34

34 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.2 VERKENNING LANDSCHAP 4.2.1 Hoogwaterveiligheid 2050/2100 4.2.1.1 Verkenning Taakstelling Bij het handhaven van de hoogwaterveiligheid van onze grote rivieren in de toekomst wordt het begrip ‘hoogwatertaakstelling’ of kortweg ‘taakstelling’ gehanteerd. Dit begrip komt in dit Masterplan meerdere keren aan de orde en wordt hier daarom kort toegelicht. De achtergrond van het taakstellings-begrip is dat het beleid erop gericht is dat de afvoercapaciteit van de rivier in de toekomst actief wordt verbeterd om de waterstanden tijdens extreem hoogwater niet verder te laten stijgen wanneer de hoogwaterafvoeren in de rivier in de toekomst toenemen door klimaatverandering. De taakstelling geeft daarmee aan hoeveel de waterstanden langs de rivier moeten worden verlaagd bij toename van de afvoeren, zodat ze feitelijk niet hoger worden dan de huidige maatgevende waterstanden. De beleidskeuze om waterstanden niet verder te laten stijgen bij hogere extreme afvoeren wordt al toegepast in het kader van Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken en naar verwachting zal dit beleid ook in de toekomst worden voortgezet. Het niet verder laten stijgen van de maatgevende waterstanden betekent ook dat de dijken in de toekomst niet verder hoeven te worden verhoogd. Dit geldt overigens pas vanaf het moment dat de dijken ´op orde zijn´: voor de Maas wordt hier op sommige plaatsen nog aan gewerkt. De waterstanden moeten dus, conform de taakstelling ten opzichte van ‘niets doen’ worden verlaagd. Dit kan door rivierverruiming en bijvoorbeeld verkleining van de ruwheid. Verkleining van de ruwheid, of het handhaven van een zekere gewenste ruwheid, is een beheersmaatregel waarbij vegetatie moet worden beheerst en wordt hier niet meegenomen bij de inrichtingsplannen. Voor het Masterplan is alleen de rivierverruiming van belang. Opgemerkt wordt dat de taakstelling afhankelijk is van de tijdshorizon die in beschouwing wordt genomen. Voor het Masterplan Maasdal is een doorkijk naar 2100 relevant. Door de lange tijdshorizon is de taakstelling ook navenant groot. De taakstelling wordt bepaald door berekeningen uit te voeren met een representatief rekenmodel. Dit gebeurt voor de zogenaamde referentiesituatie (die is hier gedefi nieerd als de situatie na uitvoering van de Maaswerken). Vervolgens worden de waterstanden doorgerekend bij de hogere normafvoer die voor het jaar 2100 wordt verwacht. In de laatstgenoemde situatie zijn er (nog) geen rivierverruimende maatregelen toegepast. Het verschil in waterstanden in lengterichting van de rivier (in de as) tussen de eerste en tweede situatie is de taakstelling, zoals in fi guur 1 voor het Maasdal is weergegeven. Toelichting: De fi guur geeft voor het gehele NoordLimburgse traject van de Maas aan hoever de waterstand ter plaatse moet worden verlaagd om waterstandsverhoging in de toekomst te voorkomen. De rivier stroomt van links naar rechts: links is het bovenstroomse deel van het Maasdal, rechts het benedenstroomse deel. Ter oriëntatie zijn kenmerkende dorpen langs de Maas en kenmerkende bruggen over de Maas aangegeven. Verticaal staat het waterstandseff ect aangegeven in meters. De lijn geeft aan in hoeverre de waterstand door maatregelen verlaagd moet worden om bij nul uit te komen (dit is de rode lijn). Zo moet helemaal bovenstrooms de waterstand met ongeveer 60 cm worden verlaagd (taakstelling is -0,6 m) en helemaal benedenstrooms met 0 cm. Dit laatste lijkt vreemd, maar er wordt van uitgegaan dat de waterstand in het Maasdal benedenstrooms van het plangebied ‘op orde is’ (dus dat daar precies aan de taakstelling wordt voldaan). Met rivierverruiming kan aan de taakstelling tegemoet worden gekomen. De dóórwerking van rivierverruiming is altijd vanaf de verruimingslocatie naar bovenstrooms toe, zij het wel in afnemende mate; dit gaat volgens het zogenaamde stuwkromme-verloop, waarbij in dit geval sprake is van een negatieve stuwkromme (verlaging is te beschouwing als negatieve stuwing). Rivierverruimende maatregelen werken niet door naar benedenstrooms, behalve voor de tijdelijke berging van een hoogwaterpiek, zoals de Lob van Gennep, maar dit wordt hier buiten beschouwing

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication