor velen een broodwinning. Kenmerkend voor het gebied van de stadsregio was – en is op bepaalde plekken nog steeds – de sedimentgerichte bedrijvigheid. Dijken stagneerden het water en bevorderden daardoor een grootschalige kleiafzetting. Zo kon een bloeiende baksteenindustrie ontstaan. Langs beide zijden van de Waal liggen als een kralensnoer (oude) baksteen fabrieken (van Spijk tot Bemmel, en van Millingen tot Beuningen): Panoven bij de Rijn, Beuningen (Staartjeswaard, Bunswaard), Zevenaar. Deze steenfabrieken zijn inmiddels opgenomen in het ‘Landschapsplan Rivierengebied’. Zand- en grindwinning vinden we langs de Waal (Bijlandt, Bingerden), de Rijn (Meinerswijk, Zevenaar, Randwijkse Waarden) en de Maas (Cuijk, Linden). Oude grindgaten krijgen vaak een tweede leven als recreatieplas (Rhederlaag, Mookerplas, Kraaijenbergse Plassen, Berendonck). Ooit belangrijk als transportweg, wordt de rivier tegenwoordig vooral gezien als scheidend element. Toename van het autoverkeer en wegtransport hebben voor nieuwe infrastructuur gezorgd. Stadjes en dorpen keren rivier de rug toe. Kansen liggen er in het opnieuw ontsluiten 16 Masterplan Dijk & Kolk van de rivier als een hoofdverbindingsas en daarmee als ontwikkelingsas op het gebied van woonwerk- en recreatieverkeer, migratie voor mens, flora en fauna, cultuuruitwisseling en hoogwaterbeleving. Verder kan het volstrekt eigen karakter van de vijf rivieren in de stadsregio gesublimeerd worden. • De verbindende dijk De meeste doorgaande dijken lopen parallel aan de rivieren en hebben daardoor een vrijwel even groot aandeel gehad in de ontwikkelingen. Ze hebben in het algemeen de grootste potentie voor nieuwe ontwikkeling. Niet voor niets is de titel van dit rapport ‘Masterplan Dijk en Kolk’. Ook de dijk is van ooit verbindend tot een scheidend element geworden en heeft aan relevantie ingeboet. Ze zijn in veel gevallen vrijwel gereduceerd tot de achterkant van het dorp. Dat geldt ook voor veel stadskades. Doel van dit masterplan is de dijk als ontwikkelingsas nieuw leven in te blazen. Kansen liggen onder meer in het herstellen van de oriëntatie op de rivier ter plaatse van dorpen en steden, zowel functioneel als ruimtelijk. Maar ook door ze zoveel mogelijk autovrij/-luw te maken (rust, veiligheid) en tot hoofdroute te maken voor geluidsarm langzaam verkeer – wandelaars, fietsers, enzovoort – met daarop aansluitend allerlei (thematische) bijroutes, dwars op of parallel aan de dijk naar bijzondere plekken in het landschap.
Drusus • De verbindende linie Verdedigingslinies hebben een onuitwisbaar stempel gedrukt op de inrichting van het gebied van de huidige stadsregio. Daarom staan we er hier ook wat uitgebreider bij stil. In vroeger tijden waren eigendomsgrenzen veel minder stabiel dan nu. Gebieden veranderden veelvuldig van eigenaar. Dat gebeurde soms met geweld en wapen gekletter. In de strijd tegen indringers was water een belangrijke bondgenoot. Rivieren, meren en moerassen vormden natuurlijke barrières. De ervaringen die men opdeed met watermanagement door de steeds verder voortschrijdende techniek van het bedijken, brachten ook nieuwe inzichten voor de landsverdediging. Dijken en kades werden ook gebruikt – en later zelfs specifiek aangelegd – voor de verdediging van steden en landstreken. De inundatielinies zijn proeven van intensieve samenwerking en van technisch en militair-strategisch vernuft. De oudste verdedigingslinies zijn dijksystemen die direct gerelateerd zijn aan de lagere, van nature natte delen in het landschap. Men kon ze al dan niet gecontro leerd onder water zetten. Ze maakten dankbaar gebruik van de watertoevoer van de rivieren. Ze waren niet alleen riviervolgend (groene rivier) maar stonden vaak ook dwars op de rivieren. In Gelderland vinden we talrijke markante voorbeelden van de verschillende soorten linies. We onderscheiden chronologisch: o Romeinse Limes (Drusus) De eerste linie is de Rijn. De Romeinen gebruikten de Rijn als grens(verdedigingslijn) en versterkten deze met forten. Toen de Rijn begon te verlanden legden ze de Drususdam (Moles) aan in de buurt van Herwen Lobith. Daarnaast hebben de Romeinen mogelijk de Drususgracht (tussen Zutphen en Deventer) gegraven waarmee de IJssel is ontstaan. De Limes is een apart project binnen de stadsregio en zal als zodanig niet verder behandeld worden in dit plan. o Middeleeuwse landweren In de middeleeuwen bestond Nederland als staat nog niet, er waren Hertogdommen en Graafschappen die constant elkaars eigendomsgronden betwistten. De verdediging in deze periode bestond uit kastelen en linies in de vorm van zogenaamde landweren langs de grenzen van een hertogdom of graafschap (zie project 10. Middeleeuwse landweren). o Staats-Spaanse linies: Tachtigjarige Oorlog Ook in de strijd tegen de Spanjaarden hadden de rivieren een belangrijke strategische rol, vooral daar waar ze zich splitsten zoals onder Lobith. Hier werd Schenkenschans gebouwd en de Bandijken van de Waal en Neder-Rijn overgaand in de IJssel werden als liniedijk gebruikt en versterkt met Redoutes (zie project 11. Op veldtocht met de Hertog van Parma) o De inundatielinies (17 e en 18e eeuw) Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. Eén van de oorzaken was de Franse inval waarbij Lodewijk XIV bij Tolhuys te Lobith met 120.000 soldaten de (inmiddels sterk verlande) Rijn over stak. Hij stuitte echter op de Hollandse waterlinie en trok zich een jaar later weer terug. Om een nieuwe inval te voorkomen werd door Menno van Coehoorn een diagonale lijn van vestingsteden door Nederland uitgeroepen tot Frontiersteden en extra versterkt; binnen de Stadsregio zijn dit Nijmegen, Arnhem en Doesburg. Ook Grave behoort tot één van de frontiersteden. Het Kroonwerk aan de noordzijde van de Maas valt binnen de stadsregio (Nederasselt). Ook ontwikkelt hij na het succes van de (Oude) Hollandse Waterlinie de Zuiderwaterlinie. Er wordt een Retranchement aangelegd in 1701 op waar later (1707 het annerdens kanaal wordt Tussen 1745 en 1799 wordt de lijst van innundatielinies aangevuld met de Grebbelinie en wordt de Hollandse waterlinie vervangen door de Nieuwe Hollandse waterlinie. o Eerste Rijn-IJssellinie (19 e eeuw) Men begint te beseffen dat het Pannerdens kanaal de ‘hoofdkraan’ is van de Nieuwe Hollandse waterlinie en van de Grebbelinie. Ter verdediging van deze hoofdkraan wordt in 1742 de Sterreschans aangelegd. Na de ‘Franse Tijd’ was er de dreiging dat Duitsland ons land binnen zou vallen. Het was van belang de inundatielinies intact te houden en de watertoevoer te waarborgen. Doordat de Sterreschans verouderd was en omdat de Waalbocht verder naar het westen verschoven was, werd fort Pannerden (18691872) aangelegd. Rond die tijd werden ook de forten Westervoort, Gelders Oord, Elden, Boven-Lent, Beneden-Lent, Krayenhoff en de Sterreschans bij Nijmegen aangelegd. o Linies uit de Tweede wereldoorlog In de Tweede wereldoorlog werd de ‘Vesting Holland’ (ongeveer het gebied van de randstad) verdedigd met een hoofdverdediging bestaande uit de Grebbelinie, de Waal-Lingestelling en het Zuidfront. Als secundaire linie lag achter de Grebbelinie de nieuwe Hollandse waterlinie. Om de eerste klappen op te vangen was Masterplan Dijk & Kolk 17
een doorlopende kazemattenlinie langs de Maas en de IJssel gecreëerd, met achter de Maaslinie nog de Peelraamstelling. Ook deze periode is onderwerp van een afzonderlijk project en zal hier verder worden uitgewerkt. o Tweede Rijn-IJssellinie (Koude Oorlog) Na de WOII was er in de jaren ’50 (en ’60) de dreiging dat Rusland ons land zou kunnen binnenvallen. In het geheim werd een geheel nieuwe Rijn-IJssellinie aangelegd, ditmaal een inundatielinie met de mogelijkheid de Ooijpolder-Duffelt en het gebied van de Liemers tot aan Kampen onder water te zetten (zie project 9. De stille waterkracht) Kansen liggen hier in het voor het publiek ontsluiten van de meest markante gordels, linies en posities. Daarvoor dienen natuurlijk wel de belangrijkste lineaire verdedi gings stelsels geïnventariseerd te worden en met extra aandacht voor de sleutelposities in kaart te worden gebracht. • De corridor Arnhem-Nijmegen Nijmegen en Arnhem zijn in zekere zin elkaars spiegelbeeld. Arnhem dat gebouwd is tegen de hellingen van de Veluwezoom met de Rijn die aan de zuidkant onder de stad langs stroomt. En Nijmegen dat gebouwd is op en tegen de boorden van de stuwwal Nijmegen-Kleef terwijl de Waal aan de noordkant van de stad voorbij stroomt. Wat in stadsregionaal verband al gebeurt kan nog verder worden doorgetrokken door de onderlinge verbondenheid van Arnhem en Nijmegen als spiegelsteden, als duopool, verder te versterken. Dat zou kunnen door het simultaan ontwikkelen van parallelle stedenbouwkundige projecten (bijvoorbeeld de stadseilanden ‘Veurlent’ bij Nijmegen en ‘Stadsblokken’ bij Arnhem). Of door het verder versterken van de samenwerking tussen de musea in beide steden. In het verleden zijn regelmatig fysieke verbindingen tussen de beide steden in de stadsregio tot stand gebracht. Voorbeelden daarvan zijn: de Romeinse weg van Nijmegen via Elst naar Driel; de Grift, het kanaal voor trekschuiten (in gebruik 1611-1707); de ‘Eisenhowerdijk’ (jaren ’50); en niet te vergeten de oude Rijksweg 52 (1946), die later snelweg A52 (1953) werd en in 1993 is omgenummerd tot A/N325. Deze verbindingen zouden opgepakt kunnen worden om opnieuw als ontwikkelingsas te kunnen fungeren. Als symbool van onderlinge verbondenheid zouden verder nieuwe zichtassen gecreëerd worden naar het voorbeeld van de zichtas Hoog-Elten – Kleve-Springenberg, die in de 18e eeuw aangelegd is in opdracht van graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen. • Zomen en ruggen Het vroegere rivierenlandschap in het gebied dat de stadsregio omvat, werd gedomineerd door twee zomen (stuwwal Nijmegen-Kleef en de Veluwezoom) en het rivierduinencomplex op de lijn Overasselt-Wijchen-Bergharen waar tussendoor de rivier zich via een complex stelsel van zijarmen en zich verplaatsende meanders traag een weg naar zee zocht. Parallel aan die (meestal voormalige) waterlopen vinden we tal van langwerpige stroomruggen. Op deze stroomruggen vond de eerste bewoning plaats. Daar liggen ook de grote historische landgoederen. Een aantal (nieuwe) landgoederen zou (her)ontwikkeld kunnen worden op basis van het principe ‘rood betaalt voor groen’, waarbij op het landgoed gebouwd mag worden als de bezitter het natuurbeheer voor zijn rekening neemt. 18 Masterplan Dijk & Kolk
4 VAN KERNIDENTITEITEN NAAR CONCRETE PROJECTEN Reële ontwikkelingskansen De centrale vraag is natuurlijk: wat heeft dat hele proces van identificeren, selecteren en expliciteren nu aan reële ontwikkelingskansen opgeleverd? Met andere woorden: welke kernidentiteiten geven aanleiding tot concrete projecten? De – voorlopige – resultaten worden hierna gepresenteerd. Dat doen we, zoals gezegd, aan de hand van de ontwikkelings assen waarmee de kernidentiteiten verband houden of verbonden zijn. Achtereenvolgens zijn dat De verbindende rivier (pag. 26), De verbindende dijk (pag. 36), De verbindende linie (pag. 44), de Corridor Arnhem Nijmegen (pag. 54) en Zomen en ruggen (pag. 58). Kansrijke identiteiten die niet direct aan een van de ontwikkelingsassen te koppelen zijn, of samen een van die unieke ensembles vormen, worden apart besproken in Overige ontwikkellocaties (pag. 60). Ontsluiting Een even essentieel als vanzelfsprekend element bij nieuwe ontwikkeling van (kern) identiteiten is de ontsluiting. Hoe wordt die nieuwe ontwikkeling straks toegankelijk gemaakt voor het publiek, hoe kan het er gebruik van maken of er kennis van nemen? Daarbij gaat het zowel om fysieke ontsluiting (bereikbaar, toegankelijk en doorgankelijk maken) als informatieve ontsluiting (informatie en educatie bieden, al dan niet ter plaatse). Fysieke ontsluiting: routing Fysieke ontsluiting houdt op de eerste plaats in dat er nieuwe routes komen voor de mens. Dat zullen veelal routes over land zijn. De routes zijn ofwel thematisch, waarbij de verschillende knooppunten met elkaar verband houden (zoals een kastelenroute of een kapellenroute). Of ze zijn at random, waarbij ze meer op zichzelfstaande rivierFysieke ontsluiting: bij ‘startpunten’ het landschap in Sommige plekken lenen zich bij uitstek om van daaruit het landschap in te trekken. Op die plekken zou zich een aantal informatieve, educatieve en recreatieve functies kunnen concentreren. Een dergelijk startpunt (transferium) kan de gerelateerde objecten en verhalen verbinden. Dijken lenen zich uitstekend als doorgaande hoofd routes voor langzaamverkeer met een eigen stelsel van voorzieningen en dijkgerelateerde objecten. Verder is het mogelijk doorgaande routes te realiseren, parallel aan dijk en rivier om avontuurlijk het landschap te beleven. Voor dit soort struinroutes lenen zich de dijkvakken Druten-Zaltbommel, Zaltbommel-Slot Loeven stein. De gemeente Heumen wil graag een struinroute langs de Maas van de overblijfselen van het kasteel in Heumen naar de vesting de Coehoorn in Nederasselt. Ook in het Overasseltse Broek zal gewerkt worden aan struinroutes. De dijk kan ook dienst doen als hoofdroute met uitvalsbases naar thematische bijroutes die ofwel haaks op de dijk staan ofwel in lusvorm naar de dijk terugkeren. Ook routes over water zijn mogelijk, eveneens van knooppunt naar knooppunt of van monding tot bron (zie project 3. River-hopping). vorm hebben van een (bescheiden) museum of landschapslaboratorium al dan niet met horeca- en/of speelgelegenheid. De nadruk ligt op educatie, kinderen vormen de belangrijkste doelgroep (zie project 17. Startpunten: het landschap in). Informatieve ontsluiting: het verhaal vertellen Iets bestaat of komt pas tot leven als het verhaal erover verteld wordt. Een dergelijk verhaal zal bepaalde kwaliteiten moeten hebben. Op de eerste plaats is dat educatieve nieuwswaarde; de verhalen verrijken het publiek met kennis over een object in het landschap die het voordien niet had. De verhalen worden ‘prettig’ verteld, ze zijn begrijpelijk en toegankelijk. Ze staan niet op zichzelf. Met de andere verhalen samen vormen ze de ene grote raamvertelling van de stadsregio. Ze prikkelen bovendien de nieuwsgierigheid, ze nodigen uit tot verder actie of verdieping. Informatieve ontsluiting: ter plekke verteld en elders Deze verhalen zullen deels ter plekke of onderweg verteld worden via borden, recon structies en restauraties. Natuurlijk is het zo dat het publiek ter plaatse geïnformeerd moet worden over identiteiten en objecten met nieuwe media, zoals GPS (informatie via mobiele telefoon) of PDA (speciale mobiele informatiedragers). Daarnaast hebben musea en ‘startpunten’ een belangrijke informatieve en educatieve functie: etaleren, presenteren, bibliotheek, visualisaties, auditieve informatie. Masterplan Dijk & Kolk 21
Ontsluiting vast onderdeel uitwerking Of cultuurhistorische kernidentiteiten blijven voortleven in de publieke herinnering hangt af van de kwaliteit waarmee ze zowel fysiek als informatief ontsloten worden. Daarom vormen de verhalen die ze vertellen, en de manier waarop ze voor het publiek toegankelijk gemaakt worden, een vast en vanzelfsprekend onderdeel van alle mogelijke uitwerkingen. Selectie van 20 projecten Gidsprojecten De gemeenten van de stadsregio en de andere belangenhouders hebben alle afzonderlijk een drietal projectideeën aangeleverd, die verdere uitwerking verdienen. Vanuit het projectteam zijn ook voorstellen gedaan. Op basis van alle input zijn voorlopig de volgende 20 projectvoorstellen geselecteerd: DE VERBINDENDE RIVIER (pag. 26) 1. Gebakken aarde 2. In de naam van de rivier 3. River-hopping 4. Lichtjes in de duisternis 5. In de boot met Godfried de Deen DE VERBINDENDE DIJK (pag. 36) 6. Dijken van dijken 7. Vlinderdijken 8. Treuren met onze voorouders DE VERBINDENDE LINIES (pag. 44) 9. De stille waterkracht 10. Middeleeuwse landweren 11. Op veldtocht met de Hertog van Parma CORRIDOR ARNHEM NIJMEGEN (pag. 54) 12. Duopool Arnhem Nijmegen ZOMEN EN STROOMRUGGEN (pag. 58) 13. Het buitengoed OVERIGE ONTWIKKELLOCATIES (pag. 60) 14. Kunst aan de dijk 15. Muzen in het landschap 16. Land van de Heerlijkheden en kronkelwaarden 17. Startpunten: het landschap in 18. Verhalenbank 19. Inspiratieboek ‘Dijk en Kolk’ 20. Museaal landschap ‘Waalhoofd’ De vier vetgedrukte projectvoorstellen worden als gidsproject uitgewerkt. Voor juist deze vier is gekozen omdat dat ze vanwege hun representativiteit, hun innovatieve karakter en hun uitvoerbaarheid-op-korte-termijn exemplarisch zijn voor andere projecten. 22 Masterplan Dijk & Kolk
20
projecten
DE VERBINDENDE RIVIER
project 1: Gebakken aarde Als paddenstoelen schoten de baksteenfabrieken in de 19e eeuw uit de grond in het rivierengebied. Vele gezinnen kregen daardoor een broodwinning. Maar het geld werd zuur verdiend door de abominabele werkomstandigheden. Hieronder volgt een beschrijving van het werk van de vrouwen op de steenoven. “De werktijd voor vrouwen en kinderen was ongeregeld. Zo kwamen de vrouwen meestal vanaf 07.00 uur gedurende een paar uren stenen opzetten Ontwikkeling relicten baksteenindustrie in combinatie met musea en bijzondere natuur Koppeling baksteenindustrie met natuur en landschap De Ooipolder, Duffelt en de Rijnstrangen Oud-Zevenaar/Bijlandt lenen zich voor koppeling met natuur en landschap vanwege hoge en dichtbij elkaar gelegen concentraties van kleiputten, steenfabrieken en gerelateerde ovens, dammen, tichelsporen enzovoort. De baksteenindustrie in deze streek kende een eerste grote bloei in de Romeinse tijd. In de late middeleeuwen – vermoedelijk de vijftiende eeuw – kwam ze opnieuw tot ontwikkeling. Bij onderzoek in de buurt van het kasteel in Hernen zijn sporen gevonden van veldovens uit die tijd. Voor dit project kan aansluiting worden gezocht met de Stichting van Steen en Natuur in Ooij, Museum Mooi Nederland in Beek Ubbergen en de Panoven in Oud-Zevenaar. Zij houden zich al met dit thema bezig. De genoemde locaties en de beide musea zouden naar elkaar kunnen verwijzen en elkaars programma’s kunnen aanvullen, zodat ze samen het complete verhaal vertellen. De programma’s zouden kunnen worden aangevuld met aandacht voor de maatschappelijk implicaties van de baksteenindustrie; de steenfabriek had als grote werkgever immers een behoorlijke impact op het sociale leven in de regio. Bijzondere natuur rond oude kleiputten Door de baksteenindustrie zijn gebieden met een hoge natuurpotentie ontstaan. Neem de vele kleiputten die verspreid over de Ooijpolder liggen. Dit bleek eind jaren ‘80 voor de Grauwe gans, die al decennia lang als broedvogel was verdwenen was uit Nederland als broedvogel, een uitstekend broedgebied. De kleiputten fungeren als ideaal broedgebied waar ongestoord gebroed kan worden en waar de jongen veilig kunnen opgroeien. De aangrenzende akkers en graslanden vormen een goede foerageerplaats waar veel voedsel te halen is voor deze grote vogels. De Ooijpolder is een van de eerste en belangrijkste gebieden geweest waar deze soort zich als broedvogel gevestigd heeft. Inmiddels zijn er alleen in de Ooijpolder al vele honderden broedparen aanwezig en heeft de soort zich goed verspreid over de rest van het land. In de herfst en winter overwinteren er ook grote aantallen kolganzen. Sinds enkele jaren is er nog een spectaculaire nieuwkomer aanwezig: de grote zilverreiger. Zeldzaam bostype: kolenbrandersbos Een ander voorbeeld is Kolenbranderbos in de Millingerwaard waarin hout geteeld werd als brandstof voor de steenovens). Het Kolenbrandersbos is een erg interessant bostype. Het wordt het zogenaamde ‘hardhoutooibos’ genoemd, omdat het bestaat uit langzaam groeiende harde houtsoorten zoals Zomereik, Es, Zoete Kers en Fladderiep. Vroeger moet dit veelvuldig voorgekomen zijn in het rivierengebied, tegenwoordig is dit erg zeldzaam. Opvallend zijn ook de forse bosranken (Clematis) die als een soort lianen aanwezig zijn in dit bos, waardoor het nog meer een oerboskarakter krijgt. Het bos is een van de weinige restanten die we nog kennen in Nederland met dit bostype. Erg bijzonder in dit bos zijn ook de vele bijzondere en zeldzame kruidsoorten die hier voorkomen zoals maartsviooltje, moeslook, besanjelier en rivierkruiskruid. Ook komen er bijzondere vogelsoorten voor als nachtegaal en appelvink. Staatsbosbeheer is bezig Canadese Populieren te verwijderen zodat het gehele bos zich weer kan ontwikkelen tot een oerbos. Masterplan Dijk & Kolk 27 en gingen dan naar huis, om ’s middags weer een paar uur terug te komen. Het was aangenomen werk. Het opzetten was echter beslist geen licht werk.. De vrouw moest op de baan bukken om een vijftal op hun kant staande stenen bijeen te schuiven, deze dan op te beuren en met de nog vrije hand een zesde steen meenemen, dan naar de haaghut lopen, aldaar op een verhoging van 20-35 centimeter stappen en daarna de stenen keurig één na één opstapelen. Weer terug naar de baan en het proces herhaalde zich nog vele malen. Al bukkend, beurend, lopend en heffend moest de vrouw de gedroogde stenen met een totaalgewicht van circa achttien kilogram verplaatsen van de baan naar de steentas. En dat gedurende zeven tot tien uren per dag. De arbeid die de vrouw verrichtte, werd in feite nog verzwaard, omdat zij haar huishoudelijke bezigheden bij stukjes en beetjes tussen de fabrieksarbeid door moest doen”. Uit: “Twee eeuwen Gelderse bakstenen. De baksteenfabricage in Gelderland in de negentiende en twintigste eeuw”
project 2: In de naam van de rivier Positionering afzonderlijke rivieren op basis van de volstrekt eigen karakters Elk van de ‘rivieren’ die door de stadsregio stromen, heeft een eigen karakter. In een speciaal daarvoor opgezet project wordt onderzocht in hoeverre dat eigen karakter gesublimeerd kan worden en gebruikt voor extra profilering en promotionele doeleinden. De rivieren zouden gepositioneerd kunnen worden op basis van hun historische gebruik of waardering met een bijbehorende typering of slogan. Voor verdere profilering en typering kan geput worden uit de volgende kenmerken van de verschillende rivieren. IJssel– ‘De Zoomrivier’ (Deel stadsregio): • Vertakking van smeltwaterrivier de Rijn; • Kijkrivier: de rivierloop door het IJsseldal is te volgen vanaf snelweg A348 en de stuwwal; • Meanderrivier waardoor veel kronkelwaarden zijn ontstaan zoals de Havikerwaard en Fraterwaard; • Recreatiegebied Rhederlaag tussen Rheden en Giesbeek • Vroeger, tot in de Romeinse tijd, stroomde de bovenloop van de IJssel in tegenovergestelde richting; • De naar rivier vernoemde IJsselformaat baksteen was oorspronkelijk geel van kleur; • Bevat geen sluizen; • De IJssel voert 15% van het Rijnwater af volgens de huidige waterverdeling • Draagt zorg voor voeding van de IJssellinie; • De oude IJssel volgt grotendeels het tracé van de Pleistocene Rijn die om Montferland heen liep. Maas – ‘De Bourgondische rivier’: • Delfstoffen: voornamelijk grind- en zandwinning; • Regenwaterrivier waarvan het peil derhalve sterk van de hoeveelheid regen afhankelijk is; • Symbool van de Bourgondische landsaard van de beide Maasprovincies Brabant en Limburg; • De eigen Maasformaatsteen is vrijwel alleen verkrijgbaar als grindbetonsteen; • Bevat sluizen (o.a. bij Grave en Sambeek); • Heeft geen dijken stroomopwaarts van Middelaar; • Zuur water bij overstromingen in het land van maas en waal zorgden voor verschraling van landbouwgronden. Dit was naast de conventionele overlast een belangrijke reden dat maasoverstromingen ongewenst waren; • Tegenwoordig hebben de oevers en uiterwaarden juist door verschraling een hoge natuurwaarde; • De ‘maasheggen’ zijn kenmerkend voor dit gebied. 28 Masterplan Dijk & Kolk
Hoe is de Waal ontstaan? Een plafondschildering in het Bemmelse kasteel de KinkeNeder-Rijn – ‘De Limes rivier’: • Vertakking van smeltwaterrivier de Rijn; • Limesgrens (in zijn oude historische loop); • Smal en verzand; • Kleinschalige scheepvaart (Rijnaak); • Bevat Sluizen (Driel, Amerongen en in de lek bij Hagestein) • 20% van de afvoer volgens de huidige verdeling over de rijntakken • Draagt zorg voor voeding Nieuwe Hollandse waterlinie en Grebbelinie met water • Heeft een eigen baksteen: Rijnformaat Linge – ‘De leisure-rivier’ (leisure = vrijetijd): • Van Doornenburg tot Zoelen een kunstmatige rivier met inlaat bij het Pannerdens kanaal; • Tot de 19 e eeuw een dubbele wetering gescheiden door een wal; • Vanaf Zoelen een rivier waarbij de voeding vanuit de Waal is afgedamd bij Tiel; • Geen scheepvaart waardoor uitermate geschikt voor recreatieve doeleinden • Heeft een eigen baksteen: Lingeformaat lenburg geeft het antwoord. Twee reuzen, broers van elkaar, begonnen lang geleden in Zwitserland met het graven van de Rijn. Zo’n honderd jaar later kwamen ze aan in Lobith. Daar kregen ze ruzie en gingen ze ieder hun eigen weg. De jongere reus bleef doorgraven aan de Rijn, de oudste schiep de Waal. Deze voorstelling is overigens geschilderd door de beroemde Nijmeegse architect Hubert Estourgie. Uit: “www.noviomagus.nl” Waal – ‘werkrivier’: • Vertakking van smeltwaterrivier de Rijn; • Breed en snel stromend; • Tamelijk recht; • Delfstofwinning • Scheepvaart en delfstofwinning • Veel scheepvaart (duwbakken) • Geen sluizen • 65% van de afvoer volgens de huidige verdeling over de rijntakken • Heeft een eigen baksteen: Waalformaat Masterplan Dijk & Kolk 29
project 3: River-hopping Nieuwe mogelijkheden voor personenvervoer over water, die nuttig verkeer en pleziervaart combineren Aangenaam verpozen op en aan het water De rivier was van oudsher een plaats voor aangenaam verpozen. Niet alleen langs de oevers maar vooral ook op het water: van de oude trekschuit tot de moderne Rijncruise. Vrijwel iedereen weet wat voor een bijzondere beleving het is om het landschap vanaf een boot te ervaren. Voor mensen die over en weer pendelden tussen beide oevers was de rivier in zekere zin een obstakel dat ze via veren en bruggen moesten oversteken. Maar daarnaast was de rivier een belangrijke transportroute, voor zowel goederenals personenvervoer. River-hopping netwerk In het kader van dat laatste zouden nieuwe mogelijkheden ontwikkeld kunnen worden voor personenvervoer over water, die nuttig verkeer en pleziervaart combineren. De huidige (fiets) pendeldiensten en shuttleboten (Maashopper) zouden met andere diensten geïntegreerd kunnen worden (watertaxi, waterbus, veerpont, fietsveer, shuttleboot Maashopper, fietspendelboot enzovoort) tot één river-hopping netwerk van verschillende (thematische) verbindingen, dat allerlei natuur-, cultuur-, kunst- en horecalocaties aandoet. De gemeente Beuningen heeft al aangegeven dat zij een fietsveerverbinding zou willen met Slijk-Ewijk aan de overkant van de Waal en de gemeente Overbetuwe wenst een fietsveerverbinding over de Rijn van Heteren naar Renkum. Andere trajecten die zich bij uitstek lenen voor opname in dat riverhoppingtraject zijn: Erlecom-Gendt, Keent-Balgoy, Lobith-Schenkenschans en het reeds in onderzoek zijnde traject Niftrik-Ravenstein. 30 Masterplan Dijk & Kolk
project 4: Lichtjes in de duisternis Rond de Kattenlinde in Driel spookte het. Sommigen meenden er katten of heksen te zien, anderen werden in de nacht of morgenstond aangenaam verrast door tengere, bevallige wezentjes met lange blonde haren: elfen. “Te Driel bij de hooge linde, Te Driel bij de diepe kom, Daar gaat in ’t weifl ende maanlicht Wat heimlijks en wonderbaars om. Te midnacht mommelt en suist er Een klagend windengezucht, En slanke gestalten verrijzen, Geweven uit lichtende lucht. Spookverhalen door multimediale ‘dwaallichttochten’ nieuw leven inblazen Over spoken, schimmen en dwaallichten Er zijn verschillende plaatsen langs de rivieren waar spookverhalen de ronde doen. Verhalen over spoken, schimmen, dwaallichten, heksen, weerwolven en duivel uitdrijvingen. In vroeger tijd geloofde men dat de rivier een heuse barrière vormde voor duivels en spoken. Dat is de reden waarom rond elke veerovergang ooit wel een exorcisme – een geest- of duiveluitdrijving – plaatshad. Zoals bij veerhuis Banning - de huidige ‘Holenoever’ – in Doornenburg. Ook aan de overkant van de Waal, in het Kolenbrandersbosje (Millingerwaard), moet nog een verbannen spook huizen. En op windstille avonden klinkt klokgelui op in de kolk ‘Diepe Bloem’ in Huissen. Het is de bronzen stem van een kerkje dat hier zou zijn verzonken. De legende houdt verband met de verdwijning van het dorpje Huasenheim (de naam ‘Huissen’ zou hiervan afkomstig zijn) dat door het water verzwolgen zou zijn. Even tragisch is het verhaal over de dwaallichten boven de ‘Vlote Bloem’. Het waren de zieltjes van ongedoopt gestorven kinderen. Wanhopig zochten ze de waterkant op om gedoopt te worden. Pas dan zou de hemelpoort voor hen opengaan. Oude verhalen nieuw verteld Op die verhaalplekken kunnen de oude verhalen opnieuw tot leven komen tijdens avondlijke dwaallichtentochten, voor jong en oud. Daarbij worden spookverhalen voorgedragen of op een andere manier ten gehore gebracht. Een klank- en lichtspel in een theaterachtige setting (geluidsfragmenten, stemmige muziek, vliegende lantaarns en drijvende lampionnetjes) versterkt de atmosfeer. Kunstenaar Hendrik Ribot doet iets vergelijkbaars op de Veluwe. Hij neemt bezoekers mee naar ‘de Verborgen Tuin’, waar een verhalenverteller en een Masterplan Dijk & Kolk 31 violist op hen wachten. Daar worden eeuwenoude volksverhalen vertelt over dolende ruiters, verdwenen kloosters en verloren zielen. Aansluiting zoeken Misschien kan aansluiting gezocht worden bij de Stichting Doe een Wens, die kinderen in de gelegenheid stelt hun liefste wens te laten sponsoren door familie en buren. De kinderen wisselen hun sponsorformulier in tegen een lampion en laten die vervolgens als dwaal lichtjes te water. De lampions bevatten wensbriefjes met een persoonlijke wens van de kinderen. Zij vlechten teedere handen Ten vluggen reidans ineen: Zacht golven om tengere schouders Blondglanzige haarlokken heen. Zij zweven stil langs de watren, En spieglen ’t liefl ijk gelaat; Maar sprietjen noch bloemetjen kreukelt Het slepende blanke gewaad. De kleene dwaallichtjes hupplen Als fl akkrend toortsvuur haar voor: Voor ’t zilvren gezang der Elvinnen Ontsluit Moeder Aarde heur oor. (…) Uit: “Geldersche Volks-Almanak” 1870
gids project 5: In de boot met Godfried de Deen Een heuse Drakar bouwen en exploiteren als Vikingrondvaartboot De Vikingen in onze streken Er worden verschillende initiatieven ontplooid om binnen de stadsregio een Romeins themapark van de grond te krijgen. En in Millingen is men bezig een Romeinse boot te bouwen. Waarom kunnen we niet iets vergelijkbaars doen om de Karolingische periode wat meer aandacht te geven. Waarom geen Drakar bouwen, een Vikingenboot? Tijdens de Karolingische periode zijn de Vikingen immers tot hier de lage landen binnengedrongen. In het jaar 850 deed de Deense koning Godfred samen met zijn neef Rorik (Rorik van Dorestad) een overval op Dorestad (Wijk bij Duurstede). Rorik nam daarop de stad in bezit. Godfried de Deen is een vikinghoofdman die in navolging van zijn illustere landgenoten de Rijn op voer en in 880 Xanten overviel. Daarna hield hij een tijdlang de Keizerlijke palts in Nijmegen bezet. Een daad van ongehoorde omvang, want de palts was wellicht nog gewijder grond dan de kerk van Rome. Godfrieds broer Siegfried deed weinig voor hem onder en plunderde in 882 de IJsselsteden Deventer en Zutphen. In 885 werd Godfried bij Spijk vermoord. Bouwen én varen Het project is tweeledig. Het bestaat enerzijds uit de bouw van de Drakar – bijvoorbeeld in het kader van een stadsregionaal werkgelegenheidsproject. En anderzijds uit de exploitatie van de Drakar, door de boot de tochten van de meedogenloze Vikingen opnieuw te laten maken, zij het op vreedzamere wijze. De volgende routes zou de Drakar van Godfried, vertrekkend vanaf de Waalkade onder het Valkhof, kunnen varen: • Neder-Rijn – Rorikroute : langs Meinerswijk naar Wijk bij Duurstede (Dorestad); • IJssel – Siegfriedroute 1 : naar de steden Zutphen en Deventer, die Siegfried in 882 op zijn terugreis naar Denemarken plunderde; • Maas – Siegfriedroute 2 : naar het Karolingisch fort te Asselt, waar Siegfried verbleef en vanwaar hij terug naar Denemarken voer; • Bovenrijn – Godfriedroute : langs Spijk (waar Godfried vermoord is) naar Xanten dat hij in 880 plunderde. • Waal – Balderikroute : naar Tiel, de plek waar Balderik, graaf van Hamaland met zijn mannen de Vikingen in 1006 wist te verjagen. Het is van belang een samenwerkingsverband met de genoemde steden en plaatsen (Nijmegen, Wijk bij Duurstede, Tiel, Asselt (bij Swalmen, Limburg), Spijk (bij Lobith), Zutphen, Deventer en het Duitse Xanten aan te gaan om zo gezamenlijk een boeiend en educatief plan over het Vikingtijdperk op te zetten. Tevens kunnen zo de nodige financiële middelen gegenereerd worden. Masterplan Dijk & Kolk 33
Voortouw Vikingplekken Nijmegen zou het voortouw kunnen nemen door de Karolingische palts nieuw leven in te blazen. Dat past helemaal bij het ‘ja’ van de Nijmeegse bevolking om de Donjon van de Karolingische palts te herbouwen. De specifieke functie waar men voor het bouwwerk nog naar zoekt, zou gevonden kunnen worden in een dependance van Museum Het Valkhof, maar dan vooral gericht op de Karolingische annex Vikingenperiode. Vanaf het Valkhof kunnen museumbezoekers naar de Waalkade lopen voor een boottocht met de Drakar van Godfried. De Drakenboot kan verhuurd worden aan andere Vikinggerelateerde plaatsen als Oost-Souburg en Burgh-Haamstede waar gedeelten van de Karolingische ringwalburgen zijn gereconstrueerd die de Vikingen tegen moesten houden. Of aan themaparken als het Archeon in Alphen aan de Rijn en het Historisch Openlucht Museum in Eindhoven. De Karolingische ringwalburgen Duno, Elten, Mergelbe en Heimenberg gebruiken als uitzichtlocaties: over het land waar eens de Vikingen zwaard en scepter zwaaiden. Vikingdag, Vikingmarkt Er zijn diverse re-enactmentgroepen in Europa die Vikingmarkten houden. Deze zouden ook eens naar Nijmegen, Arnhem (Meinerswijk) of Gendt gehaald kunnen worden om samen met hen een Vikingdag te organiseren. Daarbij kan de Drakar van Godfried uiteraard ook een rol spelen. Andere plaatsen die in aanmerking komen om iets over de Vikingen te vertellen of te laten zien zijn: Gendt, waar ooit villa Gendt gestaan heeft, eigendom van Rorik; Spijk: waar Godfried de Deen werd vermoord; Meinerswijk: de handelsnederzetting ‘Megenhardeswich’ die door Rorik geplunderd werd. 34 Masterplan Dijk & Kolk
Masterplan Dijk & Kolk 35
DE VERBINDENDE DIJK
project 6: Dijken van dijken Het inventariseren en benoemen van bijzondere dijkvakken Er bestaat een aantal dijken dat zijn functie als waterkering weliswaar (grotendeels) verloren heeft, maar nog wel in het landschap aanwezig is. Dit soort dijkvakken verdient het om als zodanig benoemd en gemarkeerd te worden. Vooral als ze uitzonderlijk gaaf en onderscheidend zijn; als er sprake is van een concentratie van monumentale (veerhuizen en dijkhuizen) en andere dijkgerelateerde objecten (wielen, kwelkommen en kweldammen, ringdammen enzovoort); en wanneer opmerkelijke fenomenen hebben plaatsgehad zoals bijvoorbeeld een dijkverlegging na een dijkdoorbraak (inlaag, uitlaag, doorlaag). Het doel is plannen te ontwikkelen voor de ontsluiting van deze dijkvakken. Hierbij kan worden aangesloten bij het project “Aan de Wieg van het Waterschap” dat in opdracht van Waterschap Rivierenland en met steun van de Provincie Gelderland is opgesteld. Het project behelst o.a. een inventarisatie van relicten van vroegere waterbeheersing in het Gelderse rivierengebied: de dijken, kaden, zegen, weteringen, boezems en sluizen van de oude dorpspolders en polderdistricten. Voorbeelden van bijzondere dijkvakken: Bandijken (hebben een doorgaande waterkering) • Dijk bij Beuningen; deze is bijzonder omdat hij door een nevengeulensysteem heen is gelegd. Dat is tamelijk riskant; het vergroot de kans op dijkdoorbraken. Rond 1300 lag de bandijk veel verder landinwaarts. Hier is dus land gewonnen. • Dijk bij Oosterhout; hier is precies het tegenovergestelde gebeurd van wat men aan de overkant bij Beuningen gedaan heeft: de dijk is zo ver teruggelegd dat ‘verdronken Oosterhout’ nu buitendijks ligt. Hier langs deze dijk bevindt zich ook landgoed Loenen. Het bijzondere van dit landgoed Loenen is dat het ontstaan Masterplan Dijk & Kolk 37 is uit een overslagbosje. Overslaggronden ontstonden bij dijkdoorbraken; ze waren zeer arm en onbruikbaar voor land- en tuinbouw. Daardoor kon er bos op groeien). (zie koppeling met project 3, Fietsveerverbinding Beuningen) ‘Gepensioneerde’ dijken (buiten werking geraakt) Dit soort dijken is bijzonder omdat ze geen dijkverzwaringen hebben ondergaan en dus nog het historische karakter laten zien. Om dezelfde reden zijn de dijkgerelateerde kleine (landschaps) elementen langs deze dijken gaaf gebleven. • Oude Rijndijken van de Rijnstrangen : o Dijkvak tussen Groessen en Elten aan de noordkant van de Rijnstrangen o Dijkvak tussen Lobith en Pannerden aan de zuidkant van de Rijnstrangen (N.B.: eigenlijk zou het mogelijk moeten zijn via de Boterdijk naar Schenkenschans aan de overzijde van de Waal te kunnen!) • Kerkdijk in de Ooij • Drususdeich bij Rindern • De Holthuizerdijk tussen Huissen – Elden Arnhem Dwarsdijken en Slaperdijken (houden water tegen na doorbraak van primaire dijken) • Querdamm bij het Wylerbergmeer te BeekZyfflich • Häfnerdeich bij Zyfflich Defensiedijken (hebben een verdedigende functie) • Spanjaarddijk tussen ten oosten van Opheusden en Dodewaard • Retranchement van het Pannerdensch Kanaal (aan noordzijde Roswaard bevind zich een restant van het dijklichaam met borstwering van het Retranchement ) • Eisenhouwerdijk tussen Arnhem en Nijmegen Schaardijken (dijkvakken op plaatsen waar dijk en rivier elkaar raken; vaak spannende punten in het landschap vanwege zicht van zeer nabij over de rivier) • Bij Gendt • Bij Doornik
Oranje Luzerne
project 7: Vlinderdijken Dijk(vakk)en aanwijzen en ontwikkelen als corridor en leefgebied voor vlinders Vlindercorridor Schrale dijken Het grondlichaam van de dijk geldt als een bijzondere biotoop. Buiten de natuurgebieden zijn dijken vaak de enige landschapselementen die niet worden bemest en daardoor ‘schraal’ zijn. Als gevolg daarvan zijn dijken vaak zeer bloemrijk. Tijdens de recente dijkverhogingen zijn de dijken vaak afgedekt met schralere grond, juist om dit effect te versterken. Bovendien zijn veel dijken langs de Waal in de stadsregio ingezaaid met zaadmengsels, afkomstig uit de weinig nog resterende bloemrijke graslandjes die er nog waren langs de Waal. In voorjaar en zomer is vooral in de Ooijpolder te zien hoe succesvol die ingreep is geweest. Inmiddels hebben daar zelfs diverse bedreigde plantensoorten als veldsalie en grote centaurie een vaste standplaats gevonden. grote centaurie veldsalie Migratieroute voor de natuur Dijk en rivier samen kunnen dienen als migratieroute voor de natuur. Ook binnendijkse natuurverbindingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld door een stelsel van met elkaar verbonden kwelkommen, kolken, waaien enzovoort. Verder kan de dijk ter plaatse van schaardijken als groene corridor fungeren om natuurgebieden met elkaar te verbinden; en op sommige plekken eventueel zelfs dienen als voortzetting van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit project kan aansluiting zoeken bij het door de gemeente Heumen geïnitieerde project ‘Herstel Maasheggen’ in de uiterwaarden tussen Heumen en Nederasselt. Ook in de gemeente Mook en Middelaar loopt op dit moment een dergelijk project (‘Herstelplan Maasheggen’). Dit soort heggen zorgen voor een fijnmazig netwerk waarlangs migratie van flora en fauna kan plaatsvinden. Steeds meer insecten en met name dagvlinders maken gebruik van deze dijken als leefgebied en geleidingsbaan. Via de bloemrijke dijken kunnen ze gemakkelijk nieuwe leefgebieden bereiken. Bijzondere soorten die we steeds vaker langs deze dijken zien, zijn koninginnepage, oranje luzerne vlinder en bruin blauwtje, voor een deel ook als gevolg van de klimaatverandering. Helaas worden de dijken vaak nog steeds in één keer in zijn geheel gemaaid, waardoor ze niet optimaal als leefgebied kunnen fungeren voor fauna. Een meer gespreid maaibeheer – waarbij verspreid steeds delen ongemaaid kunnen blijven staan – zou de dijk met name als leefgebied en corridor voor planten- én diersoorten kunnen verbeteren. Dit project beoogt van daarvoor geschikte dijkvakken vlindercorridors te maken. Niet zo’n wild idee overigens als men bedenkt dat 2008 het slechtste ‘vlinderjaar’ was sinds men met de jaarlijkse telling begon. bruin blauwtje Masterplan Dijk & Kolk 39
gids project 8: Treuren met onze voorouders In februari 1799 spoelde door een enorme dijkdoorbraak het dorpje Leuven bij Groessen weg. De Liemers werd een prooi van de golven.. Hieronder volgt een fragment van het verslag van een tijdgenoot: Uniforme materialisatie van Verdronken Erfgoed Strijd tegen het water De eerste en nog steeds de belangrijkste functie van dijken is natuurlijk die van waterkering Dat was nodig ook want de rivier was een geduchte tegenstander die regelmatig aan het langste eind trok. Dat bewijzen de vele tientallen doorbraaklocaties en kolken. Elk van de meer dan 100 wielen vertelt zijn eigen tragedie – in dit verband kan aansluiting worden gezocht bij het project van Landschapsbeheer Gelderland. In dit project slaan 4 gemeenten (Arnhem, Nijmegen, Overbetuwe en Lingewaard) de handen ineen om een groot aantal wielen op te knappen en hierlangs een fietsroute te realiseren. Het project borduurt voort op een streefbeeldenstudie van 46 wielen in die gemeenten. Deze studie is getiteld ‘Recepten voor een luisterrijk wielenland’. Om zich nog beter tegen het water te beschermen, wierp men talloze terpen en pollen op. We vinden ze met name in de Duffelt, Ooij en nabij de Rijnstrangen; en verder in de uiterwaarden van de Neder-Rijn en hier en daar langs de Waal. In de loop der eeuwen zijn verschillende enclaves door oude meanders geïsoleerd geraakt. Zij zouden onderdeel kunnen worden van een uit te zetten strangenroute: Gendt – Bemmel – Oude waal bij Ooij – Oude Waal bij Kekerdom – Waalbocht bij Leuth – Rijnstrangen – Zwarte Schaar bij Doesburg – Strang Havikerwaard. Verdronken erfgoed Veel cultuurhistorisch erfgoed is in de niet aflatende strijd tegen het water letterlijk ten ondergegaan. Er zijn nogal wat (delen van) dorpen verdronken: Heteren, Huissen, Oud Herwen, Hulhuizen, Doornik, Oosterhout, Persingen, Malburgen, Oud Lobede; net als verschillende kerken en kastelen (Bijlandt, Pannerden; De Zwarte Kuil, Duiven; Loenen; De Loowaard, Duiven). Dat geldt in wezen ook voor de Romeinse castella bij Meinerswijk en Bijlandt. Herinneringsplekken Dit project heeft tot doel de herinnering aan al die verdronken dorpen en gebouwen op een eenduidige manier te materialiseren, bijvoorbeeld door bijzonder vormgegeven landmarks te plaatsen daar waar het noodlot heeft toegeslagen. Ook zou gezocht kunnen worden naar een overeenkomstige vertelwijze van het dramatische verhaal van deze Lieux de mémoire, deze memorabele herinneringsplekken. Wellicht dat ook bijna verdronken plekken, zoals de kerken bij Oud Zevenaar, Heteren en Oosterbeek, in het project betrokken kunnen worden. de kerk bij Heteren, die bij hoogwater onder water staat “De schoonste landen zijlings en agter de dijkbreuk waaren overstelpt van zand. Veele menschen hadden op de daaken der huizen de vlugt genomen, schreeuwden van daar om hulp, en werden vervolgens daar van afgehaald. Omstreeks 500 runderbeesten zijn er verdronken. Ja! alleraandoenlijkst was het te zien, hoe deze beesten, ter redding naar de dijken gezwommen, aldaar hun graft gevonden hadden, en bij afl oop van ’t water voor een groot gedeelte verrot onder aan den voet der dijken laagen. Intusschen dat de arme en berooide inwoonderen met hun gevlugte have en goed in bouwvallige hutten woonden. Een gezicht dat het wreedste hart kon doen vermurwen. Het dorp Groezen lag als in een zee van water, en waar men zijne oogen wendde, zag men niets dan verwoesting. Daar een ingevallen huis, ginds de toppen van gebouwen of schuuren, die zich maar even boven het water verheften, hooge dijken waarvan de beschadigde kruinen, gelijks de oppervlakte der rivier naauwlijks zichtbaar, en door het daar op geschoven ijs ongangbaar waren. (…)”. Uit: “De Waterplaag. Dijkdoorbraken en overstromingen achter Rijn en IJssel”. Masterplan Dijk & Kolk 41
Masterplan Dijk & Kolk 43
DE VERBINDENDE LINIE
project 9: De stille waterkracht Onderzoek naar mogelijkheden tot landschappelijke markering van de ‘KoudeOorloglinie’ (Rijn-IJssellinie, jaren ‘50) De kracht van inundatie Inundatie- of waterlinies waren letterlijk aaneengesloten reeksen van langwerpige gebieden die bij acute vijandelijke dreiging onder water gezet werden. Dat moest zeer nauwgezet gebeuren. Het waterpeil in de geïnundeerde gebieden moest ca. 40 centimeter bedragen, te diep voor de infanterie en te ondiep voor schepen. Bekend zijn vooral de Oude (16e en 17e eeuw) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (19e Een eerste IJssellinie, aangelegd in de 18e van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Grebbelinie. Help, daar komen de Russen! Veel minder bekend is de tweede Rijn-IJssellinie, gebouwd tussen 1951 en 1954, die bedoeld was om door inundatie van een deel van oostelijk Nederland het overige deel van Nederland te beschermen tegen een eventuele Russische (!) invasie. In dit project wordt onderzocht in hoeverre pregnante verdedigingspunten aan al die verschillende linies in het landschap gemarkeerd kunnen worden. In veel gemeenten zijn / worden deze relicten aangemerkt als gemeentelijk beschermd monument. Samenwerking en onderlinge afstemming tussen betrokken gemeenten en organisaties is daarbij onontbeerlijk. eeuw). eeuw, speelde een niet onbelangrijke rol in de ondersteuning Rond 1863 werd de dreiging van het Koninkrijk Pruisen voelbaar in Nederland. De angst ontstond voor een Pruisische inval waarbij de aanvaller het Pannerdensch Kanaal zouden afdammen om de watertoevoer naar de IJssellinie, de Grebbelinie en het hartje van de waterlinie af te sluiten. Om die reden was er ernstig behoefte aan een fort op de hoofddam bij Pannerden. Hieronder volgt de uitleg van de betekenis van een verdedigingswerk dat pas in 1869-’70 zou worden aangelegd.. “Men acht de voorgestelde bevestiging dringend noodzakelijk, omdat ze ingrijpt in het geheele verdedigingsstelsel, omdat ze ons meester doet blijven van de waterverdeeling en dus van het water om de Grebbe en Hollandsche waterliniën, onze laatste wijkplaats te inunderen, omdat ze het Pannerdensche Kanaal beheerscht, omdat ze ons meester doet blijven van den Boven-Rijn en den afvoer van belegeringsgeschut langs die rivier tegen de boven aangehaalde verdedigingsliniën moet beletten, omdat ze een wijkplaats oplevert voor de stoomschepen of kanonneerboten die daar op de rivier moeten gestationeerd worden. (…)” Uit: een brief van de “1e Inspectie der Fortifi catiën” te Nijmegen, d.d. 26-10-1863 (Gelders Archief in Arnhem) de IJssellinie in Meinerswijk, Arnhem Masterplan Dijk & Kolk 45
Aansluiting zoeken Terwille van de integraliteit kan verder aansluiting worden gezocht bij het plan van Panta Rhei, dat het watererfgoed van de Koude Oorlog wil bewaren als ‘levend buitenmuseum’. Bovendien is er een Stichting De IJsselinie in Olst, die tot doel heeft ‘de IJssellinie als een getrouw en tastbaar monumentaal verdedigingwerk van de koude oorlog te herstellen, te beheren en in stand te houden en dit verdedigingswerk vanuit educatief en recreatief oogmerk open te stellen voor het publiek.’ 0 1 cht 0 1 PANTA RHEI Arnhem en de IJssellinie; het water-erfgoed van de Koude Oorlog als levend buitenmuseum Masterplan Dijk & Kolk 47
project 10: Middeleeuwse landweren Middeleeuwse grenslinies tussen hertogdommen Gelre en Kleve weer zichtbaar maken Landweren De gebiedsverdediging in de middeleeuwen bestond vooral uit kastelen en landweren. Landweren zijn linies die over het algemeen bestonden uit een aarden dijklichaam of wal, beplant met ondoordringbare (doorn)haag met aan weerszijden een greppel. Op verscheidene plekken waren bewaakte doorgangen die met bomen werden afgesloten. Doesburgseweg vinden we ook de naam Bijvanckbrug die verwijst naar een afsluitbare doorgang in de landweer. Opnieuw zichtbaar in het landschap Het begrip ‘landweer’ is betrekkelijk onbekend. Er is tot nog toe dan ook nog maar weinig gedaan aan ontsluiting van deze ooit belangrijke verdedigingsgordel. Het aaneengesloten stelsel in de Liemers is tientallen kilometers lang en vertelt het verhaal van de eeuwenlange strijd tussen de Hertogdommen Kleef en Gelre. Deze landweren verdienen het om meer bekendheid te krijgen en weer meer zichtbaar te worden. Dat is dus wat dit project behelst: onderzoeken in hoeverre deze bijzondere structuurdrager nog vindbaar is en hoe het landweerstelsel in de toekomst weer zichtbaar gemaakt kan worden in het landschap. De op de kaart aangegeven lijn is dan ook vooral indicatief. Er moet nog uitgebreid onderzoek worden gedaan naar de exacte ligging van de landweren. Als we kijken naar het gebied van de huidige stadsregio dan bestond er een aaneengesloten stelsel van landweren langs de grens van de Kleefse enclaves (de Liemers Didam, Zevenaar, Duiven, Westervoort) tot aan de overkant van de Neder-Rijn tussen Huissen en Malburgen. De landweren in Wehl en bij de Bijvank waren voorzien van ‘bergvreden’ (wachttorens) en afsluitbare doorgangen (vang); dit is mogelijk ook het geval geweest bij de overige tracés. Op de topografische kaart is iets ten westen van Huize Bijvank ook nog de naam ‘Landeweer’ te lezen. Op de kruising Didamse WeteringMasterplan Dijk & Kolk 49
gids project 11: Op veldtocht met de Hertog van Parma Namen van een kolk en een oude herberg in Neder-Asselt, herinnerend aan de strijd om Grave in de Tachtigjarige Oorlog. Thematische routes opzetten in het teken van de tachtigjarige oorlog Vreedzame veldtochten Dit project behelst een stelsel van routes door het landschap, ‘veldtochten’ dus, langs de overvloed van plaatsen, objecten en elementen uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) binnen het gebied van de stadsregio. Daarbij wordt deels ook gebruik gemaakt van de routes die bij strijdende partijen hebben gevolgd. Bestaande en nieuwe horecabedrijven aan deze Staats-Spaanse veldtochtroutes kunnen inspelen op het thema Tachtigjarige Oorlog door bijvoorbeeld gerechten en dranken te serveren, die verwijzen naar de Spanjaarden en de Staatsen. Denk bijvoorbeeld aan Spaanse tapas (pata negra, olijven, serrano ham enzovoort), en bier (in Groenlo wordt al een Frederik Hendrik biertje geserveerd). Mogelijke veldtochtroutes: 1. De route die de Spanjaarden onder Sancho d‘Avila volgen van Grave naar Heumen op 13 april 1574 en vandaar naar Mook waar een dag later op de Maasoever en het Maasveld de Slag op de Mookerheide plaatsvond tegen een leger onder leiding van Lodewijk en Hendrik van Nassau. Deze broers van Willem van Oranje wilden zich met een huurleger van voornamelijk Walen en Duitsers met de Vader des Vaderlands verenigen, die zich in de Betuwe ophield. Het leger van Lodewijk en Hendrik trok via de rechter Maasoever vanuit Maastricht naar het noorden. Verder dan Mook kwamen ze niet, hun leger werd jammerlijk verslagen, de broers sneuvelden net als duizenden van hun soldaten. Velen van hen die op de vlucht waren geslagen kwamen om in de moerassen tussen Mook en Middelaar. De protestantse kerk in Heumen herbergt een monument dat aan hun nagedachtenis is gewijd. 2. De route van Hendrik Graaf van den Bergh , (1573-1638), heer van Stevensweert, een Nederlands militair in Spaanse dienst tijdens de Tachtigjarige Oorlog en stadhouder van Spaans Opper-Gelre. Van den Bergh steekt in 1624 bij Mook de Maas over, gaat vervolgens via Groesbeek-KranenburgKleef naar Wesel (Duitsland) en steekt daar de Rijn over. Vervolgens gaat hij weer terug via de Liemers (Zevenaar, Duiven) en steekt bij Westervoort de IJssel over. Bij Fort IJsseloort probeert de burgemeester van Arnhem met 30 burgers het op te nemen tegen 2000 Spaanse soldaten. Hij zou de Spanjaarden geruime tijd hebben tegengehouden. Van hieruit vertrekt Van den Bergh richting Dieren waar hij kasteel de Gelderse Toren plundert en Groot Engelenburg plat brandt. Bij schans Leuvenheim wordt een brug geslagen over de IJssel om de terugreis van het Spaanse leger veilig te stellen. Hier verenigt hij zijn troepen met het leger van Montecuculi. Inmiddels beslaat de Spaanse troepmacht zo’n 35000 man. Frederik Hendrik versterkt intussen de bezetting van de steden Arnhem, Doesburg Zutphen Deventer en Zwolle met de legers van Ernst Casmimir. Terwijl Van den Bergh het gebied tussen IJsseloord en Leuvenheim met 13000 man blijft verdedigen om de terugtocht veilig te stellen, trekt Montecuculi de Veluwe over via Ede en verovert Amersfoort. Salsar trekt met nog eens 11000 man naar Hattem en Harderwijk maar krijgt teveel tegenstand om de steden te veroveren en besluit de Veluwe te plunderen. Omdat Frederik Hendrik met zijn legers te druk bezig is met de belegering van den Bosch wordt besloten met Masterplan Dijk & Kolk 51 De Koningswaai ligt aan de dijk te Neder-Asselt, niet ver van een oude herberg de “Koning van Engeland”. Men vertelde dat daar in vroeger eeuwen een koning van Engeland zijn tenten had opgeslagen. Wellicht is dit de herinnering aan de tocht van de graaf van Leicester, die in 1586 het door de Spanjaarden belegerde en nauw ingesloten Grave met behulp van Hollandse en Engelse troepen van leeftocht wist te voorzien”. Uit: “Gelders Sagenboek”
een klein leger Wesel te bezetten waardoor de aanvoer van voedsel naar de Spaanse legers op de Veluwe wordt onderbroken. Dit werkt, de Spaanse troepen kunnen zich op de arme Veluwe niet van levensmiddelen voorzien en trekken zich terug, achternagejaagd door de legers van Ernst Casimir. Elementen op deze routes kunnen zijn (zie kaart bladzijde 50): • Vesting Grave; • Het monument bij de kerk van Heumen, ter ere van Lodewijk en Hendrik van Nassau omgekomen tijdens de Slag op de Mookerheide; • Kasteel Heumen, waar de Spaanse troepen de nacht doorbrachten die aan de slag bij Mook voorafging. De contouren van het kasteel en de kasteellaan zijn nog zichtbaar; • Het terrein van de Slag op de Mookerheide; • De Heumense en de Mooker Schans; • Genneperhuis (belegeringen resp. 1599 Spaans, 1602 Staats, 1635 Spaans, 1641 Staats: Prins Frederik Hendrik); • Oranjedeich (de naam verwijst naar de opstand in 1568-1648); • Hürendeich (herinnert aan de behoeftes van soldaten) Prins Maurits van Nassau • Schenkenschans 1586 tot 1816 (belegeringen resp. 1599 Prins Maurits, 1636 Prins Frederik Hendrik). Schenkenschans verdedigde de splitsing van de Rijn en de Waal, een strategisch belangrijke punt; • De locaties van de voormalige schansen rond Schenkenschans (o.a. Christina Aemillia); • De Boterdijk van Schenkenschans naar Lobith (de Boterdijk wordt nu onderbroken door de Waal); • Lobith: hier stond vroeger Kasteel Tolhuys dat werd gebruikt als hoofdkwartier van Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik. Hier werd de tol geheven, die een groot deel van de 52 Masterplan Dijk & Kolk inkomsten van het Hertogdom Gelre opleverde. • Troepenverzamelplaats Oud-Zevenaar. Buitendijks verzamelden zich hier eind 1598 de legers van Prins Maurits voor het Beleg van Schenkenschans begin 1599, onderdeel van de achtdaagse veldslag in 1599 van Prins Maurits tegen de Spanjaarden. • Retranchement of liniedijk uit de achtdaagse veldslag van Prins Maurits; deze was zichtbaar op een foto van de RAF uit 1944. • de Kerk van Oud-Zevenaar. Deze kerk heeft gediend als onderkomen voor de troepen en paarden van Prins Maurits in 1599. • IJsseloort, schans aangelegd in 1580; • Vestingstad Arnhem; • Vestingstad Doesburg; • Kasteel de Gelderse Toren te Dieren (geplunderd door Hendrik Graaf van den Bergh); • Schans Leuvenheim; • Kasteel Groot Engelenburg (plat gebrand door Graaf van den Bergh); • Redoutelinie; vanaf Schenkenschans langs de Waal tot aan Gorinchem en langs de Nederrijn en IJssel heeft tegen de rivierdijk een stelsel van verdedigingstorens (redouten) gestaan. Lang niet alle locaties zijn bekend. Locaties waar vrijwel zeker een redoute heeft gestaan zijn: Malburgen/Huissen, een tweetal bij Gendt, Bemmel en Doornik. Naar overige locaties moet nog onderzoek gedaan worden. • Spanjaarddijk (defensiedijk); • Knodsenburg (Prins Maurits verdrijft de Spanjaarden in 1581 en versterkt de schans in voorbereiding op het Beleg van Nijmegen in 1591); • Vestingstad Nijmegen.
Masterplan Dijk & Kolk 53
CORRIDOR ARNHEM-NIJMEGEN
project 12: Duopool Arnhem Nijmegen Versterken twee-eenheid van de spiegelsteden Arnhem en Nijmegen Aanhalen banden De relatie Arnhem-Nijmegen is zeer bepalend voor de identiteit van de stadsregio. Hoe sterker en hoe nauwer die relatie, des te sneller beide steden toegroeien naar een twee-eenheid en zich als een echte duopool kunnen profileren. De banden kunnen op verschillende manieren worden aangehaald. Bijvoorbeeld door nauwere samenwerking tussen beide steden of door het creëren van nieuwe zichtassen als symbool van deze twee-eenheid. Of door vroegere en huidige ontwikkelingsassen nieuw leven in te blazen en tot nieuwe corridors tussen de beide steden te maken: denk aan de N325, de IJssellinie (overgaand in de Peel-Maaslinie), de Oude Romeinse weg van Nijmegen naar Driel, voormalig trekschuitkanaal de Grift en de ‘Eisenhouwerdijk’ (die deels parallel loopt aan de A325). Stadseilanden als cultuurplaats Bij Schenkenschans begint zo ongeveer de benedenloop van de Rijn. Vanaf dat punt splitst zich de rivier en waaiert uit in een enorm brede delta. Binnen de parallel lopende geulen ontstonden eilanden. Ter plaatste was de rivier vaak makkelijk doorwaadbaar, waardoor zogenaamde ‘voordes’ of ‘trichten’ konden ontstaan (‘Tricht/trecht’ of ‘drecht/dracht’ komt van Lat. ‘trajectum’ = oversteekplaats). Dit fenomeen vormt de oorsprong van veel nederzettingen waarvan er een aantal uitgroeide tot steden: Arras (Frankrijk; het vroegere Atrecht), Dordrecht, Utrecht, Maastricht en in Gelderland Tricht. Plaatsnamen met ‘Voorde’ zijn onder andere Frankfurt, Oxford, Coevorden en in Gelderland Westervoort, Lichtenvoorde en Vorden. De riviereilanden groeiden uit tot bijzondere cultuurplaatsen. Voorbeelden zijn het Île de la Cité in Parijs (nadruk op cultuur) en Margitsziget Île de la Cité in Parijs de brug over de Waal bij Nijmegen / A325 in Budapest (nadruk op natuur). Kenmerkend voor zowel Arnhem als Nijmegen is hun beider ligging aan de rivier. Dat biedt de mogelijkheid die unieke relatie met de rivier te sublimeren in een stadseiland, dat zou kunnen uitgroeien tot een indrukwekkende cultuurplaats van nationale, misschien zelfs internationale allure. De simultane ontwikkeling van stadseilanden in zowel Nijmegen (Veurlent) als Arnhem (Stadsblokken) kan een belangrijke bijdrage leveren aan het duopoolconcept. Masterplan Dijk & Kolk 55
dijkteruglegging Lent | ruimtelijk plan dijkverlegging, gemeente Nijmegen 56 Masterplan Dijk & Kolk
Stadsblokken-Meinerswijk (Arnhem) De stadsblokken zijn ontstaan door kanalisering van een meander in de Neder-Rijn (1532). Omgeven door de groene rivier en een tichelgatenlandschap met hoge natuurwaarden, steenfabriek, havenrelicten en als archeologisch hoogtepunt het Castellum – kan Stadsblokken-Meinerswijk zich ontwikkelen tot een ecologisch centraal park met direct aan de rivier gelegen een culturele enclave rondom een gastvrije haven met bijzondere woonvormen of een cultuurcluster. Juist die – schijnbare – tegenstelling van natuur en cultuur kan ervoor zorgen dat deze enclave zich ontwikkelt tot een unieke, spannende ontmoetings plek, waar de stad zich mee kan profileren. Veurlent Veurlent, het eiland dat gaat ontstaan wanneer de nieuwe zijgeul van de Waal gerealiseerd wordt, biedt weer andere mogelijkheden. Het cultuurhistorische hoogtepunt van Veurlent is de Knodsenburg, het gebastioneerde verdedigingswerk van de stad Nijmegen aan de overzijde van de rivier. Nagenoeg gaaf is het ensemble van Oosterhoutse dijk en zijn historische lintbebouwing en dwars hierop de Veerdam, de oude verbinding met Nijmegen. Het natuurlijke hoogtepunt vormen zonder meer de uiterwaarden met hun mooie Waalstranden. Door de Waalsprong wordt ook Veurlent een stadseiland, centraal gelegen in de Waal tussen oude en nieuwe stad. En ook Veurlent bezit alle ingrediënten om uit te groeien tot unieke cultuurplaats met hoogwaardige symbiose van natuur en cultuur, midden in de stad: uiterwaardenpark met stranden, paviljoens, watertaxi en een kleine woon-/jachthaven aan de nieuwe Waalarm, boulevard, kleinschalige landelijke elementen naast innovatieve stedenbouw binnen de contouren van het voormalige schanswerk de Knodsenburg. Nijmegen kan zich met Veurlent nog meer onderscheiden en afficheren. Nauwere samenwerking musea van beide steden De cultuurhistorische band tussen beide steden kan verder verstevigd worden door het versterken van de samenwerking tussen hun musea, onder andere door ze een landschappelijke component te geven. De musea kunnen fungeren als uitvalsbases annex educatieve kenniscentra (zie project 17. Startpunt: Nijmegen omarmt de Ooij) in een eventueel te ontwikkelen ‘Museaal Landschap’ (zie ook project 20: Museaal Landschap ‘Waalhoofd’) • Nederlands Watermuseum Arnhem – Natuurmuseum Nijmegen • Nederlands Openluchtmuseum Arnhem – Museumpark Orientalis Heilig Landstichting • Historisch Museum Arnhem – Museum Het Valkhof Nijmegen • Airborne Museum ‘Hartenstein’ Oosterbeek – Nationaal Bevrijdingsmuseum 19441945 Groesbeek openluchtmuseum Arnhem Museum Het Valkhof Nijmegen Nederlands Watermuseum Arnhem Masterplan Dijk & Kolk 57
ZOMEN EN RUGGEN
project 13: Het buitengoed Nieuwe buitengoederen realiseren op zomen en stroomruggen Wonen op hoge gronden nieuw landgoed de Zomp, Overasselt (architect Dick Pouderoyen) In een zo waterrijk en door rivieren gedomineerd gebied ontwikkelde de vroegste bewoning zich op de hoger gelegen gronden. Binnen het gebied van de stadsregio waren dat vooral de zomen (de hellingen van de stuwwal die door de rivieren doorsneden werd: Veluwezoom, Hoog Elten en de stuwwal Nijmegen-Kleef) en de hoger gelegen stroomruggen en rivierduinen in het stroomgebied. Daar ontstonden de eerste nederzettingen, en later de vele landgoederen en kastelen. Voorbeelden van landgoederen langs de rivier zijn Loenen, Doornenburg, Doorwerth, Hemmen en landgoed de Mellard in Valburg. Nieuwe buitengoederen Dit proces kan een nieuwe impuls krijgen door op de zomen en ruggen nieuwe buitengoederen te realiseren. Het nieuwe buitengoed is een nieuwe landelijke woonvorm die compact is en gelegen is in een ruime, groene landgoedachtige setting. De compacte bebouwing kan bestaan uit meerdere wooneenheden. De realisatie daarvan komt wellicht in aanmerking voor subsidie van het Nationaal Groenfonds – volgens het principe ‘rood voor groen’. Met de gelden van dit fonds kunnen nieuwe vormen van landschapsontwikkeling worden gefinancierd. Op deze wijze is het bouwen van nieuwe landgoederen geen doel op zich maar wordt het juist ingezet als middel om landschapsontwikkeling te stimuleren. Bouwen (rood) staat in dienst van landschapsontwikkeling (groen). Landgoed de Zomp in Overasselt is een voorbeeld van een landgoed nieuwe stijl. Landgoed Haverleij in ‘s-Hertogenbosch is zo’n landgoed met meerdere wooneenheden. Dit project is een uitbreiding op reeds bestaande initiatieven voor het ontwikkelen van nieuwe landgoederen zoals bijvoorbeeld in het landschapsontwikkelingsplan BeuningenDruten-Wijchen. nieuw landgoed Haverleij, ‘s-Hertogenbosch landgoed Loenen, Slijk-Ewijk Masterplan Dijk & Kolk 59
OVERIGE ONTWIKKELLOCATIES
project 14: Kunst aan de dijk Initiëren van manifestaties, exposities en evenementen rond het thema ‘Kunst en water’ Kunst en water Kunst in het landschap is niet nieuw, kunst aan, op en over het water evenmin. Denk aan de beeldentuin ‘Maaspark’ in Mook aan de Maaskade, ‘Bakens aan het water’ in Nijmegen, ‘Kunst te water’ in Arnhem en de beeldentuin Gaia & Ouranos in Overasselt / landgoed de Zomp. Maar ook aan een initiatief als ‘De zitpijl vertelt’ waarbij mensen op plekken in het landschap een bijzonder verhaal of gedicht te horen krijgen. Mystieke plekken worden benadrukt door manifestaties als ‘Drijven op Wielen’. Overkoepelende stadsregionale aanpak Een structurele aanpak ontbreekt vooralsnog. Wellicht is het mogelijk een stadsregionaal beleid voor kunst in het dijklandschap op te zetten, een netwerk van kunstwerken en –evenementen dat in de meest brede zin geïnspireerd is op de relatie met het waterrijke rivierenland. Daaronder vallen ook manifestaties die gericht zijn op bijzondere, innovatieve woonvormen (drijven wonen). Er is een zekere overlap met het volgende project (15): ‘Muzen in het landschap’ zij het dat daar de nadruk ligt op incidentele of jaarlijks terugkerende evenementen. ‘Opdrift’, Oerol 2008 (Bruno Doedens | SLEM) rondtrekkend kunstwerk van 300 stalen silhouetten met uitspraken over ‘de tijd’ 2000 stoelen op het Waalstrand bij Nijmegen in het kader van 2000 jaar Nijmegen Masterplan Dijk & Kolk 61
project 15: Muzen in het landschap Het rivierenlandschap als decor voor muzische evenementen Verschillende muzische vormen Vanwege hun mystieke kwaliteit lenen bepaalde plekken in het gevarieerde landschap van de stadsregio zich bij uitstek als toneel of decor voor muzische evenementen in de sfeer van Oerol (Terschelling) en openluchttheater- of muziekfestivals op of bij wielen (Festival ’t Zeeltje in Deest): muziek, theater, dans, film, poëzie. Men zou dat landschap kunnen aanbieden aan jonge kunstenaars als broedkamer, om er iets bijzonders mee te doen. De verbeelding aan de macht, alles is mogelijk. Multimediale manifestaties, waarbij verhalen in verschillende muzische vormen verteld worden en het publiek op steeds wisselende wijzen het landschap wordt in gezogen. Het publiek dat nu vaak alleen passief toeschouwer is, kan actief meedoen. Dat kunnen ook kunstzinnig opgezette manifestaties zijn voor kinderen waarbij ze water in al zijn indringendheid kunnen beleven (kindertheater op het water, spelen met water, ‘Seebühne’, ‘Badeschiff’ enzovoort). Landschapstheater Illustere gezelschappen die naam maakten met monumentaal en vaak vervreemdend landschapstheater zijn de in 2008 opgeheven Dogtroep en SLEM, de ‘Stichting Landschapstheater En Meer’. Op haar website omschrijft SLEM haar doelstellingen en activiteiten als volgt: ‘SLEM houdt zich bezig met het scheppen van ruimte voor verbeelding, het activeren van de verwondering voor het alledaagse en het achterlaten van sporen in het landschap. Landschapstheater gaat over hoe kunstvormen het landschap kunnen beïnvloeden, vervormen en van betekenis voorzien. Daarbij is ze tevens aanjager van sociale en culturele processen. Binnen de stichting, opgericht in 2003, komen de vakgebieden locatietheater, film/video en landschapsarchitectuur samen. Experimenten met de specifieke eigenschappen van de verschillende en zich uitbreidende disciplines komen voort uit de overtuiging dat wederzijdse beïnvloeding tot verrijking en vernieuwing leidt. Het contrast tussen de trage tijd bij landschapsarchitecten en de samengebalde en manipuleerbare tijd bij theatermakers, filmers, schrijvers, enz. biedt hiervoor vele mogelijkheden. Landschapstheater opereert op het grensvlak van de dagelijkse werkelijkheid. Hiervoor wordt een landschap gemaakt of vervormd en ten behoeve van het verschuiven van het perspectief vervreemd en opgeladen. Het publiek is daarbij deelnemer en toeschouwer tegelijk. Het proces en het resultaat zijn gelijkwaardig.’ Een kans voor SLEM is om op de Waal voor Nijmegen en de Rijn voor Arnhem een – jaarlijks terugkerend – simultaan evenement op te voeren; dit mede in het kader van de Duopool-gedachte (zie ook project 12. Duopool Arnhem-Nijmegen) Festival Gebroeders van Limburg, Nijmegen ‘Zomersprookje’, Oerol 2007 (Bruno Doedens | SLEM), 70 glazen reuzenschelpen vertellen verhalen vanuit de zee 62 Masterplan Dijk & Kolk
project 16: Land van Heerlijkheden en kronkelwaarden Zichtbaar maken van de combinatie heerlijkheid - kronkelwaard Heerlijkheden en kronkelwaarden De in de vroege Middeleeuwen ontstane heerlijkheden (kleine bestuurlijke eenheden onder een heer) waren lang samen met de kerk de bepalende machtsfactor in een groot deel van het gebied dat de huidige stadsregio vormt. Kronkelwaarden zijn beddingafzettingen in de binnenbocht van een riviermeander, ze zijn herkenbaar aan hun sikkelvormig reliëf. Op sommige plaatsen vormde oude riviermeanders de grens van een heerlijkheid. Wanneer later de rivier werd gekanaliseerd werd de heerlijkheid hierdoor in tweeën gedeeld. Dit project wil voor twee heerlijkheden (Keent-Balgoy en Gendt-Erlecom) in de stadsregio onderzoeken of het mogelijk is dit fenomeen weer zichtbaar te maken. Twee heerlijkheden De heerlijkheid Keent-Balgoy was vroeger één bestuurlijke eenheid met een unieke ligging binnen twee tegenover elkaar gelegen kronkelwaarden. Sinds 1938 zijn Keent en Balgoy door de kanalisering van de Maas van elkaar gescheiden. Ook de heerlijkheid GendtErlecom was vroeger één geheel. Hier veroorzaakte de kanalisering van de Waal in 1620 dat Gendt en Erlecom voor altijd van elkaar gescheiden werden. Hoe kan zichtbaar gemaakt worden dat dit vroeger één heerlijkheid was. Komt hier een overgang met een pontje of wordt kunst ingezet? Of wordt landschappelijke aankleding ingezet? Project ‘Heerlijkheden’ (Geldersch Landschap) Aansluiting kan worden gezocht bij het project ‘Land van de Heerlijkheden’ (Stappen in de Toekomst) van het Geldersch Landschap. Dat gaat thematische fiets- en wandelroutes uitzetten met als doel het Land van Maas en Waal, Rijk van Nijmegen en de Duffelt voor inwoners en toeristen meer inzichtelijk te maken. In Leur bij Wijchen wordt een bezoekerscentrum annex infocentrum gerealiseerd. In 2010 zal dit de deuren gaan openen. Hier kunnen toeristen en recreanten cultuurhistorische en landschappelijke informatie krijgen over het gebied. Van hieruit ook gaan de fietsroutes het gebied in. Het infocentrum biedt ook ruimte aan een studiecentrum voor cultureel erfgoed en een landschapswinkel voor streekeigen producten en koffie. Behalve op toeristen richt het bezoekerscentrum zich ook op scholen door erfgoededucatie aan te bieden. Weer zichtbaar maken oude Maasarmen De Elst en het Wijchens Maasje (gemeente Wijchen) zijn riviertjes uit vroeger tijden. Uit onderzoek is inmiddels een redelijk helder beeld ontstaan van de loop van deze riviertjes. Van het Wijchens Maasje zijn nog enkele restanten als sloten terug te vinden in het buitengebied. Het grootste nog zichtbare deel is het huidige Wijchense Meer dat in de Romeinse tijd druk bevaren is geweest. Er zijn resten van een aanlegsteiger en diverse visnetten gevonden. Het is de wens om die riviertjes op een of ander manier weer zichtbaar te maken. Heerlijkheid Keent-Balgoy Masterplan Dijk & Kolk 63 Heerlijkheid Gendt-Erlecom
project 17: Startpunten: het landschap in Natuurcentrum nabij de Waalbrug van waaruit het publiek de Ooijpolder in kan trekken Startpunten Terwille van een optimale bereikbaarheid en om de toestroom van dagrecreanten en toeristen te reguleren kan men plekken aanwijzen en inrichten vanwaar het publiek het landschap in kan trekken. Deze zogenaamde startpunten fungeren als een soort transferia, waar men auto of bus parkeert om vervolgens te voet of op een (elektrische) fiets het landschap te gaan verkennen. Het moeten dus centraal gelegen en eenvoudig te bereiken plekken zijn, waar zich bovendien ook andere functies kunnen concentreren. Recreatieve functies bijvoorbeeld en horeca – café, (thema)restaurant, speelweide – maar zeker ook informatieve en educatieve functies. Dat laatste kan variëren van een bescheiden kiosk met eenvoudige documentatie over het gebied, tot een (bescheiden) museum of andersoortig kenniscentrum. Natuurcentrum Laboratorium ‘Water en Dijk’ Bedoeling is dat kinderen in die kenniscentra spelenderwijs van alles kunnen leren over de historische omgang met het water, watermanagement, natuur en landschap: hoogwater en hoogwaterbeleving; streekcultuur, streekverhalen en geschiedenis van de streek; aardkunde en natuurbegrip; handel, industrie en nijverheid in de streek; bedijking, ontginning en ruimtelijke inrichting; landsverdediging enzovoort. Kernwoorden voor die jeugdige doelgroep zijn: avontuur, ontdekken, bewegen, leren. Misschien is er zelfs plaats voor een laboratorium ‘Water en Dijk’ – in aanvulling of aansluiting op het Nederlands Watermuseum in Arnhem. Kinderen gaan zelf aan de slag in allerlei laboratoriumachtige proefopstellingen. In het laboratorium kunnen de volgende attracties/ activiteiten worden ondergebracht: • Willem-Weverachtige testopstelling waarin kinderen de historische strijd tegen het water proefondervindelijk kunnen ervaren, evenals de economische en ecologische betekenis van de rivier en de handelwijze van de mens. • Doepark: kleien en stenen bakken bij oude steenovens • Samenwerkingsworkshops voor scholen, bedrijven en managementteams • Water maakt vrienden en vijanden (Vrienden: met zijn allen vechten tegen het boze water; vijanden: je moet sterker zijn dan je buurman om het gevecht te winnen. Verhalen over ruziënde bewoners van rivaliserende dorpen. Van ieder voor zich naar “poldermodel”) • Heemtuin die inzicht geeft in de diversiteit van riviersoorten (planten zowel als dieren) – toen, nu en in de toekomst; Het museum of kenniscentrum verwijst naar unieke plekken in het landschap en het landschap verwijst op zijn beurt naar het kenniscentrum of museum, en wellicht ook naar de andere musea in de stadsregio. Een dergelijk startpunt kan zijn het natuurcentrum bij de Waalbrug in Nijmegen dat in voorbereiding is en dat zich vooral richt op natuur en landschap in combinatie met thema’s als baksteenfabricage, wonen op terpen en verdronken erfgoed. Het is bovendien een ideaal vertrekpunt om de Ooijpolder te verkennen. Dit natuurcentrum kan als pilot binnen het gidsproject Museaal landschap ‘Waalhoofd’ (20) een plaats krijgen 64 Masterplan Dijk & Kolk
project 18: Verhalenbank Wikipedia-achtige digitale databank met verhalen uit de stadsregio ‘Verhalen-wikipedia’ Website waar streek- en lokale verhalen uit het hele gebied van de Stadsregio Arnhem Nijmegen worden ondergebracht; verhalen die – net zoals dat bij Wikipedia het geval is – worden geschreven en aangeleverd door inwoners van de stadsregio zelf. Dat kunnen net zo goed schoolkinderen zijn als professionals: historici en andere wetenschappers, journalisten en auteurs. Een redactie ziet toe op de kwaliteit. Iedere plek heeft een eigen verhaal. Zo vertelt elk van de meer dan 100 wielen zijn eigen tragedie. De verhalen hoeven niet per se over alleen het thema ‘Dijk en kolk’ te gaan. De onderwerpen van deze website kunnen veel breder zijn en in het algemeen de cultuurhistorie van de stadsregio betreffen. Deze databank kan een plek krijgen op Cool Region, de internationaal georiënteerde website van de stadsregio, maar ook op de websites van de lokale VVV’s. Tijdsbeelden De website zou nog interactiever kunnen worden wanneer hij spel- of lessuggesties bevat. Een uitstekend voorbeeld ter inspiratie is “tijdsbeelden” met welke website een koppeling tot stand kan worden gebracht. Tijdsbeelden is een digitaal geschiedenisproject voor de groepen 7 en 8. Moderne technieken brengen op eenvoudige wijze fictieve historische personages uit de ‘tien tijdvakken van de commissie-De Rooy’ in de klas. Het project bestaat uit twee onderdelen die ook afzonderlijk van elkaar te gebruiken zijn: • Een spannende digitale verhalenbank met lessuggesties en lesopdrachten • Een educatieve game Heldhaftige oversteek over de Waal bij Nijmegen door soldaten van de Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie op 20 september 1944. Het huzarenstukje leidde tot de bevrijding van Lent en de verovering van de Waalbruggen. De Waalbruggen waren onmisbaar voor de geallieerde aanval richting OosterbeekArnhem, waar de Britse 1e Airbornedivisie met smart zat te wachten op ontzet. “Precies drie minuten voor drie gingen de zesentwintig bootjes te water. Ze werden prompt verwelkomd met een hagel van vuur van de overkant. (…) “Elke boot telde twaalf tot veertien parachutisten, als sardientjes op elkaar gepakt, waardoor het toeschouwers op de wal voorkwam alsof zesentwintig bundels gehelmde poppetjes in het water dreven. Toch werden aan boord zelfs onder deze omstandigheden nog wrange grapjes gelanceerd … Het duurde niet lang of het Duitse 20-mm- en 88-mmgeschut aan de Lentse zijde van de rivier raakte ingeschoten en maakte de eerste slachtoffers. De verliezen in de fragiele notedoppen liepen alarmerend hoog op, maar de overlevenden bleven desperaat voorpeddelen, met roeispanen, maar ook met geweerkolven, helmen, ja zelfs met hun blote handen. Allen hadden nog maar één wens: als de gesmeerde bliksem over dat ellendige water naar de vaste wal!” Uit: “Als sterren van de hemel. De oorlog in het Rijk van Nijmegen” 66 Masterplan Dijk & Kolk
project 19: Inspiratieboek Kijk-, blader- en leesboek dat helpt ideeën te genereren over de toekomstige omgang met het stadsregionale cultuurhistorische erfgoed Een beeld geven van het rijke erfgoed Overal in Nederland maar ook op andere plekken in de wereld zoekt men naar manieren om het cultureel erfgoed voor toekomstige generaties te behouden, te beschermen en te ontwikkelen. Dit inspiratieboek biedt een collage in beelden, teksten en verhalen van voorbeelden hoe men op andere plaatsen met dat erfgoed omgaat. Maar dat niet alleen, het geeft bovendien letterlijk een beeld van de enorme cultuurhistorische rijkdom van de Stadsregio Arnhem Nijmegen: schilderijen, prenten, kaarten, (historische) tekstfragmen ten, foto’s, anekdotes, gedichten, kronieken, verhalen enzovoort. Inspiratie-DVD Wellicht dat parallel aan het inspiratieboek een inspiratie-DVD ontwikkeld kan worden, waarop de verzameling kan worden uitgereid met oude filmfragmenten of interviews met mensen die – in een van de vele dialecten anekdotes en streekverhalen vertellen. Zowel in het boek als op de DVD zullen verbindende teksten vrijwel ontbreken. De bedoeling is immers de vrije associatie te stimuleren en zo ruimte vrij te maken voor nieuwe ideeën over de omgang met het stadsregionale cultuurhistorische erfgoed. De kapelberg in Bergharen, een bedevaartoord. Eeuwenlang stond hier een Mariakapel, die bezocht werd door de mensen in de wijde omtrek.. Begin 17e eeuw werd de openbare uitoefening van het katholieke geloof verboden. Toch bleven vele katholieken in het Land van Maas en Waal en zelfs in Brabant de Kapelberg bezoeken. Rond 1672 werd de kapel gesloopt. Op de plek ervan werd een boom geplant, die bekend zou worden als “De Heilige Linde”. Met de watersnood in 1926 schreef een pastoor het volgende: “Met molenzeilen was daags tevoren een tentje gemaakt tegen de molen Oostwaarts; een tafel met opgelegde altaarsteen diende tot altaar. Groot was de volkstoeloop – zij het dan per boot – eerbiedig verzameld onder ’t Heilig Boompke en in de holten van het bergterrein. Het weer was zacht als een lentedag en stil hoorde en zag men de eindeloze watervlakte, suizend en glinsterend. Na het Evangelie gaf een en ander aanleiding tot de mensen te spreken over de berg, anders verachte duinen, thans gezegend boven alle kleilanden in de verte. Want thans een toevluchtsoord voor mens en vee en oprijzend boven de vloed als een ark van Noë, tevens aanleiding op te merken hoe thans voor het eerst sinds drie eeuwen deze Mariaberg de mensen in groten getale wederom Godsdienstig verzamelde. (…)” Uit: “Sint Annaparochie Bergharen. Vanaf 1795” Kade langs de Oude Wetering in de Gemeente Beuningen. “De oude Wal dient als rijweg en als waterkering. De Wal is ontstaan door de grond die vrijkwam bij het graven van de Oude Wetering in de veertiende eeuw, als dam op te werpen. De verhoogde wal ligt aan de zijde van het Broek, de laagst gelegen grond in de polder. Dit Broek werd via deze dam ook bereikbaar. In de Oude Wetering bevonden zich de sluizen van de schutlakens. Deze sluizen of stuwen lagen binnen het eigendom van de bewuste polders, zodat de sluizen beschermd konden worden tegen de bewoners van het buurtkerspel. Als een kerspel vroeger last had van hoog water, trachtte men door het vernielen van de sluizen het teveel aan eigen water naar lager gelegen gebied te laten afvloeien”. Uit: “De geschiedenis ligt op straat. Straatnamen in Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen” bron: collectie Jan van Eck, Historische atlas van Ooijpolder en Duffelt Masterplan Dijk & K Mast asterplan Dijk & Kolk 6
gids project 20: Museaal landschap “Waalhoofd” Fort Pannerden en wijdere omgeving inrichten als museaal landschap met het fort als ‘startpunt’ Wat is een museaal landschap? Binnen de stadsregio zijn enkele authentieke cultuurlandschappen aan te wijzen die zich onderscheiden door hun unieke stapeling van natuur en cultuur. Ze vormen een universeel gaaf ensemble dat door de tijd heen behouden is gebleven. Het zijn om met de eerdere metafoor te spreken: de ‘Jewels in the crown’, de kroonjuwelen van de stadsregio. Ze hebben zulk een geconcentreerde erfgoedpotentie dat ze mogelijk zelfs het niveau van Nationaal Landschap ontstijgen. Dit soort kroonjuwelen verdient de status van ‘museaal landschap’. Essentieel voor dergelijke museale landschappen is dat de authenticiteit voor iedere bezoeker duidelijk en herkenbaar is. Het is bovendien in principe toegankelijk voor publiek. Het voornaamste doel is het landschap aanzien te geven en het cultuurtoeristisch en educatief te ontsluiten, voor iedereen maar met name voor toekomstige generaties. Het gaat erom museale landschappen te realiseren door geschikte ensembles als zodanig te identificeren, kwalificeren en ze vervolgens te ontwikkelen en te ontsluiten. Samenwerken en uitbaten Om het museale karakter te versterken kunnen samenwerkingsverbanden worden aangegaan met nabijgelegen musea: het museum verwijst dan naar het museale landschap en omgekeerd verwijst het museale landschap naar het museum. Daarmee wordt het landschap een buitenkamer van het museum. Door in het museaal landschap een startpunt (zie project 17. Startpunt: Nijmegen omarmt de Ooij) te creëren waar documentatie- en horecafuncties geconcentreerd zijn eventueel gecombineerd met andere toeristisch-recreatieve faciliteiten, voorzieningen en/of verblijfsaccommo daties, kan het museaal landschap nieuwe impulsen geven aan de lokale economie. Museaal kernlandschap: fort Pannerdenkasteel Doornenburg-Sterreschans Kasteel Doornenburg, Sterreschans te Doornenburg en fort Pannerden samen representeren in zekere zin het cultuurhistorische erfgoed van de stadsregio. Water en verdediging vormen de rode draad in hun geschiedenis. Fort Pannerden en de Sterreschans zijn onderdeel van een ‘Nationaal Landschap’; kasteel Doornenburg is een rijksmonument. Dicht bij elkaar gelegen vormen ze een defensieve drie-eenheid, waarmee ook het Pannerdens Kanaal nauw samenhangt. Dit kanaal moest borg staan voor voldoende natte bescherming van de oostelijke frontier – de oostelijke poort - van de Republiek. Daarnaast was het kanaal de hoofdleverancier van water voor de IJssellinie, Grebbelinie en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het vormde als het ware het hangslot voor onze de nationale verdediging. Uniek ensemble Naast die aspecten van verdediging, is dit gebied bijzonder omdat het de kop van de Waal, het ‘Waalhoofd’ vormt. Op deze plek vervolgt 2/3 van het rivierwater zijn weg als Waal en gaat 1/3 naar Neder-Rijn, Linge en IJssel. Hier vindt dus de essentiële waterverdeling plaats. Behalve deze unieke cultuurhistorische kernwaarden heeft dit gebied ook nog een bijzondere waarde op het gebied van natuur en landschap. Het valt binnen het Nationaal Landschap De Gelderse Poort en vormt samen met het hoogwaardige Rijnstrangen gebied en de Millingerwaard een rivieroverschrijdend, universeel gaaf ensemble. Al die elementen samen maken dit gebied tot schoolvoorbeeld van een museaal landschap, dat het in zich heeft een onweerstaanbare publiekstrekker te worden. En mogelijk zelfs kan uitgroeien tot kandidaat voor de status van ‘Unesco werelderfgoed’. Inrichting museaal landschap ‘Waalhoofd’ De kern van museaal landschap ‘Waalhoofd’ wordt gevormd door de drie verdedigings werken. Elk heeft daarbij een eigen functie: • Fort Pannerden, momenteel in restauratie, nodigt uit om te worden ontwikkeld tot museaal bolwerk van kennis over omgaan met water en als symbool van flexibel Nederlands watermanagement. Rijkswaterstaat, Wereld Natuur Fonds (WNF) en Staatsbosbeheer zijn potentieel belangrijke partners voor realisatie van een educatiecentrum. Een centrum dat uiterst modern is toegerust en dat in zijn programma ook de (wijdere) omgeving betrekt: het verwijst naar die omgeving en omgekeerd. • De Sterreschans te Doornenburg zou kunnen worden hersteld en ontwikkeld als de ster van weleer. Een ster die ditmaal schittert als oriëntatiepunt en uitvalsbasis voor de beleving van het museaal landschap en het omringende natuuren landschapsschoon van de Gelderse Poort. Een plek ook die prachtige uitzichten biedt op de zich splitsende vaarweg en de nabijgelegen stuwwallen. • Kasteel Doornenburg zou de informatiefeducatieve functie met fort Pannerden kunnen delen en daarnaast een meer uitgebreide facilitaire functie (o.a. horeca) kunnen krijgen. Verder kan de omgeving van het kasteel de ecologische verbinding vormen van park Lingezegen met de EHS-natuur van de Gelderse Poort. Masterplan Dijk & Kolk 69
Uitbreidingsgebied: Rijnstrangen Het museaal kernlandschap ‘Waalhoofd’ maakt deel uit van een groter omliggend gebied dat ook uitgesproken museale kenmerken heeft. Tot dat omliggende gebied rekenen we in de eerste plaats het Rijnstrangengebied, gebied grofweg van Sterreschans/fort Pannerden tot Lobith/ Schenkenschans. Dit heeft de volgende bijzondere kenmerken en markante plekken: • Er was een schephoofd of strekdam (molles) in de Romeinse tijd, die tot doel had om genoeg water de Neder-Rijn in te sturen. • Vóór 1500 bevond de splitsing in de Rijn zich bij Lobith, Kasteel het Tolhuys, waar tol betaald moest worden bij het passeren over Waal of Rijn. • Schenkenschans beschermde vanaf 1586 als verdedigingswerk de strategische splitsing van Neder-Rijn en Waal. • Het Pannerdens kanaal, voltooid in 1707 vormde na doorsteek naar de Rijn, de nieuwe splitsing van Rijn en Waal. Het kanaal gaat zich gedragen als rivier en gaat meanderen. • Bijzondere dijkvakken: door de aanleg van het Pannerdens Kanaal en de verlanding van de Neder-Rijn tussen Lobith en Kandia zijn de dijken van het Rijnstrangengebied nooit verzwaard en dus nog in de zelfde staat als in 1700; met als gevolg dat veel dijkgerelateerde objecten niet door dijkverzwaring verloren zijn gegaan. • De vele restgeulen en het reliëfrijke landschap zorgen voor hoge natuurwaarde. • De ligging in het grensgebied biedt veel cultuurhistorie op het gebied van verdediging, kastelen, forten enzovoort. • Het bevindt zich grotendeels in Nationaal Landschap De Gelderse Poort • Er is verdronken erfgoed aanwezig in de vorm van verdronken dorpen (Leuven en Herwen), castella (in de Loowaard en bij de Bijlandt), kastelen (De ward, Rode wald en Byland) en 70 Masterplan Dijk & Kolk bijna verdronken erfgoed zoals de kerk van Oud Zevenaar die bijna door de dijk wordt omringt. • Kronkelwaard Looveld, het dorp Loo lag in de vroege middeleeuwen aan de overzijde omdat de rivier om het Looveld meanderde. Het behoorde tot Angeren en heette toen Angeroijen. • Spijk als de plaats waar de Rijn ons land binnenkomt (niet Lobith!) én de plek waar • Godfried de Deen vermoord is (zie ook project 5. In de boot met Godfried de Deen) • Schenkenschans en Lobith als plaatsen waar Prins Maurits, Frederik Hendrik en Lodewijk de XIV hevig hebben ‘huisgehouden’. • De Panoven te Oud Zevenaar, museum-metpark over de vroegere fabricage van baksteen. Uitbreidingsgebied: Ooijpolder-Duffelt Het natuur- en recreatiegebied de OoijpolderDuffelt (onderdeel van de Gelderse Poort, gelegen ten noordoosten van Nijmegen) heeft zijn uiteindelijke vorm mede te danken aan de voormalige, en deels nog actieve, steenindustrie. Die industrie is hier gekomen vanwege de grote hoeveelheden klei die Rijn en Waal hebben afgezet. De wisselwerking tussen natuur, landbouw en steenindustrie heeft geresulteerd in een prachtig natuur gebied met een rijke, unieke vegetatie. De stichting Van Steen en Natuur biedt gelegenheid kennis te maken met (restanten van) de steenindustrie en de natuurontwikke ling die daaruit voortgekomen is. Dat kan in Museum Mooi Nederland in Beek-Ubbergen maar ook in een nieuw te realiseren Natuurcentrum bij de Waalbrug te Nijmegen (zie project 17: Startpunt: Nijmegen omarmt de Ooij). Te voet, per fiets of met een milieuvriendelijke trein op zonneenergie kan men van daaruit de Ooijpolder en de Duffelt in trekken. Bijzonder in dit gebied zijn de dorpen op oeverwallen (Persingen, Zyfflich) en de hoge concentratie terpen/pollen met historische bebouwing. Verdronken en bijna verdronken erfgoed is er ook: Persingen, waarvan een groot deel (inclusief kasteel) is weggespoeld en verdronken Kekerdom waar de buitendijkse kerk nog van getuigt. Spectaculaire panorama’s over dit gebied bieden Hoch-Elten en de burcht Mergelp. Euregionale kansen Dit gidsproject kan opgepakt worden middels een Euregionaal duo-project ‘SterreschansSchenkenschans’. Het aan de overkant van de Rijn in Duitsland gelegen Schenkenschans en de Sterreschans bij Doornenburg zijn namelijk defensie-historisch verwant. De Schenken schans werd in 1586 door Maarten Schenk van Nydeggen aangelegd als vesting in het strategisch belangrijke gebied rond de splitsing van de rivieren Rijn en Waal. De vesting had een grote betekenis en werd als ‘toegangspoort’ tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden lange tijd als onneembaar gezien. Door verandering in de loop van de Rijn werd die taak in feite overgenomen door het fort Sterreschans bij Doornenburg en werd de vroegere vesting feitelijk een eiland. Nadat zij uiteindelijk in het eerste deel van de 18e eeuw door nieuwe veranderingen in de loop van Rijn helemaal haar strategische betekenis verloor, veranderde de voormalige vesting in een klein dorpje dat als een eiland in de uiterwaarden van de Rijn ligt.
Masterplan Dijk & Kolk 71
fort Westervoort
5 ORGANISATIE & COMMUNICATIE 5.1 Organisatie Organisatie en coördinatie De in dit masterplan opgenomen (gids)projecten dienen vooral tot voorbeeld en inspiratie. Het is de bedoeling dat de gemeenten en andere belanghebbenden – daartoe geïnspireerd door dit masterplan – zelf met projectvoorstellen komen. De stadsregio heeft vooral een proces- en regietaak. De stadsregio kan positie innemen bij taken als: • Kwaliteitsbewaking • Fondsenwerving; • Internationale betrekkingen; • Informatievoorziening; • Websitebeheer; • Toetsing nieuwe projecten. Aansluiting zoeken bij bestaande organisaties De stadsregio hecht eraan zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij bestaande organisaties. Doel is hun onderlinge samenwerking te bevorderen, om zo de gemeenschappelijke cultuurhistorische identiteit van de regio te stimuleren en te versterken. Gemeenten, regionale en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn cruciaal vanwege hun bestuurlijke, administratieve en logistieke inbreng; het Regionaal Bureau voor Toerisme KAN is niet alleen ontwikkelaar van toeristische producten maar ook spin in het web voor het samen met anderen vermarkten van de verschillende kernidentiteiten van de stadsregio. Heemkundekringen en historische verenigingen zijn hierbij van grote waarde door hun grote historische kennis van de eigen streek en hun uitgebreide lokale netwerken. Goed voorbeeld doet goed volgen Waar mogelijk – zie de afzonderlijke projecten – wordt aansluiting gezocht bij actuele plannen en lopende projecten. Ook wordt goed gekeken naar de factoren die het succes van andere, min of meer vergelijkbare projecten bepaald hebben. Neem de resultaten van een project als ‘Stappen in de Toekomst’, dat wordt uitgevoerd onder regie van ‘Geldersch Landschap en Geldersche Kastelen’. Dat project beantwoordt in belangrijke mate aan de behoeften van zowel de bewoners van het gebied en de nabij gelegen steden als toeristen en recreanten. Met het Direct Betrokkenen Overleg is een vorm gevonden, die in de praktijk blijkt te werken. Dat ook aan nieuwe economie wordt gewerkt, bewijst de blik over de grenzen van de regio heen waar het voorbeeld van de Coöperatieve Vereniging ‘Het Groene Woud’ lonkt. Zo kan de economische basis van de ondernemers in de streek, waaronder agrariërs, horeca en verblijfsrecreatie worden verbreed en versterkt. 5.2 Communicatie Draagvlak creëren, enthousiasmeren en stimuleren Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van dit masterplan is dat het met alle activiteiten en initiatieven een breed draagvlak heeft onder de lokale en (eu)regionale bevolking uitgevoerd wordt, maar vooral door de hierboven genoemde (nationale én internationale) organisaties en instellingen. Gerichte communicatie zal organisaties en instellingen enthousiast maken. Dit proces van stimuleren en enthousiasmeren houdt niet op bij de officiële, publieke start van projecten in het kader van dit masterplan Intern en extern De communicatie rond het ‘Masterplan Dijk en Kolk’ kent twee vormen: interne en externe communicatie. Interne communicatie richt zich op partijen en personen die betrokken zijn bij het cultuurhistorische beleid in de stadsregio. Externe communicatie richt zich naar buiten, op het grote publiek en de publieke opinie. Interne communicatie De boodschap van het ‘Masterplan Dijk en Kolk’ is duidelijk: bedenk of initieer nieuwe, innovatieve, creatieve, bij de stadsregionale identiteit passende, economisch renderende en reëel haalbare projecten, aan de hand waarvan we de regio in cultuurhistorisch opzicht onuitwisbaar op de kaart kunnen zetten. Het fungeert als informatie- en inspiratiebron en als praktische handreiking voor het initiëren, voorbereiden en uitwerken van concrete projecten. Doel van interne communicatie is alle betrokken organisaties en personen op de hoogte brengen van de inhoud, het doel, de beoogde resultaten en de rol die van hen verwacht wordt. Bovendien is het de bedoeling dat de hele machinerie van ideeën, voor stellen en initiatieven in gang gezet wordt en vervolgens door blijft rollen. Deze doelgroep is breed en bestaat grofweg uit de 20 stadsregionale gemeenten, de provincie, de heemkundekringen en andere cultuurhistorische instellingen en organisaties, bedrijven en ook particuliere personen; iedereen kan een projectidee indienen. De belangrijkste middelen voor interne communicatie zijn: • Het masterplan zelf. De teksten, de beelden en de complete presentatie moeten inspireren en stimuleren. • Een (digitale) nieuwsbrief, waarin alle betrokkenen van alle vorderingen, nieuwe ideeën en nieuwe ontwikkelingen op de hoogte worden gehouden. • Een website die fungeert als een actuele databank voor alle nieuws rond het masterplan en de diverse projecten en ontwikkelingen. • Regelmatige bijeenkomsten om betrokkenen over de lopende initiatieven te informeren; deze bijeenkomsten hebben ook tot doel nieuwe initiatieven te genereren. Masterplan Dijk & Kolk 75
Externe communicatie Deze communicatie heeft tot doel: informatie en promotie. Doelgroep is het publiek, met op de eerste plaats de inwoners van de stadsregio – dat publiek moet zij zien te winnen, zowel voor wat het grote idee achter het masterplan betreft als de afzonderlijke projecten. Zij moet dus in het algemeen goodwill en draagvlak creëren. Positief nieuws en succesverhalen spelen daarin een cruciale rol; die inspireren bovendien tot nieuwe ideeën en initiatieven. Tegelijk moet deze communicatie bijdragen aan de brede profilering en algemene promotie van het stadsregionale cultuurhistorische erfgoed bij inwoners, bezoekers, recreanten en toeristen. De belangrijkste middelen voor externe communicatie zijn: • De formele presentatie van plan: door het plan op een gedenkwaardige manier te introduceren bij belangenhouders, overige betrokkenen en niet te vergeten de media, kan al direct een belangrijke slag geslagen worden. • De (vrije) publiciteit: het is van belang in de aanloop naar het verschijnen van het plan en de presentatie ervan media-aandacht te zoeken: regionale en lokale media – De Gelderlander en Radio Gelderland – kunnen worden gevraagd om aandacht aan het masterplan te besteden. Ook afzonderlijke projecten – opmerkelijke voorstellen en ideeën voor projecten, maar ook succesverhalen of een tussentijdse balans – lenen zich 76 Masterplan Dijk & Kolk ook uitstekend voor dit soort ‘free publicity’. Als de projecten voldoen aan de visie en de gestelde criteria moeten ze welhaast een hoge nieuwswaarde hebben. Brede media-aandacht en publiciteit prikkelen de doelgroepen en zet ze tot deelname of de ontwikkeling van eigen ideeën en initiatieven. Bovendien: als het ‘Masterplan Dijk en Kolk’ regelmatig positief in het nieuws komt zal dat alleen maar gunstig zijn voor de continuïteit. • Een website als digitaal visitekaartje van het masterplan. Gestart als statische informatievoorziening kan dit uitgroeien tot een interactief medium dat plaats biedt aan onder andere route informatie, ‘mijn favoriete plekje’ en een verhalenbank. Mogelijk kan aansluiting gezocht worden bij ‘Arnhem Nijmegen Cool Region’. • Folders, boeken en andere publicaties, die informatie geven óver of op een creatieve manier verslag doen ván projecten. Door dat consequent te doen blijft het idee achter het masterplan ‘warm’ en ervaren inwoners en publiek dat er continuïteit zit in de ontwikkeling van het stadsregionaal erfgoed en dat de stadsregio zichzelf en haar inwoners serieus neemt. En natuurlijk kunnen die publicaties wanneer ze creatief en liefdevol zijn opgezet en vormgegeven, ook weer inspireren en stimuleren tot nieuwe initiatieven. • Passende slogan: de stadsregionale erfgoedontwikkeling is in het algemeen gebaat bij een passende slogan of motto. Een slogan waarmee de Stadsregio Arnhem Nijmegen zichzelf juist op dit vlak overtuigend en onderscheidend kan profileren en positioneren. • Campagnes: algemene campagnes waarmee de stadsregio zich – met een passende slogan als motto – nadrukkelijk neerzet als dé cultuurhistorische regio van Nederland; ook gerichte campagnes zijn mogelijk, bedoeld om aandacht voor bepaalde projecten te vragen of om gewoonweg hogere bezoekersaantallen te genereren. Deze campagnes kunnen gebruik maken van alle gebruikelijke en ongebruikelijke uitingen: folders, advertenties, commercials en free publicity in lokale, regionale en landelijke media (tv, kranten, internet) manifestaties, evenementen enzovoort. • Aansluiten bij bestaande initiatieven. Ieder jaar wordt er de landelijke Open Monumentendag in september georganiseerd. Door op die dagen specifieke activiteiten rondom Dijk en Kolk te organiseren, wordt het onder de aandacht van een groter publiek gebracht. • Aansluiten bij fietsroutes. De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft een fietsroutenetwerk. Er zijn al verschillende themaroutes ontwikkeld. Te overwegen valt een themaroute Dijk en Kolk te ontwikkelen en te promoten en verspreiden via ‘lekkerfietsen’
SAMENVATTING De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft het plan opgevat de cultuurhistorische herkenbaarheid en betekenis van het rivierenlandschap te behouden en te vergroten, en de landschappelijke kwaliteiten van het gebied te versterken en toegankelijk te maken voor het publiek. Zij wil haar rijke cultuurhistorische erfgoed niet alleen beschermen en ontsluiten maar ook inzetten voor een verdere profilering en positionering op nationaal én internationaal niveau: de stadsregio als ‘Cool Region’. Het Masterplan Dijk en Kolk richt zich op ‘behoud door ontwikkeling’ van dat deel van het stadsregionale erfgoed, dat gerelateerd is aan de historische landschapsstructuren die het aanzien van dit gebied zo nadrukkelijk bepaald hebben. Het meest leidend daarbij zijn de lineaire structuren die door de eeuwen heen steeds als belangrijkste ontwikkelings assen en identiteitsdragers hebben gefungeerd: de rivieren, de dijken, de (water) linies, de zomen en stroomruggen, en de corridor Arnhem-Nijmegen. Omdat de kronkelende dijken en de vele tientallen kolken in hoge mate kenmerkend zijn voor grote vitaliteit van dit gebied, staan Dijk en Kolk symbool voor nieuwe ontwikkeling. De visie die aan dit masterplan ten grondslag ligt, houdt in dat die oude, deels nog functionerende identiteitsdragers opnieuw een rol zullen spelen bij de nieuwe ontwikkeling van het cultuurhistorische erfgoed. De strategie die daarbij gevolgd wordt, kent drie stappen: identificeren (het opsporen en in kaart brengen van kernidentiteiten), selecteren (die kernidentiteiten kiezen die het meest kanrijk zijn met het oog op nieuwe ontwikkeling) en expliciteren (laten zien hoe en in welke richting die ontwikkeling het best zou kunnen plaatsvinden). Doel van dit masterplan is enthousiasmeren, inspireren en aanzetten tot (uitvoering van) nieuwe initiatieven. Daarom wordt het grootste deel van het plan ingenomen door twintig concrete projectvoorstellen (waarvan vier in de vorm van gidsprojecten), die tot voorbeeld en inspiratie dienen. De meeste projectvoorstellen zijn gekoppeld aan de genoemde ontwikkelingsassen. Tot slot behandelt het materplan organisatie en communicatie. Belangrijke aspecten die ervoor moeten helpen zorgen dat de rijkgevulde ‘cultuurhistorische schatkist’ van de stadsregio niet alleen voor de toekomst behouden blijft, maar ook voor een breder, internationaal publiek ontsloten wordt. Masterplan Dijk & Kolk 77
BIJLAGE DIJKVOCABULARIUM dam 1 zn. ‘waterkering’ Onl. in de plaatsnaam Dam ‘Dam (bij Düsseldorf)’ [751–52; Gysseling 1960], in een Latijnse oorkonde obstructionem illam Rheni que vulgo dicitur dam ‘de versperring van de Rijn die door het volk dam wordt genoemd’ [1165; Slicher van Bath]; mnl. in de plaatsnaam Schiedam [1269; CG I, 142], de plaatsnaam Damme [1269; CG I, 142]; dam ‘waterkering’ [1279; CG I, 435]. Mnd. dam; ohd. damm (mhd. tam); me. dam (ne. dam); ofri. dam, dom ‘dam, dijk’ (nfri. daam); on. dammr ‘stuw; stuwbekken, vijver’, naast damm ‘dam, stuw’ (wellicht < mnd. of mnl. dam); < pgm. *damm-. Deze wortel wordt bevestigd door de werkwoorden oe. -demman en got. *-dammjan. De verdere herkomst is omstreden. Onwrsch. is verband met Grieks themélion ‘grondslag’, thémethla ‘fundament van een gebouw’, uit een vorming met -m- bij de wortel pie. *dh eh1 - ‘stellen, plaatsen’ (zie daad, doen). Eerder zou uitgegaan kunnen worden van een grondvorm pgm. *dambna, verwant zijn in dat geval Grieks tháptō ‘ik begraaf’, táphos ‘graf’, Lets dùobe ‘kuil’, Armeens damban ‘graf, kuil’, wrsch. van een niet-IndoEuropese herkomst. De grondbetekenis van dam zou dan ‘door uitgegraven aarde opgeworpen dijk’ zijn. Fries: daam dijk zn. ‘dam, wal’ Onl. in de plaatsnaam Tubindic [996–1029, kopie ca. 1035; Claes 1994a], diic ‘dam’ [1156; Slicher van Bath]; mnl. dijk ‘dam, dijk’ [1254; CG I, 57], bin den dike ‘binnen de dijk’ [1254; CG I, 57], dijc ‘id.’ [1274; CG I, 266], ten dijke ‘naar de poel (der hel)’ [1380–1425; MNW-R], in desen aertschen dijck ‘in dit aardse moeras, deze aardse poel (des verderfs)’ [1470–90; MNW-R]. Os. dīk ‘dijk, vijver’; ohd. dīch ‘diepte’ (nhd. Teich ‘vijver’); ofri. dīk ‘dam’; oe. dīc ‘dam, sloot, vaart’ (ditch ‘sloot’; dīke ‘dijk; sloot’ is wrsch. aan het Nederlands ontleend); on. díki ‘poel, moeras’ (nzw. dike ‘sloot’); < pgm. *dika-. Verwant is wrsch. ook ne. dig ‘graven’. Verwant met Latijn fīgere ‘steken, hechten’ (zie fixeren); Litouws díegti ‘steken’, dygùs ‘puntig’; bij pie. *dh dijkgraaf zn. ‘voorzitter van dijkbestuur’ Mnl. dijcgrave ‘voorzitter van dijkbestuur’ [1303; MNW-B]. Samenstelling van dijk en graaf. In de 13e eeuw nam het landsbestuur de zorg voor de dijken over. Er werd toen een speciale ambtenaar aangesteld die de verantwoordelijkheid droeg. Deze werd aanvankelijk met verschillende namen aangeduid, zoals visitator, bode, beschouwer, maar sinds het begin van de 14e verspreidde zich de aanduiding dijkgraaf vanuit Holland steeds meer. eeuw eig- ‘steken, vastzetten’ (IEW 243–44). Maar gezien de geringe verspreiding, het betekenisveld en de wisseling -k-/-g- in de Germaanse vormen is dit wrsch. een substraatwoord. Zie echter ook deeg. Van de twee Middelnederlandse grondbetekenissen ‘ophoping’ en ‘uitdieping’ is alleen de eerste blijven bestaan in de standaardtaal. De tweede, etymologisch oorspr. betekenis leeft wel voort in de dialecten, onder meer in de ruim verbreide betekenis ‘sloot’. Deze metonymische wisseling van betekenis is te verklaren uit de materiële omstandigheid dat bij het graven zowel een diepte als een ophoping ontstaat. Dezelfde ontwikkeling doet zich voor bij meer woorden uit dezelfde semantische sfeer als dijk; in het Nederlands bij dam en wal. Uit het Nederlands is het woord ontleend in Frans digue ‘dijk’, ouder dike [1373; Rey] en diic [1293; Rey]. 78 Masterplan Dijk & Kolk
BIJLAGE kade zn. ‘oeverwal’ Onl. misschien al in de plaatsnaam Cadesand ‘Cadzand (Zeeland)’ [1111–15; Künzel]; mnl. in de eigennaam van cadewerve [1248–71; VMNW], dan kade ‘oeverwal’ in dese voorgen. waterganck, kade ende opstal [1360; MNW opstal], zonder -dkaey [1413; MNW regel], kae [1457; MNW]. Ontleend aan een Keltisch woord voor ‘haag, afscheiding, omheining’: Proto-Keltisch *kajo- < *kagjo-, waaruit zijn ontstaan: Welsh cae, Oudiers cai, Oudbretons caie en Gallisch caio. Verwant met haag. De d als vervanging van de j tussen klinkers is een van de oudste voorbeelden van hypercorrectie van veronderstelde d-syncope, zoals in de 16e en 17e eeuw bijv. ook vloeden hypercorrect voor vloeien. Traditioneel wordt het Frans als tussenstap beschouwd, op grond van een middeleeuwsLatijnse vindplaats van de afleiding caiagium ‘belasting om aan een kade te mogen aanmeren’ [1167; Du Cange] en Oudfrans kay ‘oeverwal aan een rivier’ [1311; Rey], kai ‘los- en laadkade in een haven’ [1360–1400; Dauzat] (Nieuwfrans quai). Schrijver (1999) veronderstelt voor het Nederlands echter rechtstreekse ontlening aan het Keltisch; het Franse woord, in de oudste vindplaatsen alleen nog Noord-Frans (Picardisch, Waals), zou dan juist aan het Oudnederlands ontleend zijn, zoals zovele oude West-Germaanse ontleningen in het Frans. De dateringen spreken dit niet tegen, zelfs al zou Cadesand niets met kade te maken hebben: van het genoemde Latijnse woord is immers niet uit te maken of het teruggaat op een Frans, een Germaans, of rechtstreeks op een Keltisch woord, en de Franse en de zekere Nederlandse dateringen (1311 resp. 1360) ontlopen elkaar te weinig om conclusies uit te trekken. Een ander argument van Schrijver is gebaseerd op de betekenisovergang van ‘afscheiding’ naar ‘oeverwal’, die in het Keltisch nog niet voorkomt en wrsch. verbonden moet worden met kustgerichte activiteiten, waarvoor het Oudnederlands meer in aanmerking komt dan het Noord-Frans. Engels quay < Middelengels key(e) [14e OED], Duits Kai [17e eeuw; eeuw; Pfeifer] en equivalenten in de Scandinavische talen zijn ontleend via het Frans resp. het Nederlands. Literatuur: P. Schrijver (1999), ‘The Celtic contribution to the development of the North Sea Germanic vowel system, with special reference to Coastal Dutch’, in: NOWELE 35, 3–47, hier par. 9; L. Toorians (2002), ‘Keltisch *kagjo- “kaai, kade”, Cadzand, Seneucaega en Zennewijnen’, in: ABäG 56, 17–22 Fries: kaai kolk zn. ‘diepe kuil of put met water’ Vnnl. colc, culc ‘diepte met water gevuld’ in de binnenste sluyse van de culcke upte Delfshaven ‘de binnenste sluis van de doorvaart naar Delfshaven’ [1514; MNW], kolck ‘maalstroom’ [1599; Kil.]. Mnd. kolk, kulk; ofri. kolk ‘kuil, gat’ (nfri. kolk); oe. colc ‘met water gevulde kuil’ nde. dial. kulk ‘strot’; < pgm. *kulka- ‘met water gevulde kuil’. Daarnaast met ablaut: ohd. kelah ‘krop’ (mhd. kelch ‘onderkin’); on. kjalki ‘kaak, slede’ (nzw. kälke ‘sleetje’; deze betekenis kon is ontstaan, omdat dit voorwerp gemaakt werd met dierenkaken); < pgm. *kelkan-, een uitbreiding van de wortel pgm. *kel-, zie keel. Fries: kolk bron: Etymologisch woordenboek / http://www.etymologie.nl/ Masterplan Dijk & Kolk 79
BIJLAGE BRONNEN kaartmateriaal Alle kaartmateriaal is vervaardigd door DLA+ landscape architects BV foto’s en afbeeldingen gemeente nijmegen (pag. 56) Historische atlas van Ooijpolder en Duffelt (pag. 67) www.chrisvankeulen.nl (pag. 14 links) www.commons.wikimedia.org (pag. 15) www.gelderlander.nl (pag. 76, boven) www.geo.uu.nl (pag. 10) www.haverleij.nl (pag. 59, midden) www.museumhetvalkhof.nl (pag. 57, midden) www.omroepgelderland.nl (pag. 76, onder) www.openluchtmuseum.nl (pag. 57, boven) www.stadsblokken-meinerswijk.nl (pag. 47) www.slem.org (pag. 61 rechts, pag. 62 rechts) www.tijdsbeelden.nl (pag. 66, onder) www.watermuseum.nl (pag. 57, onder) www.wikipedia.nl (pag. 66, boven) alle overige foto’s en afbeeldingen: DLA+ landscape architects BV Landschapshistoricus Ferdinand van Hemmen Mathieu Derckx www.flickr.com (diverse openbare albums) www.panoramio.com www.picasaweb.google.com (diverse openbare albums) schilderingen uit boek “land en water”, Rijksmuseum Amsterdam 2008 Adriaen Pietersz van de Venne, de zielenvisserij 1614 (pag. 12, links) Andreas Schelfhout, ijsgezicht met houtsprokkelaars 1849 (pag. 67, rechtsonder) Hendrick Avercamp, vissers bij maanlicht, ca. 1625 (pag. 9, rechts) Hendrick Avercamp, winterlandschap met ijsvermaak, ca. 1608-1609 (pag. 13) Johan Hendrik Weissenbruch, ophaalbrug bij Noorden, ca. 1900 (pag. 9 midden) Piet Mondriaan, oostzijdse molen aan het Gein bij maanlicht, ca. 1903 (pag. 67) Willem Roelofs, boerderij aan het water, ca. 1875-1880 (pag. 12, boven) literatuur Anonymus, Lonkend Rivierenland. Visie van Staatsbosbeheer op de rivieren, Driebergen, 2003. Anonymus, Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Deel 4: Vastgesteld besluit; Nota van toelichting, Utrecht, 2007. Anonymus, Steeds opnieuw schitteren. Belvoir 2 Cultuurhistorisch beleid 2005 - 2008, Arnhem, 2005. Anonymus, De Geschiedenis ligt op straat. Straatnamen in Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen (uitgave van de Werkgroep Beuningse Straatnamen), Beuningen, 1998. Bazelmans, J., T. Bloemers e.a., Limes Atlas, Rotterdam, 2005. 80 Masterplan Dijk & Kolk
BIJLAGE Benning, R., N. Balledux e.a., Bedreigde dijken …daar waar de Rijn Waal wordt …Bewoners vertellen hun ervaringen en emoties van de evacuatie januari 1995. Beek-Ubbergen, z.j. Bijl, A., Het Gelderse Rivierengebied. Ontstaan, geschiedenis, cultuur, Kesteren, 2007. Bijl, A., Het Waterschap van de Linge: Het dienen van twee heren! Een geschiedenis van twee eeuwen Lingebeheer (1810-2000). Gorinchem, 2001. Bijl, A., B. van Dijk e.a., ‘Tegen de stroom in’. Zeven eeuwen waterbeheer in de Betuwe (Terugblik 9, Jaarboek van de Stichting Tabula Batavorum), Opheusden, 2008. Bruin, H.P. de, J.D.H. Harten e.a., Het Gelders rivierengebied uit zijn isolement. Een halve eeuw plattelandsvernieuwing, Tiel, 1988. Deelen, H. van, Een ommegang door Angeren, Arnhem, z.j. Dinnissen, M.H., Volksverhalen uit Gendt (uitgave P.J. Meertens-Instituut), Amsterdam, 1993. Driessen, A.M.A.J., Watersnood tussen Maas en Waal. Overstromingsrampen in het rivierengebied tussen 1780 en 1810, Zutphen, 1994. Driessen, A.M.A.J. en G.P. van de Ven, In de ban van Maas en Waal. Waterschapszorg in verleden, heden en toekomst, z.p., 2004. Eck, Jan van, Historische atlas van Ooijpolder en Duffelt, een rivierengebied in woord en beeld, Amsterdam 2005. Gelder, J. van, Sint Annaparochie Bergharen vanaf 1795, z.p., 1993. Graaf, R. de, Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648, Franeker, 2004. Groot, N.A., Als sterren van de hemel. De oorlog in het Rijk van Nijmegen 1944, Bussum, z.j. Het Geldersch Landschap, Stappen in de Toekomst, z.p. 2008 Hemmen, F. van, Monumentaal Blauw. Een inventarisatie van wielen en wielresten in de Betuwe, Elst, (2001). Hemmen, F. van, Motor van het dorpsleven. Historische schets van de gemeente Bemmel, 1818 - 1999, Bemmel, 2000. Hemmen, F. van, Schone slaper - Hollands hoop in bange dagen. Cultuurhistorisch advies voor de verbetering van de ‘Diefdijklinie’ (RAAP-rapport 1531, Amsterdam, 2007). Hemmen, F. van, Zwaan op woelige baren. Historische schets van de Gemeente Huissen, 1818 - 2001, Huissen, 2004. Hemmen, F. van en G.B. Janssen, Fort Pannerden: het slot op de kraan voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie, Huissen/Zevenaar, 2003. Hemmen, F. van en H.A.M. Kuijpers, Een bloem van een dijk, Loenen/Wageningen, 1996. Hemmen, F. van en K. Peeters, Wielenpark De Ward (rapport Landschapsbeheer Gelderland), Arnhem, 2005. Hemmen, F. van, L. Saris e.a., Recepten voor een luisterrijk wielenland. Streefbeelden voor de dijkdoorbraakkolken in de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Nijmegen en Overbetuwe (rapport Landschapsbeheer Gelderland), Rozendaal, 2006. Masterplan Dijk & Kolk 81
Heunks, E. en F. van Hemmen, Meanderend naar de toekomst. Herinrichting van de Roswaard; cultuurhistorische analyse en kansen (RAAPrapport 1478), Amsterdam, 2007. Heunks, E. en F. van Hemmen, Plangebied Huissensche Waarden, gemeente Lingewaard. Cultuurhistorisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkenning) (RAAP-rapport 1302), Amsterdam, 2006. Heunks, E. en F. van Hemmen, Heerlijkheid op moderne leest. Cultuurhistorische rapportage voor de herinrichting van de Oostelijke Willemspolder: Achtergronden, analyses en kansen (RAAP-rapport 1485), Amsterdam, 2007. Heunks, E. en F. van Hemmen, Gemeente Beuningen. Een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie (RAAP-rapport 1603, Weesp, 2007). Heuvel, R. van den, De Liemers land vol verhalen, Zevenaar, 2006. Hoof, J.P.C.M. van, G.B. Janssen e.a., Drijvende stuwen voor de landsverdediging. Een geschiedenis van de IJssellinie, Utrecht, 1998 (2e druk). Janssen, G.B., Stenen en Brood. Twee eeuwen baksteenfabricage in de oostelijke Over-Betuwe, Bemmel, z.j. Janssen, G.B., Baksteenfabricage in Nederland 1850 - 1920, Zutphen, 1987. Janssen, G.B., Twee eeuwen Gelderse bakstenen. De baksteenfabricage in Gelderland in de negentiende en twintigste eeuw, Zevenaar, 2008. Jonckers, J.H., De elvendans te Driel, in: Geldersche Volks-Almanak 36 (1870), p. 19-21. Kesteren, P. van, H. Derks e.a., Via Belgica. ‘Verleden op weg naar de toekomst’, Groesbeek, 2005. Koot, G.J.C. en A.R.J. Noortman, LOP Lingewaard, Plandeel, Achtergronddocument (rapport Arcadis), z.p., 2005. Kuyper, J., Gemeente Atlas van de Provincie Gelderland, 1868, Groningen, 1988 (herdruk). McCarthy, B., R. de Koning e.a., Gidsmodellen voor waterberging. Mogelijkheden voor waterberging en meervoudig ruimtegebruik in het rivierengebied, Nijmegen/Oosterbeek, 2004. Mentink, G.J. en J. van Os, Over-Betuwe. Geschiedenis van een polderland, 1327-1977, Zutphen, 1985. Mulder, J.R., F. Spaan e.a., Een bodemkundig, historisch en archeologisch onderzoek naar de opbouw en ouderdom van de Waaldijk te Oosterhout (Over-Betuwe). In de Ban van de Betuwse dijken, deel 2: Oosterhout; (Alterra-rapport 311), Wageningen, 2001. Mulder, J.R., Een bodemkundig, historisch en archeologisch onderzoek naar de opbouw en ouderdom van de Rijndijk te Doornenburg (OverBetuwe). In de ban van de Betuwse dijken, Deel 3 Doornenburg (Roswaard) (Alterra-rapport 403), Wageningen, 2002. Mulder, J.R., P.F.J. Franzen e.a., Een bodemkundig, historisch en archeologisch onderzoek naar de opbouw en ouderdom van de Rijndijk te Angeren (Over-Betuwe). In de ban van de Betuwse dijken Deel 4 Angeren (Alterra-rapport 404), Wageningen, 2003. Petersen, J.W. van, De Waterplaag. Dijkdoorbraken en overstromingen achter Rijn en IJssel, Zutphen, 1978. Pons, L.J., De geologie, de bodemvorming en de waterstaatkundige ontwikkeling van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen, ’s-Gravenhage, 1957. 82 Masterplan Dijk & Kolk
Reijer, E.C. de, De IJssellinie, 1950-1968, Zwolle, 1997. Sinninghe, J.R.W., Gelders sagenboek, Zutphen, 1975. Stadsregio Arnhem Nijmegen, Regionaal Plan 2005 - 2020, Nijmegen/Amsterdam, 2007. Uijterschout, I.L., Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandsche Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden, Kampen 1935. Ven, G.P. van de, Leefbaar Laagland. Geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland, Utrecht, 2003. Ven, G.P. van de, Verdeel en Beheers! 300 jaar Pannerdensch Kanaal, Diemen 2007. Will, C., Sterk Water. De Hollandse Waterlinie, Utrecht, 2002. Willemse, N.W, Gemeente Lingewaard; een archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 978), Amsterdam, 2004. archiefdocumentatie De gebruikte archiefdocumentatie bestaat bijna geheel uit kaartmateriaal, grotendeels afkomstig uit de vele archieven van de rechtsvoorgangers van het huidige waterschap (voornamelijk de dorpspolders, ambten en polderdistricten). Van belang voor het onderzoek waren de navolgende instellingen: Regionaal Archief Nijmegen (archieven van de rechtsvoorgangers van het Polderdistrict Maas en Waal) Regionaal Archief Rivierenland (archieven van de rechtsvoorgangers van de polderdistricten Betuwe, Tieler- en Culemborgerwaarden en het Waterschap van de Linge) Gelders Archief (vooral de collecties (pre-)kadastrale kaarten en de Algemene Kaartenverzameling) websites http://home.tiscali.nl/gjallar http://nl.wikipedia.org www.bertsgeschiedenissite.nl www.bus-idee.nl www.coolregion.nl www.destadsregio.nl www.deweekkrant.nl www.graafschap-middeleeuwen.nl www.hylkemaconsultants.nl www.ijssellinie.info www.lekkerfietsen.nl www.noviomagus.nl www.slem.org www.stadsblokken-meinerswijk.nl www.tijdsbeelden.nl www.verreverwanten.nl Masterplan Dijk & Kolk 83
VERANTWOORDING Bureauteam Harry Derks senior landschapsarchitect Rogier van der Weiden Paulien Varkevisser Marc Kocken Ferdinand van Hemmen Pieter van Kesteren Raad van Wijzen Toon Bosch Jan van Haaren Eckhart Heunks Peter Verbeek ontwerper / illustrator / visualisator junior landschapsarchitect / vormgever senior archeoloog / erfgoed adviseur, M A R C erfgoed adviseurs cultuurhistoricus tekstschrijver historicus Open Universiteit Nederland zelfstandig sr. toeristisch-recreatief adviseur landschapsarcheoloog ecoloog, Bureau Natuurbalans - Limes Divergens Begeleidingsgroep Stadsregio Jan van der Meer Anne Derksen Guus Béguin Carina Basten Heemkundekringen en Historische Verenigingen Y. de Boer Klankbordgroep Stakeholders N. Havelaar J. Latijnhouwers A. van der Linden R. Mes I. de Lange T. Drost J. ten Have P. Smits W. Goedhart S. Geijskes H. Termeer Landschapsbeheer Gelderland Mooi Gelderland RGV Holding BV Rijkswaterstaat Waterschap Rijn en IJssel Waterschap Rivierenland Recreatieschap Achterhoek-Liemers Recreatieschap Uiterwaarden Natuurmonumenten, agenda-lid Staatsbosbeheer Historische Kring Gente Historische Vereniging Numaga portefeuillehouder tot 1 januari 2009 Klankbordgroep gemeenten J. Wessels N. Arts K. Eppink D. Boschman R. Joosten B. Zweerink E. de Gans H. Klaassen W. Boerefijn B. Colen P. Zwaan M. Sanderman D. Nieuwland M. Jetten M. Merkus E. van Karnenbeek L. van Beusekom R. Ribbink M. Dalderup Y. Abbing gemeente Arnhem gemeente Beuningen gemeente Beuningen gemeente Duiven gemeente Heumen gemeente Lingewaard gemeente Millingen aan de Rijn gemeente Mook en Middelaar gemeente Nijmegen gemeente Overbetuwe gemeente Renkum gemeente Rheden gemeente Rijnwaarden gemeente Ubbergen gemeente Ubbergen gemeente Westervoort gemeente Wijchen gemeente Wijchen gemeente Wijchen gemeente Zevenaar 84 Masterplan Dijk & Kolk
Masterplan Dijk & Kolk 85
COLOFON opdrachtgever Stadsregio Arnhem Nijmegen Postbus 6578 6503 GB NIJMEGEN project Masterplan Dijk en Kolk, april 2009 concept raamwerk opdrachtnemer DLA+ landscape architects BV, Wylerbaan 28a, 6561 KR Groesbeek T 024 3976000 E info@dlaplus.nl bureauteam DLA+ landscape architects BV | Geschiedkundig Bureau van Hemmen | M.A.R.C. erfgoed adviseurs vormgeving en opmaak DLA+ landscape architects BV, Paulien Varkevisser druk Janssen Repro Nijmegen, eerste druk april 2009 86 Masterplan Dijk & Kolk
Masterplan Dijk & Kolk 87
1 Online Touch