0

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG visie op regionale ontwikkeling en rivierverruiming

2 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 3 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG visie op regionale ontwikkeling en rivierverruiming DLA+ rural and urban landscapes BV, Groesbeek juni 2013

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5 SAMENVATTING Voor u ligt de gebiedsvisie ‘Masterplan Maasdal’. Het masterplan geeft een breed gedragen en inspirerende visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het noordelijke Maasdal. Deze mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen gaan hand in hand met de verruiming van het stroomprofi el van de Maas die nodig is voor hoogwaterveiligheid in 2100. Als gevolg van klimaatverandering zullen de maatgevende waterstanden van de Maas in de toekomst immers sterk toenemen. In dit Masterplan gaan we na in hoeverre de regionale ambitie duurzaam en toekomstbestendig te verweven is met passende maatregelen voor rivierverruiming. De regio ziet in de noodzakelijke rivierverruiming kansen voor structurele, integrale gebiedsontwikkeling die moet leiden tot een krachtige regionale identiteit. Het perspectief voor de inwoners is nieuwe economie en duurzaam welzijn. Visionair, niet voorschrijvend Het Masterplan is een overkoepelend plan, ontwikkeld onder regie van de drie gemeenten in het plangebied – Bergen, Gennep en Mook en Middelaar – daarin bijgestaan door de provincie Limburg. Het plan is in de eerste plaats visionair. Het schrijft geen ontwikkelingen voor maar identifi ceert kansen met name voor de lange termijn, die breed gedragen worden. Het geeft een creatieve doorkijk naar de toekomst die ondernemers en andere partijen prikkelt initiatieven te ontplooien en zo werk met werk te maken. Kansen moeten dus door marktpartijen worden opgepakt. In hoeverre deze marktpartijen bereid zijn investeringen te doen, zal afhangen van conjunctuur, maatschappelijke trends en het tempo waarin de hoogwatermaatregelen hun beslag krijgen. Meerdimensionale aanpak Tot nog toe wordt rivierverruiming van de Maas bijna als vanzelfsprekend verbonden met delfstoff enwinning. Dat heeft alles te maken met het genereren van geld voor de gewenste ingrepen. Hoogwaterveiligheid wordt daarmee gekoppeld aan een enkelvoudig economisch belang, wat feitelijk neerkomt op een tweedimensionale aanpak. In dit Masterplan kiest de regio welbewust voor een meerdimensionale aanpak – een aanpak die een veelvoud aan maatschappelijke én economische belangen dient. Geheel conform de Regiovisie namelijk, wordt aan de ene kant aangestuurd op onderscheidende identiteit en kwaliteitslandschap, en aan de andere kant op innovatieve combinaties van agrarische, toeristisch-recreatieve, ecologische, woon- en zorgfuncties. Met deze meerdimensionale aanpak creëert de regio een scala aan kansen voor welvaart en welzijn, waarvan de baten op termijn kunnen worden verzilverd. Het thema rivierverruiming is hier dan ook geen uitwerking van eerdere ‘van boven af’ geïnitieerde studies, zoals de IVM-studies en de Quickscan. Het plan is juist andersom ingestoken: ‘van onder af’. Het laat zien hoe en wáár het regionale ontwikkelingsperspectief hand in hand kan gaan met de noodzakelijke rivierverruiming. Meebewegen met het onderliggende landschap Een relevant aspect van de voorgestane gebiedsontwikkeling is, dat het Maasdal samen met Stuwwal en Maasduinen in potentie een onderscheidend kwaliteitslandschap vormt. Een kwaliteitslandschap dat van ons allemaal is en dat we dat slechts in bruikleen hebben. We hebben de plicht om het respectvol te gebruiken en in vitale staat door te geven aan volgende generaties. Maar landschap is niet alleen van ons mensen. We delen het met een complex en biodivers systeem van andere levende organismen, dat alleen kan overleven als wij hun leefomgeving en de fysische factoren die daaraan ten grondslag liggen, respecteren en in stand houden. Bij de gebiedsontwikkeling wordt daarom ingezet op duurzame ontwikkeling volgens het ‘cradle to cradle’ principe, dat uitgaat van het sluiten van kringlopen en het zuinig omgaan met energievoorraden. Het spreekt dan ook vanzelf dat nieuwe ontwikkelingen moeten

6 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG voldoen aan criteria als duurzaamheid, toekomstbestendigheid, gebiedseigenheid en respect voor de authentieke natuurlijke en cultuurlijke kernkwaliteiten van het kwetsbare Maasdallandschap. Daarbij past het basisprincipe dat rivierverruiming meebeweegt met het fossiele lineaire geulenstelsel. Onderscheidend kwaliteitslandschap Het voorgestelde pakket aan rivierverruimingsmaatregelen resulteert in een ‘hoogwaterlandschap’ met twee kwaliteitsaspecten. Aan de ene kant is de realisering van een solide, eff ectieve en dus veilige waterafvoer; en aan de andere kant het herstel van het karakteristieke reliëf van het oude geulenstelsel. Rivierverruiming voegt zo een waardevolle betekenislaag toe aan het ‘Maasdal van de toekomst’. Het nieuwe hoogwaterlandschap is enerzijds de fysieke onderlegger en hechtingsstructuur voor sectoren als landbouw, recreatie, wonen en zorg; anderzijds schept het de condities voor herstel en beleefbaar maken van geomorfologie, biotiek, archeologie en cultuurhistorie. Het nieuwe hoogwaterlandschap verdient daarmee de status van kwaliteitslandschap. Een dergelijk kwaliteitslandschap laat zich uitstekend vermarkten. Zeker wanneer men bedenkt dat onze kleinschalige en verstilde landelijke regio het groene hart vormt van een omvangrijke, dynamische en dichtbevolkte ‘urbane ring’. Voor de kritische en kapitaalkrachtige stadsmens vertegenwoordigt dat groene hart meer dan alleen een stiltegebied. Hier komt zijn gezonde voedsel vandaan, hier brengt hij graag zijn vrije tijd door en als hij het zich kan veroorloven heeft hij hier zijn tweede woning. Hier kan hij bijkomen (sich erholen) van het soms hectische stadsleven, zijn fysieke en mentale gezondheid sterken en zich met alle luxe, comfort en zelfs professionele zorg omringen. Volop kansen voor de regionale economie Dit is precies waar ondernemers en brancheorganisaties – zowel in de landbouw, toerisme & recreatie als zorg – succesvol op kunnen inspelen. Door in gezamenlijkheid doelgericht te werken aan innovatieve productcombinaties kunnen de gezamenlijke ondernemers de kwaliteitsslag bewerkstelligen die nodig is om de kritische stadsmens aan onze regio te binden. Iedere sector zal zijn bijdrage moeten leveren aan het ‘aanharken van ons landschap’ en het ‘oppoetsen van onze pronkstukken’. Belangrijke pronkstukken zijn onder andere het watersysteem van de Maas met ecologische zijrivieren en beken, de vele natuurterreinen en parken, de kleinschalige ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen, de pittoreske rivierdorpen, de markante terrassteilrand, de recreatieplassen en een heel scala aan cultuurhistorische objecten met bijbehorende verhalen. Landbouw drijvende economische kracht Het Maasdal wordt overwegend agrarisch gebruikt. Dat betekent dat de boeren in het Maasdal bij de voorgestane ontwikkelingen een centrale rol spelen. De regio stuurt daarom aan op een constructieve samenwerking met de agrarische sector. Uiteindelijk doel is een onderscheidende kwaliteitsomgeving waarin duurzame renderende landbouw, gezond leven, gezonde voeding, hoge biodiversiteit en een aantrekkelijk vrijetijdslandschap de kernbegrippen vormen. De overheid zoekt samen met de sector naar een realistisch en kansrijk toekomstperspectief. Mogelijk kan dat ook leiden tot nieuwe agrarische bedrijfsconcepten, die beantwoorden aan duurzaamheidsprincipes en tegelijk garant staan voor een goed inkomen. Uiteraard is het plan er in de eerste plaats op gericht de waardevolle productiegronden van de agrarische ondernemers zoveel mogelijk te sparen. Hoge productiegronden blijven onaangetast en lage productiegronden worden na vergraving waar mogelijk teruggegeven aan de landbouw. De regio zet niet primair in op delfstoff enwinning omdat die bijna altijd resulteert in plassen en dus voor altijd productiegronden onttrekt aan de landbouw. Tegenover de onttrekking van gronden en eventuele waardevermindering van landerijen stelt de regio mogelijkheden voor de in het Maasdal gevestigde boeren om nieuwe bouwvolumes te realiseren.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 7 Daarmee is rekening gehouden bij de dimensionering van het pakket aan verruimingsmaatregelen. Deze opstelling is een voorbeeld voor de wijze waarop de regio de economische kracht van de agrarische sector en de potentie voor verder hoogwaardige agrarische ontwikkeling voor de toekomst veilig wil stellen. Dit in nauwe samenwerking met de sector zelf. Toerisme en recreatie geënt op water en erfgoed Een andere belangrijke gebruikersgroep is die van de toeristisch-recreatieve ondernemers. Met het oog op de toekomstbestendigheid van de sector is water een belangrijke economische drager. Veel ontwikkelingskansen zijn dan ook watergerelateerd. De Maas is in dit Masterplan de ‘verbindende’ factor. De voorgestelde mogelijkheden van reizen en transport over water zijn divers. Ze zijn niet alleen van puur recreatief belang, ze verzorgen ook voor een aantrekkelijke ontsluiting van het Maasdal voor langzaamverkeer. De belangrijkste toeristisch-recreatieve verbinding over land is de doorgaande ‘Maasdalroute’ voor wandelaars en fi etsers. Ze is de hartlijn waaraan bestaande en nieuwe toeristische infrastructuur worden opgehangen. Waar het gaat om cultuurtoerisme, krijgen de historische rivierdorpen een essentieel aandeel in de totale gebiedsontwikkeling. Deze vaak nog gave erfgoedensembles van de historische kernen zijn een zorgvuldige rehabilitatie meer dan waard. Om initiatieven eff ectief te sturen zijn TOP’s (Toeristische Ontwikkelingsplannen) met speciale aandacht voor erfgoed en beeldkwaliteit echter onontbeerlijk. Kernbegrippen zijn hier authenticiteit, kleinschaligheid, belevenswaardigheid en gastvrijheid. Subliem wonen Nieuwe woonvormen in het Maasdal zijn in principe bestemd voor collectief en meervoudig gebruik. Ze bieden de mogelijkheid van zowel tijdelijke als permanente bewoning. Wonen op het water of op de steilrand langs het Maasdal is door de bijzondere landschappelijke condities en de panoramische uitzichten altijd een vorm van subliem wonen. Ontwikkelingen waarbij wonen zich richt op multifunctionaliteit en nieuwe doelgroepen met specifi eke wensen – zoals de ‘erholung’ zoekende stedeling, de vitale senioren en de families-metzorgbehoevende(n) – hebben de voorkeur. 13 deelplannen Het Masterplan Maasdal mondt uit in een constellatie van een 13-tal deelplannen voor de oostzijde van de Maas, die als ‘preliminaire schets’ voor ruimtelijke ontwikkeling zijn op te vatten. Daarnaast zijn er – hoewel ze strikt genomen buiten de reikwijdte van dit Masterplan Maasdal vallen – ook voor de westzijde van de Maas vijf typen hoogwatermaatregelen voorgesteld en kwantitatief meegenomen bij de hydraulische berekeningen. Dit om een meer uitgebalanceerd beeld te schetsen van de haalbaarheid van de hoogwatertaakstelling. Die ‘Brabantse’ maatregelen zijn hier vanzelfsprekend niet verder uitgewerkt. Elk deelplan bevat een aantal concrete actievoorstellen. Deze actievoorstellen, ondergebracht in een bijbehorende actiematrix, zijn achtereenvolgens geïdentifi ceerd en geprioriteerd voor de korte (quickwins), middellange (planologische beleid) en lange – mogelijk zelfs zeer lange – termijn. Daarmee vatten ze het betreff ende deelplan kernachtig en overzichtelijk samen. Alle actiematrices van het totaal aan deelplannen vormen samen het kaderprogramma.

8 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING ................................................................................................................................................................ VOORWOORD ..................................................................................................................................................................... 1. INLEIDING ............................................................................................................................................................. 2. CONTEXT EN STATUS .......................................................................................................................................... 3. PROCES ..................................................................................................................................................................... 4. VERKENNING & PREVIEW ................................................................................................................................. 4.1 GLOBALE BESCHRIJVING MASTERPLANGEBIED ......................................................................................... 4.2 VERKENNING LANDSCHAP ................................................................................................................................ 4.2.1 Hoogwaterveiligheid 2050 / 2100 .................................................................................................................. 4.2.2 Geomorfologie 4.2.3 Archeologie 4.2.4 Cultuurhistorie ............................................................................................................................................... .................................................................................................................................................... .............................................................................................................................................. 4.2.5 Ecologie & biodiversiteit ............................................................................................................................... 4.3 VERKENNING GEBRUIK ...................................................................................................................................... 4.3.1 Verbindingen en toegankelijkheid ................................................................................................................ 4.3.2 Landbouw ...................................................................................................................................................... 4.3.3 Toerisme & recreatie ......................................................................................................................................... 4.3.4 Zorg ................................................................................................................................................................ 4.3.5 Wonen ............................................................................................................................................................ 5. VISIE ......................................................................................................................................................................... 5.1 LANDSCHAP EN OMGEVINGSKWALITEIT ...................................................................................................... 5.2 HOOGWATERLANDSCHAP .................................................................................................................................. 5.3 INTEGRALE ORDENINGSPRINCIPES ............................................................................................................... 5.4 LANDBOUW ............................................................................................................................................................ 5.5 TOERISME & RECREATIE .................................................................................................................................... 5.6 ZORG ......................................................................................................................................................................... 5.7 WONEN .................................................................................................................................................................... 11 13 17 23 27 29 34 34 42 46 48 52 59 59 60 66 70 71 73 73 74 76 78 84 90 92

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 9 6. SCENARIO DEELPLANNEN EN KADERPROGRAMMA ................................................................................. 6.1 TOTSTANDKOMING VAN DE DEELPLANNEN ............................................................................................. 6.2 KADERPROGRAMMA ............................................................................................................................................ Deelplan 1 Waterfront Mook ................................................................................................................................ Deelplan 2 Herstel Maasheggenlandschap ............................................................................................................... Deelplan 3 Plasmolen en de Mookerplas ................................................................................................................. Deelplan 4 Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei ............................................................................................. Deelplan 5 ‘Genneper rivierenpark’ ......................................................................................................................... Deelplan 6 ‘Gennep aan de Maas’ ........................................................................................................................... Deelplan 7 ‘t Meer van Huys Heijen’ ...................................................................................................................... Deelplan 8 ‘Riviernatuurpark Maaseilanden’ ......................................................................................................... Deelplan 9 Watersporten bij Diekendaal ................................................................................................................. Deelplan 10 ‘De Bergerplas’ ...................................................................................................................................... Deelplan 11 Maaspark Well .................................................................................................................................... Deelplan 12 Well, levendig toeristenplaatsje ............................................................................................................... Deelplan 13 ‘Riviernatuurpark De Stalberg’ ............................................................................................................. BRABANT Middelwaert Mook weer eiland ............................................................................................................ BRABANT ‘Oeff eltse aanbrug’ ................................................................................................................................ BRABANT ‘Vortumse geul’ .................................................................................................................................... 7. RIVIERKUNDIGE EVALUATIE ............................................................................................................................ 7.1 STATUS EN DEELPLANNEN .................................................................................................................................. 7.2 OVERZICHT VAN HET CUMULATIEVE EFFECT ............................................................................................. 7.3 KOSTENINDICATIE ............................................................................................................................................... 7.4 BATEN ...................................................................................................................................................................... 7.5 RESUMÉ .................................................................................................................................................................. BRONNEN VERANTWOORDING COLOFON 95 95 96 99 107 115 125 131 137 145 149 153 161 171 177 185 191 195 199 201 201 202 206 209 211

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 11 VOORWOORD De gebiedsontwikkeling Maasdal vormt één van de 4 programmalijnen in de uitvoeringsagenda 2011 2014 van de Regiovisie Bergen, Gennep en Mook en Middelaar (BGMM). In 2010 is de Regiovisie bestuurlijk goedgekeurd door de gemeenteraden van de 3 genoemde gemeenten en door provinciale staten van Limburg. Zij is onder leiding van Prof. Riek Bakker binnen twee jaar tijd ontwikkeld in een unieke samenwerking met en maximale inbreng van alle relevante stakeholders en talrijke burgers. Hierdoor is een gedragen, inspirerende en collectieve ambitie ontstaan, die de regio nu bewust geworden van al zijn kwaliteiten, kansen en onderscheidend vermogen weer op de kaart moet zetten. De regio wil zich uniek gelegen in de luwte tussen de stedelijke regios Nijmegen aan de noordzijde en Venlo aan de zuidzijde positioneren als eencenter of excellence met als steekwoorden: puur, authentiek en gastvrij en met respect voor de natuur en het landschap. De Stuurgroep Regiovisie BGMM bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de 3 gemeenten, de provincie én ondernemers en maatschappelijke organisaties - heeft begin 2012 opdracht gegeven tot de integrale gebiedsontwikkeling van het Maasdal. Het vormt een cruciale drager van die Regiovisie, als rode draad beter blauwe engroene draad van Mook tot Wellerlooi. De eerste stap vormde de selectie van een adviseur. Adviesbureau DLA+ rural and urban landscapes te Groesbeek kwam als beste uit de bus. Onder leiding van Paul Vossen, programmamanager Maasdal en vanuit de Provincie Limburg gedetacheerd in het Programmabureau Regiovisie BGMM, is een ambtelijke projectgroep voortvarend aan de slag gegaan. Vertegenwoordigd waren onder meer de Gemeenten, Provincie en Rijkswaterstaat. Evenals bij de totstandkoming van de integrale Regiovisie BGMM (20082010) zijn bij de voorbereiding van het Masterplan Maasdal alle relevante instanties en organisaties betrokken geweest, alsmede vele vertegenwoordigers van het (toeristisch) bedrijfsleven, de landbouwsector, natuuren landschapssector, dorps- en wijkraden enzovoort. Op een interactieve en onorthodoxe manier is de dialoog met al deze partijen georganiseerd en uiteindelijk uitgemond in het voorliggende “Masterplan Maasdal Noord Limburg, visie op regionale ontwikkeling en rivierverruiming”. Het Masterplan Maasdal is een omvangrijk document met tal van suggesties en voorstellen voor de integrale gebiedsontwikkeling van het Maasdal, voor zowel de korte als lange termijn. De reikwijdte ervan is breed en strekt zich uit van hoogwaterveiligheid en landbouw tot recreatie en toerisme, zorg en wonen. Dat maakt dit Masterplan uniek. De keuze is gemaakt voor rivierverruiming, waarmee de hoogwaterveiligheid in de 21e eeuw blijvend kan worden gegarandeerd, ondanks de klimaatveranderingen. De gekozen hoogwatermaatregelen faciliteren de overige ontwikkelingen als structuurdrager; ze worden in het Masterplan Maasdal gezien als kansen voor welvaart en omgevingskwaliteit. Met name de invulling van de hoogwatermaatregelen is een kristallisator gebleken voor ook afwijkende opvattingen. Het is goed dat belangrijke stakeholders als de landbouwsector (LLTB) en de ontgronderbranche (Firma Teunesen) tijdig hun standpunt en oplossingen kenbaar hebben gemaakt. Daarmee kon de Stuurgroep Regiovisie BGMM nadrukkelijk rekening houden bij de formulering van een bestuurlijk standpunt op het voorliggende Masterplan Maasdal. De Stuurgroep en daarna de gemeenteraden en provinciale staten zijn nu aan zet om het bestuurlijk proces vóór 1 november 2013 te voltooien. Dit houdt verband met de tijdige input vanuit de regio – op het onderdeel Hoogwaterveiligheid – richting de landelijke Deltacommissie. Deze zal in 2014 het Deltaplan Grote Rivieren 2050/2100 vaststellen, een plan waarmee investeringsruimte is gemoeid voor onder meer de realisatie van het Masterplan Maasdal. De Stuurgroep Regiovisie is de projectgroep bijzonder erkentelijk voor het gedegen, deskundige en inspirerende werkstuk, dat nu voorligt. Met de presentatie van het rapport heeft de projectgroep haar taak conform opdracht uitgevoerd. De regio – Overheid, Ondernemers en Maatschappelijke Organisaties – heeft nu een uniek document in handen om samen met de burgers de integrale gebiedsontwikkeling van het Maasdal als onderdeel van de gehele Regiovisie energiek en slagvaardig op te pakken. Ton Kessels, Voorzitter Stuurgroep Regiovisie BGMM

De Maas bij Geysselberg (ten zuiden van Well)

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 13 1 INLEIDING In hun oriëntatie op de toekomst hebben de drie Noord-Limburgse gemeenten Bergen, Gennep en Mook en Middelaar samen met de provincie Limburg én ondernemers en maatschappelijke organisaties een strategisch perspectief voor de langere termijn ontwikkeld. Ideeën en opvattingen over de toekomstige gebiedsontwikkeling van Noord-Limburg zijn in het voorjaar van 2010 vastgelegd in de Regiovisie Bergen, Gennep, Mook en Middelaar en vervolgens uitgewerkt in de zogenaamde Regionale Agenda. Als uitwerking van een van de twee sleutelprojecten uit de Regionale Agenda is dit Masterplan Maasdal een logische volgende stap in een proces dat moet leiden tot een succesvolle toekomstige ontwikkeling van de regio Noord-Limburg. De Stuurgroep Regiovisie heeft bureau DLA+ rural and urban landscapes uit Groesbeek opdracht gegeven om de gewenste gebiedsontwikkeling van het Noord-Limburgse Maasdal richting en perspectief te geven in een masterplan: een integrale gebiedsvisie met daaraan gekoppeld een kaderprogramma voor de uitvoering. De Stuurgroep kon voor de begeleiding van het visievormingsproces rekenen op provinciale ondersteuning. De projectgroep die met het Masterplan Maasdal aan de slag is gegaan, werd namens de Stuurgroep Regiovisie voorgezeten door programmamanager Paul Vossen en bestond – behalve uit medewerkers van het bureauteam van DLA+ rural and urban landscapes – uit vertegenwoordigers van de drie samenwerkende gemeenten, de Provincie Limburg en instanties als Waterschap Peel en Maasvallei, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat, de Recreatiesector en de LLTB. De opdracht die de drie gemeenten bij de projectgroep hebben neergelegd, is te komen tot een integrale gebiedsvisie, die de weg bereidt voor een rooskleurige toekomst van specifi ek het Maasdal. Een integrale gebiedsvisie die – dat is essentieel – alle belangen en aspecten die in het Maasdal aan de orde zijn, maximaal respecteert. En dat zijn er nog al wat. Want behalve een sterk gevoelde verantwoordelijkheid voor de fysieke kwaliteit van het kwetsbare uiterwaardenlandschap (geomorfologie, archeologie, cultuurhistorie en ecologie) en de vanzelfsprekende verplichting jegens gebruikers en gebruik van het Maasdal (de agrarische sector, toerisme & recreatie, wonen en zorg), is er bovendien nog het vraagstuk van de hoogwaterveiligheid (Taakstelling Hoogwaterveiligheid 2050/2100) waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Programmatisch zijn de volgende thema’s uit de Regiovisie leidend: innovatieve landbouw, bijzondere zorgconcepten, exclusieve woonprogramma’s en nieuwe toeristischrecreatieve producten en voorzieningen.

14 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG De complexe mix van belangen is bepalend geweest voor het aandeel van de belangenhouders in het visievormingsproces. Vanuit de overtuiging namelijk, dat draagkracht in dit soort ingewikkelde vraagstukken alleen maar verkregen wordt via een ‘bottom-up’ benadering waarin alle relevante belangen vertegenwoordigd zijn, kende de visievorming van het Masterplan Maasdal een zeer intensieve participatie ván en communicatie mét belangenhouders. Naast de stakeholders die in de projectgroep zitting hadden, hebben met name vertegenwoordigers van de bewoners (Buurtcomité Bloemerstraat e.o., Dorpsoverleg Mook, Dorpsraad Aff erden, Dorpsraad Aijen, Dorpsraad Bergen, Dorpsraad Middelaar-Plasmolen, Dorpsraad Ven Zelderheide en Dorpsraad Wellerlooi, Forum Siebengewald, Forum Well, Werkgroep SL!M, Vereniging Hèjje Mojjer) en allerlei direct belanghebbende organisaties (LWV, MKB, RTB, Recron, Ondernemers Mook, Stichting Promotie Noord-Limburg, KAN, Vereniging Natuurmonumenten, Stichting Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, Eldoradopark, Leukermeer, HISWA, Industriële Kring Land van Cuijk en Noord-Limburg, KSV Schuttevaer, RGV Holding, Sport- en speelstraat De Brink, Teunesen Zand en Grint BV, Toeristisch platform Maasduinen-Venlo) hun stem kunnen laten horen tijdens de diverse stakeholdersbijeenkomsten. Dit conceptrapport Masterplan Maasdal kent de volgende indeling. Aan deze Inleiding (Hoofdstuk 1) gaat een Samenvatting vooraf, bedoeld als ‘quick reference’ en praktisch resumé voor bestuurders en belangenhouders. In hoofdstuk 2 (Context en status) wordt het Masterplan globaal geplaatst in zijn sociaalmaatschappelijke en beleidsmatige context; waarbij overigens moet worden opgemerkt dat specifi eke beleidaspecten in dit stuk verder alleen worden besproken waar ze ook echt inhoudelijk relevant zijn. Daarna wordt in hoofdstuk 3 (Proces) de hele procesgang van het project geschetst: van ‘Voorbereiding’ en ‘Inventarisatie’ via ‘Visievorming’ naar de opmaak van een ‘Kaderprogramma’ voor de uitvoering. In hoofdstuk 4 (Verkenning & preview) vindt u niet alleen de resultaten van de inventarisatie, er wordt ook vooruitgekeken naar toekomstige gebiedsontwikkeling vanuit de diverse perspectieven. Dat levert per perspectief een aantal uitgangspunten voor ontwikkeling op. In hoofdstuk 5 (Visie) worden al die perspectieven geconvergeerd tot één integrale gebiedsvisie voor de lange termijn met daarbij spelregels voor rivierverruiming in de vorm van integrale ordeningsprincipes. In hoofdstuk 6 (Deelplannen en kaderprogramma) ziet u hoe de gebiedsvisie is uitgemond in een 13-tal deelpannen die tezamen gebiedsdekkend zijn en die zowel integraal als separaat kunnen bijdragen aan een succesvolle gebiedsontwikkeling van het Maasdal – en daarmee van de hele regio Noord-Limburg. Elk deelplan bestaat uit een beschrijving van de uitgangssituatie gevolgd door een schets van het streefbeeld, en gaat vergezeld van een heldere kaart en een ‘actiematrix’ waarin de noodzakelijke actievoorstellen overzichtelijk zijn samengevat. In hoofdstuk 7 (Rivierkundige evaluatie) ten slotte wordt een overzicht gegeven van de samenhangende deelplannen en het totale eff ect daarvan op de taakstelling. Daarbij wordt ook ingegaan op de bijdrage aan de waterstandverlaging, zowel door maatregelen aan de Limburgse als aan de Brabantse zijde. Vervolgens wordt een indicatie van de kosten gegeven en de te verwachten (bredere) maatschappelijke eff ecten. Omdat het thema hoogwaterveiligheid in hoofdzaak gezien wordt als randvoorwaardelijk en instrumenteel, is niet gekozen voor een separate ‘Blauwe visie’. Rivierverruiming is van meet af met de totale visievorming verweven. Vandaar ook dat de aard en de eff ecten van de betreff ende rivierverruimingsmaatregelen steeds integraal in de deelplannen zijn ondergebracht en daar cijfermatig worden onderbouwd. De projectgroep wil zijn erkentelijkheid en dank uitspreken aan alle belangenhouders die vaak op bijzonder inspirerende en creatieve wijze aan de totstandkoming van dit Masterplan Maasdal hebben bijgedragen. Dit Masterplan zou er zonder hun zeer gewaardeerde inbreng nooit gekomen zijn. Namens Projectgroep, Programmabureau en DLA+, Paul Vossen Harry Derks

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 15

Veerstoep nabij Mook

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 17 2 CONTEXT EN STATUS Proactief sturing geven aan de toekomst De opzet van de genoemde Regiovisie Bergen, Gennep Mook en Middelaar is ‘de regio beter tot haar recht te laten komen en een bestendig perspectief voor het geheel te garanderen.’ (Regiovisie, pag. 6). In dit strategische document worden de wensen en ambities in zeven programma’s beschreven en wordt via twee sleutelprojecten, de N271 en de Ontwikkeling van het Maasdal, aangegeven welke ontwikkelingen met voorrang ter hand worden genomen. Het doel van de visie wordt als volgt geformuleerd: ‘Hiermee (Regiovisie) willen we de kwaliteitsslag bereiken die nodig is om de leefbaarheid te vergroten en de achterstand op het omliggende gebied te verkleinen. Als je nu niet kiest, stagneert de regio. Dat betekent dat het roer nú om moet. Dat doen wij onder het motto ‘keuren, kiezen en onderscheiden.’ We willen de krachten bundelen om uit het isolement te komen en de (demografi sche) krimp te lijf te gaan. Afwachten is geen optie. Wij geven proactief sturing aan onze toekomst.’ (Regiovisie, ibidem) ‘Center of excellence’ Essentieel is dat de regio gekozen heeft voor een ontwikkeling die voortbouwt op de eigen kwaliteiten (het eigen ‘kapitaal’) en dus voor een regiospecifi ek profi el, dat zwaar inzet op onderscheidend vermogen. Het ontwikkelingsmodel waarvoor gekozen is, is het ‘haltermodel’, waarbij de regio de as vormt tussen twee ‘gewichten’, gerepresenteerd door de regio Nijmegen in het noorden en de regio Venlo in het zuiden. Het idee is dat de regio kan profi teren van de groeiambitie van beide stedelijke agglomeraties (+50.000 extra inwoners), maar dan wel ‘op onze eigen manier, namelijk kleinschalig en duurzaam. De inzet is om in de regio een ‘center of excellence’ neer te zetten, met als steekwoorden: puur, authentiek, gastvrij en met respect voor de natuur en het landschap.’ Regiovisie, ibidem). Sleutelproject Maasdal In hoofdstuk 4 van de Regiovisie zijn de twee sleutelprojecten beschreven: ontwikkeling van de N271 als etalage van de regio en de integrale ontwikkeling van het Maasdal. Voor wat het Maasdal betreft: dat zal beleefbaar moeten worden als kwaliteitslandschap en ruimte blijven bieden aan grondgebonden landbouw. Ingrepen vanwege de hoogwaterveiligheid zullen gecombineerd moeten worden met toeristisch-recreatieve activiteiten en het cultuurlandschap dienen te borgen. Om de gewenste meerwaarde van het Maasdal te kunnen leveren en de (economische) ontwikkelingskansen te kunnen benutten, dienen de ontwikkelingen op het vlak van (water) veiligheid, natuurontwikkeling, regionale voedselproductie, wonen, werken, toerisme / recreatie en zorg te worden gebundeld en integraal tot ontwikkeling te worden gebracht. In de Regiovisie is aangegeven, dat de regio in dit kader onder meer de volgende activiteiten zal ontplooien: • brengen van samenhang in de plannen voor veiligheid en natuurontwikkeling;

18 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG • verhogen organisatiekracht richting agrariërs; • toegankelijk maken van het gebied via fi ets-, wandel- en vaarroutes; • herstel en behoud Maasheggenlandschap; • meenemen noodzakelijke aanpassingen in de oost-west verbindingen (uit het programma ‘netwerken en verbindingen’) • inzetten cultuurhistorische of industriële ‘monumenten’ voor huisvesting bijzondere zorggroepen; • ontwikkelen van een investeringsstrategie op basis van het principe van gebiedsontwikkeling. ‘Masterplan Maasdal’ Om de in de Regiovisie vervatte ‘opgave’ te kunnen realiseren heeft de Stuurgroep Regiovisie, waarin bestuurders van de gemeenten Bergen, Gennep en Mook en Middelaar, de provincie Limburg, ondernemers en maatschappelijke organisaties zitting hebben, het noodzakelijk geacht dat, als eerste stap en in lijn met de Regiovisie, een integrale gebiedsvisie op de (her)inrichting en het ruimtelijk gebruik van het Maasdal wordt ontwikkeld. De Stuurgroep Regiovisie heeft op 26 januari 2011 opdracht gegeven om deze integrale gebiedsvisie voor het Maasdal in het ‘Masterplan Maasdal’ te verwoorden / verbeelden. Om aan deze opdracht uitvoering te geven is een ambtelijke projectgroep ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de drie gemeenten, de Provincie, Rijkswaterstaat, het Waterschap Peel en Maasvallei, de LLTB, de terreinbeherende organisaties en de recreatiesector. De ambtelijke projectgroep stond onder leiding van een door de Provincie Limburg gedetacheerde programmamanager. De ambtelijke projectgroep heeft zich laten bijstaan door adviesbureau DLA+ rural and urban landscapes te Groesbeek. Op een aantal momenten heeft de ambtelijke projectgroep tijdens zogenaamde ‘stakeholdersbijeenkomsten’ met vertegenwoordigers van wijk- en dorpsraden, ondernemers en brancheen belangenorganisaties gesproken. Die gesprekken waren op de eerste plaats bedoeld om input te krijgen voor het Masterplan, maar hadden op de tweede plaats tot doel om in de regio draagvlak te genereren voor de in het Masterplan te vervatten gebiedsvisie. Daarnaast zijn er met onder meer de LLTB, de recreatiesector en de ontgrondingensector bilaterale (verdiepings)overleggen gevoerd. Gelet op wederzijdse beïnvloeding en de hydraulische samenhang in het gebied heeft er ook met vertegenwoordigers van de gemeenten Cuijk en Boxmeer, de provincie Noord-Brabant en het Waterschap Aa en Maas afstemming plaatsgevonden. Het voorliggende ‘Masterplan Maasdal’ vormt het eindproduct van een intensief traject. Het Masterplan geeft een integrale visie op het toekomstige ‘ruimtelijk gebruik’ van het Maasdal in de gemeenten Bergen, Gennep en Mook en Middelaar. Het Masterplan dient als startdocument voor de verdere gebiedsontwikkeling. Het fungeert als indicatief toetsingskader voor bestaande en nieuwe initiatieven, als ontwikkelingskader en als uitgangsdocument voor de volgende fasen in het traject: planuitwerking, realisatie en beheer. Regionale ambitie en hoogwaterveiligheid Versterking van de regio vormt het doel van de gedeelde ontwikkeling van de drie gemeenten. Onverwijld aan de slag dus, zou je zeggen. Jazeker, voor wat betreft het Maasdal is er alleen een ‘maar’: de Maas. De Maas, die de meeste tijd traag en liefl ijk naar zee stroomt en die al eeuwenlang de belangrijkste levensader van dit gebied is, vormt tegelijkertijd een reële bedreiging voor de (water)veiligheid van de regio. De (water)veiligheid moet worden gegarandeerd, zo stellen de gemeenten in hun Regiovisie, want …. “Natte voeten bedreigen per defi nitie een uitbreiding van gevarieerd en duurzaam wonen, zorg, recreëren en ecolandbouwen. Gebeurt dat niet, dan vallen alle opties in het water.” (Regiovisie pag. 7) Hiermee is duidelijk dat regionale ambitie en hoogwaterveiligheid twee kanten van dezelfde medaille zijn en dat toekomstige gebiedsontwikkeling niet los gezien kan worden van ingrepen die deze veiligheid zullen garanderen. De hoogwaters van de negentiger jaren hebben laten zien wat de gevolgen zijn als de Maas buiten haar oevers treedt, welke risico’s mens en dier lopen en hoeveel (economische) schade kan ontstaan. Om de risico’s en gevolgen van nieuwe hoogwaters uit te sluiten c.q. te beperken, zijn er sinds de hoogwaters van 1993 en 1995 door ‘Maaswerken’ al tal van maatregelen (rivierverruiming en waterkeringen) genomen om langs het onbedijkte deel van de Maas een beschermingsniveau van 1:250 bij de huidige maatgevende debieten te kunnen garanderen. De komende jaren zal dit traject worden afgerond; onder meer door de aanleg

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 19 van een aantal zogenaamde ‘sluitstukkaden’, waaronder de kade(verhoging) bij Mook. Bij de ontwikkeling van het Masterplan Maasdal zijn de maatregelen die in het kader van ‘Maaswerken’ zijn getroff en en die men de komende jaren nog zal treff en, als feitelijk gegeven respectievelijk autonome ontwikkeling meegenomen. Deze maatregelen hebben in het proces van de totstandkoming van het voorliggende Masterplan niet ter discussie gestaan. Bij de visieontwikkeling is wel rekening gehouden met de eff ecten van de klimaatverandering waarnaar door de Deltacommissie 2008 (ook wel aangeduid met ‘Commissie Veerman’) onderzoek is gedaan. Sterker nog, in lijn met het in de Regiovisie verwoorde standpunt dat de waterveiligheid dient te worden gegarandeerd, is bij de totstandkoming van het Masterplan als uitgangspunt gehanteerd dat de visie ‘Deltaproof’ dient te zijn. Tegen deze achtergrond is nadrukkelijk stilgestaan bij de vraag, welke maatregelen bovenop de ingrepen in het kader van ‘Maaswerken’ aan Limburgse kant én aan Brabantse kant dienen te worden getroff en om ook in 2100 een veiligheidsniveau van 1:250 (bij de dan voorkomende maatgevende debieten) te kunnen garanderen. Deltaprogramma Voor de uitvoering van het advies inzake een klimaatbestendige inrichting van Nederland heeft de Deltacommissie 2008 het Deltaprogramma opgesteld. Dit programma is fi nancieel (Deltafonds) en politiek-bestuurlijk verankerd in de vernieuwde Deltawet die op 1 januari 2012 in werking is getreden. Het is van belang om de opgaven voor veiligheid, watervoorziening en de rol die ruimtelijke inrichting daarbij kan spelen in samenhang te bezien. Daarom worden in het kader van het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen genomen die grote invloed zullen hebben op de toekomst van ons land. Deze deltabeslissingen worden in 2014 aan het Kabinet voorgelegd. De in dit kader relevante deltabeslissing ‘waterveiligheid’ zal in de periode 20122014 gebiedsgerichte veiligheidsstrategieën ontwikkelen, waarbij naar drie lagen van veiligheid gekeken wordt: • laag 1: maatregelen om overstromingen te voorkomen; • laag 2: gevolgen van overstromingen beperken via ruimtelijke inrichting; • laag 3: gevolgen van overstromingen beperken via rampenbestrijding. In het najaar van 2012 zijn de zogenaamde ‘regioprocessen’ van start gegaan die input moeten vormen voor de in 2014 te nemen deltabeslissing ‘waterveiligheid’. Bij de regioprocessen ligt het accent op het aspect waterveiligheid. Door in dit Masterplan al rekening te houden met de lange termijn hoogwatertaakstelling (2100) en maatregelen te ontwikkelen waarmee overstromingen kunnen worden voorkomen, anticiperen de samenwerkende gemeenten op deze regioprocessen. Door dat te doen, is de regio in staat om een integrale visie te ontwikkelen waarin de andere belangen en functies in het Maasdal – zoals landbouw, toerisme / recreatie, wonen en bedrijvigheid – worden meegewogen. De noodzakelijke hoogwatermaatregelen worden zodanig gekozen en gedimensioneerd, dat er win-winsituaties ontstaan. Hoogwatermaatregelen Zoals uit het voorgaande blijkt, is op landelijk niveau overeengekomen om de komende jaren besluiten te nemen over de maatregelen, die de komende decennia getroff en moeten worden om in 2050 en 2100 te voldoen aan de thans bekende hoogwatertaakstellingen; zo poogt men de risico’s en gevolgen van hoogwaters uit te sluiten dan wel te beperken. ‘Niets doen’ is in deze geen optie. De lokale bevolking heeft recht op bescherming tegen hoogwaters. Maar bovendien hangen de watersystemen dermate samen dat er afstemming nodig is met ontwikkelingen elders. Dit om te voorkomen dat er in de Maas bij Bergen, Gennep en Mook en Middelaar bovenstrooms of benedenstrooms ongewenste hydraulische eff ecten optreden. Men kan hoogwaterveiligheid langs de Maas in Limburg in beginsel op twee manieren realiseren. Ten eerste kan men kiezen voor het aanleggen van nieuwe waterkeringen en het ophogen van bestaande waterkeringen. Op de tweede plaats kan men rivierverruimende maatregelen treff en. Bij de totstandkoming van het voorliggende Masterplan is - ook in de stakeholdersbijeenkomsten - stilgestaan bij beide opties. Het voordeel van de eerste optie is dat in het gebied weinig tot geen ingrepen hoeven plaats te vinden. De meeste landbouwgronden worden ongemoeid gelaten. Nadeel is dat de karakteristieke Maasdorpen in het Maasdal geheel of gedeeltelijk ‘verstopt’

20 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG worden achter (hogere) waterkeringen waardoor het karakteristieke landschap wordt aangetast. Bovendien zullen in dit geval de landbouwgronden in de toekomst frequenter en langer overstromen. Wanneer men kiest voor de tweede optie en aansluiting wordt gezocht bij de geomorfologie van het gebied, zoals bestaande oude Maasarmen, zal de aantasting van het landschap beperkt zijn. Maar belangrijker nog is dat deze optie ruimte biedt voor de beoogde integrale ontwikkeling van het Maasdal, waarvan de essentie is het realiseren van een optimale ruimtelijkfunctionele samenhang van waterveiligheid, recreatie en toerisme, wonen en bedrijvigheid en landbouw. Om genoemde redenen is er in het ‘Masterplan Maasdal’ voor gekozen om de lange termijn hoogwaterveiligheid te realiseren door middel van rivierverruimende maatregelen, die zoveel mogelijk aansluiten bij de geomorfologie van het gebied. In de praktijk betekent dit, dat een groot aantal kleinschalige rivierverruimende maatregelen wordt voorzien. Ook in eerdere studies, zoals de ‘Integrale Verkenning Maas II’ (IVM2 – RWS 2006) en de Quickscan Maas (Provincie Limburg – 2010) is gekozen voor een aanpak via rivierverruimende maatregelen. In deze studies waren evenwel forse ingrepen in het landschap voorzien en zouden op grote schaal ontgrondingen plaatsvinden. Het voorliggende Masterplan wijkt met haar aanpak in positieve zin af van de aanpak in de genoemde studies. Het is goed om op te merken dat de rivierverruimende maatregelen die in het ‘Masterplan Maasdal’ voor zowel de Limburgse kant als voor de Brabantse kant voorzien zijn, in principe eerst op langere termijn (over 20 -40 jaren) zullen worden gerealiseerd en dat het huidige gebruik van de gronden in het Maasdal nog vele jaren kan worden gecontinueerd. In de tussenliggende periode kunnen zich vanzelfsprekend situaties voordoen waarbij werk met werk kan worden gemaakt. Hiermee wordt bedoeld dat het treff en van hoogwatermaatregelen in de tijd naar voren wordt gehaald om andere (economische) ontwikkelingen – bijvoorbeeld op het vlak van toerisme / recreatie – mogelijk te maken. Status ‘Masterplan Maasdal’ en beoogde ontwikkelingen Het ‘Masterplan Maasdal’ verwoordt / verbeeldt de integrale visie van de Stuurgroep Regiovisie op de (her)inrichting van het Maasdal in de gemeenten Bergen, Gennep en Mook en Middelaar met een doorkijk naar Cuijk en Boxmeer. Het Masterplan als zodanig is géén instrument van ruimtelijke ordening. Uit het Masterplan vloeien geen rechten en plichten voort. Het Masterplan kan wel worden gezien als richtinggever voor de door de Stuurgroep Regiovisie beoogde gebiedsontwikkeling. Het ‘Masterplan Maasdal’ vormt wel de basis voor de opstelling en de inbreng van de drie gemeenten in de regioprocessen in het kader van het Deltaprogramma. Wanneer de wens bestaat om de in het Masterplan vervatte visie planologisch te verankeren en daarmee meer status te geven, zou het ‘Masterplan Maasdal’ kunnen worden vertaald naar een intergemeentelijke structuurvisie. Het is aan de gemeenten om aan te geven of men dit wenselijk acht. N.B.: Het is goed om op te merken dat het ‘Masterplan Maasdal’ een uitgebalanceerd pakket is van cumulatieve hoogwatermaatregelen in nauwe correlatie met innovatieve en creatieve ontwikkelingsvoorstellen op het gebied van landbouw, toerisme & recreatie, wonen en zorg. Deze ontwikkelingsvoorstellen moeten vooral gezien worden als kansen en niet als concreet uitgewerkte uitvoeringsplannen. Het is uiteindelijk aan de private sector om die kansen in samenspraak met de overheden te zien, te grijpen en te realiseren.

Tijdens de eerste stakeholderbijeenkomst

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 3 23 PROCES Belangen zoveel mogelijk respecteren Een masterplan of gebiedsvisie is een globale visie op de toekomst. Het geeft een beeld van hoe een gebied zich duurzaam en toekomstbestendig kan ontwikkelen. Het opstellen van zo’n masterplan is een complexe materie omdat het allerlei nieuwe ideeën, bestuurlijke aspecten, bestaande plannen, projecten en beleidsvoornemens in zich moet verenigen en met tal van belangen, randvoorwaarden en gevoeligheden rekening dient te houden. Uitgangspunt is een zo breed mogelijk draagvlak. In het geval van dit Masterplan Maasdal komt daar nog een complicerende factor bij: de hoogwaterveiligheid 2050/2100 en de aanzienlijke hoogwatertaakstelling die daarvan het gevolg is. Aan de éne kant willen we maximaal recht doen aan de hoofdprogramma’s uit de Regiovisie en tegelijk optimaal beantwoorden aan de hoogwatertaakstelling. Aan de andere kant willen we alle spelende belangen – en dat zijn er nogal wat – waar mogelijk respecteren. Daarom is in alle procesfasen van dit Masterplan Maasdal veel tijd en plaats ingeruimd voor de inbreng en de participatie van de grote, zeer gediff erentieerde groep van bestuurlijke, zakelijke en particulier belangenhouders. Dat gebeurde via zogenaamde ateliers en interactieve stakeholdersbijeenkomsten. We zullen de afzonderlijke procesfasen – Verkenning & preview, Visie en Deelplannen en kaderprogramma – achtereenvolgens kort toelichten. (Zie ook procesdiagram op bladzijde 25). Verkenning & preview In de verkenningsfase is alle relevante actuele informatie over het gebied bestudeerd en geordend: beleidsmatig (vigerende beleidscontext), geomorfologisch, archeologisch, cultuuren natuurhistorisch, ecologisch, en niet te vergeten hydraulisch. Dat is gebeurd op basis van uitwisseling (bijeenkomsten, workshops, ateliers), aanlevering (context vigerend beleid/ lopende projecten) en onderzoek uitgevoerd door experts in verschillende disciplines. Met behulp van alle verzamelde informatie zijn de specifi eke kenmerken, maar vooral de kernkwaliteiten geïdentifi ceerd en bijeengebracht. Samen vormen ze, wat we noemen, het ‘actuele uitgangslandschap’: het Masterplangebied, zoals het erbij ligt aan de vooravond van de visievorming. Deze kenmerken en kernkwaliteiten zijn niet allemaal van gelijk gewicht; sommige zijn ‘hard’, min of meer dwingend, andere zijn ‘zacht’ en daarmee fl exibel en onderhandelbaar. Reeds lopende, op zich zelf staande projecten worden als harde gegevenheid beschouwd en kwantitatief meegenomen bij de berekeningen voor de hoogwatertaakstelling. Met als uitgangspunt een integraal plan werd gezamenlijk en multidisciplinair de ‘speelruimte’ bepaald waarbinnen gebiedsontwikkeling idealiter zou kunnen plaatsvinden. De verkenningen moesten nadrukkelijk ook voorzien in een ‘expert preview’; een vooruitblik op de toekomst met als doel uitgangspunten voor kwalitatieve gebiedsontwikkeling te formuleren.

24 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Dat is gedaan vanuit enerzijds het perspectief van identiteit, kwaliteitslandschap en hoogwaterlandschap (geomorfologie, archeologie, cultuurhistorie, ecologie en rivierverruiming) en anderzijds het functioneel-ruimtelijke gebruik (landbouw, toerisme en recreatie, exclusief wonen, zorg). De resultaten zijn bijeengebracht in hoofdstuk 4 Verkenning & preview. Ter ondersteuning van deze activiteiten hebben twee bijeenkomsten en een atelier van de projectgroep plaatsgevonden. Ook werd een veldverkenning met gebiedskenners georganiseerd. De aanpak werd vastgesteld, inzichten en specifi eke gebiedskennis werden uitgewisseld. Deze activiteiten hebben mede geleid tot het bepalen van de uitgangspunten, het globaal aftasten van de ruimtelijk-functionele speelruimte en tot het verkennend schetsen van hoogwatermaatregelen en de daaruit volgende kansen en mogelijkheden. Daarmee werd tegelijk een aanzet gegeven tot het opstellen van integrale ordeningsprincipes. Visie Met behulp van de uitkomsten van alle verkenningen en de diverse expert previews heeft de projectgroep een set van integrale ordeningsprincipes geformuleerd, die aan de belangenhouders ter beoordeling is voorgelegd. Dat gebeurde tijdens twee opeenvolgende interactieve stakeholdersbijeenkomsten – de eerste had als thema landbouw en natuur, de tweede landbouw en overig gebruik. Het interactieve karakter van de bijeenkomsten bestond erin dat stakeholders zich groepsgewijs over een aantal prikkelende stellingen bogen. De stellingen hadden betrekking op de diverse kansen dan wel ontwikkelingsmogelijkheden die bepaalde rivierverruimingsmaatregelen kunnen hebben voor landbouw, toerisme en overig ruimtegebruik in het Maasdal. De deelnemers werd nadrukkelijk gevraagd niet alleen een oordeel over de stellingen te geven maar ook constructief en creatief mee te denken over mogelijke alternatieven. Hoewel de bijeenkomsten ook de nodige gevoeligheden blootlegden en duidelijk maakten waar haken en ogen zaten, leverden ze een schat aan ideeën en inzichten op, waarvan in het verdere verloop van de visievorming dankbaar gebruik is gemaakt. In elk geval zijn de integrale ordeningsprincipes – mede op basis van alle input van stakeholders – aangepast en verfi jnd; daarmee werd meteen het fundament gelegd voor de gewenste kwaliteitsslag. Deelplannen en kaderprogramma De visie is uitgewerkt in een kaderprogramma, dat is opgebouwd uit een scenario van deelplannen met bijpassende kaarten, compleet met een actiematrix. De deelplannen zijn gebiedsdekkend en overlappen elkaar soms. In de deelplannen zijn uitgangssituatie, streefbeeld en actievoorstellen beschreven in de context van de te realiseren bijdrage aan de rivierruiming. Zo komen alle relevante ontwikkelingsaspecten aan de orde, zowel voor de korte (quickwins), de middellange als de lange termijn. Formele vaststelling De defi nitieve versie van dit Masterplan Maasdal zal na goedkeurig door de opdrachtgevende gemeenten formeel worden vastgelegd. Die vaststelling valt, net als het bepalen van eventuele vervolgstappen, buiten de scope van het Masterplan.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 25 LANDSCHAP / GROENE VISIE HOOGWATER / BLAUWE VISIE BASISKAART UITGANGSLANDSCHAP hard en zacht HOOGWATERLANDSCHAP hard en zacht SPEELRUIMTE PERSPECTIEF NATUURLANDSCHAP PERSPECTIEF GEBRUIKSLANDSCHAP PERSPECTIEF HOOGWATERLANDSCHAP MEERWAARDE CONCEPT MASTERPLAN DEFINITIEF TOETSINGSKADER PROJECTEN  GLOBAAL UITVOERINGSPROGRAMMA bepalen STRATEGIE, SPELREGELS EN VERVOLG  ambities versus budget: KOSTEN EN BATEN VERHOUDING DEFINITIEF MASTERPLAN INTENTIEOVEREENKOMST CONSENSUS VISIE INVENTARISATIE VOOR BEREIDEN

De Maas bij Well

4 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 27 VERKENNING & PREVIEW Verkennen... In het kader van dit Masterplan heeft een verkenning annex analyse plaatsgevonden van alle informatie die voor de gewenste toekomstige ontwikkeling van het Masterplangebied relevant is. Die informatie is verzameld via bronnenonderzoek, een aantal thematische (veld) verkenningen en een onderzoek naar de beleidscontext, inclusief lopende projecten. We geven eerst een globale beschrijving van het Masterplangebied (4.1) en gaan vervolgens in op de verkenningen. De Verkenning Landschap (4.2) bestaat uit : Hoogwaterveiligheid 2050/2100, Geomorfologie, Archeologie, Cultuurhistorie, en Ecologie & Biodiversiteit. De Verkenning Gebruik (4.3) richt zich achtereenvolgens op Verbindingen & Toegankelijkheid, Landbouw, Toerisme & Recreatie, Zorg en Wonen. ...en vooruitkijken De resultaten van verkenning en analyse vormen tezamen de beschikbare speelruimte – zowel ruimtelijk als functioneel: het kader waarbinnen nieuwe ontwikke lingen kunnen plaatsvinden. In ‘expert previews’ wordt – vanuit het specifi eke verkenningsperspectief –nadrukkelijk vooruitgekeken: welke ontwikkelingskansen zijn er, en waar, in welke delen van het Maasdal? Met welke randvoorwaarden moet rekening gehouden worden en welke risico’s zijn er? De invalshoek is vooral positief: wat zijn de mogelijkheden, wat zijn de kansen en welke meerwaarde kunnen die opleveren, zowel integraal als voor de diverse sectorale belangen? Deze previews resulteren in zogenaamde ‘uitgangspunten voor ontwikkeling’. Gebiedsontwikkeling in het Maasdal Verruimingsmaatregelen in de uiterwaarden ten behoeve van de hoogwater veiligheid zijn het meest eff ectief in lager gelegen gebieden langs of in de nabijheid van de Maas. Voor de drie Noord-Limburgse gemeenten vallen die gebieden vrijwel geheel samen met het Maasdal. Het zal dan ook niet verbazen dat de gebiedsontwikkeling in het Maasdal – meer dan waar ook in de regio – in sterke mate beïnvloed wordt door de Taakstelling Hoogwaterveiligheid 2050/2100. Of gewenste ontwikkelingen binnen het Maasdal al dan niet doorgang kunnen vinden, hangt daarom af van de mate waarin hoogwaterveiligheid gediend is. De hoogwaterveiligheid is hierbij randvoorwaardelijk. Gebiedsontwikkeling gaat, voor wat het Noord-Limburgse Maasdal betreft, dus altijd hand in hand met het realiseren van hoogwaterveiligheid. Kansen en hoogwaterveiligheid De hoogwatertaakstelling impliceert een aanzienlijke ruimteclaim op het Maasdalgebied, die een inperking zou kunnen inhouden van de ‘ontwikkelingsvrijheid’ binnen het Maasdal. Daarbij bestaat het niet ondenkbeeldige risico dat rivierverruimingsmaatregelen kunnen leiden tot een ingrijpende aantasting van het kwetsbare uiterwaardenlandschap met zijn

bijzondere kernkwaliteiten. Met name zomerbedverbreding, ontgrondingen die resulteren in grootschalige permanente plassen en nevengeulen, en vlaksgewijze weerdverlaging hebben verregaande gevolgen voor kernkwaliteiten op het gebeid van aardkunde en archeologie. Toch liggen er wel degelijk kansen, tenminste als de gebiedsontwikkeling op een verantwoorde en evenwichtige wijze wordt aangepakt. In dit Masterplan willen we daarom onze energie en creativiteit primair richten op de mogelijkheden en de kansen die rivierverruiming te bieden heeft. Dat willen we doen door de ontwikkeling van integraal en uitgebalanceerd pakket aan ruimtelijke deelplannen, die de regionale ambitie maximaal verenigen met de Taakstelling Hoogwaterveiligheid 2050/2100. Rivierruiming en vrijkomend grondvolume Gangbaar is dat rivierverruiming direct gekoppeld wordt aan delfstoff enwinning; zo wordt geld verdiend en werk met werk gemaakt. Voor deze gebiedsvisie wil de regio die gangbare koppeling niet langer primair stellen. Ze pleit voor een integrale, meerdimensionale benadering. Een benadering waarbij hoogwatermaatregelen bij voorkeur zodanig worden gepositioneerd en gedimensioneerd, dat eerst en vooral nieuwe kansen staan voor welvaart en omgevingskwaliteit. Delfstoff enwinning wordt daarmee secundair - maar wordt zeker niet uit het oog verloren. Voor welke hoogwatermaatregelen ook gekozen wordt, rivierverruiming impliceert altijd vrijkomend grondvolume. Voor het Masterplangebied is de randvoorwaardelijke waterstandsverlaging in het kader van de Hoogwatertaakstelling 2100 zo omvangrijk dat je gerust kunt spreken van een gigantisch vrijkomend grondvolume. De vraag is dan: wat gaat er met die vrijgekomen gronden gebeuren? Op die vraag wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5, Visie.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 29 Het stroomgebied van de Maas (bron: Wikipedia) 4.1 GLOBALE BESCHRIJVING MASTERPLANGEBIED Begrenzing plangebied en studiegebied Het plangebied waarop dit Masterplan Maasdal in essentie betrekking heeft, wordt aan de westzijde begrensd door de (hartlijn van de) Maas en aan oostzijde door de oude rijksweg N271. In het zuiden vormt de gemeentegrens van Bergen vlak bij de monding van het Geldernsch-Nierskanaal bij De Hamert de grens en in het noorden de gemeentegrens van Mook en Middelaar bij de spoorbrug over de Maas bij Mook. Het plangebied is circa 36 km lang en vrij smal. Het varieert in breedte van slechts enkele tientallen meters in het uiterste zuiden en het uiterste noorden tot zo’n 2 à 2,5 km ter hoogte van Leukermeer (Well), Diekendaal (Heijen) en Plasmolen. Het studiegebied is echter aanmerkelijk ruimer opgevat. Waar dat vanwege de onderlinge verbanden relevant is, worden grensoverschrijdende voorstellen gedaan. Dit om een meer uitgebalanceerd beeld te verkrijgen van de haalbaarheid van de hoogwatertaakstelling 2050/2100, wordt de ‘Brabantse zijde’ kwantitatief meegenomen bij de hydraulische berekeningen. De Maas Voordat de Maas het Masterplangebied passeert, heeft zij al een afstand van bijna 800 km afgelegd. Ze ontspringt op circa 400 meter hoogte bij het Noord-Franse plaatsje Pouilly-en-Bassigny op het Plateau van Langres, 100 km boven Dijon. Bij Eijsden, even ten zuiden van Maastricht, komt de Maas ons land binnen. De tegenwoordige hoofdstroom komt uit in het Haringvliet en mondt vervolgens uit in de Noordzee. Het totale stroomgebied van de Maas, het gebied dus waarvan de Maas het oppervlakte water afvoert (vandaar in het Engels: ‘Water Catchment Area’), is ruim 35.000 km2 groot en ligt verspreid over Frankrijk, België, Luxemburg, Duitsland en Nederland. Het bestaat uit een stelsel van zo’n 260 zijrivieren, vertakkingen en beken – waarvan maar liefst 180 alleen al in Nederland. In het Masterplangebied zijn dat onder meer het Geldernsch-Nierskanaal, de Molenbeek, de Heukelomsebeek, de Eckeltsche Beek, de Niers en de

30 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Tielebeek. Het stroomgebied van de Maas in Nederland is circa 8000 km2 groot. Regenrivier De Maas is een regenrivier met een totaal verval van zo’n 400 m, hetgeen betekent dat waterpeil en debiet sterk kunnen fl uctueren, afhankelijk van het seizoen en de actuele regenval. Om scheepvaart mogelijk te maken wordt het 250 km lange Nederlandse traject van de Maas vrijwel volledig gestuwd, dat wil zeggen kunstmatig op een hoger peil gehouden. Alleen op de Grensmaas – het meest zuidelijke deel van de Maas tussen Maastricht en Roosteren dat gedeeld wordt met België – is geen scheepvaart mogelijk. Daar stroomt en kronkelt de rivier vrij en ongestuwd. Schepen nemen in plaats van de Grensmaas het 36 km lange Julianakanaal. In Limburg onderscheiden we drie deeltrajecten: de Bovenmaas, de al genoemde Grensmaas en de Zandmaas. Voor elk van deze deeltrajecten worden door de provincie Limburg in samenwerking met belanghebbende publieke en private partijen plannen ontwikkeld en/of al uitgevoerd. Dit Masterplan behandelt de Zandmaas. Natuur en landschap Geomorfologisch gezien is de Maas goeddeels verantwoordelijk voor de landschappelijke verschijningsvormen in het gebied. Kenmerkend zijn de Maasterrassen die trapsgewijs uitgesleten zijn in opeenvolgende geologische perioden, waarbij de oudste terrassen het hoogst liggen en het verst van de rivier. Maar ook de unieke Maasduinen die ontstaan zijn doordat rivierzand in droge perioden door de wind tot een grillig patroon van parallel lopende ruggen opgestoven werd. Verder is er in het uiterste noorden nog de stuwwal bij Mook – in de voorlaatste ijstijd door het noordelijke landijs opgeduwd – waar voorlangs de Maas scherp afbuigt in westelijke richting. Deze landschappen hebben hun eigen bijzondere biotopen met vaak zeldzame fl ora en fauna en verlenen dit deel van NoordLimburg zijn uitzonderlijke biodiversiteit en zijn hoge ecologische waarde. Door de rijke natuur, de vele afwisselende landschappen en de soms markante hoogteverschillen heeft het gebied een hoge belevingswaarde en oefent daarmee een grote aantrekkingskracht uit op toeristen en dagrecreanten. Globale historische ontwikkeling De Maas is verantwoordelijk voor een helder landschappelijk ’ritme’, dat sterk de culturele inrichting van het Maasdal bepaalde: wei- en hooiland in de lagere delen, bewoning en akkercomplexen op de ruggen. De bewoning concentreerde zich aan de rand van de dalvlakte (het Late Dryas terras) opzij van het winterstroombed vaak bij de monding van een beek, hetgeen leidde tot een kenmerkend cultuurlandschap met langgerekte eenheden in de lengterichting van de stroomdalvlakte. Een landschap dat eeuwenlang op min of meer natuurlijke wijze correspondeerde met de grillen van de Maas. De Maas is dus vanouds de voornaamste structuurdrager van het gebied en aan en langs die Maas hebben zich dan ook alle belangrijke ontwikkelingen voltrokken: demografi sch, sociaaleconomisch, natuur- en cultuurhistorisch. In het Neolithicum, de Nieuwe Steentijd, vond een grote sociale verandering plaats. Jager-verzamelaars gaven hun zwervend bestaan op om zich blijvend te vestigen en zelf vee te houden en gewassen te verbouwen. Ergens tussen 5000 en 1200 v. Chr. vestigden zich op de hogere delen langs de rivier de eerste boeren, waarschijnlijk van Keltische oorsprong. In het Maasdal zelf was de bodem slibrijk en voedselrijk, maar de oude geulen waren nat, venig en moerassig. Rond het begin van de jaartelling verschenen met de komst van de Romeinen nieuwe veelal Gallo-Romeinse nederzettingen langs de rivier, die soms ook in de Merovingischeen Karolingische periode nog bewoond waren. In de Middeleeuwen ontstond op de hoger gelegen schrale zandgronden de zogenaamde ‘potstalcultuur’, genoemd naar de stallen waarin schapenmest en heideplaggen werden opgepot en gebruikt als mest voor de voedselarme bodem. De voor het Maasdal zo karakteristieke rivierdorpen Well, Aijen, (oud-) Bergen, Aff erden, Heijen, Milsbeek, Middelaar en Mook en het vestingstadje Gennep ontstonden in diezelfde periode en hadden allemaal van oudsher een duidelijke relatie met de rivier. Door de opkomst van het spoortransport en later het gemotoriseerd wegverkeer verfl auwde de oriëntatie op de Maas. Met name de aanleg van de oude rijksweg N271 zorgde ervoor dat de meeste dorpen en stadjes zich van de rivier afkeerden en zich richtten naar deze nieuwe verkeersader en sindsdien belangrijkste economische structuurdrager. Alleen Well, Aijen, (oud)-Bergen en Mook liggen nog ‘echt aan de Maas’, maar ook niet meer dan dat. Gennep is meer op de Niers gericht.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 31 Rivierdorp Well

32 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Economisch en strategisch belang Het gebied is altijd van groot (militair-)strategisch belang geweest. Tijdens de Romeinse periode lag er in de eerste eeuwen na Christus waarschijnlijk een doorwaadbare plaats met een Gallo-Romeinse nederzetting ter hoogte van de huidige spoorbrug in Mook. In de vierde eeuw zorgde een Romeinse brug bij Cuijk voor een vaste oeververbinding met de aldaar gelegen versterkte legerplaats. Vermoed wordt dat ook ter plaatse van het Genneperhuis een Romeinse fortifi catie heeft gelegen. In de Middeleeuwen en lang daarna was de Maas een essentiële transportader. Mook was een belangrijke tol- en overslagplaats voor goederen naar en van Nijmegen. Op strategische plekken langs de Maas werden kastelen gebouwd (Kasteel Heumen, Middelaershuys, Genneperhuis, Kasteel Heijen, kasteel Well, kasteel de Stalbergh). Veel plaatsen en kastelen die direct aan de rivier lagen, spekten eeuwenlang hun kas met tolheffi ng op de rivier. Tijdens de 80-jarige oorlog raakten Spaanse en Staatse troepen met regelmaat slaags in Noord-Limburg. Tijdens de slag op de Mookerheide (14 april 1574) gebeurde dat bij Mook. Het Genneperhuis was in deze roerige tijden van bijzonder strategisch belang en wisselde meermalen van bezetter. Eerst werd het in 1599 door de Spanjaarden ingenomen en vervolgens door de Staatsen in 1602 weer heroverd; in 1635 werd het opnieuw door de Spanjaarden bezet en versterkt (de omvangrijke kroonwerken ontstonden), maar in 1641 werd het tijdens het beleg van Gennep door Frederik Hendrik heroverd (de circumvallatielinie werd toen aangelegd). In 1672 werd het Genneperhuis tijdens de Spaanse Successieoorlog door de Fransen ingenomen en in 1710, opnieuw door een Frans leger, verwoest. De stenen zijn in Gennep gebruikt voor de bouw van huizen en muren. Ook in de Tweede Wereldoorlog is het gebied zwaar bevochten. In mei 1940 tijdens de Duitse inval maar vooral in de herfst en de winter van 1944/45 in de nasleep van de operaties ‘Market Garden’ en ‘Veritable’ (de beslissende geallieerde aanval op het Rijnland). Met name Gennep, Milsbeek, Mook en Middelaar (compleet verwoest) hebben zwaar te leiden gehad van de oorlogshandelingen. Huidige demografi e en bedrijvigheid Het grondgebied van de drie opdrachtgevende gemeenten is langgerekt en smal. Het ligt als het ware ingeklemd tussen de provincies Brabant, Gelderland en het dichtbevolkte Duitse Rheinland-Westfalen. In het noorden is de sterke regionale invloed voelbaar van het KAN, het stedelijk knooppunt ArnhemNijmegen, in het zuiden die van Venlo. En verder naar het westen vinden we de sterke stedelijke ontwikkelingen rond Den Bosch en Eindhoven. Voorts zijn er Van boven naar beneden: de jachthaven bij ‘t Leukermeer, de steenfabriek bij Afferden en het bedrijventerrein bij Heijen

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 33 vooral sociaal-maatschappelijke relaties met de gemeenten in het Land van Cuijk aan de overkant van de Maas. Het gebied van de drie Noord-Limburgse gemeenten is relatief dunbevolkt. Er wonen in totaal nog geen 40.000 mensen, verdeeld over 16 kernen (Bergen per 1 januari 2012: 13.294; Gennep per 1 april 2011: 17.369; Mook en Middelaar per 1 april 2011: 7.924). Hoewel de bevolkingsgroei is afgevlakt en men als gevolg van vergrijzing en ontgroening (het wegtrekken van jonge mensen) krimp verwacht, wordt verondersteld dat gebieden die binnen de invloedssfeer van stedelijke conglomeraten liggen, lichte groei tegemoet zouden kunnen zien. Ten opzichte van 2009 (38.540) is het totaal aantal inwoners in 2011/2012 (38.587) in elk geval heel licht gestegen; bron: CBS). De bevolkingsdichtheid van het eigenlijke Masterplangebied is vele malen geringer. Alleen de kernen Well, Aijen, (oud-)Bergen, Heijen, Middelaar en een – kleiner – deel van de kernen Mook en Milsbeek liggen binnen de grenzen van het plangebied. De bedrijvigheid in het Masterplangebied is voornamelijk agrarisch van aard; daarnaast vinden we bij de Mookerplas en het Leukermeer sterke concentraties van toeristisch-recreatieve functies (zwemstrand, ligweide, horeca, campings, jachthavens). Binnen het Masterplangebied bevinden zich alleen bedrijventerreinen in Milsbeek (binnendijks), Heijen (langs de Haven) en Aff erden (steenfabriek). Nieuwe bedrijventerreinen zijn niet gepland. Naar demografi e en bedrijvigheid binnen de drie gemeenten is in het kader van de Regiovisie al uitgebreid onderzoek gedaan. Hoogwaterveiligheid en taakstelling Zoals gezegd heeft de Maas met haar grillige karakter het Maasdal in sterke mate gevormd. In het verleden waren er geen stuwen en werd de Maas tijdens droge tijden een ondiepe rivier zoals dat bij de Grensmaas nog het geval is. Hoogwaters kwamen regelmatig voor, maar de bewoners waren daarop ingesteld. Vandaag de dag kent het Maasdal een Maas die tijdens lage afvoeren gestuwd is en die aan Limburgse kant bij hoogwater afgegrensd is van bebouwing door waterkeringen die om de woonkernen zijn aangelegd. Doordat de Maas een regenrivier is, hebben de hoogwaters een grillig verloop. Het vroeger onvoorspelbare gedrag van de Maas is overigens wel steeds meer voorspelbaar geworden dankzij modellen waarmee op korte termijn betrouwbare hoogwatervoorspellingen kunnen worden gegeven. Daardoor is het ook mogelijk om bijvoorbeeld demontabele keringen – als onderdeel van de bestaande waterkeringen – tijdig te kunnen plaatsen. Met het verhogen van de waterkeringen wordt de zogenaamde ‘overschrijdingskans’ verkleind van circa eens per 50 jaar naar eens per 250 jaar wordt het land achter de waterkeringen steeds beter beschermd. De bewoners van Limburg hebben recht op deze verhoogde bescherming. Dat is zo geregeld in de Wet op de Waterkering (WoW). Deze wet anticipeert op de klimaatverandering die onafwendbaar zijn loop neemt. Want de Maasafvoeren en waterstanden zullen door de klimaatverandering vrijwel zeker van karakter veranderen. De hoogwaterafvoeren vanuit het hele stroomgebied zullen hoger worden en langer duren. Daar zit de crux. We zullen ons immers op die toenemende, frequentere en deels onvoorspelbare watervolumes moeten voorbereiden. Voor verdere informatie verwijzen we naar de offi ciële rapporten, zoals het rapport van de commissie Veerman ‘Samen werken met water’ en naar de bevindingen van de Deltacommissie 2008 ( www.deltacommissie. com).

34 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.2 VERKENNING LANDSCHAP 4.2.1 Hoogwaterveiligheid 2050/2100 4.2.1.1 Verkenning Taakstelling Bij het handhaven van de hoogwaterveiligheid van onze grote rivieren in de toekomst wordt het begrip ‘hoogwatertaakstelling’ of kortweg ‘taakstelling’ gehanteerd. Dit begrip komt in dit Masterplan meerdere keren aan de orde en wordt hier daarom kort toegelicht. De achtergrond van het taakstellings-begrip is dat het beleid erop gericht is dat de afvoercapaciteit van de rivier in de toekomst actief wordt verbeterd om de waterstanden tijdens extreem hoogwater niet verder te laten stijgen wanneer de hoogwaterafvoeren in de rivier in de toekomst toenemen door klimaatverandering. De taakstelling geeft daarmee aan hoeveel de waterstanden langs de rivier moeten worden verlaagd bij toename van de afvoeren, zodat ze feitelijk niet hoger worden dan de huidige maatgevende waterstanden. De beleidskeuze om waterstanden niet verder te laten stijgen bij hogere extreme afvoeren wordt al toegepast in het kader van Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken en naar verwachting zal dit beleid ook in de toekomst worden voortgezet. Het niet verder laten stijgen van de maatgevende waterstanden betekent ook dat de dijken in de toekomst niet verder hoeven te worden verhoogd. Dit geldt overigens pas vanaf het moment dat de dijken ´op orde zijn´: voor de Maas wordt hier op sommige plaatsen nog aan gewerkt. De waterstanden moeten dus, conform de taakstelling ten opzichte van ‘niets doen’ worden verlaagd. Dit kan door rivierverruiming en bijvoorbeeld verkleining van de ruwheid. Verkleining van de ruwheid, of het handhaven van een zekere gewenste ruwheid, is een beheersmaatregel waarbij vegetatie moet worden beheerst en wordt hier niet meegenomen bij de inrichtingsplannen. Voor het Masterplan is alleen de rivierverruiming van belang. Opgemerkt wordt dat de taakstelling afhankelijk is van de tijdshorizon die in beschouwing wordt genomen. Voor het Masterplan Maasdal is een doorkijk naar 2100 relevant. Door de lange tijdshorizon is de taakstelling ook navenant groot. De taakstelling wordt bepaald door berekeningen uit te voeren met een representatief rekenmodel. Dit gebeurt voor de zogenaamde referentiesituatie (die is hier gedefi nieerd als de situatie na uitvoering van de Maaswerken). Vervolgens worden de waterstanden doorgerekend bij de hogere normafvoer die voor het jaar 2100 wordt verwacht. In de laatstgenoemde situatie zijn er (nog) geen rivierverruimende maatregelen toegepast. Het verschil in waterstanden in lengterichting van de rivier (in de as) tussen de eerste en tweede situatie is de taakstelling, zoals in fi guur 1 voor het Maasdal is weergegeven. Toelichting: De fi guur geeft voor het gehele NoordLimburgse traject van de Maas aan hoever de waterstand ter plaatse moet worden verlaagd om waterstandsverhoging in de toekomst te voorkomen. De rivier stroomt van links naar rechts: links is het bovenstroomse deel van het Maasdal, rechts het benedenstroomse deel. Ter oriëntatie zijn kenmerkende dorpen langs de Maas en kenmerkende bruggen over de Maas aangegeven. Verticaal staat het waterstandseff ect aangegeven in meters. De lijn geeft aan in hoeverre de waterstand door maatregelen verlaagd moet worden om bij nul uit te komen (dit is de rode lijn). Zo moet helemaal bovenstrooms de waterstand met ongeveer 60 cm worden verlaagd (taakstelling is -0,6 m) en helemaal benedenstrooms met 0 cm. Dit laatste lijkt vreemd, maar er wordt van uitgegaan dat de waterstand in het Maasdal benedenstrooms van het plangebied ‘op orde is’ (dus dat daar precies aan de taakstelling wordt voldaan). Met rivierverruiming kan aan de taakstelling tegemoet worden gekomen. De dóórwerking van rivierverruiming is altijd vanaf de verruimingslocatie naar bovenstrooms toe, zij het wel in afnemende mate; dit gaat volgens het zogenaamde stuwkromme-verloop, waarbij in dit geval sprake is van een negatieve stuwkromme (verlaging is te beschouwing als negatieve stuwing). Rivierverruimende maatregelen werken niet door naar benedenstrooms, behalve voor de tijdelijke berging van een hoogwaterpiek, zoals de Lob van Gennep, maar dit wordt hier buiten beschouwing

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 35 dat ook grootschalige maatregelen met veel grondverzet worden uitgevoerd. Bij het Maasdal is er een grote uitdaging aan de benedenstroomse zijde van het plan. Dit is te zien in de nevenstaande fi guur: tussen Mook en de brug bij Oeff elt loopt de taakstelling naar bovenstrooms toe snel op. Dit betekent dat hier relatief veel moet worden verruimd. Dit is Figuur 1: taakstelling voor het Masterplan Maasdal gelaten. Meerdere verruimingsplannen zullen dus steeds naar bovenstrooms ‘cumulatief’ doorwerken en dit moet voor het voldoen aan de taakstelling dus op een dusdanige manier gebeuren dat idealiter precies op de nullijn wordt uitgekomen. Elke maatregel heeft echter een afwijkende doorwerking naar bovenstrooms: zo zal een grote maatregel praktisch gezien ook verder naar bovenstrooms doorwerken dan een kleine maatregel. Bovendien is de mate van doorwerking (in vaktermen: het stuwkrommeeff ect) ook afhankelijk van de locatie langs de rivier. Voor afzonderlijke plannen kan tot op zekere hoogte op basis van ervaring nog een inschatting worden gemaakt van de eff ectiviteit (bijdrage aan de taakstelling. Voor meerdere plannen en ook voor een nauwkeuriger bepaling van de eff ecten, zijn wederom berekeningen nodig met een rekenmodel. Door de ruimtelijke en rivierkundige complexiteit zal het dus in de praktijk nooit lukken om precies op de nullijn uit te komen en zal er altijd op sommige plaatsen extra verlaging optreden. De rivierverruiming kan op verschillende manieren plaatsvinden, die allemaal tot het gewenste doel kunnen leiden. Als de taakstelling groot is, zoals hier, is het echter onontkoombaar hier echter tegelijkertijd lastig omdat op dit traject relatief weinig ruimte aanwezig is. De taakstellingslijn laat dit feitelijk al zien: het snel toenemen van de taakstelling naar bovenstrooms toe is een aanwijzing van een relatief nauw riviertraject in de huidige situatie. Verder bovenstrooms in het plangebied zijn enkele grote plannen voorzien, zoals Maaspark Well en Hoogwatergeul OoijenWanssum. Deze maatregelen zullen een grote waterstandsverlaging geven, maar deze zullen geen doorwerking hebben naar benedenstrooms toe. Deze grote plannen hebben vooral een gunstig eff ect bovenstrooms van het Maasdalgebied. Een goede afstemming van de maatregelen in lengterichting, op te vatten als ´balansprobleem´ is daarmee als een grote uitdaging op te vatten voor het plangebied voor het Maasdal.

Noodzakelijke verhoging van de veiligheid (Maaswerken project) Het Maasdal heeft van oudsher met hoogwaters van de Maas te kampen gehad en deze hebben, in interactie met de mens, het Maasdal in sterke mate gevormd. Het Maasdal bevindt zich aan de Limburgse kant grotendeels in het zogenaamde ‘onbedijkte’ gedeelte, met hoge gronden die de overstromingen begrenzen. De hoogwaters van 1993 en 1995 en de daarmee gepaard gaande wateroverlast hebben duidelijk gemaakt dat er aan de veiligheid het nodige schortte. Om de veiligheid te verhogen zijn daarom grootschalige rivierverruimende maatregelen uitgevoerd en kaden aangelegd, dan wel verhoogd, in het kader van het project de Maaswerken; deze werken zijn in hun afrondende fase en zullen sowieso voltooid worden. In dit Masterplan Maasdal worden de Maaswerken dus als op zichzelf staande ontwikkeling meegenomen in de referentiesituatie (dit is de uitgangssituatie voor de berekeningen, waar de plannen mee worden vergeleken). In 2005 zijn de meeste Limburgse waterkeringen (tot dusver kaden genoemd) onder de Wet op de Waterkeringen (WoW) gebracht met een vastgesteld beschermingsniveau van 1/250 jaar. Zoals het er nu naar uitziet zullen ze om de 6 jaar getoetst worden aan de hand van de actuele situatie. De hiervoor benodigde toetspeilen worden formeel vastgelegd in de Hydraulische Randvoorwaarden (HR), die steeds worden geactualiseerd. Th ans is de HR2006 vigerend. N.B.: Overigens geldt voor het bedijkte gedeelte van de Maas buiten de provincie Limburg een beschermingsniveau van 1/1250 jaar. Dit beschermingsniveau geldt ook voor het grootste deel van de Brabantse zijde van de Maas. Doorkijk naar de toekomst Eerder uitgevoerde verkennende studies, zoals de Integrale Verkenning Maas-II (kortweg IVM2, 2006) en de zogenaamde Quickscan (‘Ruimte voor de Maas’; 2010) geven een doorkijk naar wat er op hoofdlijnen aan rivierverruiming nodig is voor 2050 én 2100. Zoals eerder aangegeven is hierbij het uitgangspunt, dat de hogere rivierafvoeren die straks als gevolg van klimaatverandering kunnen worden verwacht, niet mogen leiden tot hogere waterstanden dan de huidige 1/250 norm voor de Limburgse zijde van het Maasdal. Overigens geldt dit principe ook voor de waterstanden die horen bij een 1/1250 beschermingsniveau voor het bedijkte deel van het plangebied en voor de Brabantse zijde.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 37 Niets doen betekent dat de waterstanden tijdens extreem hoogwater verder oplopen. Zoals aangegeven is de taakstelling: de waterstandsverlaging die met maatregelen in de toekomst bereikt moet worden om op het oplopen van de waterstand tegen te gaan. Relevant in deze context is, dat de taakstelling in fi guur 1 de totale taakstelling betreft, die door rivierverruimende maatregelen zowel aan de Limburgse als aan Brabantse zijde moet worden gecompenseerd. Een harde verdeling van de wederzijdse bijdrage is er echter niet. Het is aan de Limburgse en Brabantse regio om dit goed met elkaar af te stemmen. Voor het Masterplan Maasdal is het uitgangspunt dat aan de Limburgse zijde wordt gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en haalbaar is. Wel is het zo, dat aan de Limburgse zijde in veel gevallen minder ruimte voor rivierverruiming aanwezig is dan aan Brabantse zijde. Feitelijk valt de Brabantse zijde buiten dit Masterplan. Om toch inzicht te krijgen in de haalbaarheid van de integrale plannen om aan de totale taakstelling te voldoen zijn veelbelovende maatregelen aan Brabantse zijde (zonder verdere ruimtelijke uitwerking) meegenomen bij het analyseren van het totale waterstandsverlagende eff ect. Taakstelling instrumenteel aan Regiovisie De reeds uitgevoerde studies (IVM2 en Quickscan) waren vooral ingestoken vanuit de ‘blauwe’ kant, met een sterke nadruk op een maximale rivierkundige eff ectiviteit. Hierbij is minder rekening gehouden met een integrale belangenafweging vanuit de regio. Bovendien waren de hoogwatermaatregelen vaak sterk indicatief en nogal grof geschematiseerd. In het Masterplan wordt dit omgedraaid: het ontwikkelen van een integrale visie voor de gebiedsontwikkeling wordt vooropgesteld. Deze dient te voldoen aan de taakstelling, maar doet primair recht aan de ontwikkelingen die de Regiovisie voor het Maasdal wenselijk acht. Omdat de benodigde rivierverruiming in principe op meerdere manieren kan worden verkregen, betekent dit dat binnen het Masterplan de taakstellende rivierverruiming in feite instrumenteel is aan de gewenste gebiedsontwikkeling. Onderdelen van de verkenning Tijdens de verkenning zijn de volgende activiteiten uitgevoerd. • Vaststellen van gepaste rivierverruimingsmaatregelen voor de Maas • Globale analyse van de uitgevoerde studies voor IVM2 en Ruimte voor de Maas; • Klaarmaken rekengereedschap en uitvoeren van oriënterende berekeningen; • Analyse van de taakstelling en overleg met Rijkswaterstaat over de uitgangspunten Naar aanleiding van deze activiteiten heeft een eerste overleg met de stakeholders plaatsgevonden over de aanpak en inzichten, en is er een veldverkenning georganiseerd. Deze activiteiten hebben mede geleid tot het vaststellen van de uitgangspunten, het globaal aftasten van de speelruimte en tot het vaststellen van de verdere aanpak. Ze hebben bovendien de aanzet gegeven tot het verder uitwerken van de integrale ordeningsprincipes. Typologie van relevante rivierverruimingsmaatregelen Globaal gesproken kunnen we voor de Limburgse kant kiezen uit een zestal hoogwatermaat regelen – al dan niet gecombineerd – en elk met zijn eigen consequenties en zijn voor- en nadelen: • Zomerbedverdieping Zomerbedverdieping als hoogwatermaatregel bestaat uit het wegnemen van bodemmateriaal. Binnen het project Maaswerken wordt in het noordelijk deel van het Maasdal, vanaf de stuw Sambeek al zomerbedverdieping toegepast. Zomerbedverdieping kan een eff ectieve maatregel zijn, maar doordat er een aantal nadelen en risico’s aan kleven zijn er vraagtekens te plaatsen bij de robuustheid van de maatregel. Het belangrijkste risico schuilt in de morfologische eff ecten. Vanwege de fi jne zanden in de bodemlagen van de Maas is het uitgesloten dat ongewenste complicaties optreden die de stabiliteit van het systeem in gevaar brengen. Het eff ect van verder verdiepen in het plangebied zal naar verwachting gering zijn omdat de maatregel al toegepast wordt door de Maaswerken. • Zomerbedverbreding Zomerbedverbreding als hoogwatermaatregel bestaat uit het wegnemen van oevermateriaal tot op het bodemniveau van de hoofdgeul. Dit kan een eff ectieve maatregel zijn, maar kent net als zomerbedverdieping morfologische risico’s. Zomerbedverbreding is ingrijpender dan de inrichting van of

38 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG het faciliteren van natuurvriendelijke oevers. Bij dat laatste zullen door de extra ruwheid hoegenaamd geen nadelige morfologische eff ecten optreden. Verder is zomerbedverbreding erg ingrijpend, omdat de vaak waardevolle oeverzones rigoureus worden weggenomen. Met zomerbedverbreding ontstaat als het ware een soort ‘watersnelweg’, die het water nog sneller afvoert. Toepassing van deze maatregel vraagt om een uitgekiend ontwerp i.v.m. de systeemgeometrie en de benedenstroomse eff ecten van de versnelde afvoer. • Weerdverlaging (uiterwaardverlaging) Weerdverlaging is een veel toegepaste rivierverruimingsmaatregel. Weerdverlaging is eff ectief voor het verlagen van de hoogwaterstanden. De maatregel heeft daarbij minder morfologische risico’s dan de hiervoor genoemde maatregelen. Weerdverlaging kan vlaksgewijs plaatsvinden, maar ook ‘profi elvolgend’ worden uitgevoerd. Het laatste heeft vanuit landschappelijk oogpunt de voorkeur. • Wegnemen obstakels (dwarsbedijkingen, veerstoepen, landhoofden bruggen) In het winterbed van de Maas bevinden zich obstakels die een opstuwend eff ect hebben, bijvoorbeeld (landbouw)wegen die soms als het ware dwarsbedijkingen vormen, in de stroom liggende veerstoepen en de landhoofden van enkele bruggen. Het wegnemen van landhoofden van bruggen, zeker wanneer deze het stroomprofi el robuust frustreren, kan zeer eff ectief zijn en heeft weinig nadelige morfologische eff ecten. • Meestromende nevengeul Bij rivierverruiming worden ook vaak parallelle geulen aangelegd, doorgaans met ‘nevengeulen’ aangeduid. Deze kunnen ‘tweezijdig aangetakt’ zijn met de hoofdgeul en daarmee permanent of nagenoeg permanent meestromend worden gemaakt. Ze zijn vaak landschappelijk en ecologisch zeer attractief, maar minder eff ectief voor hoogwaterstanddaling, tenzij ze worden gecombineerd met een bredere strook weerdverlaging, bijvoorbeeld in de vorm van het zogenaamde ‘accoladeprofi el’. • Hoogwatergeul Een hoogwatergeul is een niet permanent meestromende geul en wordt ook wel eens als ‘groene’ geul aangeduid, omdat de geul of een deel ervan gewoon kan begroeien en alleen tijdens hoogwater overstroomt. Vaak wordt een hoogwatergeul gecombineerd met het reactiveren van een oude strang of laagte in de uiterwaard. Globale analyse eerder onderzoek en eerste berekeningen De tot dusverre uitgevoerde studies laten zien dat er zeer grootschalige ruimtelijke maatregelen nodig zijn om op termijn aan de taakstelling te kunnen voldoen. De onderzochte maatregelen bestaan noodzakelijkerwijs voor een groot deel uit grootschalige uiterwaardverlaging. Eerder is al aangegeven dat de benodigde waterstandsdaling snel vanuit het benedenstroomse (noordelijke) deel van het plangebied wordt opgebouwd. Dit wijst op een nauw gedeelte in de rivier in de huidige situatie. In het bijzonder dáár zal een oplossing moeten worden gezocht door ook de Brabantse zijde te betrekken en zelfs dan kan daar moeilijk aan de taakstelling worden voldaan. Op het middelste deel van het plangebied lijkt de speelruimte groter, omdat het eff ect van rivierverruiming in bovenstroomse richting doorwerkt en de taakstelling daar vrij constant is. Verder bovenstrooms ligt een minder grote opgave, mede vanwege de gunstige doorwerking van een aantal grote (aanstaande) autonome projecten (Ooijen-Wanssum aan de westelijke kant en Maaspark Well aan de oostelijke kant). Rekengereedschap Ten behoeve van deze studie is een Maptable model gemaakt van het plangebied. Maptable is een interactieve digitale ontwerptafel, gebaseerd op het rekenmodel WAQUA. Van meet af aan was duidelijk dat Maptable een betrouwbaar en eff ectief rekeninstrumentarium is. Door vereenvoudigingen kunnen de eff ecten van gemaakte ontwerpen op waterstanden binnen circa 10 minuten worden doorgerekend met een nauwkeurigheid die voldoende bleek voor dit Masterplan. Uit de simulaties met Maptable kwam ook naar voren dat er goede mogelijkheden zijn voor een ruimtelijke invulling met respect voor behoud van de landschappelijke kwaliteiten.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 39 4.2.1.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling hoogwaterveiligheid Omdat een van de uitgangspunten is dat het plangebied zelf moet voorzien in het behalen van de taakstelling is voor het hydraulisch perspectief van de hoogwatertaakstelling onder meer gekeken naar de referentiesituatie en autonome ontwikkelingen, de status van OoijenWanssum en niet te vergeten naar een mogelijke verdeling van de taakstelling over de oostzijde (Limburg) en westzijde van de Maas (voornamelijk Brabant). Vanuit het streven naar landschappelijk ‘maatwerk’ is hydraulisch technisch berekend of het mogelijk is om in plaats van enkele grote, ook meerdere kleinere projecten uit te voeren (‘veel kleintjes maken één grote’). De uitkomsten van dit onderzoek hebben aangetoond dat dit nadrukkelijk het geval is. De volgende uitgangspunten zijn relevant voor toekomstige ontwikkeling: • ‘Maaswerken’ en HR2006 worden beschouwd als uitgevoerd (referentiesituatie) De werking van het retentiegebied Lob van Gennep wordt gegarandeerd. Dit heeft betrekking op de tijdige instroming van de Lob voor het afvlakken van de hoogwaterpiek, hetgeen mogelijk moet blijven. In de praktijk betekent dit dat we die instroming niet moeten blokkeren. Verder is de Lob van Gennep geen onderwerp van deze studie. • Voorgenomen ontwikkelingen met een grote kans van doorgaan worden kwantitatief mede in beschouwing genomen Het gaat hierbij om Maaspark Well en de Hoogwatergeul Ooijen-Wanssum. De hoogwater geul Well-Aijen is onderdeel van de Maaswerken en deze zit dus al in de referentiesituatie. • Het benedenstrooms van het plangebied gelegen Maastraject voorziet in zijn eigen opgave Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat in het Maastraject benedenstrooms van Mook geheel wordt voorzien in de opgave die daar geldt. Dat betekent dat er geen extra opgave wordt afgewenteld op het plangebied. Daarom start fi guur 1 met de taakstelling bij de benedenstroomse grens van het plangebied op 0 cm. Indien mocht blijken dat er daadwerkelijk sprake is van overruimte in de bijdrage aan de taakstelling aan de bovenstroomse zijde van een benedenstrooms gelegen gebied, dan kan bestuurlijk worden verkend of deze te verdisconteren is in de taakstelling. • De taakstelling wordt – naar redelijkerwijs mag worden aangenomen – verdeeld over plannen ten oosten én ten westen van de Maas De te realiseren waterstandsdaling geldt voor de as van de rivier. Ruimtelijke maatregelen kunnen gezocht worden over de volle breedte van het winterbed, dus zowel aan de Limburgse als aan de Brabantse kant. Dit is van belang omdat het plangebied van het Maasdal (voornamelijk) op de oostoever ligt. De Limburgse en Brabantse regio’s dienen hierover in gesprek te gaan en mogelijk kan ook de Deltacommissie te zijner tijd hierover met een advies komen. Ter wille van de werkbaarheid zijn we ervan uitgegaan dat men in het Maasdal aan de oostzijde redelijkerwijs doet wat mogelijk en haalbaar is en dat aan de westzijde op eenzelfde creatieve manier naar rivierverruiming wordt gezocht (combinatie van groen en blauw). Het Masterplan maakt dan de gevolgen zichtbaar voor de Limburgse inspanningen. Het ligt in de bedoeling om ook een Masterplan voor de Brabantse zijde op te stellen. Daarna kan nader overleg plaatsvinden over onderlinge afstemming van de plannen. • Verruiming dient allereerst te worden gezocht in maatregelen met geringe risico’s voor de stabiliteit van het systeem Robuuste, duurzame rivierverruimende maatregelen hebben de voorkeur. Maatregelen die een potentieel risico vormen voor de stabiliteit van zomerbed en winterbed van de rivier, en maatregelen die veel onderhoud vergen om de verruiming in stand te houden, dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Zomerbedverdieping en -verbreding zijn hiervan voorbeelden.

40 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG • Met een toekomstige wijziging van het stuwbeheer wordt geen rekening gehouden De stuwen in de Maas zullen op niet al te lange termijn moeten worden vervangen, maar hieromtrent en over een mogelijke heroverweging van het stuwbeheer bestaat op dit moment nog enige onduidelijkheid. Daarom wordt van het huidige stuwbeheer uitgegaan. Dit uitgangspunt is bijvoorbeeld van belang voor het vaststellen van de vergravingsniveaus en van de inrichting van meestromende nevengeulen. • Verkleining van het rivierbed is absoluut niet toegestaan Om een onbelemmerde afvoer van water, ijs en sediment te kunnen waarborgen, alsmede de vigerende gebruiksfuncties zonder extra maatregelen te kunnen faciliteren (dit geldt met name voor de scheepvaart), wordt de huidige rivierbedding niet verkleind. • Voorkomen van negatieve eff ecten op de hydraulica en de morfologie van het watersysteem Voor alle maatregelen geldt, dat negatieve hydraulische en morfologische eff ecten op het watersysteem ongewenst zijn. Tal van maatschappelijke functies zijn afhankelijk van een goede werking en stabiliteit van zomer- en winterbed. Deze dienen dan ook onverminderd in stand te worden gehouden. De maatregelen zullen te zijner tijd hierop getoetst moeten worden (dit valt buiten het kader van dit Masterplan). • Er is geen dwingende voorkeur voor grote projecten ten opzichte van veel kleinere projecten Wat de omvang van projecten betreft, biedt dit Masterplan de nodige vrijheid. Hoewel sommige plannen te kleinschalig zijn om een signifi cante bijdrage aan de hydraulische taakstelling te kunnen leveren, dragen ze signifi cant bij aan nieuwe, hoge ecologische waarden; ze zijn daarom feitelijk onmisbaar. Zeker als ze ook nog het oorspronkelijke landschap versterken. Voor de eventueel onontkoombare grote plannen geldt dat deze dusdanig moeten worden ingericht dat ze kleinschalige ontwikkeling elders niet beperken. • Natuurvriendelijke oevers zijn als neutraal te beschouwen Langs de Maas zijn en worden in de toekomst op grote schaal natuurlijke en natuurvriendelijke oevers aangelegd als ecologische corridors. Tot dusverre is altijd verondersteld dat deze niet bijdragen aan de taakstelling en daarmee hydraulisch neutraal zijn: ze geven geen waterstandsverlaging maar ook geen opstuwing. De stroomverruiming wordt namelijk teniet gedaan door de grotere hydraulische ruwheid, die gevolg is van toename van ruige vegetatie. Mede hierdoor en doordat deze herinrichting van de oevers al in een ander kader plaatsvindt wordt hieraan in het Masterplan verder geen aandacht gegeven.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 41 Zicht op de brug bij Well

4.2.2 Geomorfologie 4.2.2.1 Verkenning Markante geologische opbouw Noord-Limburgs Maasdal Het Masterplangebied maakt deel uit van een landschap met een, voor Nederlandse begrippen, markante geomorfologische opbouw. Een landschap dat gevormd is onder grootschalige en langdurige geologische processen. Aan de basis van dit landschap ligt het proces van tektoniek, waarin een bovenregionaal patroon is ontstaan van breuken, horsten en slenken. Een tweede bepalende factor in de landschapsvorming is de grootschalige klimaatfl uctuatie op de schaal van de ijstijden (glacialen), maar vooral ook de klimaatfl uctuaties binnen de laatste fase van de laatste ijstijd – het Weichselien met de overgang naar het Holoceen. De geologische gesteldheid van een landschap vormde het uitgangspunt voor de inrichting en het gebruik ervan in het verleden en biedt daardoor ook een natuurlijk kader voor ontwikkelingen in de toekomst. Voor het Masterplangebied zetten we deze processen door de tijd kort samengevat uiteen. Grootschalige langetermijntektoniek Ter hoogte van het Masterplangebied ligt de Maas in de ‘Slenk van Venlo’, een tektonisch dalingsgebied als reactie op het westelijk aangrenzende opheffi ngsgebied: de Peelhorst. De Peelhorst vormt een regionale waterscheiding tussen het Maasdal en het bekenstelsel van de Centrale Slenk (midden Brabant). Vanaf de Peelhorst mondt een groot aantal korte beken uit in de Maas, die met name in de benedenlopen diep ingesneden zijn. De Maas volgt het patroon van breuklijnen die binnen het Masterplangebied naar het noorden toe steeds meer wijken: de Maas kreeg meer ruimte waardoor het landschap van de Maasterrassen hier een veel groter oppervlak bestreek. Meest noordelijk buigt de Maas naar het westen af, samenhangend met de stuwwal van Nijmegen. Daar breekt de Maas min of meer door de Peelhorst heen. Het patroon van breuken, slenken en horsten heeft geleid tot een geleidelijke oostwaartse verplaatsing van de Rijn. In het Eemien (interglaciaal) heeft de Rijn het gebied verlaten, met achterlating van de zogenaamde Midden-Terrassen in de zone tussen de Maas en de Duitse

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 43 grens. Deze zone met Midden-Terrassen vormt een lokale waterscheiding waarvandaan korte, diep ingesneden beekloopjes afwateren op de Maas. De IJstijden: grootschalige en kleinschalige klimaatfl uctuaties • Saalien – ca. 370.000-130.000 BP (‘Before Present’): Als gevolg van de landijsuitbreiding en stuwwalvorming bij Nijmegen werd de gehele Rijnstroom naar het zuiden verlegd. De veel kleinere Maasstroom ging op in deze grote Rijnstroom die de oudste midden-pleistocene Rijnterrassen aansneed, waarbij markante steilranden werden gevormd (ten zuidoosten van Nieuw Bergen). • Eemien (ca. 130.000-110.000 BP): Gedurende het warme Eemien lag een grote meanderende Rijnstroom juist ten zuiden van de stuwwal van Nijmegen. De Maasafvoer ging op in deze Rijnstroom die zich insneed in de Rijnafzettingen uit het Saalien, hetgeen leidde tot de vorming van het Midden-Terras. • Weichselien (ca. 110.000-12.000 BP): De processen uit het Weichselien zijn vooral bepalend geweest voor de geomorfologische details die we tegenwoordig herkennen in het landschap. Gedurende het Weichselien, een koude periode met daarbinnen diverse relatief korte warme perioden, lag het landijs op enige afstand. Zowel de Maas als de Rijn werkten zich onder invloed van klimaatfl uctuaties geleidelijk naar een steeds lager terrasniveau. In warme perioden kregen de rivieren een meanderend karakter en sneden zich in. In koude perioden gedroegen de rivieren zich meer vlechtend en bouwden een nieuw terrasniveau op vanuit de nieuw gevormde dalvlakte. Het resultaat is een markant rivierterrassenlandschap waarin langs de Maas ten minste vijf niveaus kunnen worden onderscheiden. De hoogteverschillen tussen deze terrassen bedragen hooguit enkele meters, maar zijn als regionaal verschijnsel wel bepalend voor het patroon van de waterafvoer (van zowel Maas als haar zijrivieren). De Rijn verliet het Masterplangebied nog voor het einde van het Weichselien. De Niers nam het Rijndal pas in het holoceen als lokale meanderende rivier over. Opvallend is de vorming van de grote rivierduincomplexen gedurende de laatste koude fase van het Weichselien. Er trad op grote schaal verstuiving op waarbij vanuit droge rivierbeddingen zand werd uitgestoven en op aangrenzende hogere delen in de vorm van metershoge duinen werd afgezet. Stuifduinen vinden we behalve als grote aaneengesloten complexen op de oostoever van de Maas ook in het Maasdal als kleine lokale opduikingen, ontstaan op terrasruggen van het Late Dryas terras. • Holoceen (12.000- heden): De overgang naar het Holoceen werd gekenmerkt door een opvallende klimaatverbetering. Dit leidde tot een regelmatiger waterafvoer, afname van de sedimentlast en de vorming van een gesloten vegetatiedek. De Maas reageerde hierop met de vorming van één licht meanderende Maasgeul, die zich in de loop van het Holoceen steeds dieper insneed, als gevolg waarvan deze steeds minder vaak de omliggende vlakte kon overspoelen. De hogere terrasdelen binnen de dalvlakte bleven waarschijnlijk goed bewoonbaar. In de Romeinse tijd en vanaf de Late Middeleeuwen namen de overstromingsfrequentie en afvoerenpieken toe als gevolg van ontbossing van het achterland en leidden tot oeverafzettingen langs de Maas en op de hogere terrasdelen in de dalvlakte. De Niers gedroeg zich in deze periode als een lokale meanderende stroom en vormde enkele fraaie meanders en oeverwallen. Twee riviersystemen De dalvlakte van de Maas beslaat feitelijk twee totaal verschillende riviersystemen: enerzijds is er het Late Dryas-terras met een ‘wild’ patroon van vlechtende geulen met tussenliggende terrasruggen: brede, relatief ondiepe geulen en vergelijkbare brede relatief lage ruggen. Een helder landschappelijk ’ritme’, dat eeuwenlang richting gaf aan de culturele inrichting van het Maasdal: wei-hooiland in de lagere delen, bewoning en akkercomplexen op de ruggen. De bewoning concentreerde zich daarnaast langs de Maas, levensader van de regio. Dit resulteert in een cultuurlandschap met langgerekte eenheden in de lengterichting van de dalvlakte. De geulen die de natuurlijke overlaten vormden, slibden voornamelijk in de eerste helft van het Holoceen snel op maar daarna nauwelijks meer – samenhangend met een steeds diepere ligging van de Maas. Bij hoog water hadden de meestromende geulen blijkbaar voldoende kracht om sedimentatie te

44 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG voorkomen. Daarnaast is er de holocene Maasinsnijding: kronkelwaarden met de huidige geul. Deze beslaat in het zuiden van het Masterplangebied circa eenderde van het Maasdal, en verbreedt zich naar het noorden geleidelijk tot globaal de helft van het Maasdal. Kronkelwaarden zijn voor een belangrijk deel in de eerste helft van het Holoceen gevormd. Veel later (postRomeins) vond ook sedimentatie plaats van binnenbochten tegelijk met een verdere uitbouw van kronkelwaarden. Deze worden in tegenstelling tot het oude deel van de kronkelwaard gekenmerkt door dikke pakketten siltrijke afzettingen (de onder invloed van ontbossing en akkerbouw geërodeerde löss uit het achterland). Deze aardkundige tweedeling is een belangrijk gegeven voor de uitgangspunten voor ontwikkeling van het Maasdal. 4.2.2.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling geomorfologie • De Maas zou moeten worden aangehouden als ‘Moedergeul aller geulen’ bij de aanleg van nieuwe geulen. Het hele cultuurlandschap is geënt op die ene eeuwenoude watervoerende hoofdgeul. Grote diepe geulen in het achterland (Late Dryas terras) verstoren dit beeld; • Het geulenpatroon op het Late Dryas terras zou moeten worden benut als overloopgeulenstelsel Ga daarbij uit van ondiepe tijdelijk watervoerende brede geulen met eventueel een smalle diepe kern. Het uitgraven van de vlechtende geulen kan bijdragen aan een betere beleving van het cultuurlandschap (accentuering ruggengeulen); • Ruggen in het terrassenlandschap zouden behouden moeten blijven (met name de zones met ‘oude bouwlanden’) Lokale laagten daarin zijn eventueel te benutten om het patroon van overloopgeulen te verbinden; • Daar waar geologie en geomorfologie zich herkenbaar manifesteren, kan het verhaal van het onderliggende of fossiele landschap verteld worden. Aardkundige kernkwaliteiten zijn vanuit het oogpunt van natuur- en cultuurtoerisme interessant.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 45 De dijk bij het historische dorp Bergen gezien vanaf de Kerkstraat

46 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.2.3 Archeologie 4.2.3.1 Verkenning Lopend en reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek in het kader van de Maaswerken Grote aantrekkingskracht voor de mens Het Maasdal heeft gedurende het Holoceen een grote aantrekkingskracht gehad voor bewoning, beakkering en andere activiteiten. Vooral de Maasoevers kennen een hoge dichtheid aan archeologische vindplaatsen vanaf de Steentijd tot in de Nieuwe Tijd. De sporen daarvan concentreren zich op de ruggen van het Late Dryas-terras en op de Vroeg- en Midden-Holocene kronkelwaarden van de Maasgeul. Het minst vondstrijk zijn de terrasgeulen op enige afstand van de Maas, met juist weer een zeer hoge dichtheid aan bewoningssporen op de oostelijke aangrenzende Pleistocene hogere gronden (oudere terrassen al dan niet bedekt met rivierduinen). De hoogste dichtheid aan archeologische resten lijkt zich dus juist te concentreren op de beide randen van de dalvlakte (de oever van de Maas en de steilrand naar hogere gronden). Zeer hoge archeologische verwachting De hoge dichtheid aan bewoningssporen duidt op bewoningscontinuïteit en goede bewoonbaarheid van de dalvlakte gedurende het Holoceen. Hoog water werd op natuurlijke wijze opgevangen door het stelstel van Late Dryas geulen, waarbij men op de hoogste delen kon blijven wonen. De ‘hoogwater problematiek’ ging echter pas spelen vanaf de grootschalige Romeinse en Middeleeuwse ontbossingen met almaar toenemende fl uctuaties en piekafvoeren naar het heden. heeft aangetoond, dat grote delen van de dalvlakte van de Maas goed geconserveerde archeologische resten bevatten, vanaf de Midden-Steentijd tot de Late Middeleeuwen en recentere perioden. Tegelijk is veel meer inzicht verkregen in de paleogeografi sche opbouw van het gebied. Daarbij valt op dat de Maasgeul al in een vroege fase van het Holoceen haar grote meanderbochten heeft gevormd en zich nadien nauwelijks nog heeft verplaatst. De meanderbochten en huidige oevers van de Maas zijn daarmee zones gebleken met een zeer hoge archeologische verwachting. Dit blijkt onder andere uit het Zandmaasproject Well-Aijen, waar een zeer hoge dichtheid aan archeologische resten is vastgesteld. Op basis van vergelijkbare bevindingen elders langs de Maas is op de archeologische verwachtingskaart voor de drie gemeenten Bergen, Gennep, Mook en Middelaar aan de Maasoever een hoge archeologische verwachting toegekend. Ook de afgesneden meanders van de Maas ter hoogte van Boxmeer zijn gevormd in de eerste helft van het Holoceen en worden gekenmerkt door sporen van prehistorische activiteiten tot aan de voormalige Maasoevers. 4.2.3.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling archeologie • Kronkelwaarden van de holocene Maas moeten zoveel mogelijk intact blijven; met name ook vanuit de archeologische zorgplicht: er is immers een hoge dichtheid aan archeologische resten. Ruimte ligt hier wel in de meest jonge aanwassen, met name in de binnenbochten van de Maas (natuurlijke aanwas postRomeins) en daar waar sprake is van recentere op- en aanwassen uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd. Hier kan gedacht worden aan beperkte zomerbedverbreding en het weer uitgraven van de jongste, subrecente kronkelwaardgeulen. • Als er vergravingen noodzakelijk zijn, dan hebben reeds afgegraven delen vanuit archeologisch en landschappelijk oogpunt de voorkeur. • Daar waar archeologische verwachtingen hoog zijn en meer in het bijzonder waar relicten gevonden zijn, kan het bijbehorende verhaal verteld worden. Archeologische kernkwaliteiten zijn vanuit het oogpunt van natuur- en cultuurtoerisme altijd interessant. Hier zijn quickwins te behalen; denk aan de Romeinse brug bij Cuijk-Middelaar (Archeologisch Rijksmonument) en roofridderkasteel de Stalbergh bij De Hamert.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 47 Oude Maasmeander bij Heijen

48 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.2.4 Cultuurhistorie 4.2.4.1 Verkenning Verschillende cultuurhistorische landschappen In de rijke cultuurhistorie van het Maasdal vallen verschillende landschappen op, die elk een uiting zijn van een dimensie van het eeuwenlange leven met de Maas. Rijk aan sporen van het verleden en allerlei sferen oproepend, vormen die landschappen ‘verhalenbiotopen’: complexen van omstandigheden die de randvoorwaarden scheppen voor het vertellen en laten beleven van de unieke verhalen – de identiteit - van het Masterplangebied. De uitdaging is om ontwikkeling aan te wenden tot verbetering van de omstandigheden waarin de unieke verhalen van het Masterplangebied spreken. In het algemeen zijn de kernkwaliteiten van een streek bepalend voor de identiteit en de belevingswaarde. Ze vormen als het ware de bouwstenen voor een onderscheidende toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Met name het cultuurhistorisch erfgoed is van onschatbare waarde bij een betekenisvolle toeristisch-recreatieve ontsluiting. Cultuur- en natuurtoerisme worden steeds populairder. Hieronder wordt dat erfgoed aan de hand van een aantal van cultuurhistorische Maasdallandschappen nader belicht. Het agrohistorische landschap Al vroeg streek de mens neer op de oeverwallen. Vanaf die hoogten konden de boeren van twee walletjes eten: ze konden er droge voeten behouden en akkerbouw beoefenen. En ze konden munt slaan uit de vruchtbaarheid van de gronden van de omliggende overstromingsvlakte: de oevergronden van de holocene Maas en de broeken rond de Maasbeddingen van het laatglaciaal. Deze gronden stonden bloot aan invloed van rivier, zijstroompjes en kwel. Ze werden o.a. gebruikt voor beweiding en hooiwinning. Gestadig verrijken van akkers met mest en plaggen lijkt vaak te hebben geleid tot het ontstaan van enkeerdgronden op de oeverwallen. Dit kan zijn gebeurd in plaatsen als Middelaar, Heijen, HengelandAff erden-Gening, Heukelom-Bergen-AijenKamp, Elsteren-Well-Wellerlooi en Arcen. Voorstelbaar is dat de ontginning van de gronden van de overstromingsvlakte en het eeuwenlang gebruik van dit land vroegen om waterbeheersing. De gehuchten/dorpen in het Maasdal moeten al gauw hebben geprobeerd de invloed van de Maas op de omliggende oever- en broekgronden in te perken. Indruk maakt vooral een structuur van vermoedelijke dijkjes van Well via Elsteren, Kamp, Aijen en Bergen tot in Heukelom. Het strategische landschap In de Middeleeuwen werd de Maas ervaren als een bron van fortuin en macht. De rivier was van levensgrote betekenis voor handel en transport. Landsheren wilden graag een graantje meepikken van deze nering door tolheffi ng. Essentieel hiervoor was controle over de rivier in een ontoegankelijke omgeving. De waterrijke Maasoevers en de zompen van de laatglaciale Maasgeulen waren een plek par excellence voor tolburchten en andere sterkten. In de 80-Jarige oorlog maakte het Masterplangebied deel uit van een militair sleutelgebied. Een roemrucht feit dat de betekenis van dit gebied onderstreepte, was de “slag op de Mookerhei” in 1574. Listig opgesteld in de enge ruimte tussen Maas en stuwwalhoogte, verpletterden de Spanjaarden het leger van Lodewijk en Hendrik van Nassau. Duizenden soldaten sneuvelden in de strijd of verdronken in moerassen. Het gebied rond de Maas was voor de Spanjaarden van immense strategische waarde. Het vormde een springplank voor de verovering van de Rijnsteden in het Kleefse land en voor de opmars naar Kleef en Schenkenschans: de Staatse veste die de splitsing van Waal en Neder-Rijn beheerste. Geen wonder dat hier meermalen verwoed is slag geleverd. Ook in de Moderne Tijd viel het Maasdal weer op door zijn strategische ligging. Dat bleek in 1940 bij de inval van de Duitsers en later nogmaals in 1944 tijdens de opmars van de geallieerden. Al met al zijn de Maasoevers van het Masterplangebied op te vatten als één groot, met soldatenbloed doordrenkt slagveld. Het Sacrale landschap Duizenden jaren bewoond, kennen Masterplangebied e.o. legio verwijzingen naar godsvrucht en godvrezendheid, naar Keltisch, Germaans, Romeins en christelijk geloof. Zo herinneren de namen St. Jansberg en St. Maartenberg bij Middelaar aan de gewoonte om vreugdevuren te stoken rond Sint jan (24 juni) en Sint Maarten (11 november). En de veldnamen Duivelskuul en Duivelssteeg bij Aff erden lijken uitingen van een gedemoniseerde heidense cultusplaats. In rivieren, beekdalen en zompen werden

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 49 Kapelletje langs de Weideweg vlakbij Well

50 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG vaak voorwerpen – sieraden, munten, gebruiksartikelen, botten, soms zelfs menselijke lijken – achtergelaten als off erandes. Ook langs de Maas zijn zulke rituele deposities aangetroff en. Vooral oversteekpunten en samenvloeiingen van beken leken favoriet voor die off ergaven. Met name in de gemeenten Mook en Middelaar, Gennep en Bergen zijn archeologische vondsten met sacraal karakter gedaan. Niet toevallig zijn rond de Maas ook legio tekens van christelijk geloof te vinden, in het bijzonder kerken, kapellen en kruisen. Nog altijd wordt de Maas stichtelijk begeleid door een zoom van kerken, kapellen en veldkruizen, in Arcen, Wellerlooi, Well, Kamp, Heukelom, Aff erden, Gennep en Middelaar. Meerdere van deze heiligdommen vormen gekerstende heidense plekken van adoratie, oeroude cultusplekken langs de rivier waar oorspronkelijk de rivier en de vruchtbaarheid die hij bracht, kunnen zijn verheerlijkt. Landschap van riviernering Door de eeuwen heen ontstond rond de Maas allerlei nering die nauw verweven was met de rivier. Visserij, handel en transport maakten daar al vroeg deel van uit. Bijzondere aandacht verdient in dit verband het voorkomen van een groot aantal veerovergangen. Sommige ervan zijn duizenden jaren oud en vormden ooit doorwaadbare plekken – voorden – in de rivier. Bij de veerovergangen bestonden vaak ook aanleg- en losplaatsen voor schepen. Zoals bij de veren van Well, Boxmeer, Oeff elt en Gennep. De veerovergangen zijn symbolisch voor de betekenis – economisch, sociaal, godsdienstig en militair-strategisch Sint Antoniuskapel, Heukelom – van de verbindingen tussen de Brabantse zijde van de Maas – Zuid-Nederland - en de Rijnlandse zijde. Ondanks de komst van bruggen bestaan langs de Maas nog relatief veel veerverbindingen; deze benadrukken de intensiteit van de contacten over de aloude rivier.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 51 4.2.4.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling cultuurhistorie • Probeer bij rivierkundige maatregelen relicten en sferen van het verleden in te passen, Zo kunnen de omstandigheden voor het vertellen van het verhaal van een plek – de ‘verhaalbiotoop’ - worden versterkt; • Doe onderzoek naar oude stelsels van waterbeheersing; probeer die te laten doorschemeren in een natuurlandschap, zodat men de functie van oude waterkeringen kan ontdekken en de relatie ervaren tussen de Maas, de beken en andere zijstroompjes. Dat landschap met bijbehorende verhalen kan veel meerwaarde geven aan de beleving van de cultuurhistorie van het Masterplangebied. • Maak het strategisch landschap herkenbaar; respecteer de ontelbare eeuwenoude sporen van strijd, met name in het meest noordelijke deel van het Maasdal (Mook tot Gennep) en probeer relicten van verdediging en oorlog herkenbaar te maken (via beeldende kunst, dichtkunst, vertelkunst, muziek en theater). • Blaas oude bedevaartroutes nieuw leven in; langeafstandswandelroutes van Brabant naar Kevelaer, die vroomheid paren aan het ervaren van landschapsschoon en gastvrijheid. Een nieuw netwerk van oude bedevaartroutes kan – net als eertijds – een impuls geven aan de economie van het Maasdal. • Herstel oude (veer)verbindingen ; het reactiveren van oude veren biedt een prachtkans om de rivier en hiermee verweven cultuurhistorie te ervaren en om ruimte voor de rivier projecten aan beide zijden van de Maas onderling educatief en toeristisch te verbinden. • Probeer hoogwatermaatregelen te combineren met versterking of herstel van de relatie tussen woonkernen en rivier; meer ruimte voor de rivier zou zo worden beloond met meer gelegenheid om met volle teugen te genieten van de Maas, in het wonen, werken, recreëren en reizen.

4.2.5 Ecologie & biodiversiteit 4.2.5.1 Verkenning Opmerkelijk diverse biotiek In het noordelijke deel van het Masterplangebied bij Mook en Gennep is de steile stuwwalrand sinds mensenheugenis de begrenzing van de Maasvallei aan de oostzijde. Langs het Maasdal en het Niersdal werden waar de oeverwal te laag bleek en waar de rivierduinen ophielden, al vroeg kades aangelegd. De Maas is hier onderdeel van de ‘Bedijkte Maas’. Sinds de hoogwaters van eind vorige eeuw zijn in bijna het hele Masterplangebied nieuwe waterkeringen aangelegd. Op onderdelen en sluitstukken worden deze keringen zelfs nogmaals aangepast, verhoogd en geschikt gemaakt met het oog op de te verwachten hoogwaterafvoer in de toekomst. Het grootste deel van de Maas in het Masterplangebied maakt deel uit van de zogenaamde Zandmaas. De Zandmaas bestrijkt grofweg het traject van Roermond tot aan Gennep. Ze neemt een volstrekt eigen plek in tussen de Nederlandse riviertrajecten. De Zandmaas is namelijk onze enige Nederlandse terrassenrivier. Het fossiele landschap tot aan Middelaar vertelt haar verhaal. Een verhaal van tektonische bewegingen, opeenvolgende ijstijden met tussenliggende warme tijden, de insnijdende rivieren in gevecht met hydraulische weerstand en niet te vergeten de eeuwenlang verstuivende winden. In de geomorfologische verkenning (4.2.2.1) wordt dat verhaal meer uitgebreid verteld. Water dominante oerkracht Als we naar de gevolgen van al die op elkaar inwerkende oerkrachten kijken dan heeft met name het water hierbij een dominante rol gespeeld. De soms woeste rivier en haar voedende zijarmen hebben zich door de tijd terrasgewijs diep ingesleten. Het resultaat is het Maasterrassenlandschap met zijn markante terrasranden en dwars daarop de soms diep ingesleten dalen van beken en zijrivieren. In het overwegend zuidnoord georiënteerde, Noord-Limburgse Maasdal vormen deze oostwest georiënteerde dalen uitnodigende poorten in de terrassenwand. Door de geleidelijke overgang van laag naar hoog zijn ze elementair voor de ecologie; de dalen vormen zogenaamde ‘ecologische corridors’ van het Maasdal naar het achterliggende

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 53 landschap. Overigens zijn de wegen die dergelijke beekdalen volgen, ook interessant in toeristisch-recreatief opzicht. Unieke biotiek Wanneer je het watersysteem van het NoordLimburgse stroomgebied van de Maas van bovenaf beziet, doet het met al zijn vertakkingen en subvertakkingen denken aan het menselijk lymfesysteem. En zoals het lymfesysteem van essentieel belang is voor onze lichaamsfuncties, zo is het fi jn vertakte ‘groenblauwe’ watersysteem cruciaal voor de vitaliteit van de Maasvallei. Hoofdgeul, actieve en passieve nevengeulen, kwelkommen, zijrivieren en beken zijn stuk voor stuk onmisbare dragers van de ecologische structuur. Door de talrijke insnijdingen van oude riviergeulstelsels, wemelt het in de Maasvallei van ingesloten laagten en‘gradiënten’, (overgangen tussen hoog en laag, nat en droog) met een grote afwisseling aan bodemsoorten. Die grote geomorfologische verschillen, verspreid over een relatief klein oppervlak, vormen de grondslag voor een unieke zeer gediversifi eerde biotiek. We onderscheiden hierbij ondermeer de natuur van de Maas zelf als leefgebied en trekroute van stromingminnende vissoorten als winde, maar ook weer zeeprik, zeeforel en zalm. Deze vissoorten maken voor hun voortplanting weer steeds meer gebruik van de beken die in de Maas uitmonden. Hieraan ontlenen deze beken dan ook natuurwaarden naast specifi eke fl ora en fauna die zich tot de beken zelf beperken, zoals ondermeer bepaalde libellensoorten, kokerjuff ers en eendagsvliegen. Daarnaast herbergt het maasdal hoge natuurwaarden op het meestentijds droge deel van het dal. Dit varieert van stroomdalfl ora op droge kopjes met ondermeer thijmsoorten en sedums, via glanshaverhooilanden op vochtiger delen tot beekdalgraslanden langs de op het laagterras gelegen beken. In het maasdal komen ook nog autochtone populaties van bijzondere bomen en struiken voor die onze aandacht verdienen. Zeker de genoemde terrestrische natuurwaarden zijn moeilijk te vervangen en daarom gebaat bij behoud op de actuele groeiplaatsen. Bij ingrepen in het gebied dient hiermee rekening te worden gehouden. Met andere woorden: de grote geomorfologische verschillen staan garant voor een opvallend grote biodiversiteit, waarin talloze vaak zeldzame fl ora en fauna hun biotoop vinden. Voeg daarbij de opportunistische mens die eeuwenlang het landschap naar vermogen naar zijn hand heeft gezet en zodoende unieke cultuurlandschappen heeft gecreëerd. Deze van origine kleinschalige ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen zijn vaak heel verschillend van karakter, ze vormen levendige habitats voor zeer specifi eke soorten dieren en planten, soorten die nu sterk bedreigd zijn en op de rode lijst staan. Herstel van oorspronkelijke cultuurlandschappen is een hoogwaardige vorm van natuurontwikkeling. Herstel watersysteem cruciaal voor vitale ecologie In de tweede helft van de vorige eeuw heeft de Monding van het Gelderns-Nierskanaal vlakbij de Hamert, Wellerlooi

54 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG vitaliteit van dit riviersysteem in het algemeen sterk te lijden gehad van de mechanisatie van de landbouw en de aanleg van industriële havens met aanpalende bedrijventerreinen. De oorspronkelijk reliëfrijke uiterwaarden van Maas, zijrivieren en beken zijn veranderd. Ze zijn afgevlakt tot rationeel ingerichte landbouwgronden, die zich in niets meer onderscheiden van binnendijkse landbouwgebieden. Sinds de eeuwwisseling heeft de concrete uitvoering van renaturaliseringsprojecten al voor een substantieel herstel gezorgd van de ‘groenblauwe dooradering’. Verder herstel is echter noodzakelijk. Want alleen als dit groenblauwe netwerk helemaal hersteld is, vormt het een continue verbindende ecologische infrastructuur die de migratie van soorten tussen de diverse kernnatuurgebieden en unieke ecotopen mogelijk maakt. Het bestaan van royale natuurkerngebieden in combinatie met de mogelijkheid tot vrije uitwisseling staat garant voor een hoge biodiversiteit en een maximale veerkracht. Ook aandacht voor zijrivieren en beken Zijrivieren en beken hebben in potentie een hoge ecologische waarde die relatief snel te herstellen is. Goede voorbeelden daarvan zijn de Tielebeek en de Heukelomsche beek. In aansluiting op en in samenhang met de reeds lopende renaturalisatieprojecten en conform de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water willen we het watersysteem van het Noord-Limburgse stroomgebied van de Maas (weer) natuurlijk en veerkrachtig maken. Daarin worden zowel beekdalen als beken betrokken; het hele profi el wordt heringericht. Tegelijkertijd worden maatregelen genomen om de belasting met schadelijke stoff en uit bijvoorbeeld landbouw en riooloverstorten te verminderen. Speciale aandacht vragen de beekmondingen. De mondingen van zowel de natuurlijke beken als de gegraven beken zijn in het verleden allemaal vastgelegd met stortsteen. Door dat weg te halen – niet alleen in de monding maar ook zover mogelijk stroomopwaarts – kan er een natuurlijke beekmonding ontstaan. Beekmondingen hebben een belangrijke functie voor de visfauna van zowel de beek als de Maas. Die functie is nu sterk verstoord. Verder is een natuurlijke beekmonding ook visueel veel aantrekkelijker. In het rapport Streefbeelden en herstelmaatregelen van beekmondingen in het Maasdal (2007) zijn voorstellen gedaan voor alle beekmondingen in het Maasdal. Deze voorstellen zijn geïmplementeerd in een uitvoeringsovereenkomst tussen Rijkswaterstaat en de Limburgse waterschappen. Ecologie gebaat bij rivierverruiming Een natuurlijke rivier bestaat namelijk in de meeste gevallen uit een hoofdgeul met meerdere nevengeulen. Er bestaan verschillende typen nevengeulen die elk hun eigen ecologische betekenis hebben. Uit diverse ecologische studies voor de Maas blijkt dat de volgende varianten van de nevengeul in het Masterplan eff ectief zouden kunnen zijn: • Meestromende nevengeul Een meestromende nevengeul is een geul die ook bij lage afvoeren van de Maas nog meestroomt. Een dergelijke geul heeft een belangrijke functie voor vis die in de rivier leeft, bijvoorbeeld als paaiplaats, als opgroeiplek van larven of migratie langs een stuw (natuurlijke vistrap). Verder zullen zich langs en in een dergelijke geul allerlei leefgebieden ontwikkelen, die nu ontbreken langs de Maas. Bij lage afvoeren is een debiet gewenst van minimaal 0,5-1 m3 per sec. Een stromende nevengeul hoeft niet geheel te worden aangelegd of ingericht, maar graaft binnen bepaalde grenzen (interventiezone in verband met een zekere controle) door terugschrijdende erosie zijn eigen weg door de oeverlanden. Hierdoor vragen tracé en dimensionering het minste onderhoud en leveren tegelijk het hoogste natuurrendement. Aan bovenstroomse kant van de stuw wordt water ingelaten, dat zich een weg zoekt door de weerd en daarbij gebruik maakt van bestaande laagtes en droge geulen. Door (terug schrijdende) erosie zal de geul zich steeds dieper insnijden totdat een zeker evenwicht is bereikt (al dan niet afgedwongen). Wanneer een stromende nevengeul om een stuw wordt gelegd zal een sterke morfologische controle en geleiding nodig zijn om te voorkomen dat het debiet op termijn ongecontroleerd zal toenemen en/of dat de inlaat wordt onderspoeld. Stromende nevengeulen komen nauwelijks meer voor in Nederland, terwijl de ecologische waarde van een dergelijk type zeer hoog is. Het Geldernsch-Nierskanaal dat bij de Hamert in de Maas uitmondt, is ook ontstaan door terugschrijdende erosie. Ten oosten van de stuw van Sambeek

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 55 De Heukelomsche Beek gezien vanaf de Kerkstraat, Bergen

56 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG liggen goede mogelijkheden voor de aanleg van een meestromende nevengeul. Die kan tevens als natuurlijke vistrap fungeren. • Kwelgeul In het Masterplangebied komen van origine zogenaamde kwelgeulen voor. Dit zijn geulen of relicten van geulen (ingesloten laagten), die parallel lopen aan de terraswand en gevoed worden door zuiver en helder kwelwater dat in de hoger gelegen terrassen ontstaat. De Heukelomse Beek is een fraai voorbeeld met karakteristieke kernkwaliteiten. In potentie zijn er binnen het Masterplangebied enkele parallel aan de terraswand gelegen laagtes die met enige hulp een waardevolle kwelgeul kunnen worden. Door met zorg ondiep te ontgronden/ontkleien komt het kwelwater naar boven en verzorgt zo een constante stroom met schoon kwelwater in de uiterwaard. Hier gedijen bijzondere planten en dieren. Een natuurlijk profi el met geleidelijke overgangen van hoog naar laag en een meanderende beek versterkt dit eff ect. Nu wordt het kwelwater nog op veel plaatsen afgevangen door diepe ontwateringsgreppels en rechtgetrokken beekjes, waardoor natuurlijke potenties nauwelijks tot ontwikkeling komen. Bij aanleg wordt het gebied volgens bestaande laagtes verlaagd tot net onder grondwaterpeil. Helder grondwater kan zo een belangrijkere rol in het gebied gaan spelen. Een kwelgeul sluit daarmee uitstekend aan bij de specifi eke kenmerken van de Zandmaas. De hoogwatergeul bij Wanssum (ligt buiten Masterplangebied) is zo’n nieuwe kwelgeul; hij komt in de plaats van de oorspronkelijk geplande vlaksgewijze weerdverlaging van het hele gebied, met een brede, relatief diepe geul waarbij geen rekening werd gehouden met natuurlijke laagtes, stroomruggen en uittredend grondwater. • Hoogwatergeul of ‘groene rivier’ Hoogwatergeulen zijn nevengeulen die alleen bij hoge waterstanden rivierwater voeren en met de rivier meestromen. Als een hoogwatergeul zich over grote lengte uitstrekt en ook in de breedte een behoorlijk volume heeft, wordt hij ook wel ‘groene rivier’ genoemd. In het verleden werden hoogwatergeulen vaak afgedamd, waardoor ze volliepen met slib. Voor het herstel moeten de dammen worden verwijderd en het sediment weggehaald (zogenaamde ‘reliëfvolgende ontkleiing’). Naast het feit dat ze ‘ruimte voor de rivier’ bieden, zijn dergelijke geulen ecologisch interessant, doordat er zich een ‘open’ soortenrijke vegetatie kan ontwikkelen met bijzondere fl ora en fauna, waaronder soorten die door de klimaatverandering vanuit het zuiden optrekken. Voor de ontwikkeling van een ecologisch interessante vegetatie speelt ook het beheer een belangrijke rol. Hoogwatergeulen zijn mogelijk bij Middelaar, langs de bandijk tussen Cuijk en Boxmeer (Brabant),langszij het ‘eiland Bergen en Aijen’, tussen de bandijk en de Groeningsche en Vortumsche Bergjes (Brabant). Authentieke natuurlandschappen geliefd bij groot publiek De bezoekersaantallen van traditionele, seizoensgebonden recreatiegebieden met hun betaalde entree en vaak artifi ciële groenaanleg zijn het laatste decennium opmerkelijk gedaald. Dit terwijl de ‘pure’ natuurgebieden zich juist kunnen verheugen op een signifi cante publiekstoename. Ze zijn vrij toegankelijk en goed dóórgankelijk, hebben door de seizoenen een wisselende maar altijd hoge belevingswaarde. Bovendien – en dat is frappant – spelen veel horecaondernemers aan de randen van deze gebieden daar direct op in met een aanbod dat afgestemd is op de natuurtoerist. Uit de statistieken blijkt dat sinds de openstelling van dit soort natuurgebieden het aantal daarop inspelende horecaondernemers tot een factor 3 kan stijgen. Dit onderschrijft het economische belang van het herstel van natuur en ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen. Het is verstandig in te zetten op projecten die zich richten op win-winsituaties, projecten dus die twee of meer belangen dienen: ecologie, imagovorming van de streek en vrijetijdseconomie. En wel zo dat de oorspronkelijke (natuur)landschappelijke waarden worden terug gebracht en ontsloten. Voor het Maasdal liggen er ondermeer de volgende kansen: • Op een aantal locaties in het onderzoeksgebied liggen rivierduinen. Met name bij de Hamert tussen de rijksweg en de Maas ligt een strook met behoorlijke hoge rivierduinen. Deze duinen zijn in het verleden geheel bebost geraakt,

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 57 waardoor de karakteristieke vegetatie verdwenen is en daarmee ook het stuivende karakter. Door de houtopslag te verwijderen en doelgericht beheer toe te passen kan de oorspronkelijke situatie zich herstellen. Landschappelijk is het eff ect duidelijk: de duinen in het nationale park Maasduinen worden weer zichtbaar. • Door oeverbeschoeiing weg te halen kan zich een natuurlijke oever ontwikkelen met onder andere steilranden en zandstrandjes. De steilranden vormen natuurlijke broedlocaties voor oeverzwaluwen en ijsvogels, maar ook vele soorten bijen en graafwespen nestelen zich er graag. Op de strandjes die ontstaan groeien plantensoorten, die helemaal aangepast zijn aan dit milieu. Op deze strandjes zou ook dagrecreatie kunnen plaatsvinden. • Herstel van het cultuurlandschap kan leiden tot een aantrekkelijk gebied met bloemrijke akkers, hooilanden, een hoogstamboomgaard enzovoort, afgewisseld door Maasheggen. Dergelijke goed ontwikkelde ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen zijn er nauwelijks meer. Veel diersoorten die gebonden zijn aan dit landschapstype, zijn ernstig bedreigd. Landschapsherstel is dus niet alleen cultuurhistorisch erg waardevol maar ook ecologisch. Karakteristieke diersoorten van dit type landschap zijn onder andere steenuil, geelgors, ooievaar en kwartel. 4.2.5.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling ecologie & biodiversiteit • Behoud de actuele natuur- en landschapswaarden. Binnen het maasdal bevinden zich concentraties met hoge actuele natuurwaarden. Het streven is er op gericht deze ecologische hotspots te vrijwaren van ingrepen die deze waarden aantasten/vernietigen. Veelal bevinden de hotspots zich al in eigendom van natuurterreinbeherende organisaties. • Combineer rivierverruimingsmaatregelen met natuurontwikkeling. Waar mogelijk zal uitdrukkelijk rekening worden gehouden met potentiële natuur- en landschapswaarden. • Herstel natuurlijke nevengeulen geeft hoge ecologische meerwaarde. Vanuit het oogpunt van ecologie en biodiversiteit heeft de aanleg van nevengeulen in de vorm van hoogwatergeulen, kwelwatervoerende geulen of met de hoofdgeul meestromende geulen een duidelijke voorkeur boven maatregelen als vlaksgewijze weerdverlaging en zomerbedverbreding. Beide laatste maatregelen leiden tot vervlakking en tasten de biodiversiteit aan. • Verzilver de ecologische potentie van het stelsel van zijrivieren en beken. In aansluiting op en in samenhang met de reeds lopende renaturalisatieprojecten willen we het watersysteem als geheel (weer) natuurlijk en veerkrachtig maken. Daarbij wordt het hele profi el van zowel beekdalen als beken hersteld. De beekdalen die zich dwars in het terrassenlandschap hebben ingesleten, zijn immers belangrijke ecologische corridors, die kernnatuurgebieden zoals Nationaal Park Maasduinen verbinden met het Maasdal. • Maak beekmondingen natuurlijk en verbeter daarmee de visstand. Door het stortsteen weg te halen waarmee in het verleden de beekmondingen gefi xeerd zijn, ontstaan opnieuw natuurlijke beekmondingen, minidelta’s die een grote aantrekkingskracht hebben op de visfauna; daardoor zal het aantal vissoorten in de beken stijgen. • Breng de natuur dichter bij het publiek. Actievoorstellen die al per direct kunnen worden opgepakt, zijn bijvoorbeeld het vanaf de N271 zichtbaar maken van de rivierduincomplexen, de verdere aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de Maas om zo de ecologische corridor te continueren (liefst in combinatie met de aanleg van LAW het Maasstruinpad) en het herstel van het Maasheggenlandschap bij Middelaar.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 59 4.3 VERKENNING GEBRUIK 4.3.1 Verbindingen en toegankelijkheid 4.3.1.1 Verkenning Noord-zuid In de huidige infrastructuur zorgt de N271 voor een goede ontsluiting in noordzuidelijke richting. In het Maasdal zelf is geen sprake van een continue noord-zuidverbinding. Dat heeft zijn oorzaak in het verleden toen landwegen in de uiterwaarden werden uitgelegd vanuit de nederzettingen op het hoge en droge achterland. Daarom zijn ze meestal niet doorgaand. barrières kunnen zorgen. Iets waarmee bij de inrichtingsvoorstellen terdege rekening moet worden gehouden. Een goede doorgaande ontsluiting van het uiterwaardengebied is immers essentieel voor toerisme en recreatie. Verder is het zo dat de rivier zelf zijn betekenis als verbindende waterweg op lokaal niveau nagenoeg geheel verloren heeft. Zowel noordzuid als oost-west. Oost-west Verbindingen in oostwestelijke richting zijn er onvoldoende: ‘In oostwestelijke richting is zowel voor het autoverkeer als het fi etsverkeer een stevigere aanhechting op de gemeenten aan de overzijde van de Maas noodzakelijk’, aldus de Regiovisie. Oost-westverbindingen zijn in wezen net zo belangrijk als noord-zuidverbindingen om te komen tot een samenhangend en grensoverschrijdend toeristisch-recreatief netwerk. Daarom is extra aandacht nodig voor goede dwarsverbindingen – veren en bruggen – met de Brabantse zijde en met het Limburgse en Duitse achterland. In deze context is vooral de N271 een lastige, vaak onveilige barrière voor het langzaam verkeer. Het Masterplan zal aangeven hoe deze blokkades en barrières weg te nemen dan wel te omzeilen. Daarbij komt dat in het Maasdal gedurende de laatste vijftig jaar door vergravingen (havens, plassen, landhoofden van bruggen) en nieuwe bebouwingen (industrieel overslagterrein) dwars op het lineaire uiterwaardensysteem blokkades en barrières zijn opgeworpen, die de continuïteit verstoren. Rivierverruimingsmaatregelen in de vorm van meestromende geulen zouden voor extra Verbindingen en toegankelijkheid in dienst van Toerisme & recreatie Bij de gebiedsontwikkeling van het Maasdal is het thema Verbindingen en toegankelijkheid nagenoeg uitsluitend van belang voor de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector. Vandaar dat de visie met betrekking tot dit thema integraal wordt behandeld in de visieparagraaf Toerisme & Recreatie (5.5). 4.3.1.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling verbindingen en toegankelijkheid • Zorg voor een samenhangend en continu netwerk van wegen en paden, zowel parallel aan de rivier als haaks daarop. • Herstel de ‘verbindende’ rivier. Watertransportverbindingen zoals waterpendeldiensten met vaste vaartijden en veerdiensten voor woon-werkverkeer en scholieren, waarvan ook toeristen gebruik kunnen maken.

4.3.2 Landbouw 4.3.2.1 Verkenning Landschap en agrarisch gebruik in Nederland De landbouw in Nederland was en is in hoge mate verantwoordelijk voor de vormgeving van onze cultuurlandschappen. Dat heeft alles te maken met het feit dat de eigenschappen en de kwaliteit van de bodem bepalend zijn voor de vorm van landbouw die erop mogelijk is. Er bestond een duidelijke samenhang tussen landschap en agrarisch gebruik, een samenhang die je dan ook terugzag in landschappelijke patronen. Met de komst van moderne landbouwtechnieken konden voortaan ook slechtere gronden geschikt worden gemaakt voor de landbouw. De afgelopen decennia heeft de landbouw bovendien een enorm proces van transformatie ondergaan, die zich uitte in verregaande schaalvergroting, intensivering, specialisatie, industrialisatie, technologisering en globalisering. In Noord-Limburg is dit proces overigens minder hevig geweest. Economisch gezien betekende deze transformatie een enorme stap voorwaarts, maar de gevolgen voor natuur en landschap waren vaak ingrijpend. Zo is veel van de oorspronkelijke landschappelijke samenhang met zijn bijbehorende cultuurhistorische en ecologische waarden verloren gegaan. De boer, die als voedselproducent natuur en landschap eeuwenlang op evenwichtige wijze vormde en beheerde, is zijn vroegere rol van rentmeester door de dwang van de harde economische realiteit goeddeels kwijtgeraakt. Agrarisch landschap in Limburg Ook in Limburg heeft de landbouw in de voorbije eeuwen het landschap in sterke mate gevormd. Nog steeds is 2/3 van het Limburgse grondgebied in gebruik bij boeren en tuinders. Het agrarische landschap wordt door veel mensen gewaardeerd. Voor het behoud van de agrarische sector, het agrarische cultuurlandschap en voldoende voedselvoorziening is het van belang om voor de land- en tuinbouw voldoende productiepotentieel te hebben en te behouden. (Praktijkgids zuinig ruimtegebruik; provincie Limburg) De provincie wil in Limburg een evenwichtige en toekomstbestendige ontwikkeling realiseren door – op basis van integrale afweging – te zoeken naar een balans tussen landbouw, natuur en overige functies. In de provinciale nota ‘Limburgse land- en tuinbouw loont’ staat de ambitie verwoord: “De land- en tuinbouw in Limburg ontwikkelt zich verder als innovatieve sector

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 61 met economisch gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers die duurzaam produceren en midden in de (lokale) samenleving staan. Drieledige zonering Met dit beleid geeft de Provincie sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van de land- en tuinbouw. Ontwikkeling van grootschalige, niet grondgebonden landbouw vindt voornamelijk plaats in daartoe aangewezen gebieden (LOG’s en glastuinbouwconcentratie gebieden). In de omgeving van kwetsbare landelijke gebieden wordt een afwaartse beweging van intensieve veehouderij en glastuinbouw gerealiseerd (extensivering). In het resterende gebied is een vervlechting van landbouw met andere functies aan de orde. Grondgebonden landbouw (bijvoorbeeld rundveehouderijen en akker- en tuinbouw) kan zich in principe in het overgrote deel van het buitengebied ontwikkelen. Voor Noord-Limburg resulteert dat in de volgende drieledige zonering. (1) In de Grenszone, het jonge ontginningslandschap langs de Duitse grens, concentreert zich de grootschalige en intensieve land- en tuinbouw. (2) De Maasduinzone is de min of meer landbouwneutrale tussenzone, die grotendeels samenvalt met Nationaal Park De Maasduinen. Dit Nationaal Park herbergt de langste rivierduinengordel van Nederland. Het is vastgesteld als Natura2000gebied, als speciale beschermingszone Vogel- en Habitatrichtlijngebied (VHR) en als Robuuste Verbinding (RV) in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). (3) De Maasdalzone – het feitelijke Masterplangebied – is een kwetsbaar en aantrekkelijk uiterwaardengebied waar naast de landbouw ook de ruimtevraag vanuit niet-agrarische functies erg groot is. Maas en Maasdal zijn onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur waarin ruimte wordt gemaakt voor de ontwikkeling van een nieuw veerkrachtig natuursysteem. Dit gaat vaak samen met ontgrondingen die dan worden aangewend in het kader van de rivierverruiming. Voor grote vlakken zijn aldus ontgrondingsvergunningen afgegeven. Ook is er sprake van een – waar mogelijk – continue ecologische corridor langszij de rivier. Verder zijn er in het Maasdal nieuwe natuurgebieden en beheersgebieden aangewezen. De nieuwe natuurgebieden worden onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur waarvoor op basis van de SN (Subsidieregeling Natuurbeheer 2000) ontwikkelingsgelden beschikbaar zijn. Beheersgebieden zijn eveneens onderdeel van de EHS maar vallen samen met extensieve landbouwgebieden waarvoor de SAN (Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer) geldt. Daaruit kun je afl eiden dat landbouw en natuurontwikkeling, ontgrondingen en rivierverruiming in het Maasdalgebied steeds hand in hand gaan. Daarbij komt dat dit unieke uiterwaardengebied door de inwoners recreanten en toeristen beleefd wordt als hun vrijetijdslandschap met hoge cultuur- en natuurhistorische waarden. Maasdalzone: uiterwaardenlandschap onder druk Karakteristiek voor het Maasdal waren de oude meanders met een unieke stroomdalfl ora en het Maasheggenlandschap met bloemrijke graslanden (hooilanden met nabegrazing) en een labyrint van opgaande heggen, die als veekering en slibafvang fungeerden. Akkerbouw was vanwege de latente dreiging van hoogwater eigenlijk alleen mogelijk op de hogere gronden: de oeverwallen en terrasrestruggen bij onder meer Middelaar, Milsbeek, Heijen, Aff erden, Bergen, Aijen en Well. Ook hier had de transformatie van de landbouw, die de afgelopen decennia plaatsvond, de nodige gevolgen. Door de ruilverkaveling en het ontbreken van adequate subsidieregelingen verdwenen de monumentale Maasheggen evenals het netwerk van landwegen en zandpaden. De doorgankelijkheid van het landschap werd daarmee in het grootste deel van het uiterwaardengebied gereduceerd tot enkele geasfalteerde landbouwwegen. Grote delen van de uiterwaarden werden omgeploegd tot akkerland. Veel van het typerende microreliëf, zoals geulen en kronkelwaarden, werd gaandeweg genivelleerd. De perceelstructuur, de bodemopbouw, de sloten en greppels veranderden. Door de toenemende grootschalige maïscultuur hebben de ooit zo botanisch rijke hooilanden plaats gemaakt voor akkers en soortenarme graslanden. Het uiterwaardenlandschap van nu onderscheidt zich nauwelijks nog van grootschalige landbouwgebieden.

62 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Voedergewassen Het aantal agrarische bedrijven dat nog in het stroomvoerende deel van het Maasdal gevestigd is, is gering. In de gemeente Mook en Middelaar is dat er slechts één, net als in Gennep. De gemeente Bergen telt nog zo’n twaalf landbouwbedrijven die in het Masterplangebied gelegen zijn. Tegenwoordig wordt een deel van de gronden in het Maasdal gebruikt door bedrijven die niet zijn gevestigd in het Maasdal of op de hogere gronden van de drie gemeenten en die deze gronden uitsluitend gebruiken voor akkerbouw. Voor deze ondernemers zijn de afgelegen uiterwaarden alleen interessant voor arbeidsextensieve voedergewassenproductie, die voornamelijk bestaat uit de teelt van ruwvoer en – in mindere mate – hooi. Voor de eigenaren van de gronden hebben pachtcontracten voor het gebruik als akkerland een hogere opbrengst dan bij het gebruik van deze gronden voor veeteelt. Door deze verandering van agrarisch gebruik van het gebied in combinatie met een andere bedrijfsvoering en een afname van het aantal agrarische bedrijven is er weliswaar sprake van gebiedsdiff erentiatie maar verdwijnen in snel tempo de karakteristieke graslanden met hun grazende koeien uit het Maasdallandschap. Daarom is het zo van belang de melkveehouders wier bedrijven nog in het Maasdal of op de hogere gronden van de drie gemeenten gevestigd zijn, alle ruimte te geven; zodat graslanden en weidegang kunnen terugkeren in het uiterwaardenlandschap. Op grote schaal wordt mais verbouwd in de uiterwaarden

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 63

64 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.3.2.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling landbouw • Renderende bedrijfsvoering essentieel Bij alle ontwikkelingen in het Maasdal moet vooropstaan dat de bedrijven die zijn gevestigd in het Maasdal of op de hogere gronden van de drie gemeenten een economisch rendabel perspectief moet worden geboden. Verbreding door multifunctionaliteit zou in aanvullende zin van belang kunnen zijn bij de vereiste continuïteit. Bij voorkeur zodanig dat er in het Maasdal van de toekomst ook plaats is voor grondgebonden agrarische bedrijven. • Centrale rol voor agrarische bedrijven die zijn gevestigd in het Maasdal Nu is het nog zo dat cultuurgronden die in het bezit komen van natuurorganisaties, in de regel autonoom worden ontwikkeld en buiten de voedselproductie gehouden. Dat vindt de sector ongewenst. Zij huldigt de opvatting dat voedselproductie en natuurontwikkeling harmonisch samen kunnen gaan. Sterker nog: het rivierlandschap als ‘natuurlijk’ agrarisch cultuurlandschap kan alleen samen met de agrarische sector worden hersteld. De bedrijven die in of onmiddellijk aan het Maasdal zelf gehuisvest zijn zouden hun oude rol als rentmeester van het landschap weer graag opnieuw willen oppakken. Het zou goed zijn om het grondgebruik dicht bij ‘huis’, met name bij de uitgifte van natuurgronden, te bevorderen. De LLTB speelt daar op in door een landschapsgericht collectief van ‘natuurboeren’ in het leven te roepen, dat zich toelegt op het beheren en onderhouden van landschapselementen in combinatie met voedselproductie. • Multifunctionaliteit speerpunt plattelandsvernieuwing Plattelandsvernieuwing is langlopend overheidsbeleid gericht op het vitaliseren van het landelijk gebied. De overheid ziet de mogelijkheden daartoe vooral in het verbreden en verduurzamen van de bedrijfsvoering. Ondernemers in de extensiveringsgebieden worden gestimuleerd om de veelzijdigheid van het historische begrip ‘gemengd bedrijf’ een nieuwe betekenis en een nieuwe invulling te geven. Dat betekent dat de overheid met name multifunctionaliteit ziet als een realistisch en kansrijk toekomstperspectief voor een renderende extensieve agrarische bedrijfsvoering. Dat heeft op tal van plekken in Nederland geleid tot nieuwe, uiterst diverse agrarische bedrijfsconcepten, die niet alleen beantwoorden aan de duurzaamheidsprincipes maar ook garant staan voor een goed inkomen. Multifunctionaliteit kan niet worden afgedwongen. De overheid kan wel voorwaarden scheppen waardoor ondernemers die hiervoor opteren, in staat worden gesteld dit te ontwikkelen. In het noordelijk Maasdal lijkt het of de multifunctionele bedrijfsvoering niet aanslaat. De agrarische sector in dit gebied is van mening dat multifunctionaliteit beperkt toepasbaar is, omdat er met het oog op het grondbeslag geen plaats is voor meerdere biologisch melkveebedrijven en omdat de vraag van de markt slechts een beperkte ontwikkeling van andere verbrede takken, zoals boerderijwinkels of zorgboerderijen, mogelijk maakt. De sector is er voorstander van om de multifunctionaliteit vooral te zoeken in landschappelijke functies, zoals het beheer en onderhoud van Maasheggen en agrarisch natuurbeheer. De stimulerende overheidsmaatregelen en de gerichte subsidieregelingen zijn klaarblijkelijk niet aantrekkelijk genoeg voor de lokale agrarische sector om de stap naar verbreding en verduurzaming te zetten. • Stimuleren ‘natuurlijk’ (agrarisch) cultuurlandschap De dynamiek van de rivier vormde in het Maasdal een grillig stelsel van ruggen en geulen. De lager gelegen gronden werden vooral gebruikt als hooiland met nabegrazing. Samen met de verschillen in vernatting en de periodieke overstromingen resulteerde dit agrarisch gebruik in een uitzonderlijke biodiversiteit. Want wat we vaak niet beseff en, is dat de meeste rode-lijstsoorten (nationale lijst van bedreigde fl ora en fauna) hun biotoop vinden in kleinschalige historische cultuurlandschappen. Juist het verdwijnen van deze cultuurlandschappen heeft geleid tot het ontstaan van de rode lijst. Ook in het Maasdal is veel van de vaak unieke fl ora en fauna verdwenen, met name die van het oude heggenlandschap en de stroomdalen. Gepleit wordt dan ook voor terugkeer naar een kleinschalig ‘natuurlijk’ cultuurlandschap, maar dan wel afgestemd op het werken met geschikt modern materieel. Middels een stimuleringsinstrumentarium kunnen ondernemers worden verleid dit te realiseren en te onderhouden. • Behoud en herwaardering graslanden en oude akkers De lagere gronden in de uiterwaarden zijn vanouds in gebruik als grasland, hetgeen niet alleen de belangrijkste kernkwaliteit van het uiterwaardenlandschap vormt, maar meteen ook de unieke agrarische potentie. Het is dan

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 65 ook zaak de nieuwe agrarische exploitatie van deze graslanden primair daarop te enten. Denk aan de productie van (biologisch) vlees en – voor zover weidegang direct om het bedrijf mogelijk is – zuivel. De hoge ruggen in het uiterwaardenlandschap – de oeverwallen die direct langs de rivier liggen – worden sinds mensenheugenis bewoond. Hier zijn ook de vruchtbare oude akkers gelegen. Deze oude akkers blijken uitermate geschikt voor de teelt van hoogwaardige gewassen voor menselijke consumptie, die door ambachtelijke veredeling een substantiële toegevoegde economische waarde krijgen. Voor de grondgebruiker in het Maasdal, die voor zijn bedrijf een kansrijke toekomst nastreeft, vormen de vruchtbare akkers dus bij uitstek een lucratief perspectief. Vergraven van de oude akkers langs de rivier als rivierverruimingsmaatregel, is in feite het kind met het badwater weggooien. • Duurzaamheid principieel Met de ontwikkeling van de landbouw zetten de overheid en ondernemers in op continuïteit en duurzaamheid voor de bedrijven. Doel is een rendabele én eco-effi ciënte agrarische bedrijfsvoering. Eco-effi ciëntie is het streven om milieu en economie met elkaar te verzoenen in een continu verbeteringsproces, waarbij met minimale ingrepen gezocht wordt naar een goedkopere en meer milieuvriendelijke werkwijze. Hierbij wordt bovendien gestreefd naar een duurzaam verbond tussen landbouw en natuur. • Openstellen landerijen Door onze bossen en heidevelden lopen talloze paden. Vroeger gold dat ook voor onze akkers en weilanden, maar dat is allang niet meer zo. En dat is jammer, zeker wanneer je bedenkt dat zestig procent van Nederland boerenland is. Ook de landerijen in het Maasdal zijn nauwelijks voor publiek toegankelijk. De toerist wordt ongastvrij buitengesloten. Hoe anders is dat in Engeland waar het platteland grote populariteit geniet juist omdat het boerenland er voor iedereen vrij te betreden is. Uitgangspunt is dan ook de landerijen in het Maasdal open te stellen en via schouw- of struinpaden toegankelijk te maken. Nieuwe (struin)padenstelsels ontsluiten het belevenswaardige ‘natuurlijke’ cultuurschap van de uiterwaarden en verbinden de boerenhoven. Het is natuurlijk wel zaak het risico van besmetting met ziektekiemen (bijvoorbeeld neospora via hondenuitwerpselen) in acht te nemen. De boeren in het Maasdal kunnen door openstelling van hun landerijen op de toerist gerichte nevenactiviteiten ontplooien, en daarmee hun voordeel doen. • Samenwerking met andere sectoren Het brede maatschappelijk-economische perspectief van de sector landbouw geeft aanleiding om intensiever te gaan samenwerken met andere sectoren. • Anticiperen op toekomstige vergroting bedrijfsvolume De regio wil landbouwbedrijven – ook in de uiterwaarden – ontwikkelingsruimte (extra bouwvolume) bieden. Volgens de vigerende regelgeving moeten deze bedrijven zelfstandig voor compenserende verruiming zorgen. Om deze ondernemers daarbij tegemoet te komen, worden eventuele nieuwe bouwvolumes bij voorbaat gecompenseerd door middel van overdimensioneringen in het pakket aan rivierverruimingsmaatregelen.

66 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.3.3 Toerisme & recreatie 4.3.3.1 Verkenning De verblijfsrecreatieparadox De Nederlandse verblijfsrecreatiesector heeft het moeilijk. Recentelijk onderzocht Pietersma namens de RECRON (de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland) de actuele situatie in de verblijfsrecreatiesector (Verblijfsrecreatieparadox, april 2012). Daaruit blijkt dat er sprake is van een overaanbod van vooral traditionele campings en bungalowparken, die niet aansluiten bij de marktvraag maar hun bedrijfsvoering desondanks kunnen continueren vanwege een lage fi nancieringsdruk. Daar staan andere, meer professioneel ingestelde, innovatieve verblijfsrecreatieondernemers tegenover, die bewust inspelen op de marktvraag en inzetten op kwaliteitsverbetering. Pietersma spreekt in dit verband over de ‘verblijfsrecreatieparadox’: ‘het spanningsveld tussen het oplossen van het overaanbod en het ruimte geven aan kwaliteitsverbetering.’ Volgens hem hebben het overaanbod en de daaruit voortvloeiende noodlijdende exploitatie de nodige maatschappelijke gevolgen. Het leidt volgens hem tot verpaupering, illegale permanente bewoning en verrommeling van het landschap. Het blokkeert planologische ontwikkelingen. Daarnaast heeft het overaanbod een negatief eff ect op de sociale vitaliteit van het buitengebied en de regionale werkgelegenheid. Bovendien lijdt de branche imagoschade, waardoor Nederland als vakantiebestemming steeds meer uit de gratie raakt. De urgentie van het probleem is duidelijk. De RECRON pleit ervoor ‘…overheidsbeleid en ondernemerskansen aan elkaar te verbinden’. De opgave voor de overheid zou onder meer moeten bestaan uit ‘het instellen van een herverdelingsfonds (…), het ontwikkelen van vraaggericht beleid, het ontwikkelen van vrijetijdslandschappen en het bieden van innovatie- en experimenteerruimte’. De opgave voor kwaliteitsbewuste verblijfsrecreatieondernemers zou dan zijn ‘om verder te professionaliseren door scherpe doelgroepkeuzes te maken, te benchmarken, duurzaam te ondernemen en door nieuwe S-curves te ontwikkelen zodat het verblijfsproduct opnieuw wordt uitgevonden.’ Gelijkwaardige planologie gewenst In hetzelfde rapport constateert de RECRON dat ‘de marktwerking verstoord wordt omdat minicampings tot stand komen in een ongelijk ruimtelijk-economisch speelveld ten opzichte van de reguliere sector. De stelling gaat op dat er inkomenssteun voor agrariërs plaatsvindt via planologie. Agrariërs kunnen planologisch gezien gemakkelijk en snel nieuwe recreatieve functies realiseren vanwege een mild ruimtelijk regime.’ In de

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 67 ogen van de sector zou sprake moeten zijn van gelijkwaardige planologie, waarbij alle recreatieondernemers – of het nu boeren en particulieren met hun kleinschalige campings en logementen betreft of de reguliere recreatieondernemers - op dezelfde wijze door de overheid worden tegemoet getreden. Grondpositie en restricties vanuit hoogwaterproblematiek Een ander fenomeen, dat specifi ek recreatieondernemers raakt die in de uiterwaarden of het bergingsgebied gevestigd zijn, is het feit dat deze bedrijven niet of maar zeer beperkt over de noodzakelijke groeiruimte kunnen beschikken. Dat komt doordat het extra bouwvolume dat nodig is om te kunnen doorontwikkelen en het bedrijf vitaal te houden te allen tijde gecompenseerd moet worden in termen van waterstandsverlaging. Volgens de vigerende regelgeving moeten deze bedrijven zelfstandig voor compenserende verruiming zorgen. Om deze ondernemers daarbij tegemoet te komen, worden eventuele nieuwe bouwvolumes bij voorbaat gecompenseerd door middel van overdimensioneringen in het pakket aan rivierverruimingsmaatregelen. Noord-Limburg Het landelijke en verstilde NoordLimburg is van oudsher een populaire toeristisch-recreatieve bestemming. Het landschapsschoon van het stuwwalgebied bij Mook, het vroeger zo pittoreske Maasdal en het geaccidenteerde gebied van de Maasduinen waren en zijn geliefd bij een groot publiek. Aan de randen van stuwwal en rivierduinengebied – vooral langs de N271 – hebben zich gaandeweg diverse toeristischrecreatieve bedrijven gevestigd. Maar ook hier net als in de rest van Nederland, voldoen lang niet alle accommodaties en voorzieningen aan de actuele marktbehoefte. Wat het Maasdal betreft, beperkt de toeristisch-recreatieve infrastructuur zich vooralsnog tot een tweetal grootschalige recreatieplassen met reeks van recreatieve dagen verblijfsfuncties. De toeristische potenties van het Noord-Limburgse Maasdal (het eigenlijke Masterplangebied) zijn verder niet of nauwelijks benut; het Maasdal is nu vooral een functioneel agrarisch landschap. Ook de historische rivierdorpen in het Maasdal maken lang niet allemaal optimaal gebruik van hun unieke positie aan de Maas. Groeimarkt In tegenstelling tot sommige andere economische dragers is toerisme & recreatie een groeimarkt. Vooral het luwtegebied van de Regio Maasduinen heeft een hoge potentie. Het wordt immers aan alle kanten omringd door hoogdynamische en dichtbevolkte urbane regio’s: het KAN-gebied in het noorden, het Duitse Ruhrgebied in het oosten, Den Bosch en Eindhoven in het westen en Venlo in het zuiden. De belangstelling vanuit deze gebieden voor onze laagdynamische, verstilde landelijke regio groeit explosief. Voor de mens uit de omliggende ‘urbane ring’ is onze regio een onmisbaar ‘groen hart’. Hij beschouwt het als zijn vrijetijdslandschap. Hier vindt hij zijn ontspanning, actief en passief. Hier ook kan hij – in tegenstelling tot de hectische stad – ‘ontspannen’ leven, tijdelijk, en op termijn misschien zelfs permanent. De gestresste en de zorgbehoeftige stadsmens kan hier recupereren, of zoals men in Duitsland zegt ‘sich erholen’: weer op krachten komen. De kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied wordt aldus geassocieerd met gezond leven en zelfs met geluk. Terecht want er blijkt een rechtstreekse link te zijn met de volksgezondheid. Tal van onderzoeken naar welvaartsziekten als obesitas, te hoog cholesterol, suikerziekten en allerlei depressieve aandoeningen, tonen aan dat een actief verblijf in een natuurlijke groene leefomgeving een positief, vaak zelfs helend eff ect heeft op de mens; een opvatting die eind negentiende, begin twintigste eeuw gemeengoed was. Uit die periode stammen de vele sanatoria en andere herstellingsoorden die Noord-Limburg rijk was, en is. Ondernemers actief op het gebied van toerisme, recreatie en horeca kunnen daar gepast op inspelen. Onderscheidend vermogen noodzakelijk Om van die groei te kunnen profi teren en dus meer toeristen aan te trekken stuurt de regio aan op een hoogwaardiger, meer gediff erentieerd aanbod en een langdurige relatie met de bezoekers. Een dergelijk kwaliteitsslag resulteert in herhalingsbezoek, een toename van de gemiddelde verblijfsduur en een hogere besteding en daarmee

68 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG in versterking van de economie en de werkgelegenheid. Het besef dat toerisme sterk kan bijdragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied is algemeen en overal om ons heen zijn ‘buren’ dan ook actief met ontwikkelprogramma’s. De concurrentie tussen en met regio’s, zowel binnen Nederland als daarbuiten, is hevig. Voor een succesvolle ontwikkeling en doorgaande groei van het bruto regionaal product in deze sector is het daarom belangrijk om goed na te denken over de wijze waarop de regio zich wil profi leren en positioneren. Bepalend voor een krachtig imago is de kernidentiteit van de regio. Dat is een identiteit die geënt is op unieke en authentieke kernkwaliteiten waar je trots op bent en waarmee je je nadrukkelijk kunt onderscheiden van de concurrentie. Onderscheidend vermogen is een basaal criterium bij de representatie van het gebied en het uniek daaraan gerelateerde pakket van producten. Uiteraard wordt ook gekeken naar de kwaliteit van het toeristisch-recreatief product en – essentieel – naar de vraag van de klant. Markt en trends De klantvraag is snel en substantieel aan het veranderen. Gasten worden steeds kritischer, meer kwaliteitsbewust en via internet kunnen ze het hele aanbod eenvoudig vergelijken. ‘De gast is koning’: gastvrijheid is een kernbegrip geworden. Wat verder opvalt, is dat het menselijk gedrag individualiseert. Mensen zijn ook actiever, mobieler, meer avontuurlijk en belevingsgericht ingesteld waarbij ze zelf de regie nemen. De toerist wil op ontdekking en daarbij verrast worden. Hij wil het landschap exploreren en heeft dan interesse in ‘pure’ natuur, in pittoreske dorpen en in historisch erfgoed mét de bijbehorende verhalen. Omgevingskwaliteit en landschappelijke veelzijdigheid zijn doorslaggevend voor de populariteit van een streek. Kernbegrippen zijn hier authenticiteit, kleinschaligheid en belevenswaardigheid. Het is voor de toeristische regio Maasduinen dan ook zaak om ‘haar tuin aan te harken’ en haar pronkstukken beter te etaleren. Daartoe moet de regio haar kernkwaliteiten en ‘hotspots’ identifi ceren en gerichte plannen maken om zaken te versterken en te expliciteren. Recreatieondernemers beseff en dit maar al te goed; ze zien de uitzonderlijke potentie van een hoogwaardig vrijetijdslandschap. Maar toch houden ze tot dusver hun aandacht vooral gefocust op het eigen bedrijf en drukken nog te weinig hun stempel op de inrichting van een voor de toerist aantrekkelijk kwaliteitslandschap, dat met recht vrijetijdslandschap kan worden genoemd. De klantvraag verandert niet alleen, hij is ook aan diff erentiatie onderhevig. Zo neemt de groep ‘extended families’ toe: gezinnen ‘plus’, met kinderen en kleinkinderen, opa en oma. Ook gaat men vaker vanuit allerlei sociale motieven in grotere groepen op pad: medewerkers van bedrijven (teambuilding), verenigingen, bevriende gezinnen. De vergrijzing levert een groeiende groep actieve senioren op die fi etsend en wandelend het landelijk gebied verkennen en de (culinaire) gastvrijheid proeven. De vraag wordt daarnaast breder onder invloed van de kapitaalkrachtige groep van tweepersoonshuishoudens die vragen om specials en meer luxe arrangementen, die ze zelfstandig kunnen samenstellen. Verder is er behoefte aan allerlei faciliteiten op het gebied van ‘heerlijk genieten, ontspannen en relaxen’ (wellness en beauty). Ook de betekenis van kamperen wordt breder: natuurkamperen, kamperen bij de boer, ‘glamour camping’. Speciale aandacht vraagt de stijgende behoefte aan vakantieadressen en accommodaties die ingesteld zijn op het verblijf van zorgbehoevenden en hun families. Groter verband Uiteraard openbaart de Maasvallei zich tweezijdig van de rivier, hetgeen impliceert dat voor de ontwikkeling van de vallei hecht wordt samengewerkt met Brabant. De inspirerende basis voor die samenwerking is gelegd in de in 2009 verschenen nota Noordelijke Maasvallei, grensoverschrijdend perspectief. Dat ‘grensoverschrijdende perspectief’ is in het bijzonder van belang voor toerisme en recreatie. Gezamenlijke promotie is essentieel voor de profi lering van de Maasvallei als aantrekkelijke vakantiebestemming. Een ander voorbeeld van vruchtbaar samen optrekken is het gezamenlijk realiseren van watertransportverbindingen over de Maas.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 69 4.3.3.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling toerisme & recreatie • Versterk de regio-identiteit met het accent op onderscheidend vermogen Extra aandacht voor profi lering en positionering van Maasduinen én Maasdal als toeristisch-recreatieve tweeeenheid. • Speel slim in op het gigantische bezoekerspotentieel van de urbane ring De regio werkt aan een veelzijdig kwaliteitslandschap dat kan functioneren als ‘vrijetijdslandschap’ en ‘erholungslandschap’. Kernbegrippen zijn authenticiteit, kleinschaligheid, belevenswaardigheid en gastvrijheid. • Initiatief voor de noodzakelijke kwaliteitsslag ligt primair bij de ondernemers De ondernemers spelen in op de veranderende en zich diff erentiërende marktvraag en geven onderscheidende wijze inhoud aan het begrip gastvrijheid. • Gemeenten faciliteren kwaliteitsslag De samenwerkende gemeenten willen daarin inspireren en stimuleren en vooral faciliteren. Gemeenten werken vanuit een meer regionaal perspectief aan een laagdrempeliger planologie en verkorte procedures. Visies zullen uitvoeringsgericht en meer in samenspraak met de ondernemers worden ontwikkeld. • Verbeter verbindingen en toegankelijkheid Zowel noord-zuid en oost-west als over land en water. • Hoogwatermaatregelen krijgen betekenis als hechtingsstructuur voor een gevarieerde toeristisch-recreatieve infrastructuur De nadruk hierbij ligt op een veelzijdig en complementair te ontwikkelen programma van voornamelijk watergerelateerde accommodaties en voorzieningen. • Hoogwatermaatregelen krijgen betekenis als onderlegger voor kwalitatief herstel van cultuurlandschappen De karakteristieke van oorsprong ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen vormen een onmisbare kwaliteitsomgeving voor de natuur- en cultuurtoerist. • Historische rivierdorpen oriënteren zich opnieuw op de Maas De oude rivierdorpen worden op kleinschalige en respectvolle wijze ontwikkeld tot de gastvrije toeristische centra van het Maasdal. • Anticiperen op toekomstige vergroting bedrijfsvolume Om recreatiebedrijven – ook in de uiterwaarden – ontwikkelingsruimte te bieden, worden eventuele nieuwe bouwvolumes bij voorbaat gecompenseerd door middel van overdimensioneringen in het pakket aan rivierverruimingsmaatregelen.

70 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.3.4 Zorg 4.3.4.1 Verkenning Zorglandschap & Erholungslandschap Van oudsher is het bosrijke Noord-Limburg een gebied geweest dat allerlei traditionele vormen van intramurale zorg herbergde. Zorgbehoevenden werden ver van hun familie ondergebracht in herstellingsoorden, sanatoria, internaten en opvangtehuizen. De kloosterorden speelden daarin een hoofdrol. Grootschalige zorginstellingen vinden we nu nog in de gemeente Gennep. Een natuurlijke omgeving, gezonde lucht en landelijke rust worden sinds de tweede helft van de 19e eeuw beschouwd als heilzame remedie tegen het zware en ongezonde stadsleven. Dat inzicht is eigenlijk alleen maar sterker geworden. Dat zien we terug in het bewustzijn van de stadsmens uit de urbane ring die wil onthaasten en zich wil ‘opladen’ in onze overwegend groene, landelijke regio. In feite hebben we hier te maken met een nieuwe vorm van zorg waarbij het accent meer ligt op (combinaties van) actief bewegen en passief verwennen dan op traditioneel verzorgen. Het gaat dan om allerlei sportieve activiteiten aan de ene kant en ‘heerlijk genieten, ontspannen en relaxen’ (wellness en beauty) aan de andere kant. Onze regio is tegenwoordig dus zowel zorglandschap als erholungs-landschap. Deze dubbelbestemming komt het best tot uitdrukking in de toenemende vraag naar vakantieadressen en accommodaties, die volledig ingesteld zijn op het verblijf van zorgbehoevenden en hun familie. Een gecombineerde vraag ligt er ook bij de nog steeds groeiende groep van senioren. Deze vaak nog heel vitale mensen houden graag zelf de regie. Ze zijn op zoek naar vakantieaccommodaties en (semi)permanente woonvormen met veel luxe en comfort in een rustige, rustieke omgeving, waarin ze zich verzekerd weten van veiligheid en eventuele zorg. 4.3.4.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling zorg • Zoek het onderscheidend vermogen in bijzondere combinaties van zorg, recreatie en landelijk wonen

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 71 4.3.5 Wonen 4.3.5.1 Verkenning Het Masterplangebied bestaat voor het overgrote deel uit uiterwaarden die regelmatig overstromen. Vanouds beperkt wonen zich tot de hogere delen. Op de langgerekte oeverwallen ontstond een kenmerkende lintbebouwing, die zich gaandeweg verdichtte tot dorpen en gehuchten. Karakteristiek zijn historische rivierdorpen als Well, Aijen, Bergen en Middelaar. Overige bewoning in het Masterplangebied vinden we op de hogere terrasgronden direct boven de steilrand. Sinds de jaren ’50 heeft op enkele plekken bebouwing plaatsgevonden juist over de steilrand in het dieper gelegen Maasdal. Verder is er bij de Maashaven in Heijen een bedrijventerrein aangelegd in de laagte van het Maasdal. Deze jongste uitbreidingen hebben geleid tot de aanleg van nieuwe zware winterdijken met als gevolg een versmalling van het winterprofi el van de Maas. In het kader van de Hoogwatertaakstelling 2050/2100 en de daarmee verband houdende rivierverruiming is nieuwe (woon) bebouwing die een volumebeperking van de afvoercapaciteit inhoudt, niet aan de orde. Wel bestaan er mogelijkheden voor bijzondere drijvende woonvormen. Voor het overige zullen de exclusieve woonprogramma’s die onderdeel zijn van de regionale ambitie voor het Masterplan gebied, zich beperken tot de hogere terrasgronden. 4.3.5.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling wonen • Geen bebouwing in het Maasdal die leidt tot volumebeperking van de afvoercapaciteit • Zoek naar ontwikkellocaties voor exclusief wonen eerst en vooral op de hogere terrasgronden Respecteer daarbij de alternerende en ruime doorzichten naar het Maasdal. • Bewoning in het Maasdal blijft vooral beperkt tot drijvend wonen op nieuwe plassen Bewoning zal een uitgesproken landelijke architectuur hebben. Grotestraat, rivierdorp Well met links de historische begraafplaats

De Maas bij Mook met op de achtergrond de spoorbrug

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5 De veerstoep bij Aijen 73 VISIE 5.1 LANDSCHAP EN OMGEVINGSKWALITEIT Onze leefomgeving noemen we ook wel landschap. Landschap is ruimtelijk continu en manifesteert zich in vele gedaanten die ook nog eens aan (fysieke) verandering onderhevig zijn. Je kunt er wonen en doorheen reizen. Landschap is van ons allemaal. Maar we hebben het slechts in bruikleen. We hebben de plicht om het respectvol te gebruiken en in vitale staat door te geven aan volgende generaties. Daarbij komt dat landschap niet alleen van ons mensen is. We delen het met een complex en biodivers systeem van andere levende organismen, dat alleen kan overleven als wij hun leefomgeving en de fysische factoren die daaraan ten grondslag liggen, respecteren en in stand houden. Bij de gebiedsontwikkeling wordt daarom ingezet op duurzame ontwikkeling volgens het ‘cradle to cradle’ principe, dat uitgaat van het sluiten van kringlopen en het zuinig omgaan met voorraden energie. Landschap is voor de mens vol betekenissen, die overigens niet door iedereen hetzelfde worden geïnterpreteerd en beleefd. Zo heeft landschap onder meer een natuurlijke en een cultuurlijke betekenis. ‘Zuivere’ natuur (onbeïnvloed door de mens) komt bijna niet meer voor, zeker niet in het dichtbevolkte Nederland waar de mens zijn omgeving ingrijpend blijft herinrichten. In die zin vormt landschap de weerslag van een cultuur of beschaving in een bepaalde tijd. Je kunt er uit afl ezen hoe men – meer of minder respectvol – omgaat met het revitaliserend vermogen van de natuur (of liever het leven zelf) en met zijn ‘patrimonium’ (collectief cultuurlijk erfgoed). Dan is er het fysische landschap. De aardkorst, gevormd onder invloed van kosmische oerkrachten, klimaat en de elementen water, weer en wind. In de Maasvallei is water de dominante kracht, met de Maas als aorta van het fi jn vertakte watersysteem. Water representeert de kernidentiteit van het Maasdal, het Masterplangebied. De Maas heeft eeuwenlang een hoofdrol gespeeld die met de zich voltrekkende klimaatverandering opnieuw in dominantie zal toenemen. Minder dan ooit zal de Maas zich in een artifi cieel keurslijf laten dwingen. Rivierverruiming vraagt dan ook om ‘natuurlijke’ oplossingen, direct geënt op het authentieke lineaire geulenstelsel. Een andere betekenis die niet onbesproken mag blijven is die van het belevingslandschap. Hierbij gaat het enerzijds om een emotioneel perspectief – denk aan de koppeling met persoonlijke ervaring en herinnering, waardoor een landschap rijk en betekenisvol wordt, bezield raakt. Dit soort beleving bepaalt je stemming; maakt dat je je thuis voelt in een landschap en dat je je ermee kunt identifi ceren. Anderzijds is er het esthetisch perspectief. Dat refereert aan het oude begrip ‘natuurschoon’, dat we terugvinden in termen als het ‘arcadische landschap’ en het ‘pastorale landschap’ maar ook in meer gangbare uitdrukkingen als ‘pittoresk’, ‘schilderachtig’ of ‘pure natuur’. Landschapskwaliteit ontstaat door de stapeling van een grote verscheidenheid aan betekenissen, zowel gemeenschappelijke als persoonlijke. Kwaliteitslandschap is aldus de constellatie van al die betekenissen. Kernwoorden zijn: toekomstbestendig, veelzijdig, multifunctioneel,

74 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG verweven, samenhangend, aantrekkelijk, belevenswaardig, duurzaam, biodivers, gezond en vitaal. Bij de gebiedsontwikkeling van het Maasdal wordt gestreefd naar een hoogwaardig kwaliteitslandschap. 5.2 HOOGWATERLANDSCHAP Meebewegen met het landschap Als gevolg van de gezamenlijke rivierverruimingsmaatregelen zal een nieuw en toekomstbestendig ‘hoogwaterlandschap’ ontstaan. Daarbij hanteert de regio het principe van meebewegen met de geomorfologie van het natuurlijke landschap. Dat natuurlijke landschap heeft twee essentiële kwaliteitsaspecten. Aan de ene kant staat het garant voor een solide, eff ectieve en dus veilige waterafvoer. En aan de andere kant wordt het karakteristieke geaccidenteerde reliëf van het fossiele nevengeulenstelsel gereconstrueerd, waarmee impliciet het oorspronkelijke, biodiverse en belevenswaardige natuur- en cultuurlandschap wordt hersteld. In die zin voegt rivierverruiming een waardevolle betekenislaag toe aan het ‘Maasdal van de toekomst’. Het nieuwe hoogwaterlandschap is enerzijds de fysieke onderlegger en hechtingsstructuur voor verbreding en uitbreiding van de economische gebruiksmogelijkheden voor sectoren als landbouw, recreatie, wonen en zorg; anderzijds schept het de condities voor herstel en beleefbaar maken van geomorfologie, biotiek, archeologie en cultuurhistorie. Pleidooi voor meerdimensionale benadering rivierverruiming De Hoogwatertaakstelling 2050/2100 vraagt om een meer dominante rol voor het water in het uiterwaardenlandschap. Dat uiterwaardenlandschap wordt met behulp van een pakket aan rivierverruimingsmaatregelen heringericht en geschikt gemaakt voor het verwerken van toenemende en langer aanhoudende waterafvoeren. Een direct gevolg van rivierverruiming is dat het totale te vergraven volume dat moet leiden tot de gewenste waterstandsverlaging, altijd omvangrijk zal zijn. De vraag is dan – zoals we in hoofdstuk 4 al aangaven – wat gaat er met de gigantische hoeveelheid vrijkomende gronden gebeuren? Gangbaar is dat rivierverruiming direct gekoppeld wordt aan delfstoff enwinning; zo wordt geld verdiend en werk met werk gemaakt. Voor deze gebiedsvisie wil de regio die gangbare koppeling niet langer vooropstellen. Ze pleit voor een integrale, meerdimensionale benadering. Een benadering die primair gericht is op het creëren van nieuwe kansen voor welvaart en omgevingskwaliteit. Met dat doel voor ogen worden hoogwatermaatregelen gepositioneerd en gedimensioneerd. Delfstoff enwinning wordt daarmee weliswaar secundair maar wordt zeker niet uit het oog verloren. Waterstandsverlaging versus vrijkomende gronden Gronddepots in en buiten het Maasdal zijn niet wenselijk. Vrijkomende gronden zouden het functionele gebruik en de landschappelijke kwaliteit van het gebied niet mogen aantasten. Die opvatting vinden we dan ook terug als integraal ordeningsprincipe (5.3). Het idee daarbij is als volgt: hoogwatermaatregelen worden – als dat tenminste past binnen het na te streven toekomstperspectief – daar gelokaliseerd, waar de mogelijkheden voor winning van verhandelbare delfstoff en als zand, grind en klei optimaal zijn. Tegelijkertijd worden hoogwatermaatregelen zodanig ruimtelijk en functioneel ingericht dat het restvolume binnen het uiterwaardengebied geborgen kan worden. Zo gaat de aanleg van hoogwatergeulen in principe gepaard met diepe zandwinplassen, waarin dat restvolume wordt gedeponeerd. Omdat locaties voor hoogwatermaatregelen gekozen worden op basis van hun meerwaarde voor welvaart en omgevingskwaliteit, zullen ze lang niet altijd geschikt zijn voor kleiwinning dan wel grind- en zandwinning. De vraag naar deze delfstoff en fl uctueert, op dit moment is de vraag gering. Maar als de vraag straks aantrekt, is dat wellicht het moment om rivierverruimingsmaatregelen doorgang te laten vinden. Met andere woorden: rivierverruiming wordt in dit Masterplan primair geënt op de geomorfologie van het landschap en de kansen voor welvaart en omgevingskwaliteit, maar wanneer de actuele marktsituatie dat toelaat zal delfstoff enwinning zeker een rol van betekenis spelen. Aldus levert het Masterplan Maasdal een bijdrage aan de discussie over de implementatie van het duurzaam handhaven van de waterveiligheid in de toekomst. Een discussie die al gevoerd wordt in het kader van de Deltacommissie.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 75 De Maas bij Mook

76 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.3 INTEGRALE ORDENINGSPRINCIPES De volgende ordeningsprincipes vormen de spelregels bij rivierverruiming. Ze zijn het resultaat van de afweging van de sectorale ‘uitgangspunten voor ontwikkeling’ die tijdens de verkenning en analyse naar oren gekomen zijn. Bij de samenstelling van het pakket aan verruimingsmaatregelen zijn ze leidend, dan wel sturend maar ten minste richtinggevend. Deze spelregels hebben een tweeledig doel: • Ze dienen de kernkwaliteiten van het oorspronkelijke uiterwaardenlandschap te beschermen, herstellen en beleefbaar te maken; • Ze dienen de gebruikersbelangen; van zowel bestaande als nieuwe gebruikers. Aan het pakket van rivierverruimingsmaatregelen liggen de volgende – integrale – ordeningsprincipes ten grondslag: 1. De hoofdgeul van de Maas blijft hoofdstroom: andere geulen zijn nadrukkelijk ondergeschikt. De hoofdgeul blijft ongeveer even breed en wordt in geen geval smaller; dat is ook wenselijk voor de scheepvaart. 2. Rivierverruimingsmaatregelen bewegen mee met het oorspronkelijke reliëf. De hoogteverschillen tussen ruggen, geulen en terrassteilranden worden geaccentueerd en beleefbaar gemaakt. Daarbij gelden de AHN-kaart en de fysisch-geografi sche terrassenkaart als uitgangspunt. Vlaksgewijze vergraving van de uiterwaarden is daarom geen optie. 3. Rivierverruimingsmaatregelen concentreren zich eerst en vooral op de laaggelegen oude geulen in het buitendijks gebied. Dit impliceert dat de robuustheid van de diverse maatregelen direct geënt is op maat en schaal van het lineaire geulenstelsel. 4. De – permanent – meestromende geulen worden bij voorkeur in het Holoceenterras nabij de hoofdgeul aangelegd in oude nevengeulen. Zo kunnen voormalige eilanden (historische ‘middelweerden’) aan de rand van de hoofdgeul worden gereconstrueerd. 5. Voor de – alleen bij hoogwater meestromende – hoogwatergeulen is een ligging in het achterland (Dryasterras) na te streven. Hierbij kunnen ondiepe, brede ‘groene rivieren’ worden aangelegd, voorzien van een accoladeprofi el. In kwelgeulen wordt hoogwaardig kwelwater zolang mogelijk vastgehouden (strangen). 6. Het lineaire ruggenstelsel wordt beschermd en alleen in laatste instantie betrokken bij de rivierverruiming. De hoge oeverwallen, terrasrestruggen en kronkelwaarden van de holocene Maas worden in standgehouden, mede omdat hier sprake is van een hoge dichtheid van archeologische resten. Ook vanwege de hoge onderzoekskosten (2012: tot 11 euro per m2 ), wordt vlaksgewijze vergraving van ruggen onwenselijk geacht. 7. De hoogste ruggen worden vanouds bewoond en zijn archeologisch waardevol. Hier vinden we nog steeds enkele karakteristieke historische rivierdorpen. Op de ruggen liggen ook de waardevolle oude akkers. 8. Het gigantische volume aan vrijkomende gronden mag het landschap ook buiten het Maasdal niet aantasten. Bij het positioneren en dimensioneren van hoogwatermaatregelen wordt daarom aangestuurd op een maximale winning van verhandelbare delfstoff en (grind, zand, klei). Overige minder waardevolle gronden worden in principe omgeput in zandwinplassen.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 77 9. Bij alle rivierverruimingsmaatregelen wordt het ‘agrarisch productiepotentieel’ zorgvuldig meegewogen volgens het principe van ‘zuinig ruimtegebruik’ zoals dat is vastgelegd in de gelijknamige Praktijkgids (Provincie Limburg i.s.m. LLTB, 2011). Met de term ‘agrarisch productiepotentieel’ wordt bedoeld: ‘het vermogen van het landbouwgebied om producten te kunnen voortbrengen. Van invloed zijn de omvang van het landbouwareaal, de kwaliteit van de landbouwgronden (bodemstructuur, perceelsvorm, ligging) en de aanwezige voorzieningen, zoals het waterbeheer en de ontsluiting.’ 10. Rivierverruimingsmaatregelen worden zodanig ingericht dat de opbrengst per hectare voor de landbouw substantieel blijft. Vandaar dat het type hoogwatergeul (‘maatregel geel’) met een optimale drooglegging voor hooilanden met nabegrazing de voorkeur krijgt. 11. De natuurlijke dynamiek van beekmondingen wordt waar mogelijk hersteld. 12. Obstakels worden indien enigszins haalbaar verwijderd, omdat dan minder ingegrepen hoeft te worden in het landschap. Voorbeelden van dergelijke obstakels zijn bouwvolumes, landhoofden van bruggen, dwarsdammen en onnodige bedijkingen. 13. Het pakket aan rivierverruimingsmaatregelen wordt zodanig gedimensioneerd dat eventuele toekomstige volume-uitbreidingen van landbouw- en recreatie bedrijven in de uiterwaarden mogelijk blijven. Volgens de vigerende regelgeving moeten deze bedrijven zelfstandig voor compenserende verruiming zorgen.

78 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.4 LANDBOUW 5.4.1 Kwaliteitsslag in het Maasdal Ontwikkeling Maasdal Zoals uit de Verkenning & preview Landbouw naar voren komt, staat het kwetsbare rivierenlandschap in het Maasdal door de aanhoudende rationalisatie van de landbouw nog steeds onder druk. De landbouw ziet zich gedwongen tot verdere intensivering of schaalvergroting. Tegelijkertijd constateren we dat het beleid van Rijksoverheid en Provincie in kwetsbare gebieden als het Maasdal vooral gericht is op extensivering en verbetering van de landschappelijke kwaliteit. In het rapport Puzzelen met de ruimte in Limburg; Over landbouw en ruimteclaims in het Limburgs landelijk gebied (dec. 2009) wordt geconcludeerd dat landbouwbedrijven zullen moeten kiezen uit drie mogelijke vormen van bedrijfsontwikkeling: schaalvergroting, verdieping, verbreding of een combinatie daarvan. ‘Grote bedrijven’, zo stelt men, ‘continueren gemakkelijker, o.a. doordat zij een sterkere positie in de keten innemen, kostprijsgericht zijn en innoverend; kleinere bedrijven verdwijnen of verbreden; middelgrote bedrijven zullen nieuwe allianties moeten aangaan (kostprijsverlaging en ketenpositie).’ In het laatste decennium zijn veel landbouwbedrijven in het gebied van de Regiovisie gestopt. Maar ook al neemt daar het aantal landbouwers af, er blijft voor de sector behoefte aan voldoende ruimte en grond om zich te kunnen ontwikkelen: minder agrariërs, grotere bedrijven. Die grotere bedrijven zullen een deel van de karakteristieke graslanden in de uiterwaarden gebruiken voor de grootschalige teelt van arbeidsextensieve voedergewassen voor de intensieve veehouderij. Het toekomstbeeld is dat van een grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap. Zuinig ruimtegebruik De Hoogwatertaakstelling 2050/2100 speelt weliswaar vooral op de lange termijn, maar legt onvermijdelijk beslag op de productieruimte van de landbouw in het Maasdal. De provincie wil in Limburg een evenwichtige en toekomstbestendige ontwikkeling realiseren. Voor dat doel moeten aanspraken op landbouwgrond worden afgewogen tegen het maatschappelijk belang om voor de land- en tuinbouw voldoende productieruimte én productiepotentieel te behouden. Het zoeken naar een balans tussen landbouw, natuur en overige functies vraagt om een integrale afweging. Voor dat doel is een van de onderwerpen, ‘zuinig ruimtegebruik’, uitgewerkt in een gelijknamige Praktijkgids, in juli 2011 uitgegeven door de provincie in nauwe samenwerking met de LLTB. ‘Zuinig ruimtegebruik’ is ook een van de onderwerpen die zijn vastgelegd in de Verklaring van Roermond. Vandaar ook dat ‘zuinig ruimtegebruik’ een van de ordeningsprincipes is, waarop de in

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 79 dit Masterplan voorgestelde maatregelen gebaseerd zijn. De essentie van ‘zuinig gebruik is dat het agrarisch productiepotentieel zorgvuldig wordt meegewogen bij de samenstelling van het pakket aan rivierverruimingsmaatregelen. Met het oog op de continuïteit van de sector worden vergravingen ten behoeve van de waterstandsverlaging geconcentreerd in de laag gelegen nattere delen van de uiterwaarden: de geulen. De hoger gelegen oude akkers met hun hoogkwalitatieve gronden blijven hun functie behouden en worden zo veel mogelijk gespaard. Als het landbouwareaal in omvang afneemt kan het productiepotentieel worden hersteld door te investeren in de kwaliteit van de landbouwgronden en het voorzieningenniveau. Dergelijke maatregelen, die ertoe bijdragen dat er uiteindelijk voor de landbouw geen achteruitgang optreedt, worden ‘mitigerend’ genoemd.’ Doel daarvan is, verlies aan kwantiteit te compenseren door verbetering van de kwaliteit waardoor het totale productiepotentieel niet vermindert. Deze mitigerende maatregelen worden bij voorkeur in het Maasdal zelf genomen, waarbij onder meer zoveel mogelijk versnippering wordt tegengegaan. Maar het Maasdal neemt een aparte positie in. Verbetering van natte gronden door ophoging zou namelijk confl icteren met de voorgestane waterstandsverlaging. Maar indien kwalitatieve compensatie binnen het Maasdal niet toereikend is, wordt gezocht naar oplossingen buiten het Maasdal. Voortrekkersrol wordt beloond In de visie van provincie kan de landbouw in Limburg zich verder ontwikkelen als innovatieve sector met economische gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers die duurzaam produceren en midden in de (lokale) samenleving staan. Het moet er uiteindelijk toe leiden, dat straks elk landbouwbedrijf een sierraad voor de omgeving is. Overheidsinspanningen zijn er meer en meer op gericht vooruitstrevende landbouwondernemers een voortrekkersrol te geven. Deze voortrekkers zetten in op ‘excellent produceren’ met aandacht voor kwaliteitslandschap (gebaseerd op gebieds-DNA), milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid (gezond voedsel). Ze kunnen daarbij niet alleen rekenen op constructieve hulp, facilitering van de provincie en gemeenten, maar ook op fi nanciële ondersteuning. De bedoeling is, dat de innovatieve plannen van deze voortrekkers structuurversterkend werken, de integrale samenwerking met andere sectoren centraal stellen en aansluiten bij het burgerperspectief (draagvlak). De verwachting is dat plannen die volgens dit nieuwe beleidskader worden uitgevoerd, duurzaam zijn en gaandeweg breed en gemotiveerd navolging vinden. Kwaliteitsslag in het Maasdal Ook de regio wil daarom volop inzetten op de ontwikkeling van de landbouw in de kop

80 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG van Noord-Limburg. Voorwaarde is dan wel dat de boeren constructief bijdragen aan kwaliteitsverbreding van het Maasdal in de meest brede zin. Beleidsdoel is het scheppen van een onderscheidende kwaliteitsomgeving waarin duurzame renderende landbouw, gezond leven, gezonde voeding, hoge biodiversiteit en een aantrekkelijk vrijetijdslandschap de kernbegrippen vormen. De invulling van de hoogwater taakstelling biedt daarbij de ideale omstandigheid om tot een duurzame kwaliteitsslag te komen. 5.4.2 Toekomstperspectief: slimme combinaties De toekomst van de agrarische sector in het Maasdal ligt dus bij het op onderscheidende wijze combineren van verschillende bedrijfsactiviteiten, waarmee het aloude begrip ‘gemengd bedrijf’ een nieuwe, innovatieve invulling krijgt: • Agrarisch: productie van hoogwaardige streekproducten; • Toeristisch-recreatief: boerderij als ‘gasthof’; • Zorgverlening: opvang van volwassenen/ senioren/kinderen met een beperking; • Beheer en onderhoud: de boer als rentmeester van natuur en landschap. Hier ligt een volledig nieuw perspectief: de boer niet alleen als ‘producent’ van gezond voedsel maar ook van gastvrijheid, zorg, natuur en landschap. Een fl exibel ondernemerschap, gericht op unieke productenmixen en op basis waarvan een gezonde inkomensbasis wordt verkregen. Agrarisch: productie van hoogwaardige streekproducten De vraag naar streekeigen, eerlijke en veilige producten neemt gestaag toe. Mensen willen gezond leven en vooral ook gezond eten. Ze zijn zeer betrokken bij de herkomst van hun voedsel. Het duurzaam produceren van hoogwaardige, gezonde (bio)producten voor de lokale -, stads- en euregionale markt kan daarom lucratief zijn. Een collectief van bioboeren kan de regionale merkidentiteit van streekproducten duurzaam vorm en inhoud geven. Toeristisch-recreatief: boerderij als gasthof Er zijn kansen voor de boer of manegehouder als horeca- en recreatieondernemer. Hij kan zijn boerderij, zijn ‘hof’, openstellen voor gasten. Daarbij gaat het vooral om onderscheidende ‘experience’-concepten, die inspelen op de behoefte aan nieuwe kwalitatieve vormen van beleving en verblijf voor jong en oud op het boerenerf. De op toerisme en recreatie ingestelde landbouwbedrijven kunnen, naar het voorbeeld van het door de LLTB in het leven geroepen ‘collectief van natuurboeren’, een collectief van recreatieboeren te vormen.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 81 Zorgverlening: dagopvang van mensen met een beperking Tal van aspecten van het boerenleven, zoals omgang met dieren, werken in de moestuin en ‘buiten’ zijn, hebben een therapeutisch eff ect. Vooral mensen met een beperking en dementerende ouderen hebben er baat bij. Veel zorgorganisaties exploiteren in eigen beheer zorgboerderijen. Maar het aantal zelfstandige zorgboerderijen neemt toe. Deze zogenaamde zorgboeren realiseren naast hun gewone agrarische activiteiten dagopvang, speciaal voor deze groep van zorgbehoevenden. Daarnaast zijn er steeds meer boeren actief op het gebied van (buitenschoolse) kinderopvang. Boer als rentmeester De aanduidingen Ecologische Hoofdstructuur, Provinciale Ontwikkelingszone Groen, Ecologische Maascorridor zijn allemaal van toepassing op (delen van) de Maasdalzone en zijn welbewust door de Provincie bepaald. Het beleid daarachter is nadrukkelijk gericht op behoud van biodiversiteit. Met dat doel wordt langzaam maar zeker een robuust ecologisch migratienetwerk gerealiseerd, een systeem dat garant staat voor ecologische veerkracht. Ook bij de – tot dusver in het kader van de noodzakelijke rivierverruiming uitgegeven – concessies voor ontgrondingen ligt het accent voornamelijk op natuurontwikkeling. Voor het Maasdal zijn bovendien subsidieregelingen van kracht voor het realiseren van enerzijds ‘nieuwe natuur’ en anderzijds ‘beheersgebieden’, waar agrariërs natuur- en landschapsgericht boeren. Zowel bij ‘nieuwe natuur’ als bij ‘beheersgebieden’ in de uiterwaarden ligt het accent op herstel van kleinschalige ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen als het heggenlandschap en het kwelbeeklandschap met zijn natte hooilanden en elzenstrookverkaveling. Opmerkelijk is dat het merendeel van de bedreigde soorten die op de Rode Lijst staan, zijn leefgebied heeft in de kleinschalige ‘natuurlijke’ cultuurlandschappen. Beleidsdoel is dat het aantal Rode Lijst soorten in 2020 verminderd moet zijn ten opzichte 19942002; de populatie van Rode Lijst soorten moet dus weer toenemen. Herstel van dit soort kleinschalige cultuurlandschappen leidt daarmee tot behoud en zelfs een toename van biodiversiteit. Maar dat niet alleen. Deze feitelijke herwaardering van het ‘natuurlijke’ cultuurlandschap is meteen ook een herwaardering van datzelfde landschap als erfgoedlandschap. Al die kleinschalige cultuurlandschappen zijn immers exponenten van de specifi eke eigenheid en belevingswaarde van de streek. De stapeling van cultuurlijke en natuurlijke waarden is voor het begrip kwaliteitslandschap elementair; ze vormen de grondslag voor de aantrekkingskracht van het ‘groene hart’. Natuur- en landschapsontwikkeling en inherent daaraan beheer en onderhoud zijn dus cruciaal voor zowel de biodiversiteit als voor de aantrekkingskracht en belevingswaarde van het vrijetijdslandschap. Het is duidelijk dat het ontwikkelen en in stand houden van een kwaliteitslandschap de collectieve inzet vraagt van geëngageerde personen en organisaties. Een aantrekkelijk en ‘biodivers’ Maasdallandschap kan nooit vanuit individuele bedrijven gebiedsdekkend gerealiseerd worden. Om versnippering te voorkomen en een gelijkgestemde aanpak te bevorderen is behoefte aan een overkoepelende strategie. De LLTB, die niet voor niets de slogan ‘anders durven doen’ voert, wil hierin een centrale rol spelen. Ze hebben zelfs een collectief van natuurboeren opgericht. De boer kan dus een gewaardeerd partner worden in beheer en onderhoud. Als lid van het collectief en zelfstandig ondernemer kan de boer naast zijn primaire activiteit als voedselproducent een belangrijke taak vervullen bij het ‘produceren’ van natuur en landschap. ‘Kwaliteitsmenu’ als fondsengenerator Naast die collectieve inzet vraagt het ontwikkelen en in stand houden van het kwaliteitslandschap geld, veel geld. Het collectief van natuurboeren kan zijn werk niet voor niets doen. De revenuen van zijn natuur- en landschapsgerichte activiteiten moeten een substantieel en toekomstbestendig aandeel vormen van het basisinkomen van de deelnemende natuurboeren. Doel is immers een rendabele natuur- en landschapsgerichte bedrijfsvoering, waardoor zowel bedrijfscontinuïteit als ontwikkeling en beheer duurzaam gegarandeerd zijn. Niet alleen de agrariër moet doordrongen zijn van de meerwaarde van een mooi landschap. Ook de maatschappij moet het belang ervan inzien en zich realiseren dat daar een economische tegenprestatie tegenover moet staan.

82 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.4.3 De agrarische sector en rivierverruiming De hoogwatertaakstelling met de daaraan inherente rivierverruimingsmaatregelen resulteert hoe dan ook in een ruimteclaim op de uiterwaarden in het Maasdal. Hoe we het ook wenden of keren; het gebied moet stevig op de schop. Het is zaak om de tussen nu en 2100 noodzakelijke ingrepen zodanig te kiezen dat ook andere doelen / belangen worden gediend en het gebied aan kwaliteit kan winnen. Uitgangspunt van het Masterplan is te zoeken naar maatregelen, die dit kwetsbare gebied zoveel mogelijk in zijn kernkwaliteiten intact laten. Die kernkwaliteiten zijn uiterst divers: ze zijn van aardkundige, archeologische, ecologische, natuur- en cultuurhistorische aard en zijn met het oog op de complexe gebiedsontwikkeling van het Maasdal samengebracht in een integraal pakket van ordeningsprincipes. Net zo divers is het gebruik van het Maasdal. Vanuit het perspectief van de diverse gebruikers zijn uitgangspunten geformuleerd. Sommige daarvan lijken, althans in eerste instantie, met elkaar te confl icteren. Vooral de landbouw, de hoofdgebruiker van het Maasdal, zal ruimte moeten inleveren. Vanuit de gangbare bedrijfsvoering hebben de ondernemers en de gebruikers in het Maasdal de voorkeur voor rivierverruimingsmaatregelen die in of direct langs de rivier plaatsvinden, zoals zomerbedverbreding. Ook het wegnemen van dwars op de stroomrichting liggende obstakels, zoals de landhoofden van bruggen, zouden vóór alle andere mogelijke maatregelen moeten worden toegepast. Vanuit het oogpunt van de traditionele landbouw is dat logisch want deze maatregelen hebben strikt genomen het grootste rivierverruimingseff ect en laten alles bij het oude. Maar als met dit type maatregelen veel blijft zoals het was, valt in feite de basis weg onder het Masterplan Maasdal. Immers met het Masterplan zetten regio en Provincie in op integrale gebiedsontwikkeling, waarbij het uiterwaardenlandschap hersteld wordt tot een attractieve en belevenswaardige kwaliteitsomgeving. Een kwaliteitslandschap dus, dat fungeert als dé drager van de regionale ambitie en de zo noodzakelijke nieuwe economie. Voorwaarde is dus dat agrariërs hun bedrijf moeten kunnen blijven uitoefenen. Eff ecten rivierverruimingsmaatregelen op de landbouw Omdat ze de kwetsbare uiterwaarden ontzien en waar mogelijk herstellen, hebben verruimings maatregelen die meebewegen met de geomorfologie van het onderliggende landschap de voorkeur. Onderstaand de gevolgen die de eerder omschreven rivierverruimingsmaatregelen hebben voor landbouw en landschap: • Zomerbedverdieping en –verbreding hebben consequenties, die voor een deel ongewis zijn. Zomerbedverdieping heeft al plaatsgevonden in het kader van Maaswerken. Ook heeft tot tweemaal toe stuwpeilopzet plaatsgevonden. Zomerbedverbreding heeft weliswaar tijdelijk een groot eff ect op de waterstandsverlaging maar heeft een aantal nadelige neveneff ecten. In de eerste plaats vanuit de hydraulica van de rivier: verzandingen, afkalvingen, vaargeul binnenvaart enz. Daarnaast ondermijnt zomerbedverbreding de kernkwaliteiten van het Maasdal, zowel aardkundig (verlies karakteristieke en markante bodemreliëf) als archeologisch (aantasting van het archeologisch erfgoed dat overvloedig aanwezig is in de oeverwallen), maar ook agrarisch (het verlies van vruchtbare historische akkergronden). Op verzoek van de LLTB is beperkte zomerbedverbreding wel voorzien nabij Mook. Aldus wordt ook daar aan de vereiste waterstandsverlaging voldaan. • Vlaksgewijze weerdverlaging , wat neerkomt op vergraving en egalisatie van de hogere gronden, is niet aan de orde vanwege het verlies van vruchtbare akkers en andere kernkwaliteiten. • Het wegnemen van dwars op de stroomrichting liggende obstakels, zoals de landhoofden van bruggen, heeft weliswaar een groot eff ect op de waterstandsverlaging maar de kosten die met een dergelijke maatregel gemoeid zijn, zijn aanzienlijk. Desondanks wordt in het Masterplan voorgesteld om het obstakel van het landhoofd bij Oeff elt weg te nemen en de brug in de uiterwaarden op pijlers te zetten. • De meestromende geul wordt als hoogwatermaatregel in het NoordLimburgse Maasdal alleen kleinschalig en beperkt toegepast om zo min mogelijk gronden te onttrekken aan de landbouw. • Hoogwatergeulen blijken het minst

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 83 ingrijpend te zijn. Meer nog, ze benadrukken en versterken het authentieke uiterwaardenlandschap. Bovendien onttrekken ze naar verhouding de minste landbouwgronden. De maatregel behelst een drietal varianten, dat veelal gecombineerd wordt toegepast, waarbij het belangrijkste verschil bestaat in de mate van vernatting dan wel drooglegging: o Maatregel ‘blauw’: permanent water; o Maatregel ‘groen’: (natte) natuurontwikkeling; o Maatregel ‘geel’: grasland voor landbouw. In het algemeen heeft de sector moeite met vernatting. Belangrijkste bezwaren zijn de kortere bewerkings- en beweidingsperiode, structuurafname (door vertrapping en insporen van werktuigen), de slechtere benutting van mineralen (verminderde stikstofbeschikbaarheid), de lagere kwantiteit en kwaliteit van de grasproductie en de risico’s voor diergezondheid. Dat betekent dat bij vernatting de opbrengst per hectare daalt. Vandaar dat bij de inrichtingsvoorstellen (hoofdstuk 6) de maatregel geel (grasland voor de landbouw) het grootste oppervlak beslaat. De fl uctuerende grondwaterstand is bepalend voor de vergravingsdiepte. Bij de maatregel geel wordt uitgegaan van een minimale drooglegging van 50 cm onder maaiveld in de zomer. Het is overigens niet zo dat alleen de grondwaterstand onder het maaiveld van invloed is op het agrarisch gebruik van de betroff en gronden. Ook door omputten en omzetten van gronden wordt de natuurlijke geomorfologie verbroken en ontstaan slecht doorlatende lagen en verstoorde grondstructuren - met als gevolg een grotere kans op vernattingsschade.

84 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.5 TOERISME & RECREATIE Vrijetijdseconomie en professionaliteit Toerisme & recreatie is voor de regio van toenemend economisch belang. Het is een markt die nog steeds groeit. De sector krijgt dan ook de planologische ruimte om zich te ontwikkelen tot een volwaardige vrijetijdseconomie. In het algemeen wil de overheid daarin sturen, inspireren en enthousiasmeren maar – zoals gangbaar binnen de economie – ligt de dynamiek primair bij de ondernemers. Het perspectief voor de conjunctuurgevoelige leisure-sector wordt gefundeerd op die brancheondernemers, die creatief en vernieuwend willen inspelen op marktkansen. De nieuwsbrief van het OSO, Overlegorgaan van Samenwerkingsverbanden in de Openluchtrecreatie, bepleit dat met name de recreatieschappen ondernemender moeten worden (OSO-info 16, november 2011). Omdat de Rijksoverheid zich steeds verder terugtrekt uit openluchtrecreatie, zal de sector voor een rendabele exploitatie samenwerking moeten zoeken met marktpartijen en waar mogelijk zien te participeren in gebiedsgerichte projecten van provincie en gemeenten. Interessant hierbij is dat het Rijk zich nog wel bemoeit met structurele ontwikkelingen op het gebied van natuur en biodiversiteit: ‘En daar ligt een mooi raakvlak met openluchtrecreatie.’ Er wordt gepleit voor een proactieve verbinding tussen economie en natuur. In het algemeen wordt gesteld dat de recreatieschappen moeten investeren in groene ruimte en biodiversiteit en daarmee in de eigen business. Daarbij wordt samen opgetrokken met STIRR, de Stichting Innovatie Recreatie en Ruimte. De STIRR is een initiatief van een aantal vooruitstrevende recreatieondernemers en fungeert als aanjager van initiatieven op het snijvlak van recreatie en ruimte. De ambitie is recreatie en toerisme tot een gewaardeerde partner te maken bij gebiedsontwikkeling met als imago: krachtig, eigentijds en belangrijk voor de samenleving. Dat doet zij door innovaties in de praktijk te ondersteunen en stimuleren met onder meer zogenaamde ‘Green Deals’. Er is dus een ingrijpende sectorbrede kwaliteitslag nodig. Daartoe is – meer dan ooit – behoefte aan effi ciënte samenwerking en professionalisering binnen de regionale toeristische sector. Onderlinge samenwerkingsverbanden binnen de sector dienen te worden aangehaald. Het is van het groot belang eensgezind de ambities bij te stellen. Het is zaak om toekomstgericht en kordaat in te zetten op duurzaamheid, een eenduidige regio-identiteit en onderscheidend vermogen. Brancheorganisaties zullen projectorganisaties moeten worden; waarbij wordt gereorganiseerd op concrete haalbare doelen, daadkracht en doortastendheid. Planologische onderbouwing vrijetijdslandschap Het is de bedoeling dat de samenwerkende gemeenten nadrukkelijker inspireren en stimuleren, maar vooral faciliteren. De gemeenten doen dat vanuit een regionaal perspectief. Ze zullen werken aan een laagdrempeliger planologie en verkorte procedures. Kwaliteitsslag begint op internet De markt groeit, maar de eff ectieve vraag is fundamenteel aan het veranderen. Toeristen zijn zelfbewust, kritisch en zeer kwaliteitsbewust. Ze zijn ervaren in het reizen en nemen zelf de regie bij de selectie van reisdoel en arrangement. Mensen bepalen hun keuze via internet; daar kunnen ze ook het hele aanbod eenvoudig vergelijken. Als ze naar de regio komen, hebben ze vooraf al welbewust gekozen voor landelijkheid en de onderscheidende kernkwaliteiten van landschap en toeristisch-recreatieve attractiewaarde. Toeristen willen behandeld worden als welkome gasten; gastvrijheid dient hoog in het vaandel te staan. Potentiële nieuwe gasten beslissen over hun bestemming op basis van reviews op internet. Het is dus zaak het toeristisch-recreatieve aanbod van de regio op internet uitgebreid te presenteren. Daarnaast moet ook de ‘Gastvrijheidsacademie’ die Noord-Limburg wil oprichten, snel operationeel worden. Sector verrijken met diversiteit en kwaliteit De zelfbewuste toerist zal als consument uiteindelijk bepalen welke toeristisch recreatieve producten kansrijk zijn en aldus voor een belangrijk deel de richting bepalen waarin de sector zich ontwikkelt. Zoals het zich nu laat aanzien, is er een toenemende sympathie voor bijzondere, creatieve, duurzame toeristisch-recreatieve voorzieningen (winkels, horeca, logementen en andere verblijfaccommodaties met een unieke belevingswaarde). Onderscheidende initiatieven – ongeacht hun schaal of omvang – zouden altijd gestimuleerd en

86 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG gefaciliteerd moeten worden omdat ze de sector vernieuwen en verrijken. Toegevoegde waarde is daarbij een essentieel criterium. Uitgangspunt zou moeten zijn dat alle vooruitstrevende, innovatieve, ‘sustainable’ initiatieven kunnen rekenen op een coulante overheid, die uitgaat van een gelijkwaardige behandeling en een laagdrempelige regelgeving. Strategische allianties Alom leeft het besef dat toerisme sterk kan bijdragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied. En om ons heen is men al behoorlijk actief met ontwikkelprogramma’s. Om zich te kunnen handhaven zullen de tot dus ver traditionele toeristische ondernemers zich fl exibel moeten gaan opstellen en hun bedrijven gaan vernieuwen en specialiseren. Unieke productcombinaties ontstaan in de landelijke Regio Maasduinen door strategische allianties te sluiten met bedrijven en instellingen uit de sectoren landbouw, zorg en wonen. Met een multifunctionele aanpak kan de regio zich onderscheiden en zich een krachtig toeristisch imago aanmeten. Rondom thema’s als ‘landelijk wonen’, ‘gezond leven’, ‘eerlijk voedsel’ en ‘natuurbeleving’ kunnen verrassende productenmixen en arrangementen worden samengesteld. Het veelzijdige, maar verstilde landschap vormt hier de hechtingsstructuur én het ruimtelijk decor. Het landschap krijgt aldus een sleutelpositie, namelijk die van ‘vrijetijdslandschap’ en ‘belevingslandschap’. Een goede omgevingskwaliteit is de basisvoorwaarde voor een bloeiende toeristische en recreatieve sector en de grondslag voor kwaliteitsverbetering van het toeristisch product. Ze is de representatieve ‘gastenkamer’ van de regio en zodoende van sectoraal belang om het authentieke Noord-Limburgse landschap doelgericht te verbeteren en te ontsluiten voor het (stedelijk) publiek. Maasvallei Dit Masterplan zoomt in op het Maasdal aan de Noord-Limburgse kant van de Maasvallei. De Maasvallei ontvouwt zich aan beide zijden van de Maas en omvat het complete historische stroombed (zomer- en winterbed) van de rivier. Zo ligt de noordelijke Maasvallei – met zijn typerende terrassenlandschap – ruwweg tussen Peelzoom aan Brabantse zijde, en de stuwwal bij Mook en het Rijnplateau aan Limburgse kant. Voor de ontwikkeling van de Maasvallei wordt al samengewerkt met Brabant. Het is de bedoeling dat ook in het kader van de Hoogwatertaakstelling 2050/2100 wordt samengewerkt. In dat licht bezien zou het logisch zijn om een stap verder te gaan en ook de integrale gebiedsontwikkeling – die net als in NoordLimburg gestalte krijgt in samenhang met de rivierverruiming – gezamenlijk op te pakken. Groen hart van urbane ring Vooral het luwtegebied van Maasdal en Maasduinen heeft een hoge potentie. Ze vormt het groene hart van de urbane ring, bestaande uit het KAN-gebied, het Duitse Ruhrgebied, Den Bosch en Eindhoven en Venlo. Gezien de vanouds intensieve relaties met het dichtbevolkte Nordrhein-Westfalen ligt juist daar een grote marktpotentie. Voor de stedeling is onze regio het ideale vrijetijdslandschap en belevingslandschap. Hier kan hij zijn hectische bestaan in de stad afwisselen met het rustige, ontspannen leven op het land (‘slow life’). Hier kan hij onthaasten en zich ontspannen. En de gestresste en zorgbehoeftige stadsmens kan hier recupereren, of zoals men in Duitsland zegt ‘sich erholen’: weer op krachten komen. Ondernemers actief op het gebied van toerisme, recreatie en horeca kunnen daar gepast op inspelen. Eenheid in verscheidenheid Het is nadrukkelijk de bedoeling om de regio – dus zowel Maasdal en stuwwal als Maasduinen – eenduidig en als een samenhangende eenheid te ontwikkelen en te promoten. Echter, binnen het langgerekte plangebied van het Maasdal zijn oorden te ontdekken met onderling zeer verschillende karakteristieken en kwaliteiten. In samenhang met de naburige hogere gronden zijn de onderlinge verschillen vaak nog groter. In de streefbeelden – zoals uitgewerkt in deelplannen in hoofdstuk 6 – vormen verscheidenheid, unieke karakteristieken en gave ensembles dankbare uitgangspunten voor duurzame ontwikkeling van locaties. Nieuwe ontwikkelingen worden dus bij voorkeur geënt op historische structuren, maar ook de instandhouding en het herstel van het rijke erfgoed – zowel cultuur- als natuurhistorisch – heeft de volle aandacht. Water als drager voor ontwikkeling Het Maasdal functioneert – met enige regelmaat en vooral in de winter – als stroombedding. Daarom zijn vanouds de functies in het Maasdal principieel

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 87 watergerelateerd. Ook in het scenario voor de toekomst wordt overwegend ingezet op watergerelateerde ontwikkelingen. De plannen houden tenminste rekening met de hoogwatersituatie en veiligheid, maar kenmerkend voor de ontwikkellocaties zijn de creatieve functiecombinaties die primair gefundeerd zijn op watergebruik en de meerwaarden die water kan hebben op de kwaliteitsomgeving. De Maas en in het bijzonder de in het kader van de rivierverruiming nieuw te graven meestromende geulen en plassen in het winterbed bieden bijna onbegrensde en onvermoede mogelijkheden voor watertoerisme en –recreatie: jachthavens, drijvende vakantie-lodges of woonboten, natuurstrandjes, paviljoens, watersport en outdoor-centra. Daarbij is het cruciaal dat de oerfunctie van de rivier als ‘verbindende waterweg’ weer meer betekenis krijgt. In de nabije toekomst zullen alle highlights in de vallei (Maasdal en achterland) vanaf de Maas toegankelijk zijn via land-waterknooppunten: gastvrije kades met Maashaltes en veerstoepen. Toeristen kunnen van plek naar plek de rivier bevaren met een toerboot of rondvaartboot. Watertaxi’s zoals de MaasHopper en (nieuwe) fi ets-/voetveren zullen frequenter pendelen en routes verbinden. De dorpen pal aan de rivier en het stadje Gennep richten zich zoals vanouds weer functioneel en ruimtelijk op de Maas. Daarbij is het van belang dat zo’n ‘riviergericht dorp’ vanaf de Maas een attractieve en uitnodigende zichtlocatie wordt. Het algehele rivierfront wordt opgeknapt en gerevitaliseerd, waarbij de eigen identiteit van het dorp wordt geaccentueerd. Eén groot voordeel hebben rivierdorpen aan de Limburgse zijde al: ze liggen lekker aan de zonzijde. Boten van bezoekers worden afgemeerd aan de kademuur van een kleinschalig vriendelijk ‘ontvangstplein’, een levendige kade met horeca en terrassen biedt toegang tot de bezienswaardige ontspannen kern van het rivierdorp. ’Maasdalroute’ is hartlijn nieuwe toeristische infrastructuur In de uiterwaarden van het Maasdal – ook wel ‘voorland’ genoemd – ligt parallel aan de hoofdgeul een lineair stelsel van laaggelegen langgerekte nevengeulen en hoger gelegen langgerekte ruggen. Op deze ruggen in het dal liggen sinds mensenheugenis enkele kleinschalige rivierdorpen en de oude bolle akkers. Vanwege de hoogwaters zijn deze rivierdorpen nauwelijks uitgebreid en nog zeer authentiek en pittoresk. De landwegen zijn sinds lang vooral dienstbaar aan de landbouw; ze volgen de hoge ruggen en daarmee de rivier. Vandaar dat deze landwegen meer en meer in zwang raken als toeristische routes. Ze volgen de rivier met haar panoramische vergezichten en brengen je min of meer vanzelf in de historische rivierdorpen. In de uiterwaarden echter zijn de landwegen opgehangen aan de nederzettingen op het hoge en droge achterland en daarmee niet doorgaand. Ook zijn er in het Maasdal de laatste vijftig jaren door vergravingen (havens, plassen, landhoofden van bruggen) en nieuwe bebouwingen (industrieel overslagterrein) dwars op het lineaire uiterwaardensysteem blokkades en barrières opgeworpen die de continuïteit verstoren. In het Masterplan worden oplossingen aangedragen om deze blokkades en barrières zo snel mogelijk weg te nemen dan wel te omzeilen. Een continu lineair stelsel van de riviervolgende landwegen is elementair voor de toeristische ontwikkeling en publieke ontsluiting van het langwerpige Maasdal. Het verbeterde, samenhangende en doorgaande stelsel van landwegen noemen we ‘Maasdalroute’. De Maasdalroute is de toeristische hartlijn, de lengteas die bestaande centra, accommodaties, voorzieningen en overige attracties en belevingswaardigheden verbindt of kruist en waaraan nieuwe ontwikkelingen zich hechten. Tevens is de Maasdalroute een interessante cultuur- én natuurroute die op een thematische en educatieve wijze erfgoedparels en natuurparels ontsluit. Met de Maasdalroute worden feitelijk de afzonderlijke parels tot een schitterend snoer geregen. Eerst in samenhang met de rivier als verbindende waterweg komt de Maasdalroute volledig tot zijn recht. Een reeks van landwaterknooppunten maakt het mogelijk om afwisselend over water of land de Maasvallei te verkennen. De landwegen in het Maasdal waar tot dusver over gesproken is, zijn goed verharde wegen maar tot op de dag van vandaag autoluw – ze worden voornamelijk gebruikt door landbouwverkeer en relaxte fi etsers en wandelaars – en dat moet ook in toekomst zo blijven. Maar als Maasdalroute een feit is, zullen de landwegen snel in populariteit toenemen bij fi etsers en wandelaars. Om de dominantie van de auto te breken, worden daarom op regelmatige afstand sluizen opgenomen in route die voor landbouwverkeer en paardenwagen passerbaar zijn maar niet voor personenauto’s.

88 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Maasstruin- en Maasruiterpad Ten slotte willen we in het Masterplan inzetten op een tweetal, het Maasdal volgende doorgaande onverharde paden. Het eerste pad is een of Maasstruinpad, een langeafstandswandelpad van Rotterdam naar Maastricht en wellicht nog verder. Het tweede is een Maasruiterpad direct langs de rivier, vergelijkbaar met de oude lijn- of jaagpaden. Het doorgaande ruiterpad wordt op regelmatige afstand gefaciliteerd door een manege met herberg waar ruiter en paard kunnen rusten en overnachten. Het Maasruiterpad kan aansluiten op bestaande Euregio-ruiterpaden. Voorland en achterland verbonden Het ‘voorland’ is de uiterwaardenzone van het Maasdal. Het ‘achterland’ begint in wezen bij de steilrand naar het aangrenzende hoger gelegen terrasniveau; hier liggen hoog en droog de hoofdfuncties van de regio. Het Maasdal volgend ligt op de rand van dit terras de N271, de regionale hoofdweg van noord naar zuid en visa versa. De N271 verbindt de belangrijkste bebouwingskernen. Allemaal dorpen die zijn gesticht op het aangrenzende, hoger gelegen terrasniveau – en veelal direct gelegen zijn aan een beek. Elk dorp heeft vanouds zijn eigen toegangsweg naar de veerplaats – waar men de rivier kon oversteken – en een laad- en loswal. Men onderhield goede relaties met de overburen aan Maas; en de overgeslagen goederen en soms ook dieren kwamen van en/of gingen naar het Duitsland. Er bestonden verbindingwegen over de stuwwal naar Kleve en onderlangs diezelfde stuwwal naar Kessel en Goch. Verder naar het zuiden – richting Weeze, Kevelaer, Twisteden, Walbeck, Geldern – voerden de verbindingen dwars door de ruige duin- en veengronden. Ook trok de op zes kilometer van de grens gelegen bedevaartsplaats Kevelaer (sinds 1642) veel pelgrims uit Brabant. Deze historische dwarsverbindingen zijn nog grotendeels in takt. Ze kennen veelal geen intensief autoverkeer en zijn zodoende uitermate geschikt als toeristische en recreatieve fi etsroutes die Brabant Limburg en Duitsland in serie schakelen. Via deze ‘BLD-routes’ kan het Duitse achterland verkend worden; tegelijk wordt met deze routes omgekeerd ook de Regio Maasduinen toegankelijk gemaakt en ontsloten voor de Duitse gasten. Daarbij verdient de inrichting van de routes met name bij de grensovergangen en met betrekking tot de continuïteit in en vanuit Duitsland de aandacht. Toeristische ontwikkeling historische rivierdorpen planologisch sturen Het is verstandig om specifi ek voor de historische rivierdorpen Well, Aijen, oud Bergen en Mook (min of meer naar het voorbeeld van Arcen) een toeristisch ontwikkelingsplan (TOP) met uitvoeringsgerichte projectvoorstellen op te stellen; dit in samenwerking met plaatselijke ondernemers en belangrijke spelers uit toeristische sector. Een dergelijke TOP zal zich primair richten op het versterken van de ‘couleur locale’. Het TOP is ook een erfgoedplan en beeldkwaliteitplan; het geeft praktische richtlijnen voor het structureel opknappen van het cultuurhistorisch erfgoed als gaaf ensemble. Bovendien maakt het concreet hoe – op een respectvolle kleinschalige wijze – het erfgoedensemble creatief benut kan worden. Speciale aandacht gaat uit naar een regelluw beleid, dat ondernemers en burgers concreet stuurt en faciliteert bij hun initiatieven om accommodaties en voorzieningen te realiseren, vooral die welke gericht zijn op meerdaags verblijf. Verder wordt gedacht aan allerlei kleinschalige attracties, “oude ambachten”, musea, (souvenir)winkeltjes enzovoort, die de aantrekkingskracht van een dorp voor vakantiegangers, dagjesmensen én de eigen inwoners verhogen.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 89 De dijk bij Middelaar, straks onderdeel van de Maasdalroute

90 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.6 ZORG Zoals we eerder al vaststelden is onze overwegend groene, landelijke streek al sinds de tweede helft van de 19e eeuw in trek als zorgregio. Maar sindsdien is de zorgvraag ingrijpend veranderd en verbreed. Die zorgvraag heeft al lang niet meer alleen betrekking op mensen die langdurig en intramuraal verzorgd moeten worden. Onder invloed van allerlei trends en sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen zijn aan die traditionele doelgroep nieuwe doelgroepen toegevoegd, elk met zijn specifi eke wensen en eisen. Verschillende groepen, die samen een groot deel van de bevolking vertegenwoordigen, zijn vanuit het oogpunt van gebiedsontwikkeling interessant: • De ‘erholung’ zoekende stedeling : het betreft hier de gestresste stadsmens die bewust leeft en naar zelfzorg streeft. Hij zoekt in het groene landschap een ‘healing environment’ (‘helende omgeving’) waar hij kan recupereren. Zijn activiteiten richten zich op het behouden van een gezonde geest en een gezond lijf. Lokale bedrijven kunnen producten en arrangementen aanbieden op het gebied van spiritualiteit en esoterie, sportief bewegen, gezond eten en allerlei vormen van wellness en beauty, geïnspireerd op het klassieke Kurort-concept. • De vitale senioren : het gaat hier om een grote en groeiende groep vijftigplussers die op zoek zijn naar rust, comfort, veiligheid en zekerheid van zorg, en daarbij graag zelf de regie houden. Ze vinden die in exclusieve vakantieaccommodaties en (semi) permanente woonvormen met op hun behoeften afgestemde recreatieve voorzieningen (golf, jachthaven) – bij voorkeur in een landelijke, pittoreske omgeving. Langer zelfstandig wonen komt steeds meer binnen bereik dankzij de inzet van allerlei domotische zorgsystemen (zorgdomotica). • De families-met-zorgbehoevende(n): deze eveneens groeiende groep wil, nadrukkelijk samen met dierbaren die specifi eke zorg nodig hebben, op vakantie of met enige regelmaat een weekendje weg uit de dagelijkse omgeving. Dit vraagt om aangepaste accommodaties met professionele zorg al dan niet in samenwerking met zorgorganisaties. Denk aan de zogenaamde ‘herstelhotels’ met speciale verblijfsaccommodatie voor familie en andere naasten, vergelijkbaar met het Ronald McDonald huis. Deze veranderingen vragen letterlijk om een innovatief zorglandschap, waarbij het onderscheidend vermogen gezocht in bijzondere combinaties van zorg, recreatie en landelijk wonen, zoals comfortabele resorts, intieme gastenhuizen en toegewijde zorgboerderijen. Daarbij kan het gaan om tijdelijke (vakantie) bestemmingen maar ook om (semi-) permanente oorden en parken. Belangrijk is dat zorg niet geïsoleerd wordt geboden, maar wordt gecombineerd met en bij voorkeur geïntegreerd in gangbare kernactiviteiten op het gebied van toerisme & recreatie, wonen en landbouw. Om die reden wordt ‘Zorg’ bij de gebiedsontwikkeling van het Maasdal gezien als integraal thema. Dat komt tot uitdrukking in die visieparagrafen, waar zorg een belangrijk onderwerp is bij de diverse integrale ontwikkelconcepten.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 91

92 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 5.7 WONEN Summum van exclusiviteit Wonen in het Maasdal is in feite een privilege. Het is een omgeving waarvan de gemiddelde toerist verzucht: ‘Hiér zou ik willen wonen!’ Wat het zo exclusief maakt? De landelijkheid, de rust, de prachtige natuur, de weidse vergezichten en natuurlijk de Maas die traag door zijn brede vallei naar zee stroomt. En het summum van exclusiviteit is natuurlijk wonen in een van die pittoreske historische rivierdorpen en buurtschappen; zoals Mook, Heukelom, oud Bergen, Aijen en Well. Met name die drie laatste hebben door hun geïsoleerde ligging in het stroomdal van de rivier hun authenticiteit grotendeels behouden. Er heeft – ook in de laatste vijftig jaar – nauwelijks nieuwbouw plaatsgevonden. Maar ook buiten deze dorpen zijn er bijzondere woonplekken. Neem de markante steilrand van het Late Dryas terras ten westen van de N271; daar te kunnen wonen met panoramisch uitzicht over het dal lijkt een exclusief voorrecht. Het ‘sublieme’ wonen De Regiovisie pleit voor investeren in exclusieve woonprogramma’s. Onbedoeld kleeft er iets elitairs aan het begrip exclusiviteit. ‘Exclusief’ heeft namelijk de connotatie van ‘uitsluitend voorbehouden aan een kleine elite’. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling, we willen namelijk dat zoveel mogelijk mensen kunnen genieten van landelijk wonen – al is het maar tijdelijk. Vandaar dat we, waar het gaat om nieuwe woonvormen liever spreken van ‘het sublieme wonen’. Nieuwe landelijke wooncomplexen die het predicaat ‘subliem’ verdienen, zijn eerst en vooral woonvormen die permanent en tijdelijk wonen op een creatieve wijze weten te combineren. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen primair bedoeld zijn voor publiek en collectief gebruik en dus minder voor elitair individueel gebruik. ‘Living on the edge’ Verspreid over het Maasdal vinden we met name op de landschappelijke randen van het Late Dryas terras grotere en kleinere zones die zich lenen voor vormen van subliem wonen. Hier, in het decor van een langzaam, natuurlijk en romantisch landschap liggen bijzondere wooncomplexen op grote kavels – met aan de lage kant een overweldigend panoramisch uitzicht op de uiterwaarden en het open water, en aan de hoge kant uitgestrekte bossen en rivierduinen. De condities zijn zodanig dat er enerzijds ruimte is voor het opwaarderen van de bestaande gebouwenclusters (van origine meest boerenerven), zowel esthetisch als functioneel. Anderzijds zijn er mogelijkheden om nieuwe clusters te realiseren, mits het open, intermitterende karakter met de fraaie doorzichten vanaf de N271 naar de Maas – letterlijk – ruim gerespecteerd wordt. Meebewegen met het water Een belangrijke voorwaarde voor bouwvolumes in het Maasdal is dat de Waterwonen, tekening W.P.P. Kol architect

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 93 maatregelen die daarbij worden ingezet, bieden geweldige kansen voor subliem ‘waterwonen’. Op diverse locaties zullen nieuwe plassen ontstaan waar ontwikkelingen op het gebied van waterwonen hun beslag zullen krijgen. Diverse typologieën zijn mogelijk: drijvende eilanden, drijvende solitaire woningen en woonboten. Mogelijke ontwikkellocaties voor drijvend wonen vinden we in de Mooker Voorhaven (deelplan 1) en de Bergerplas (deelplan 10). En ook hier bestaat de mogelijkheid om woon-, zorg- en vakantiefuncties op innovatieve wijze te combineren. Keurmerk ‘Excellent Wonen’ De essentie van nieuw te realiseren woonprogramma’s in het buitengebied is, dat slimme combinaties van woon-, zorg- en toeristische functies voortaan van overheidswege worden gestimuleerd. Wonen is voortaan meer dan wonen alleen, het heeft ook een zorgdimensie en een toeristischrecreatieve dimensie. Op deze manier kan een scala van innovatieve woon- en vakantiemilieus ontstaan voor een brede, gediff erentieerde doelgroep waarmee de regio kan anticiperen op maatschappelijke tendensen en ontwikkelingen, die zich – ook internationaal – steeds duidelijker aftekenen. De meest pregnante evolutie is de verdergaande vergrijzing, die resulteert in een groeiende groep van redelijk vermogende senioren en pensioengerechtigden. Deze senioren zijn mensen die tot op steeds hogere leeftijd zelfstandig maar wel comfortabel en veilig willen wonen. Verder willen ze indien noodzakelijk verzekerd zijn van deskundige zorg. Dat kan dankzij nieuwe zorgdomoticatechnieken en (thuis)zorgdiensten in of vlakbij het wooncomplex. In het warmere Zuid-Europa overwinteren senioren in resorts, landgoederen en vakantieparken. Verblijfsmilieus met mengvormen en crossovers van wonen, zorg en recreatieve functies zoals zwembad, golfbaan en dergelijke, zijn daar dan ook heel gewoon. Zo kunnen senioren ook in Noord-Limburg permanent en al dan niet begeleid wonen in ‘thematische’ vakantieparken (met accent op watersport, golf, paardensport); en kunnen mensen met een beperking en andere zorgbehoevenden op vakantie in comfortabele landelijke wooncomplexen met een hotelmatige service en een ambulante zorgfunctie. Dergelijke ontwikkellocaties vormen de bouwstenen van een nieuw gevarieerd en gediff erentieerd marktprofi el waarmee de regio zich nadrukkelijk kan onderscheiden. Woonvormen die erin slagen dit onderscheidende principe op een voorbeeldige wijze te realiseren, zouden een keurmerk ‘Excellent Wonen’ kunnen krijgen. Daarmee kunnen ondernemers zich succesvol profi leren. Er is ook ruimte voor nieuwe vakantieparken met een ‘excellent-wonen’-status. Dit zijn hoog gekwalifi ceerde duurzame, eco-effi ciënte vakantieparken, die ook tot voorbeeld dienen voor de upgrading van het bestaande arsenaal aan campings en vakantieparken in de regio. Kenmerkend is de ruim opgezette, landschappelijke uitleg met meer streekeigen groen. Ook voor hen ligt dat keurmerk in het verschiet.

De Maas bij Cuijk met zicht op de Sint Jansberg bij Mook

6 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 95 DEELPLANNEN EN KADERPROGRAMMA 6.1 TOTSTANDKOMING VAN DE DEELPLANNEN Uitwerking conform uitgangspunten en ordeningsprincipes De belangen van de diverse gebruikersgroepen van het Maasdal zijn vertaald in ‘uitgangspunten voor ontwikkeling’. De kernkwaliteiten van het landschap en de randvoorwaarden voor rivierverruiming zijn interdisciplinair afgewogen en vertaald in ‘integrale ordeningsprincipes’. Op basis van de ‘uitgangspunten voor ontwikkeling’ en de ‘integrale ordeningsprincipes’ zijn ontwikkelingsmogelijkheden met een reëel perspectief op nieuwe economie geïdentifi ceerd en samengebracht. Deze voorselectie van ontwikkelingsmogelijkheden is op interactieve wijze tot stand gekomen met de stakeholders tijdens diverse stakeholdersbijeenkomsten, waarbij ook de rivierkundige eff ecten (bijdrage aan de taakstelling) globaal zijn doorgerekend. Deze interactieve bijeenkomsten zijn voorbereid in nauw overleg met de Projectgroep, waarin de gemeenten een eminente rol hebben en waarin ook het kader voor de ontwikkelingen is afgestemd. De door de stakeholders aangedragen ideeën en andere ingebrachte elementen zijn met de projectgroep doorgenomen en beoordeeld. Belangrijke elementen en veelbelovende ontwikkelingsmogelijkheden zijn in de Deelplannen, vaak op visionaire en innovatieve wijze, uitgewerkt. Geen rigide planvorming maar inspirerende visie Het gaat dus niet om strikt omlijnde, rigide planvorming maar om een inspirerende integrale toekomstvisie op hoofdlijnen; globaal dus maar wel met een duidelijke koers en een duidelijke oriëntatie. Aanpassing blijft daarom mogelijk, zeker als voortschrijdend inzicht of veranderde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Om dezelfde reden moeten ook de 13 deelplannen, die integraal deel uitmaken van het ontwikkelingsscenario in dit Masterplan Maasdal, niet als kant en klare blauwdrukken worden beschouwd. Met deze deelplannen hebben we visionaire ‘streefbeelden’ willen schetsen; beelden van een toekomst die gloort wanneer de lijnen, die we in de betreff ende deelplannen als het ware met een licht potlood hebben aangezet, verder worden doorgetrokken. Niet meer, maar zeker ook niet minder. De in de deelplannen onder streefbeeld beschreven perspectieven richten zich primair op een onderscheidende, hoogwaardige leefomgeving en nieuwe economie. De wellicht verrassende programmatische suggesties zijn vooral inspirerend en prikkelend bedoeld. Ze maken optimaal gebruik van de onverwachte buitenkansen die zich in het licht van de hoogwatertaakstelling aandienen. ‘Van de nood een deugd maken’ is het devies, zoals dat feitelijk voor het hele Masterplangebied geldt.

96 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 6.2 KADERPROGRAMMA De Deelplannen zijn in matrixvorm samengevat. Deze matrices vormen het kaderprogramma van het Masterplan. Bij het vaststellen van de prioriteiten worden – vooruitlopend op de rivierverruiming – actievoorstellen opgenomen voor de korte en middellange termijn, die gericht zijn op snel resultaat, zogenaamde ‘quickwins’ en ‘noregrets’. Dit is gedaan omdat de voorstellen voor rivierverruiming naar verwachting pas op de lange tot zeer lange termijn worden gerealiseerd. Het is dus niet zo dat al op korte termijn op grote schaal de uiterwaarden vergraven zullen worden. Hierna worden de achtereenvolgende deelplannen beschreven. Bij elk deelplan hoort een kaart: in totaal 13 deelplankaarten met legendaoverzicht voor de Limburgse en één kaart voor de Brabantse kant. Samen vormen de – elkaar deels overlappende – deelplankaarten één grote overzichtskaart. Toelichting op de grafi eken ‘Waterstandseff ect’ Waar in de afzonderlijke deelplannen sprake is van een substantiële waterstandsverlaging, wordt zowel cijfermatig als door middel van een grafi ek aangegeven wat binnen het betreff ende segment de exacte bijdrage is aan de waterstandsverlaging. Het totale eff ect op de waterstandsverlaging is de cumulatie van de afzonderlijke bijdragen. Dat verklaart waarom de rode lijn in de afzonderlijke grafi eken – soms ver – boven de grijze taakstellingslijn uitkomt. De grafi ek in paragraaf 7.2 (pag. ) laat de cumulatieve bijdrage aan de taakstelling zien. Hier wordt ook duidelijk dat het totale pakket aan rivierverruimingsmaatregelen in dit Masterplan voldoet aan de ambitieuze Hoogwatertaakstelling 2050/2100 van het Deltaprogramma Rivieren. Algemene actiematrix De belangrijkste voorstellen voor gebiedsontwikkeling zijn per deelplan samengevat in een zogenaamde actiematrix. We beginnen dit kaderprogramma echter met een algemene actiematrix. Daarin zijn alleen de belangrijkste voorstellen opgenomen, die voor het hele gebied gelden. Onder kolom met ‘WIE’ worden de instanties en/of bedrijven genoemd die voorgestelde acties zouden kunnen initiëren.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 97 ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Landverbindingen  Netwerk van ruiterpaden  Langeafstandsroutes: Maasstruinpad en Maasruiterpad  Maasdalroute o Kwaliteit bestaande fietsroutes verbeteren o Aanleggen en verbinden ontbrekende delen in continue route o Voorzien van bebording, infodragers e.a. voorzieningen o Aansluiten op veren Vaste waterverbindingen (overlangs)  Instellen permanent vervoer over water (tenminste toch in de zomer) voor bewoners en toeristen. Afspraken inzake vaste dienstregeling te maken met rederijen (watertaxi, MaasHopper, rondvaart) en vervoersbedrijven op het land  Bestaande en nieuwe Maashaltes (her)inrichten  Aanlegkades en ontvangstpleinen inrichten Vaste veerdiensten (dwars) Instellen nieuwe permanente fiets- en voetgangersveren Collectieven stichten  ‘bioboeren’  ‘natuurboeren’; natuur- en landschapsgerichte landbouwers  ‘recreatieboeren’  Zorgboeren Planologische beleid instellen op nieuwe ontwikkelingen  Integrale ruimtelijke plannen opstellen  Regelluw beleid maken. Laagdrempelig facilitair loket instellen.  Gave ensembles aanwijzen  Ontwikkellocaties en ontwikkelingszones opnemen in gebiedsontwikkelingsplannen (structuurvisie + bestemmingsplan Buitengebied).  Waterfronten riviergericht dorp Ecobeken Ecologische functie beken specifiek uitwerken (planvorming en maatregelen) met aandacht voor de beekmondingen en ecopassages. Tabel 1: actiematrix algemeen Waterschap i.s.m. regio Waterschap i.s.m. regio Regio i.s.m. ondernemers LLTB LLTB Regio Regio Regio i.s.m. ondernemers Regio i.s.m. o Gemeenten Gemeenten

98

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 99 Deelplan 1 Waterfront Mook Gemeente Maaskant : Mook en Middelaar : oost Hoogwatermaatregel : verhoging kademuren en aanleg recreatieplas Locatie : langs Maaspark Mook UITGANGSSITUATIE Strategische ligging Mook ligt op een unieke strategische positie: in een ruim westwaarts buigende buitenbocht van de Maas daar waar rivier en stuwwal aan elkaar raken. Door zijn strategische ligging vervulde het historische rivierdorp Mook op beslissende momenten en perioden in de vaderlandse geschiedenis een cruciale rol: als ‘voorde’ door de Maas op de Romeinse heerbaan van Maastricht naar Nijmegen, als overslagplaats voor de handel van Nijmegen met het zuiden (van de Middeleeuwen tot de aanleg van het Maas-Waalkanaal), als slagveld in de 80-jarige Oorlog periode (1574) en als bruggenhoofd tijdens de grootste luchtlandingsoperatie ooit (Market Garden, september 1944). Als knooppunt van handel en vervoer over land en water is Mook eeuwenlang een niet onaanzienlijke pleisterplaats geweest met bijbehorende herbergen. Sinds het einde van 19e eeuw heeft Mook een groeiende betekenis als toeristische bestemming. Er wordt gewandeld in de bossen: over de stuwwal met zijn verrassende vergezichten, door de beekdalen met hun bronnen en aangelegde (vis)vijvers en onderlangs de moerassige vennen. Uit de vroege periode dateren de voormalige hotels ‘de Schans’ en ‘de Mookerheide’ (bondshotel) en het vroegere badhotel De Plasmolen. Zo heeft Mook dus lange tijd een substantiële toeristische functie vervuld. Nog steeds is het bosgebied bijzonder in trek, getuige de veelheid aan routes (ook voor de lange afstand: bijvoorbeeld LAW Pieterpad). Toch heeft de toeristische functie van de kern Mook met de opkomst van Mookerplas en Plasmolen in de jaren zestig aan belang ingeboet. Verderop, vlak voor de spoorbrug, ligt de oude veerstoep er doelloos bij sedert de veerpont Mook-Katwijk na aanleg van de A73-brug bij Heumen uit de vaart werd genomen. Sindsdien vormt de Maas een barrière voor het langzaam verkeer, dat uit moet wijken naar het veer Cuijk-Middelaar of de brug bij Heumen. Kerk aan de rivier Cultuurhistorisch hoogtepunt en pregnant landmark vanaf (de overzijde van) de Maas is de kerk van St. Antonius Abt, een fraai RCE rijksmonument, waarschijnlijk in eerste instantie gesticht als schuurkerk in de 13e eeuw. De Mookse kerk is volledig ommuurd; en door zijn standaardligging op het oosten opent het gebouw zijn deuren aan de rivierzijde en lijkt daarmee zijn eeuwenlange relatie met de Maas te bestendigen. Hooggelegen tussen de kerk en de Rijksweg ligt het Raadhuisplein met raadhuis. Vanaf het bordes bij de kerk daalt men via de trappen af naar het laaggelegen kadeplein dat zich stroomafwaarts langs de huidige kademuur uitstrekt en nog verder stroomafwaarts overgaat in het huidige Maaspark. Stedenbouwkundige omkering Mook is eeuwenlang op de rivier georiënteerd geweest, in alle opzichten. Dat veranderde in 1821 toen onder Lodewijk Napoleon als onderdeel van het Rijkswegenplan in 1821 de Rijksweg, de huidige N271, door het dorp werd aangelegd. Hoewel nog slechts

100 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG van regionale betekenis, is deze weg in het jongste verkeerskundige ontwerp behandeld als provinciale hoofdroute. Het gevolg is een bewonersonvriendelijke fysieke barrière, die het huidige Raadhuisplein letterlijk links laat liggen. Het plein zelf fungeert in hoofdzaak als parkeerplein, niet als pleisterplaats noch als ontvangstkamer; een aantal keren per jaar – o.m. Vierdaagse Feesten – heeft het een publieke functie als evenementenplein. Passanten rijden snel door, ze hebben geen idee dat slechts 150 meter verderop de Maas majesteitelijk voorbij stroomt. Bouwlocatie ‘Startscheveld’ Mook-zuid De in de structuurvisie opgenomen bouwlocatie Startscheveld is in het Masterplan op de kaart aangeduid als ‘ontwikkellocatie wonen’. Hoogwatertaakstelling Bij Mook en Katwijk is sprake van een fl essenhals. Over een afstand van zo’n 1,5 km is het profi el van rivierbedding met tweezijdige uiterwaarden heel smal: ca. 330 m. Dijkverlegging aan Brabantse zijde is lastig, en het opnieuw instellen van de Beerse Overlaat is buitengewoon ingrijpend en zal gepaard gaan met zeer hoge inrichtingskosten. Uit de verkenning blijkt dan ook dat de hoogwatertaakstelling 2100 in het bijzonder bij Mook culmineert en niet of nauwelijks gehaald kan worden zonder robuuste ingrepen.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 101 STREEFBEELD Tweezijdige, langgerekte zomerbedverbreding De fl essenhals bij Mook noopt tot ingrijpende rivierverruimingsmaatregelen. De vereiste robuuste hoogwatermaatregelen worden vooruitstrevend opgepakt, hetgeen resulteert in een tweezijdige (Limburg én Brabant) langgerekte zomerbedverbreding. Dit om het stroomprofi el substantieel te verruimen. Het toch al smalle Maaspark zal daarmee letterlijk ruimte geven aan de Maas. Vanaf de noordelijke gemeentegrens tot aan de veerstoep zal ca. 20 meter aan de rivier worden opgeoff erd. In het pakket hoogwatermaatregelen is ook een vergelijkbaar tracé aan zomerbedverbreding opgenomen, dat zich langs de Maas uitstrekt vanaf de bocht in de Cuijkse Steeg tot vlak voor de plek waar de Romeinse brug moet hebben gestaan. Rijkswaterstaat is terughoudend met zomerbedverbreding vanwege de mogelijk morfologische risico’s. Toepassing vraagt derhalve om een uitgekiend ontwerp, waarin onder andere rekening wordt gehouden met systeemgeometrie en de benedenstroomse eff ecten van versnelde afvoer. ‘Mookervoorhaven’ Een eveneens belangrijke rivierverruimingsmaatregel betreft de aanleg van een grote plas. Daartoe wordt de hele driehoek tussen Maas, Cuijkse Steeg en het huidige kanaal afgegraven, zodat een omvangrijke recreatieplas ontstaat. Dit wordt de ‘Mookervoorhaven’: dé structuurdrager waaraan alle nieuwe ontwikkelingen van het Maaspark worden opgehangen. De kanaalmond wordt aangepast waarbij extra ruimte voor een vernieuwd Maaspark wordt gecreëerd. Wat overblijft tussen Maas en plas is een langsdam: een ca 400 m lang en 35 à 55 m breed, lintvormig eiland dat bestaat uit de huidige Maasoever met zijn kribbenversterking. Voornoemde waterplas wordt nog verder vergroot met het water van het meest noordelijke deel van de hoogwatergeul van Middelaar naar Mook (zie ook Deelplan 2). Aldus ontstaat één aaneengesloten waterplas, die de basis legt voor een krachtige toeristisch-recreatieve economische impuls. Het Maaspark krijgt over de lengte van de nieuwe plas ook een nieuwe aanlegkade, die wordt ingericht als gezellige langshaven voor de actieve pleziervaart met ligplaatsen voor zowel leden als passanten. Bij de aanleg van nieuwe waterwegen die uitmonden in de rivier, dient altijd rekening te worden gehouden met de eff ecten van de stroming voor de scheepvaart, zoals erosie of juist sedimentatie. Mook als markante zichtlocatie Behalve aan rivierverruiming levert het toekomstige Maaspark een belangrijke bijdrage aan het herstellen van de historische relatie van Mook met de Maas en de oriëntatie op de rivier. Mook kan – net als Well – weer een echt ‘dorp aan de rivier’ worden. Een markante zichtlocatie met een aantrekkelijk dorpsgezicht en een uitnodigende Maasboulevard.

102 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG De kwaliteitslag die daarvoor nodig is, is veelomvattend, maar begint bij een gastvrije entree en gevarieerde, sfeervolle gastenaccommodaties op en aan het water. Het huidige Maaspark is toe aan een grondige herziening en verrijking. Daarom wordt ingezet op een veelomvattend en multifunctioneel waterfront voor het ‘dorp aan de rivier’ dat Mook wil zijn. Een waterfront dat gaandeweg meer en meer betekenis kan krijgen door intelligente en duurzame functiecombinaties van water, natuur, recreatie, mobiliteit en wonen een kans te geven. Uitgangspunt is de voorgestelde planontwikkeling van meet af aan ‘bottom up’ en synergetisch vorm en inhoud te geven: gebundelde initiatieven van ondernemers en gemeente zullen dienen als stabiele onderbouw voor toekomstbestendige en haalbare plannen. Het Maaspark en promenade zullen zich straks uitstrekken over de gehele lange zijde van het dorp (1,5 km), dus vanaf de veerstoep bij de spoorbrug helemaal tot aan de brug (annex kering) over het kanaal naar de Mookerplas. Om het park te vergroten is landwinning nodig ter plaatse van de kanaalmond – van Maas tot Kanaalbrug. Daarmee zou vanaf het kadeplein over een afstand van zo’n 700 m een nieuwe 40-60 m brede openbare, groene landstrook vrij ter beschikking komen voor toeristisch-recreatief gebruik. Het aldus verlengde Maaspark heeft een vriendelijk hoogtepunt aan het einde van de promenade met Dolfi jn Watersport en Recreatie, waar ook een gezellige eet- en drinkgelegenheid is. De promenade loopt hier tussen het terras en de verplaatste aanlegsteiger door. Daarmee heeft Mook, het dorp aan de rivier, zijn eerste horecagelegenheid aan de Maas. Veelzijdige Maasboulevard met kadeplein en waterpoort De Maasboulevard zou een echte ‘waterboulevard’ kunnen worden door een reeks van bijpassende vitale functies te implementeren. Functies als de Maashalte, de bedrijvige langshaven, een levendig kadeplein met dito promenade, fl anerend en zich vermakend publiek en kleurige horecavoorzieningen met gezellige terrassen. Aan de aanlegkade zou een horecaboot met drijvend terras het prima doen. Op het niveau van het kadeplein zijn alleen tijdelijke horecavoorzieningen mogelijk, dit in verband met hoogwater. Toch kan ook dat een plezierige drukte opleveren, denk aan de tijdelijke paviljoens op de Noordzeestranden, aan spiegeltenten, poff ertjeskramen en mobiele kiosken. Exploitanten krijgen op het kadeplein langs de kademuur ruimte voor hun tijdelijke accommodatie, inclusief eigen terras. Ten noorden van het kadeplein ligt de voormalige loswal overgaand in een ‘dorpsweide’ ideaal voor evenementen, spel en sport. De nieuwe aanlegkade valt samen met het bestaande kadeplein. Dit kadeplein dat over een afstand van zo’n 200 m direct aan de Maas ligt, wordt een prominente waterpoort: de dorpsentree vanaf de rivier. Direct onder de kerk is een deel van het plein exclusief gereserveerd als Maashalte: een vast De kade

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 103 opstappunt waar met grote regelmaat de Maashopper en/of andere watertaxi’s halteren. Naast de Maashalte in zuidelijke richting ligt een rivierhalte voor rondvaartboten en charters. Nog weer verder zuidelijk ligt de langgerekte passantenhaven, die overgaat in de jachthaven met vaste ligplaatsen. Uitnodigend Raadhuisplein Het huidige Raadhuisplein zou weer een echt plein kunnen worden. Voorgesteld wordt dat auto’s voortaan parkeren op een ‘verwant’ plein aan de zuidzijde van de Groesbeekseweg (hoek Rijksweg). Het aanzien en de functionaliteit van de Rijksweg ter hoogte van het Raadhuisplein worden met het veranderde karakter van de pleinen en het centrum in overeenstemming gebracht. De gemeente verhuist haar burelen naar een nieuwe behuizing aan het ‘verwante’ plein, mogelijk bovenop een nieuw winkelcentrum. Het oude monumentale gemeentehuis begint een nieuw, opwindend leven met op de begane grond een brasserie en op de bovenverdieping(en) een streekmuseum dat aandacht besteedt aan het historisch patrimonium, waarbij de Slag op de Mookerheide een hoofdthema zou kunnen zijn. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De regio wil de Maas niet langer als barrière zien en pleit in haar Regiovisie terecht voor opwaardering van zowel langs- als dwarsverbindingen. Rivieroverschrijdende wandel- en fi etsroutes worden hoog gewaardeerd en benadrukken de landschappelijke eenheid van de Maasvallei. Het stelsel van veerverbindingen – op korte afstand van elkaar – vormt samen met Maastaxi en Maashopper een subtiel systeem van connecties over water, dat van de Maas een attractieve verbindende structuur maakt die van belang is voor zowel scholieren en woon-werkverkeer als toeristen en dagrecreanten. Daarin past het in ere herstellen van de veerdienst Mook-Katwijk met een kleine veerpont voor wandelaars en fi etsers. Dit hernieuwde veer vormt een cruciale schakel in de toeristische verbinding van Grave en het Land van Cuijk met Mook, de stuwwal, Plasmolen en de Mookerplas. Hoewel er een plan ligt voor een hightech snelfi etsbrug aan de Spoorbrug bij Mook, vormt deze veerdienst een passend en betaalbaar alternatief. Het entreegebied bij de veerstoep in het Maaspark wordt zodanig heringericht dat bezoekers een gastvrij onthaal krijgen en verwezen worden naar boulevard, historische kerk en vernieuwd Raadhuisplein. Doordat de Cuijkse steeg geen doorgaande weg meer is, loopt de fi etsroute vanuit Mook naar de (auto)veerpont bij Cuijk voortaan via een nieuw aan te leggen fi etspad over de nieuwe dijk en de – verlengde – Brigidaweg naar de Cuijksesteeg. Vanuit Plasmolen en Middelaar blijft de bereikbaarheid gelijk. Raadhuisplein

104 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Maatregel 1 • Maatregel 2 • Maatregel 3 : 8,1 m + NAP na peilopzet : uitgraven plas met jachthaven en aanlegkade : hoogwatergeul Middelaar-Mook : zomerbedverbreding bij spoorbrug • Waterstandsverlaging (cm) : totaal 13 t.h.v. rkm 159 • Bijdrage in m2 : 2069 De waterstandsverlaging is berekend voor de gecombineerde hoogwatermaatregelen: hoogwatergeul (compleet van rkm 163 naar 159) en Mookervoorhaven (van rkm 164 naar 163). Dit samengestelde plan draagt in totaal 13 cm bij aan de waterstandsverlaging. De netto waterstandsverlaging hangt af van de reconstructie van het Maasheggenlandschap. figuur 2: waterstandseffect van deelplan Herstel Waterfront Mook (exclusief Heggenlandschap)

ACTIEMATRIX _ deelplan 1 Waterfront Mook ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 105 WIE Points of Interest ontsluiten; bijv. Mookerschans, Heumense Schans Maasboulevard en Maaspark, herstellen relatie Mook-Maas Waterfront/ riviergericht dorp: planologisch kader ontwikkelen, opstellen bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan. Gemeente i.s.m. ondernemers Gemeente i.s.m. ondernemers ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel WIE Zomerbedverbreding Maaspark Dorp aan de rivier / waterfront; ‘bottom up’ planontwikkeling Maasboulevard & Mookervoorhaven  Verleggen kanaalmond (landwinning) en graven recreatieplas  Nieuwe aanlegkade met kadeplein met rivierhalte en promenade.  Horecaboot met drijvend terras  Tijdelijke horecavoorzieningen  Upgraden Maaspark met dorpsweide voor evenementen  Jachthaven met vaste ligplaatsen en passantenligplaatsen  Nieuw fietspad over de nieuwe dijk dat via door te trekken Brigidaweg uitkomt op Cuijksesteeg Hoogwatergeul in vorm van recreatieplas  exclusief waterwoonmilieu met woonboten  Integreren zorgvakantie-accommodatie  Oeverzone zuid- en westzijde inrichten als natte natuur Ontwikkellocatie oksel kanaal Mookerplas-Mookervoorhaven  Ontwikkellocatie ‘hotspot met economische potentie’ opnemen in gebiedsontwikkelingsplan (structuurvisie + bestemmingsplan buitengebied)  Nieuw ‘excellent’ vakantiepark; combineren functies wonen (tijdelijk en permanent), zorg en recreatie Raadhuisplein, herinrichting autoluw horecaplein Veerpont en Maashalte  Herstellen fiets- en voetgangersveer Mook-Katwijk  Maashalte. Kade gastvrij inrichten. Maasdalroute (voor fietsers en wandelaars)  Bewegwijzeren  Nieuw verbindingspad aanleggen onder spoorbrug door (Oosterkanaaldijk)  Nieuw verbindingspad over Maasboulevard vanaf de sluisbrug bij de Tabel 2: actiematrix deelplan 1 Gemeente Gemeente / bevoegd gezag Rijksoverheid Gemeente i.s.m. ondernemers Gemeente i.s.m. ondernemers Rijksoverheid / bevoegd gezag i.s.m. ontgronders e.a. ondernemers Gemeente i.s.m. ondernemers Regio / gemeente

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 107 Deelplan 2 Herstel Maasheggenlandschap Gemeente Maaskant : Mook en Middelaar : oost Hoogwatermaatregel : hoogwatergeul; lineaire afgraving t.p.v. laagste delen in uiterwaardLocatie : tussen rkm 164 en 159 UITGANGSSITUATIE Stroomgordel Het kerkdorp Middelaar en buurtschap Heikant liggen hoog en droog op één stroomgordel, zij het op een separate oeverwal aan weerszijden van een restgeul. Op de plaats waar nu de Tochtgraaf ligt, stroomde ooit een geul van de Maas. De noordelijke oeverwal loopt nog verder door richting Ottersum. De Heikantseweg en de Bloemenstraat liggen in elkaars verlengde op deze zelfde wal. Romeinen De oeverwallen bij Middelaar waren in de Gallo-Romeinse periode bewoond. Het stuwwalmassief bij Plasmolen was de grondslag voor de bouw van een omvangrijke monumentale Romeinse villa met landgoed (van ca 125 tot 350 na Chr.). En vanuit Nijmegen (toentertijd Oppidum Batavorum, in de laat-Romeinse tijd Ulpia Noviomagus Batavorum) volgde de Romeinse heerbaan hier de oostelijk zijde van de Maas om bij de voorde van Mook over te steken naar Cuijk (Ceuclum). Later, halverwege de 3e eeuw, is door de Romeinen een brug met zes brugpijlers aangelegd waarvan relicten zijn gevonden bij een opgraving in 1992. Achter de dijk Op de plek waar nu de Lambertuskerk in Middelaar staat, zou al in de 12e eeuw een houten kapel gestaan hebben. Eeuwenlang heeft het dorp, dat omstreeks de 15e eeuw groter was en meer aanzien had dan Mook, geleefd met een dynamische rivier zonder dijken. Middelaar is nu een verstild landelijk woondorp, dat een hechte gemeenschap kent. De buurtschap Heikant is meer en meer gewild bij mensen die in rurale luxe willen wonen. Na de hoogwaters van 1993 en 1995 werd een dijk aangelegd. Sinds 2005 ligt Middelaar achter een verzwaarde dijk (peil 13,8 m + NAP, veiligheidsnorm 1/250 jaar). De dijk loopt van Middelaar buiten langs de Broekstraat en de Koningsbeemdweg naar de stuw in het kanaal dat de Mookerplas ontsluit. Maasheggengebied Het buitendijkse gebied bevat restanten van het karakteristieke, eeuwenoude Maasheggenlandschap – naar men zegt ‘het oudste cultuurlandschap van Nederland’. Begin 19e eeuw werd het prikkeldraad geïntroduceerd in Nederland. Sindsdien zijn gaandeweg steeds meer heggen gerooid, ook in dit gebied. Van origine bestaat het heggenlandschap overwegend uit grasland. Tegenwoordig is ongeveer een derde van de gronden in gebruik als akkerland. Uit kaartstudie blijkt ook, dat hier – zoals op zo veel plaatsen in de uiterwaarden – percelen zijn afgegraven ten behoeve van kleiwinning. Om verdere teloorgang van deze De dijk bij Middelaar, rechts de Broekstraat.

108 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG monumentale landschapselementen te voorkomen worden momenteel delen van het heggenlandschap hersteld; daarbij worden de hagen op traditionele wijze vervlochten. Aan de overzijde, in de buitenbocht van de Maas, ligt Cuijk, streekcentrum en een sterk verstedelijkt dorp. Via de Veerstraat en de oude Steeg is de (auto)veerpont naar Cuijk bereikbaar. Op een terp nabij de Maas (rkm 160) ligt een grote boerderij gebouwd op de fundamenten van het voormalige tolkasteel aan de Maas ‘Huize Middelaer’. De contouren van de slotgracht zijn nog goed zichtbaar. Hoogwatertaakstelling We noemden al de fl essenhals bij Mook en Katwijk. Ter plaatse van Mook en Middelaar legt de hoogwatertaakstelling eveneens grote druk op de gebiedsontwikkeling in het NoordLimburgse Maasdal. Een integrale vlaksgewijze afgraving – zoals uitgewerkt in Integrale Verkenning Maas 2 (afgekort IVM2) – heeft vergaande, ongewenste gevolgen. Dat geldt ook voor het graven diepe nevengeul, waarbij de landerijen aan de landbouw worden onttrokken en de Maasheggen defi nitief verdwijnen. Verwezenlijking van de vereiste waterstandsverlaging zal dan ook primair gevonden worden in de lager gelegen delen in het buitendijks gebied, dit conform de in gezamenlijkheid geformuleerde ordeningsprincipes. Dat wil onder meer zeggen: met respect voor de hoge akkers en de reeds in gang gezette reconstructie van het Maasheggenlandschap. STREEFBEELD Rivierverruimingsmaatregelen Conform het ordeningsprincipe ‘concentreer de rivierverruimingsmaatregelen eerst en vooral op de laaggelegen oude geulen’ is een rivierverruiming parallel aan de jonge bandijk de beste mogelijkheid, meer specifi ek een hoogwatergeul, op gepaste afstand van de dijk (geulprofi el begint 50 m buiten de teen) en opgebouwd uit twee geleidelijk in elkaar overlopende geultypes: 1. Een overgroot deel, wordt alleen oppervlakkig vergraven en blijft geschikt als grasland voor de landbouw (geel); 2. Een beperkt deel krijgt permanent water (blauw). De uitgraving is hier zo diep dat een bevaarbare plas ontstaat. Eventueel kan hier zand en/of grind gewonnen worden. Panorama over de Maas vanaf Cuijk met in de verte de Jansberg en de Mookerheide

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 109 In de breedte (ca 250 m) krijgt de hoogwatergeul een asymmetrisch profi el met een fl auw hellend talud aan de Maaskant en een wat steiler talud aan de kant van de dijk, daarmee worden de bestaande hoogten in de uiterwaarden feitelijk wat sterker geaccentueerd. Door de drempel bij de inlaat overstroomt het overgrote deel van de hoogwatergeul alleen bij extreem hoge waterstanden en wordt dus normaliter niet onttrokken aan de landbouw. Dit is belangrijk want behalve een boerenbedrijf in de uiterwaarden zitten juist achter de dijk nog een aantal middelgrote tot grote melkveebedrijven die afhankelijk van deze productiegronden. Op de hoge gronden kan maïs worden geteeld in de lager gelegen hoogwatergeul gras (hooi en kuilgras). Ook kan het vee over de dijk worden geleid om daar te grazen. Het waterstandsverlagingseff ect van een hoogwatergeul is kleiner dan die van een diepe nevengeul. Vandaar dat direct langs de maas een langgerekte zomerbedverbreding wordt gerealiseerd; een belangrijke aanvullende verruimingsmaatregel die alleen in de deelplannen 1 en 2 wordt toegepast. In dit deelplan gaat het om het tracé dat zich langs de Maas uitstrekt vanaf de bocht in de Cuijkse Steeg tot vlak voor de plek waar de Romeinse brug moet hebben gestaan (zie ook deelplan 1). Subliem waterwonen Het meest noordelijke deel van de hoogwatergeul van Middelaar naar Mook staat dus over een lengte van ongeveer 850 m (tot aan de Brigidaweg) permanent onder water. Omdat het werkelijk bevaarbaar is vormt het een wezenlijk onderdeel van de omvangrijke nieuwe recreatieplas, die we de ‘Mookervoorhaven’ genoemd hebben (zie deelplan 1). Via de Mookervoorhaven staat de hoogwatergeul in verbinding met de Maas. De noordoever van deze ‘blauwe’ hoogwatergeul volgt op respectabele afstand de jonge dijk en wordt zoals we in deelplan 1 al aangaven over een lengte van 600 tot 700 m ingericht als groene aanlegkade. Hier bestaat de mogelijkheid om een exclusief waterwoonmilieu te creëren: comfortabele woonboten met een eigen ligplaats voor een pleziervaartuig. De zuidoever krijgt een fl auw hellende oever en een brede plasdras rand voor spontane natuurontwikkeling. Bij de inrichting dient rekening te worden gehouden met de stroombanen bij hoogwater. Toeristisch-recreatieve hotspot De oksel van Mookerplas en Mookervoorhaven (tussen bandijk,

110 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Lambertusweg en Brigidaweg) is vanuit toeristisch-recreatief oogpunt een ideale hotspot met economische potentie. Structureel herstel eeuwenoud landschappelijk erfgoed Uit de Tranchot-kaart blijkt dat het kleinschalige Maasheggenlandschap aan de Brabantse kant beduidend fi jnmaziger was dan aan de Limburgse kant van de Maasvallei. Maar wat ook opvalt op deze kaart is dat – juist hier bij Middelaar – de uiterwaard werd gekenmerkt door een fi jnmazig netwerk van zomergroene hagen en tussenliggende graslanden. De rivierverruimingsmaatregelen kunnen binnen het plan gecompleteerd worden door het oorspronkelijke Maasheggenlandschap op de oeverwal structureel en volledig te reconstrueren en duurzaam te beheren – vanaf de Mookervoorhaven tot aan de inlaat van de hoogwatergeul. De reconstructie van het Maasheggenlandschap zal resulteren in het tenietdoen van een stukje van de waterstandsverlaging als gevolg van de rivierverruimingsmaatregelen. Een kilometerslang netwerk van gevlochten opgaande hagen en geknotte bomen omsluit een mozaïek van ‘graskamers’ met door riet omzoomde poelen. En een netwerk van zandpaden die de aanliggende graskamers ontsluiten, maakt het landschap compleet. Het ruimtelijk spannende labyrint dat zo ontstaat, is bijzonder geliefd bij bewoners en toeristen. En de massale, uitbundige wit-rose voorjaarsbloei van de Maasheggen is een ‘must’ om van nabij in ogenschouw te nemen. Wellicht is het zelfs mogelijk om in enkele graskamers zomer kampeerplaatsen met eenvoudige sanitaire voorzieningen toe te staan (Natuurkampeer terrein). Het intensieve onderhoud zal aan de hand van een soortenbewust beheersplan (met heldere werkinstructies) tegen een redelijke vergoeding door een boer of een vereniging van boeren in stand kunnen worden gehouden. Ook de verspreide zomerkampeerplaatsen kunnen door de boer geëxploiteerd worden. Hoge biodiversiteit Kleinschalige cultuurlandschappen staan bekend om de relatief hoge biodiversiteit, veel rode lijstsoorten hebben er hun habitat. Bij een intact kleinschalig Maasheggenlandschap op leeftijd kan de biodiversiteit buitengewoon hoog zijn. Het zal echter na de reconstructie nog enige tijd vragen, voor het zó ver is met het Maasheggenlandschap in dit deelplangebied. Maar het gegeven dat de Maasheggen gefl ankeerd worden door de natuuroever-zone langs de Maas (‘ecologische corridor’) aan de kant en de hoogwatergeul-zone (met graslandnatuurtypen van droog naar nat) langs de bandijk aan de andere kant, is veelbelovend. Maasheggen, Maasoever en hoogwatergeul zullen zich in samenhang ontwikkelen tot een karakteristiek Maasdalcultuurlandschap met een betekenisvolle natuurwaarde. Er ontstaat een duurzame natuurkern van formaat met ecologische veerkracht (capaciteit om veranderingen op te vangen). Op dit moment is het plan ‘3e fase Maasoevers’ actueel, waarbij invulling wordt gegeven aan natuurvriendelijke oevers van de ecologische corridor. Deze invulling zal op termijn wellicht moeten wijken voor de zomerbedverbreding zoals opgenomen in het pakket van rivierverruimingsmaatregelen voor dit deelplan. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De (auto)veerpont naar Cuijk blijft bereikbaar via de Veerstraat. Bovenop de verzwaarde dijk zal een (halfverhard) fi ets-wandelpad een goede doorgang met fantastisch zicht bieden op de Maasheggen aan de ene, en de Mookerheide en de bossen van de St.Jansberg aan de andere kant.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 111 De (auto)veerpont Middelaar-Cuijk

112 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Maatregel 1 • Maatregel 2 • Maatregel 3 • Maatregel 4 : 8,1 m + NAP na peilopzet : uitgraven samengestelde plas met jachthaven en aanlegkade : hoogwatergeul Middelaar-Mook : zomerbedverbreding Mook • Waterstandsverlaging (cm) : totaal 23 t.h.v. rkm 162 • Bijdrage in m2 : reconstructie Maasheggenlandschap : 2618 De waterstandsverlaging is berekend voor de gecombineerde hoogwatermaatregelen: zomerbedverbreding (van rkm 162,3 naar 163,5), hoogwatergeul (compleet van rkm 159 naar 163),Mookervoorhaven (van rkm 163 naar 164) en reconstructie Maashegenlandschap. Dit samengestelde plan draagt in totaal 23 cm bij aan de waterstandsverlaging. De netto waterstandsverlaging hangt af van de reconstructie van het Maasheggenlandschap. figuur 3: waterstandseffect van deelplan Herstel Heggenlandschap (inclusief Waterfront Mook)

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 113 ACTIEMATRIX _ deelplan 2 Herstel Maasheggenlandschap ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN Maasdalroute  Bewegwijzeren  Continueren route over dijk (Koningsbeemdweg – Broekstraat) Gastenhuizen/ boerderijen: beleid aanpassen Point of Interest ontsluiten  Huize Middelaer  Romeinse brug ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Zomerbedverbreding (van Mookervoorhaven tot Romeinse brug) Maasheggenlandschap restaureren  Reconstructieplan en beheersplan. Uitvoering door ‘natuurboeren’ Netwerk van zandpaden t.b.v. ontsluiting  Natuurkampeerterrein beheerd door natuurboer planologisch vastleggen  Maassstranden aanleggen icm met ‘natuurlijke oevers’  Panorama view Tabel 3: actiematrix deelplan 2 WIE Regio / Gemeente Gemeente Gemeente i.s.m. ondernemers WIE Rijksoverheid Gemeente / bevoegd gezag i.s.m. ondernemers

114

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 115 Deelplan 3 Plasmolen en de Mookerplas Gemeente Maaskant : Mook en Middelaar : oost Hoogwatermaatregel : geen Locatie : onderlangs de stuwwal UITGANGSSITUATIE Het vroege toerisme Tegen het einde van de 19e eeuw kreeg Mook steeds meer betekenis als toeristische bestemming. Er werd gewandeld in de bossen: langs de steilrand met zijn verrassende vergezichten, door de beekdalen met hun bronnen en aangelegde (vis)vijvers en onder langs de moerassige vennen. Het historische buurtschap Plasmolen gelegen onderlangs de rand van de stuwwal, – daar waar de oude molenbeken samenvloeien – was bijzonder geliefd, in het bijzonder bij kunstenaars vanwege het ‘arcadische landschap’ met zijn golvende heuvels, zijn uitgestrekte heidevelden en zijn pittoreske panorama’s op het Maasdal. Tot voor kort was het monumentale hotel de Plasmolen, gelegen aan een statige visvijver, de kers op de taart van het toerisme, maar is helaas door brand verwoest. Na afronding van de zandwinningen eind jaren ‘50 en begin jaren ‘60 van de vorige eeuw bleven de Mookerplas en het afvoerkanaal over. De plas werd recreatief ingericht en eind jaren ’60 namen dag- en verblijfsrecreatie een hoge vlucht. Aan en om de plas ontstond een concentratie van allerlei op toerisme en recreatie gerichte voorzieningen: jachthavens, campings, vakantieressort, faciliteiten als een strandbad, zeilschool, midgetgolfbaan, én een ‘ontvangstplein’ met daaraan gelegen een breed scala aan restaurants en een bowlingbaan. Accommodaties en voorzieningen die gasten aantrekken tot ver buiten de grenzen van de regio. Romeinse villa Op de Kloosterberg boven Plasmolen zijn de funderingen van een omvangrijke Romeinse villa (van ca 125 tot 350 na Chr.) gevonden. Toen daarvan op de vindplaats een artistieke 3D-verbeelding van het gebouw op de vindplaats werd aangelegd had Plasmolen er een bijzondere cultuurtoeristische trekker bij. De Romeinse villa keek vanaf de Kloosterberg Verbeelding Romeinse villa uit over uitgestrekte Maasvallei waar ook landerijen van de villa moeten hebben gelegen. De puinwaaier van het Zevendal vormde het voorterrein van de villa. In een oude Maasgeul direct aan de voet van de steile stuwwal lag over grote lengte een zompige, venige zone waarin kwel en bronwater zich verzamelde – een soort natuurlijke gracht zou je kunnen zeggen. Namen als Koningsven, De Diepen en Riethorst herinneren aan deze plassen en moerassen. De Geuldert is een natte natuurparel die een heel goed beeld geeft van hoe het gebied aan de voet van de stuwwal er ooit over een groot oppervlak uitgezien moet hebben. De vijver voor het voormalige hotel, de vijvers van het voormalige openluchtbad, het bowlingcentrum met appartement in een merkwaardige laagte en de diverse vijvers langs de Riethorsterweg

116 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG markeren het verloop van de Pleistocene Maasmeander. STREEFBEELD ‘Bypass’ Mookerplas-Maas bezwaarlijk In de Regionale Agenda wordt de ‘bypass Mookerplas-Maas’ als een 1e fase project aangeduid. Deze hoogwatermaatregel is nader onderzocht en als pilot voorgelegd aan de stakeholdersvergadering. Daar werd het voorstel niet alleen beoordeeld op zijn merites als hoogwatermaatregel maar ook op zijn mogelijke sectorale meerwaarden. Daarbij bleek dat een bypass in de vorm van een nieuw kanaal van de Maas naar de plas nogal wat negatieve neveneff ecten sorteerde. Om er enkele te noemen: het vergraven van de aardkundig waardevolle rivierduinen; kwaliteitsvermindering van het schone kwelwater van de Mookerplas; het amputeren van de ecologisch hoogstaande Tielebeek; de noodzaak van een dijkenstelsel dat het landschap aantast en bovendien de watergerelateerde functies afsnijdt van de plas; de barrièrewerking van het nieuwe kanaal voor de bestaande wegenstructuur waaronder de nieuwe doorgaande toeristische ‘Maasroute’; en last but not least het feit dat de gecalculeerde bijdrage in centimeters waterstandsverlaging lager is dan die van de (gele) hoogwatergeul (zie deelplan 2). Vandaar de slotsom dat er aan een dergelijk project te veel bezwaren kleven. Landschapsetalage Noorderpoort De regio verdient een markante entree. Wie Mook in zuidelijke richting verlaat over De Noorderpoort onderaan de Mookerheide De Swaere Noodt de N271, de oude Rijksweg, ziet onder de majestueuze oude eiken door hoe zich aan zijn rechterhand het Maasdal uitstrekt. Links van de weg verheft zich prominent de beboste steilrand van de stuwwal. Verderop bevinden zich – ook aan het oog onttrokken – aan beide zijden van het kanaal, ter hoogte van het Katerbosch, enkele rivierduintjes. De N271 met zijn prachtige eiken aan weerszijden – gelegen tussen stuwwal en Maas – voelt als de monumentale ‘oprijlaan’ van de regio: de Noorderpoort. Deze poort werkt vanwege het zicht op het kenmerkende uiterwaardenlandschap aan de westzijde en de Mookerheide aan de oostzijde tevens als een ‘landschapsetalage’. Dit in correspondentie met de Zuiderpoort van de regio nabij landgoed de Hamert (zie deelplan 13). Meerdere gastvrije entrees naar Maas en plas Het kerkplein bij Mook zou in de toekomst vanaf de N271 een illustere doorkijk op de Maas en de kadeactiviteiten kunnen bieden. In de Plasmolen ter hoogte van de Witteweg zal langs de Rijksweg in het kader van Sleutelproject N271 een pleisterplaats worden gerealiseerd waar stuwwal én Mookerplas worden aangeprezen. Bij T-kruising Pastoorsdijk kan – met een heel beperkte ingreep – de tot dusver verholen Mookerplas aanlokkelijk schitteren naar de reizigers op de N271; het is de enige plek waar de attractieve recreatieplas zich fysiek kan etaleren en aanbevelen. ‘Die Swaere Noodt’ entree naar de Mookerheide Bovenop de stuwwal glooit het purperkleurige pronkstuk, dat Mook voorgoed een plaats in onze vaderlandse geschiedenis bezorgd heeft: de Mookerheide. Alleen, als je het niet weet, rijd je er zo aan voorbij. Bezoekers zouden vanaf de N271 er toch minstens iets, al is het maar een glimp van moeten kunnen opvangen. Bovendien is het zo dat die fameuze Mookerheide nergens een toegang, een entree heeft die ook echt met haar uitzonderlijke status in overeenstemming is. De oplossing ligt halverwege Mook en Plasmolen, daar waar aan de N271 ‘Die Swaere Noodt’ staat, een karakteristiek witgekalkt keuterboerderijtje. Op deze plek opent zich de stuwwal via het Startse Dal, een droogdal dat achter de huidige Mookerheide langs kromt. Door hier het lage geboomte

De Mookerheide

118 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Het ‘Muldershofplein’, het grote geasfalteerde plein centraal in Plasmolen te verwijderen en de heide tot aan de N271 uit te laten lopen, wordt de passant een tot de verbeelding sprekende blik gegund op de heide en komt het monumentale boerderijtje weer in zijn oorspronkelijke landschappelijke context te staan. Het is de ideale plek om de stuwwal te verkennen want behalve de Mookerheide links van het Startse Dal, bevindt zich rechts de hoge rug van de Zevendalse weg met daarachter het prachtige Zevendal en even verderop natuurgebied de St.-Jansberg. Dé plek dus voor een waardige entree tot de heide. De huidige parkeerruimte kan – uiteraard in gepaste maat en schaal – worden uitgebreid en ‘De Swaere Noodt’ (het pand is van Natuurmonumenten maar staat te koop) zou in de toekomst een horecafunctie kunnen krijgen en tegelijk informatie kunnen bieden, niet alleen over natuur en landschap, maar ook over de geschiedenis. De naam van dit 19e eeuwse pand verwijst namelijk naar de Slag op de Mookerheide: vluchtende soldaten van het verslagen leger van Hendrik en Lodewijk van Nassau zouden jammerlijk (‘in swaeren noodt’) omgekomen zijn in de moerassen die zich onderlangs de stuwwal uitstrekten. Vanaf het pand voert een pad omhoog naar de hooggelegen heide, van waaruit men ook nu al een magnifi ek panoramisch uitzicht heeft over het Maasdal. Revitalisatie Plasmolen Plasmolen heeft nog steeds een grote toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht maar ook in de toekomst attractief te blijven is revitalisatie noodzakelijk. De combinatie van stuwwal, bos en water, de kernkwaliteiten van Plasmolen, kan beter worden benut. De kwaliteitsslag die daarvoor nodig is, concentreert zich op een drietal locaties: het historische ‘buurtschap Plasmolen’ met hotel en visvijver aan de Rijksweg, ‘Hart Plasmolen’ en Recreatiegebied de Mookerplas. Voor de laatste twee wordt een integrale ontwikkeling voorgesteld. Wat het historische buurtschap betreft, kan worden ingezet op diverse ontwikkelingen. Zo is het terrein van het voormalige Hotel de Plasmolen bestempeld als ontwikkellocatie. De gemeente Mook en Middelaar heeft een voorkeur voor een – met het oude hotel vergelijkbare - ‘high class’ hotelaccommodatie, bedoeld voor zowel de zakelijke als de toeristische markt. In die accommodatie zou een museale functie kunnen worden ondergebracht rond thema’s als de Romeinse villa, de schilderskolonie, de watermolens en de zware strijd in de nasleep van Market garden in WO II. Voorts bestaan er in het kader van het Sleutelproject N271 plannen om in Plasmolen ergens langs de N271 een pleisterplaats in te richten. Na beëindiging van de zandwinning begin jaren zestig werden Mookerplas en omgeving ingericht als recreatiegebied. Uit die tijd dateert ook de grote geasfalteerde parkeerplaats aan de Witteweg, aan de noord- en westzijde waarvan zich diverse horecabedrijven vestigden. Geleidelijk aan groeide het gebied uit tot het nieuwe hart van Plasmolen. Toch voldoet

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 119 De Mookerplas

120 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG het gebied niet als toeristisch-recreatieve ontvangstruimte. Er zijn nogal wat nadelen. De parkeerplaats – waar alle terrassen op uitzien – is louter en alleen ingericht voor auto’s. Bij hoogtijdagen is er ook nog eens onvoldoende capaciteit; het zuidelijk deel is namelijk al jarenlang niet meer openbaar. Jammer is ook dat de kernkwaliteiten stuwwal, bos en water niet vanaf de terrassen ervaren kunnen worden. Het gebied ligt nu eenmaal niet aan het water en biedt geen uitzicht op de stuwwal. Dat is ook de kern van het probleem. Er wordt overwogen om de parkeerfunctie te verplaatsen en de huidige parkeerplaats in te richten als ontvangstplein. Maar ook dan ligt dat plein nog steeds niet aan het water. Beter lijkt het de uitgangssituatie hart Plasmolen intact te laten en de oplossing te zoeken in samenhang met de Mookerplas en zo te komen tot een integrale ontwikkeling. In dit deelplan stellen we voor dat de parkeerplaats blijft waar hij is en dat nieuwe ontwikkelingen zich manifesteren in een daartoe aangewezen ‘recreatieve ontwikkelingszone’ aan de oostzijde van de plas. Deze zone is een prima aanleiding voor verdere doorontwikkeling van het recreatiegebied Mookerplas, waarvan het potentieel nog niet ten volle wordt benut. De hartlijn van de zone wordt gevormd door een royale promenade, die wordt opgespannen tussen de parkeerplaats in het hart van Plasmolen en de parkeerplaats bij de Grote Siep helemaal aan de andere kant van de plas, bij de Pastoorsdijk. Deze Mookerplas-promenade is een ‘slow moving’ ontwikkelingsas waaraan zich – op welbepaalde deelstukken gelegen aan het water – een reeks nieuwe (complementaire) recreatie- en horecabedrijven kunnen hechten. Deze ontwikkeling vraagt om een doordachte functionele ordening en een bijpassende architectonische verschijningsvorm. Denk aan creatieve functiecombinaties van horeca met terrassen aan en op het water, outdoor en indoor, winkeltjes, mobiele verkoop en al dan niet een geleding voor wandelaars, fi etsers enzovoort. In het kader van Sleutelproject N271 is ter hoogte van de Grote Siep tussen de waterloop en de Rijksweg een ‘ontwikkellocatie Toerisme en Recreatie’ voorzien. In de zuidoosthoek van de Grote Siep, waar de huidige parkeerplaats ligt, zou een markante en uitnodigende entree naar de promenade kunnen worden aangelegd. Het bestaande bos wordt zo goed mogelijk in tact gelaten en waar nodig opgewaardeerd. De promenade voert door het ‘schiereiland’ Zevenbergen maar verandert hier van karakter; de natuur en de aanwezige grafheuvels (Rijksmonument) worden gerespecteerd; hier kan een Archeologisch Informatiepunt worden ingericht. Ter hoogte van de recreatieweiden bij de Siep kunnen nieuwe (verblijfs)functies zich concentreren in een speciaal daartoe aangewezen ontwikkellocatie, die de Mookerplas-promenade verder kan versterken. Om ontwikkelaars over te halen te investeren in recreatiegebied De Mookerplas, zou wel het huidige betaald-parkerenregiem van de parkeerplaatsen aan de Pastoorsdijk moeten vervallen. Alleen dan krijgen Mookerplas en specifi ek de promenade een reële en faire kans om tot ontwikkeling en bloei te komen. Meerdere gastvrije entrees en doorzichten naar Maas en plas Een van de aspecten die steeds terugkeren op verscheidene plekken in het Maasdal, is de aanwezigheid van attractieve entrees en uitnodigende doorzichten c.q. uitzichten op het water. Zo zal het Raadhuisplein in Mook in de toekomst vanaf de N271 een opwindende doorkijk op de Maas en de Maaskade-activiteiten kunnen bieden. Op dezelfde wijze kunnen passanten vanaf de N271 ter hoogte van de Pastoorsdijk in Plasmolen aangelokt worden door de schittering van de tot dusver verholen Mookerplas; dat is namelijk de enige plek waar de recreatieplas zijn aantrekkelijke fysiek aan het doorgaand verkeer kan etaleren. Bij de genoemde, geplande pleisterplaats langs de Rijksweg in Plasmolen ter hoogte van de Witteweg kunnen stuwwal én Mookerplas worden aangeprezen. Beekdal Tielebeek en vakantiepark ‘De Wankum’ De zuidoostelijke rand van de Mookerplas is opvallend onderontwikkeld, wat indirect ook uit de Structuurvisie Mookerplas en omgeving valt af te lezen. Door de dichte beplantingsrand wordt de plas aan het zicht ontnomen; ze ligt volstrekt geïsoleerd. Door bestaande bomen fl ink op te snoeien en her en der wat te kappen komt de ‘waterrecreatieve parel’ uit zijn oester. Hier liggen fantastische kansen. Zeker als wordt samengewerkt met de gemeente Gennep. De Pastoorsdijk is misschien gemeentegrens, maar absoluut geen fysieke grens! De relatie met de plas is cruciaal. De hoger gelegen open veldakkers tussen Pastoorsdijk (west), Tielebeek (oost), Vliegop (zuid) en Rijksweg (noord) vormen

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 121 het sleutelgebied voor twee ruimtelijke ordeningsvraagstukken: de revitalisatie van de Mookerplas en de robuuste renaturering van de Tielebeek. De Tielebeek – van origine een gegraven waterloop – zou eventueel op termijn de status van ‘beek met beekdal’ kunnen krijgen door het maaiveld over de gehele lengte van de loop tweezijdig verlagen tot bijna op de waterspiegel. De breedte van dit artifi ciële beekdal kan variëren van 50 tot 100 meter. Er is al wel een actueel plan voor beekherstel, maar een breed beekdal kan deze ecologische verbindingszone (EVZ) tussen Maas, Koningsven en stuwwal aanzienlijk robuuster maken. De grond die uit het dal vrij komt kan uitgespreid worden over het aanpalende veld. Een dergelijke maatregel past niet in het actuele beleid van het waterschap Peel en Maasvallei. Dit veld met als toegangsweg De Wankum kan zich vervolgens ontwikkelen als hooggekwalifi ceerd duurzaam vakantiepark. De verblijfsaccomodaties liggen hier straks in ruim opgezette streekeigen beplantingsstructuren. De randen zijn ten minste 15 m breed zodat ook in de winter de bebouwing verholen ligt. Langs de Pastoorsdijk is dit niet zo, hier kijken de vakantiewoningen en hotelappartementen wijds over het water en de verbeterde en verlengde stranden van de Mookerplas. Pastoorsdijk en parallelle promenade – in het verlengde van de Mookerplas-promenade – zullen zich ontwikkelen tot een geliefde passage met over de gehele lengte zicht op de plas. Een hele kwaliteitsslag aangezien de Witteweg alleen op de smalle brug gelegenheid biedt voor een snelle blik op het water. De vista, het open zichtveld op de plas vanaf de N271, wordt bij de ruimtelijke uitleg van het vakantie park gevrijwaard. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De Mookerplas staat via de kanaalmond in verbinding met Mookervoorhaven en Maas. Waterfront Mook is uitdrukkelijk de ‘kop’, het vriendelijke gezicht, van de zich diversifi ërende Mookerplas. Het ‘voetstuk’ waar de Mookerplas straks stevig op staat is het luxe ‘groene’ vakantiedorp en de voor recreanten geoptimaliseerde waterkant en Pastoorsdijk. Tussen ‘kop’ en ‘voetstuk’ lopen parallel aan de plas diverse paden en wegen. Door de Mookerplas-promenade wordt concreet invulling gegeven aan de ‘missing link’ in het zo begeerde ‘rondje plas’ voor fi etsers en wandelaars. Door de toegang tot de regio te markeren met een Noorder- en een Zuiderpoort wordt de samenhang van dit unieke gebied benadrukt. Eff ecten Hoogwaterveiligheid Niet van toepassing De Tielebeek ter plaatse van de kruising met de N271

122 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG ACTIEMATRIX _ deelplan 3 Plasmolen en de Mookerplas ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Points of interest ontsluiten  Grafheuvels Zevenbergen: archeologisch info punt (AIP) Visueel ontsluiten Mookerheide ‘De Swaere Noodt’ zou in de toekomst gastenhuis annex informatiecentrum kunnen worden. Vooruitlopend daarop worden aangelegd:  Uitbreiden heide tot aan Rijksweg. Kap- en snoeiwerk t.b.v. landschapsetalage met direct zicht op heide  Pleisterplaats Mookerheide met veilige ingang en vergrote parkeerruimte  E.e.a. combineren met realiseren nieuwe ‘regiopoort’ Visueel ontsluiten Mookerplas  Realiseren direct zicht op plas t.h.v. Pastoorsdijk Recreatieve ontwikkelingszone (Revitalisatie Mookerplas)  Ontwikkellocatie Hart Plasmolen en markante entree naar Mookerplas-promenade i.s.m. de lokale ondernemers reorganiseren  ‘Promenade Mookerplas’ als hechtingsas voor diverse functies, planologisch voorbereiden.  Horecapaviljoen met watersportcentrum en gastensteiger (recreatieve hotspot Pastoorsdijk) Beekdal Tielebeek & nieuw vakantiepark ‘De Wankum’  Beekherstel: versterken EVZ door verbreden beekdal  Snoei- en kapwerk t.b.v. doorzicht vanaf N271  ontwikkellocatie opnemen in gebiedsontwikkelingsplan (structuurvisie + bestemmingsplan Buitengebied).  Nieuw duurzaam vakantiepark. Integreren zorgvakantieaccommodatie Tabel 4: actiematrix deelplan 3 Ondernemers i.s.m. waterschap en gemeente Ondernemers i.s.m. gemeente Ondernemers i.s.m. gemeente Gemeente Gemeente i.s.m. beherende instanties

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 123

124

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 125 Deelplan 4 Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei Gemeente Maaskant : Gennep : oost Hoogwatermaatregel : geen Locatie : Bloemenstraat Milsbeek UITGANGSSITUATIE Op nog geen 80 m afstand van de Maas aan de Bloemenstraat te Milsbeek ligt op een verhoogd terrein in de uiterwaard het verlaten complex van de steenfabriek ‘Huisman’. De Bloemenstraat, die de hoogte van de stroomrug volgt, wordt daar waar de rivierduinen dit toelaten begeleid door enige lintvormige woonbebouwing. Het verhoogde terrein is omdijkt en heeft globaal een omvang van 600 x 130 meter. zou de noordelijke Maasstreek zich kunnen profi leren en promoten. Van hieruit zouden die de Maasvallei kunnen verkennen en ontdekken. Het gebouwencomplex van de voormalige steenfabriek is is niet echt representatief en op delen is het verval zichtbaar. Onderzocht kan worden of onderdelen geschikt zijn voor hergebruik. De uitdaging zou kunnen zijn de herinnering aan en de beleving van de oude steenfabriek op enigerlei wijze tastbaar te maken. Een dergelijk bezoekerscentrum zou moeten kunnen instaan voor een economische haalbaar concept onder meer door samenwerking met bedrijven. Ter inspiratie wordt hierna een opsomming gegeven van mogelijke functies en voorzieningen, waaruit een succesvolle mix kan worden samengesteld. STREEFBEELD Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei De locatie is op termijn kansrijk als een bezoekerscentrum voor de Maasvallei. Hier Functie – ontvangst en infobalie Het Bezoekerscentrum zou het begin kunnen zijn van een wandeling, fi etstocht of bootexcursie met informatie over fl ora en fauna, landschap, archeologie en (cultuur) historie van de hele Maasvallei; ook kan aandacht worden besteed aan naburige karakteristieke gebieden als de Maasduinen, Mookerheide en de St.-Jansberg. Verder kan worden verwezen naar bijzondere belevingen en attracties in de nabije omgeving, zoals Keramiek Experience en de Martinustoren in Gennep. Er zou een speciaal programma gemaakt kunnen worden voor de jonge bezoeker, scholen en mensen met een beperking. Er kan hulp geboden worden bij het samenstellen van georganiseerde (commerciële) activiteiten en arrangementen. Men kan terecht voor inlichtingen over alternatieve logementen, eten en drinken, educatieve paden en digitaal ondersteunde wandelingen. Functie – Transferium Het bezoekerscentrum zou het kloppend hart kunnen worden van een toeristisch-recreatief netwerk van land- en waterroutes, met een transferiumfunctie en een ruime parkeerplaats voor toeristen die van hieruit hun reis starten. De eigen haven is uniek en geschikt als ‘Maashalte’ en aanlegplaats voor passanten, maar ook voor botenverhuur. En natuurlijk kunnen van hieruit van hieruit allerlei tochten en excursies beginnen met (educatieve) thema’s (beeknatuur, ontstaan stuwwal, historische veldslagen enz.). Denk aan routes als het Tielebeekpad, het Stuwwal geo-pad en het StaatsSpaanse circumvallatielinie-pad (volgt beide Maasoevers, zoals in 1574 de legers van de

126 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Spanjaarden en de Nassau’s, letterlijk in aanloop naar de Slag op de Mookerheide). Functie – Horeca Het bezoekerscentrum zou een volwaardige horecagelegenheid kunnen huisvesten met een zonnig terras en een uniek panorama: een prachtig uitzicht met aan de ene kant de glinsterende Maas en aan de andere kant de glooiende bosgordel van de stuwwal. Vanzelfsprekend kun je daar lekker eten en drinken. Mogelijk kun je er overnachten, bijvoorbeeld in een low budget hotel. Verder kan het uitgebaat worden als gelegenheid voor vergaderen, educatie en feesten. Functie – Evenementen Het centrum leent zich wellicht voor het huisvesten van een jaarlijks terugkerende, regionale evenementen die kunnen zorgen voor een substantieel deel van de inkomsten en zo een belangrijk fundament leggen voor de rentabiliteit. Functie – Valleiwinkel In een inpandige valleiwinkel zouden allerlei producten verkocht kunnen worden die in verband staan met de Maasvallei en haar bewoners, denk aan: knuff els van representatieve Maasdieren (das, knofl ookpad, ree) en boeken over de geschiedenis en natuur van Maas en Maasvallei, maar ook worden hier typische streekproducten en streeklekkernijen. Functie – MaasMuseum Het bezoekerscentrum zou een ‘MaasMuseum’ kunnen herbergen met een vaste expositie die het verleden verbeeldt en verhaalt over hoe vroeger was. Met onderwerpen als archeologie, natuur- en cultuurhistorisch erfgoed, kunst en keramiek. Verhalen, sagen en legendes voor jong en oud, over geheimen, rampen en bijzondere mensen in de Maasvallei; over kastelen, (roof)ridders, heren en heerlijkheden; over ‘sporen in het landschap’, maar ook over natuurbescherming en bijzondere dieren en planten. Een aantal instellingen kan een vaste expositieruimte inrichten. Daarnaast zijn er wisselende (kunst)exposities, met thema’s die op de een of ander manier betrekking hebben op het leven, werken en genieten in de Maasvallei. Er zijn tentoonstellingsruimten te huur (zowel binnen als buiten). Het museum heeft een mediaruimte met interactieve computerprogramma’s en een kindersite. De fi lmzaal vertoont natuur- en cultuurfi lms, voor jong en oud. Functie – Heemtuin Een heemtuin zou de inheemse fl ora ter introductie en instructie kunnen presenteren. Op het ruime terrein van de voormalige steenfabriek zijn de diverse habitats of ecotopen van de Maasvallei in NoordLimburg nagemaakt, zoals ze voorkomen in de uiterwaarden (op ruggen en in geulen), op het terras (bossen, kampen en paraboolduinen) maar ook nabij en op de stuwwal. Een ideale plek om plantenkennis bij te spijkeren. In een afgeschermd wild deel van de tuin staat de Kabouterhut, waar kinderen de geheime wereld van de ‘rivierkabouters’ kunnen ontdekken. Buitendijks struinen in omgeving bezoekerscentrum Bij de voormalige steenfabriek is de uiterwaard heel smal, daardoor zijn de oude runderrassen die hier grazen vanaf het terras heel goed te zien. Deze dieren zorgen voor een natuurlijk evenwicht in de ruige bloemrijke graslanden van het aaneengesloten uiterwaardengebied zonder afscheidingen, dat grofweg gelegen is tussen Maas en Bloemenstraat en verhoogde Rijksweg, van Middelaar tot de Oeff eltse Brug. Een heerlijk gebied om na een bezoek aan bezoekerscentrum buitendijks te struinen. Enkele honderden meter stroomopwaarts mondt de Niers uit in de Maas en liggen de gereconstrueerde aarden verdedigingswerken, ook wel hoornwerken genoemd, van het Genneperhuis. Een brug over de Niers leidt naar de ruïne van de burcht zelf. Van hier wandelt men door de Maaskemp (zie deelplan 6) in een half uurtje naar het historische centrum van de versterkte stad Gennep, of in ongeveer drie kwartier naar de nieuwe luxe jachthaven ‘De Paesplas’. Stroomafwaarts gaat het naar de monding van de Tielebeek – waar een wandelroute ‘van monding tot bron’ tot op de stuwwal voert – en langs de boerderij, gebouwd op de relicten van Huize Middelaer door het monumentale Maasheggenlandschap naar de veerpont Cuijk-Middelaar. Tielebeek; robuuste ecologische verbindingszone Een actueel plan voor beekherstel zal binnenkort tot uitvoering komen. In het kader van het Masterplan Maasdal kan de Tielebeek – als ecologische verbindingszone (EVZ) tussen Maas, Koningsven en stuwwal – in de toekomst een aanzienlijke kwaliteitsslag maken. Een hooggekwalifi ceerd duurzaam vakantiepark langszij de Pastoorsdijk

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 127 Uitzicht over de uiterwaarden vanaf de uitkijktoren bij de ruïne van het Genneperhuis met rechts de voormalige steenfabriek en in het midden de kerk van Cuijk

Het vestingterrein van het Genneperhuis

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 129 binnen de gemeente Gennep zoals voorgesteld in deelplan 3, biedt unieke kansen op compensatie en voortschrijdende ontwikkeling van de EVZ tot een robuuste verbinding (RV). De Tielebeek – van origine een gegraven waterloop om de venen te ontwateren voor ontginning – kan alsnog de status van beek met beekdal krijgen als over de gehele lengte van de loop, tweezijdig het maaiveld verlaagd wordt tot plas-drasniveau en de iets hoger gelegen fl anken daarbij worden meegenomen in de landschappelijke inrichting. De geïsoleerde zompige laagte tussen de rivierduinen Bloemenstraat en De Bulten kan een waardevolle natuurkern vormen in de fl ank. De breedte van het aldus ontstane beekdal kan variëren van 50 tot 100 meter en meer. De monding van de Tielebeek verdient ook extra aandacht. Ongeveer 500 m stroomafwaarts van het geplande bezoekerscentrum loopt de Tielebeek rechtstreeks in de Maas. Hier ligt een viertal plasjes direct aan de Maas; als die onderling verbonden worden, ontstaat parallel aan de Maas, een luw meestromend waterelement met fl auwe natuuroevers op het zuiden waarin de Tielebeek zijn heldere kwelwater kan lozen. Een geliefd watermilieu voor vissen, dat mogelijk de soortenrijkdom in de beek nog verder doet verhogen. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Het Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei fungeert als hart van een deels nieuwe toeristische infrastructuur met hoogwaardige fi ets-, wandel- en bootverbindingen die aansluiten op bestaande verbindingen aan beide zijden van het Maasdal. Vanaf de N271 is het Bezoekerscentrum bereikbaar via Bloemenstraat en Pastoorsdijk (vanuit Plasmolen) en Bloemenstraat (Milsbeek/ Gennep). Eff ecten Hoogwaterveiligheid Niet van toepassing ACTIEMATRIX _ deelplan 4 Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN Bezoekerscentrum Noordelijke Maasvallei  Organisatie, financiële middelen en maatschappelijke inbedding  Restaureren voormalige steenfabriek en nieuwbouw centrum  Maashaven geschikt maken voor ontvangst en vertrek  Inrichting diverse functies: info, museum, horeca, tuin, parkeerplaats, etc.. Tabel 5: actiematrix deelplan 4 WIE Ondernemers i.s.m. regio en provincie

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 131 Deelplan 5 Genneper rivierenpark Gemeente Maaskant : Gennep : oost Hoogwatermaatregel : meestromende nevengeul Locatie : tussen rkm 157,5 en 156,5 UITGANGSSITUATIE Frankische nederzetting De Maaskemp, een uitgestrekt graslandengebied in de uiterwaarden tussen Gennep, N271, het Genneperhuis en de Maas is archeologisch en cultuurhistorisch van zeer hoge waarde. In de directe omgeving van Gennep zijn er vele vroegmiddeleeuwse vindplaatsen, hetgeen niet verwonderlijk is door de strategische ligging in de oksel van Niers en Maas. In de Maaskemp is bij opgravingen in 1989 een nederzetting ontdekt uit de late 4e en 5e eeuw. De nederzetting is waarschijnlijk rond 390 gesticht door Franken in Romeinse dienst, mogelijk gelegerd in de nabijheid van een burgus, wellicht op de plaats van het latere Genneper huis bij de samenvloeiing van Maas en Niers. De nederzetting op de Maaskemp was waarschijnlijk de basis van een Frankische warlord. Plattegrond van Gennep-Maaskemp (foto uit H.A. Heidinga & G.A.M. Off erberg, Op zoek naar de 5e eeuw, Amsterdam 1992. Het Genneperhuis Aan de monding van de Niers ligt het Genneperhuis, een burcht en versterkte vesting. De geschiedenis van het huis gaat terug tot de elfde eeuw. Mogelijk was het toen een omgrachte donjon. In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde het Genneperhuis zich tot een imposante versterking. Lange tijd bood het kasteel thuis aan de Heren van Gennep. Nadat het korte tot het Hertogdom Gelre behoord had, werd het in 1442 verkocht aan Kleef. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog speelde de burcht een belangrijke rol in de verdediging van het gebied rond Gennep. In 1641 was ze in Spaanse handen. Na een grootscheeps beleg door prins Frederik Hendrik in datzelfde jaar capituleerden de Spanjaarden. Bij de belegering werd een 24 kilometer lange verschansing rond De ruïne van het Genneperhuis

132 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG het Genneperhuis aangelegd, ook wel circumvallatielinie genoemd. De relicten van deze ‘insluitingslinie’ zijn nog op de AHN nog duidelijk zichtbaar en zijn het zeker waard om beschermd te worden. Het Genneperhuis werd uiteindelijk verwoest in 1710 door de Fransen. In 2011 werd de gedeeltelijke reconstructie van kroonwerken en grachten voltooid, waarmee de locatie een toeristische trekpleister is geworden. De ruïne van het huis en zijn verdedigingswerken heeft de status van beschermd monument, maar dat zou gezien de unieke historische continuïteit voor de hele Maaskemp moeten gelden. Het aanwezige hoogwaardige cultuurhistorische erfgoed maakt een ingrijpen in dit hele gebied ongewenst. STREEFBEELD Middelweert Voorgesteld wordt een reconstructie van de oude middelweert, een soort zandplaat in de buitenbocht van de rivier – een beperkte maatregel ter hoogte van rivierkilometer 156. De meestromende geul, die het eiland scheidt van het vaste land, is ongeveer 1 km lang en 30 á 40 meter breed en heeft een eroderende steilrand langs de Maaskemp en een fl auwe zandige oever aan de weertzijde. Mogelijk ontstaat op termijn een te sterke afkalving, dan is interventie nodig en kan de steile oeverkant beschermd worden tegen verdere erosie. Dit plan is niet zozeer belangrijk vanuit de hoogwaterproblematiek – de bijdrage is slechts een centimeter – de kwaliteit is vooral cultuurhistorisch en ligt in de reconstructie van een eiland dat nog zichtbaar is op een kadastrale kaart van het hertogdom Kleef uit de vroege 18e eeuw. De inrichting is bovendien van ecologische betekenis. De meestromende nevengeul heeft namelijk een zeer hoog natuurrendement. Zo’n meestromende nevengeul stroomt ook nog mee bij lage afvoeren van de Maas. Een ecotoop die nog weinig voorkomt langs de Maas. Een dergelijke geul heeft een belangrijke functie voor vis die in de rivier leeft, bijvoorbeeld als paaiplaats (eiafzetting en bevruchting), als opgroeiplek van larven of migratie langs een stuw (natuurlijke vistrap). Karakteristieke soorten die zich ook aangetrokken voelen tot dit natuurtype zijn onder meer ijsvogel, oeverzwaluw, grote gele kwikstaart, beekrombout(libel), weide- en bosbeekjuff er. De oevers van de Maas worden over grote lengte natuurlijk ingericht. Deze zogenaamde ‘ecologische corridor’ vormt samen met de middelweert en de meestromende nevengeul een natte natuurkern. De waterstandverlaging die hiermee wordt bereikt is beperkt, slechts 1 cm, maar ecologisch en cultuurhistorisch van grote betekenis. Gereconstrueerde kroonwerken en grachten

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 133 Genneper Rivierenpark Het totale uiterwaardengebied aan beide zijden van de Niersmonding, vanaf het dorp Middelaar tot aan de brug bij Oeff elt, is ongeveer 200 ha; ruim genoeg om een schaapskudde (grotere dieren vertrappen de steilranden van de gereconstrueerde kroonwerken van het Genneperhuis) een habitat te geven. De ruige graslanden begraasd door schapen, de Tielebeek met natuurwandeling, het Bezoekerscentrum Maasvallei, het Genneperhuis met kroonwerken, de middelweert, het historisch centrum Gennep met rechtstreekse toegang van en naar de Maas, het opnieuw geopende voet- fi etsveer en de jachthaven Paesplas, het zijn stuk voor stuk zeer belevenswaardige bouwstenen die gezamenlijk een fenomenaal rivierpark vormen dat niet snel vergeten zal worden. Wanneer we dan ook nog in staat zijn om een krachtige ecologische verbinding van enig formaat tussen Maasdal en Niersdal te bewerkstelligen kunnen we met recht spreken van een ‘rivierenpark’. Dan zullen we echter de fysieke blokkades van de twee dwarsdammen Nijmeegseweg en meer nog de N271 moeten opheff en; uiteraard vraagt dit om inventieve oplossingen die op een verantwoorde wijze rekening houden met hoogwaterveiligheid. De grondlichamen van deze wegen die de Niers kruisen zullen worden ingekort; de overbrugging wordt verlengd zodat genereus vrije ruimte ontstaat voor passage en uitwisseling voor fl ora en fauna, grazende dieren en wandelaars. Daar waar eens het grote waterrad van de eerste papiermolen van het latere Nederland stond, zou opnieuw een omvangrijk energiegenererend waterrad werkzaam kunnen zijn. Daartoe zou dan gelijktijdig een stuwwand met cascade in de Niersstroom aangebracht kunnen worden. Dit heeft de potentie om een opvallend landmark te worden. Onderzoek naar de precieze uitstraling en gebruiksmogelijkheden is dan ook zekere zinvol. Een peilopzet van de Niers zal de uiterwaarden doen vernatten. Het brede Niersdal bij Gennep met zijn zompige uiterwaarden en kronkelige nevengeul, is vanouds een ecologisch hoogwaardevol gebied. Met name de stroomdalgraslanden, iets stroomopwaarts bij Zelder, zijn beroemd bij natuurliefhebbers en geven een goede indruk wat mogelijk ook bij Gennep in het verschiet ligt. De cascade is feitelijk een goed doordachte vistrap. Vanaf het gezellige horecaterras op de zwevende ‘boardwalk’ onderlangs de hoge kademuur kijkt men op rad en cascade, een waar spektakel.

134 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De uiterwaarden langs de Bloemenstraat – waar ook het bezoekerscentrum is gepland – en Maaskemp zijn via een brug over de Niers verbonden. De hekwerken zouden op termijn kunnen verdwijnen en dan kunnen bij de toegangen ’wandelaarsvriendelijke’ klaphekjes worden aangebracht. Vanaf de bandijk bij Middelaar kun je ook – zonder obstakels – met de fi ets via de Bloemenkamp een stukje door de uiterwaarden fi etsen. Daarna gaat het verder over de Bloemenstraat, langs het Bezoekerscentrum Maasvallei in de voormalige steenfabriek tot je bij de Smelenberg weer opnieuw de uiterwaard in kunt met de fi ets. Vanaf hier kun je de brug over de Niers nemen en bij de ruïne de Genneperhuisweg volgen. Deze brengt je in Gennep-stad of via de Veerstraat, bij het voet- en fi etsveer – dat geheel volgens plan – in het zomerseizoen weer vaart. Ook dit veer past in de ‘ladder’ van dwarsverbindingen voor langzaam verkeer over de Maas. Maar je kunt ook verder door het Maasdal, onder de Oeff eltse brug door. Veerstraat en Paesplasweg sluiten hier voortaan naadloos op elkaar aan. Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving : 8,1 m + NAP • Waterstandsverlaging (cm) : 1 t.h.v. rkm 156,5 • Bijdrage in m2 : meestromende nevengeul : 118 Figuur 4: waterstandseffect van deelplan Genneper Rivierenpark De brug over de Niers richting de ruïne van het Genneperhuis

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 135 ACTIEMATRIX _ deelplan 5 Genneper rivierenpark ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Maashalte Kade gastvrij inrichten Natuurrivierpark  Overeenkomst afsluiten met ‘natuurboeren’, omtrent natuurdoel en een eenduidige extensief beheer voor het hele uiterwaardengebied van beide rivieren.  Ecopassages N271 en Nijmeegseweg; wegnemen van een groot deel van de landhoofden  Verwijderen interne hekwerken in uiterwaarden; aanbrengen klaphekjes in grensafscheiding  Nieuwe routes door Niersdal en langs Tielebeek  Verhaal vertellen van Genneperhuis met crossmediale communicatie ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Middelweert Kleinschalige meestromende nevengeul inrichten met natte natuur: oeverzone, plas-dras zone en poelen Tabel 6: actiematrix deelplan 5 WIE Rijksoverheid Gemeente / bevoegd gezag i.s.m. natuurorganisatie Gemeente

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 137 Deelplan 6 Gennep aan de Maas Gemeente Maaskant : Gennep : oost Hoogwatermaatregel : uitbreiding Paesplas Locatie : bezuiden de Oeff eltse brug, van rkm 155,5 tot rkm 154 UITGANGSSITUATIE Vestingstad Gennep Gennep is als nederzetting ontstaan bij een voorde (doorwaadbare plaats) vlakbij de plek waar de Niers uitmondt in de Maas. Hier kwamen de landwegen samen en kruisten het water. Uit onderzoek blijkt dat onder de vernielde en gesloopte oude kerk achter de juist gerestaureerde Martinustoren al rond 750 een houten kapel heeft gestaan. Stadsrechten en dus ook stadswallen dateren uit het begin van 14e eeuw of zelfs nog iets eerder. De met een gracht en muren omringde versterkte stad Gennep was benaderbaar via twee waterpoorten, de Nierspoort en de Maaspoort en twee landpoorten de Zandpoort in het zuiden en de Nieuwe Poort in het noorden. Zandstraat, Markt en Torenstraat volgen een hoge stroomrug en verbinden de Zandpoort met de Nieuwpoort. Vanuit de Nieuwe poort liep een weg rechtstreeks naar het versterkte Genneperhuis, een burcht met omvangrijke hoornwerken, heel strategisch gelegen in de oksel van Maas en Niers. De Middeleeuwse stad Gennep beschikte ooit over een stadskasteel dat zo ongeveer op de plaats van de huidige Sint-Martinuskerk gestaan moet hebben. Na afbraak van het stadkasteel was de versterkte stad zelf moeilijk te verdedigen en werd derhalve bij de diverse belegeringen van het Genneperhuis direct bezet. Gennep heeft verschillende keren onder een ander bestuur gestaan: Kleefs (1441), Pruisisch (1609), Frans (1794), Nederlands (1815), Belgisch (1830) en uiteindelijk Nederlands (1839). Oude verbindingen Door de aanleg van de rijksweg NijmegenMaastricht in 1845 werd Gennep beter bereikbaar. De Noord-Brabantsch-Duitsche SpoorwegMaatschappij (NBDS) verbond het Nederlandse Boxtel via Uden, Veghel, Gennep, Goch en Xanten met het Duitse Wesel, deze lijn stond in Nederland bekend als het Duits Lijntje. Op 15 juli 1873 kon het traject van Boxtel naar Goch worden geopend. Deze spoorlijn is lange tijd onderdeel van Fragment uit de kaart Beleg en inname van Gennep in 1641 door Frederik Hendrik de kortste route tussen Londen en Moskou. Voor Gennep het begin van een grote bloeiperiode. In het najaar van 1944 wordt de brug opgeblazen door de Duitse leger. De geallieerden kunnen de Maas hierdoor niet oversteken. Na de bevrijding van Gennep in 1945 wordt een baileybrug aangelegd. De spoorlijn geraakt in onbruik en in 1971 rijdt de laatste trein Gennep binnen. In de jaren 50 is er al een autobrug naast de spoorbrug aangelegd, waarna ook de eeuwenoude pont naar Oeff elt uit de vaart werd genomen. De scheidende rondweg De N271 bij Gennep is – vanuit het achterhaalde perspectief de A73 aan de rechterkant van de Maas te projecteren – aangelegd als autosnelweg met twee rijstroken per richting en voorzien van vluchtstroken. De aansluiting op de Oeff eltse brug is ongelijkvloers uitgevoerd waardoor de N271 gelegen is op een massief en hoog grondlichaam dat de historische stad en de Maas op drastische wijze van elkaar scheidt. De zogenaamde ‘Rondweg Gennep’ werd in 1977 geopend. Sindsdien gaat het doorgaande provinciale verkeer niet meer door het historisch centrum van Gennep. De rust is teruggekeerd, maar Gennep ligt voortaan alleen nog maar aan de Niers.

138 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Keramiekstad met cultuurhistorie Eind vorige eeuw werden het vestingstadje en de openbare ruimte gerenoveerd en ingesteld op een Overslagcentrum (ROC). De haven zou enorm uitgebreid worden. Maar de realisatie bleek niet haalbaar, in 2011 ging de stekker uit het plan. gastvrije ontvangst van toeristen. Gennep wil zich nu sterker profi leren als keramiekstad, het nieuwe Keramiek Centrum zal gehuisvest worden in of nabij het oude papiermolengebouw. Enkele bezienswaardigheden in en om het historisch centrum van Gennep zijn: • De Middeleeuwse stadsmuur en de groene gracht met omloop; • Het oude stadhuis dat begin 17e eeuw, na de grote stadsbrand van 1597, werd gebouwd; • De gerestaureerde Martinustoren uit 1869 en bijbehorend kerkhof, • De eerste protestantse kerk op Nederlands grondgebied uit 1663; • Museum Het Petershui s, in laat-gotische bouwstijl ca 1612/1617. Gennep zonder Maas Gennep-stad is de fysieke relatie met de Maas kwijtgeraakt, maar de gemeente heeft bij Heijen een operationeel haven en industrieterrein, dat zich een tiental jaren geleden nog heeft uitgebreid met mega bedrijfshallen in het winterstroombed van de Maas. Sterker nog, de bedrijfshallen liggen midden in de laag gelegen historisch geul ’t Meer die tot dan toe bij hoogwater nog een zeer functionele watervoerende rol vervulde. Vanaf de jonge dijk om de megahal, kijkend naar kasteel Heijen is ’t Meer zelfs zonder hoogwaterstand heel goed waar te nemen. Tot voor kort waren er ook nog plannen voor de ontwikkeling van een grootschalig Regionaal Gerenommeerd zorgcentrum Sinds het einde van de 19e eeuw hebben de kloosters in en rond Gennep zich geprofi leerd met de gezonde bosrijke omgeving en een goede reputatie opgebouwd op het gebied van zorg. Bedlegerigen met een lange herstelperiode, longpatiënten, tbc-lijders, verstandelijk-lichamelijk gehandicapten worden opgevangen in rust- en kuuroorden. Nog steeds kent Gennep een concentratie aan zorginstellingen. STREEFBEELD ‘Gennep Middeleeuwse stad’ Het erfgoed van stad en ommeland moet in samenhang opgeknapt en ontsloten worden. Beleving en herinnering beklijven het best als het verband der dingen tastbaar en herkenbaar in beeld wordt gebracht. De verhalenreeks die daarbij wordt verteld, ondersteunt de beelden en brengt het verleden tot leven. De kernidentiteit ‘Gennep Middeleeuwse stad’ kan de drager worden voor een veelomvattend toekomstgericht toeristisch-recreatief product, waarbij de historische kern van Gennep en het ‘Genneper Rivierenpark’ de podia worden. Het motto van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ‘behoud door ontwikkeling’ is daarbij uitgangspunt. Ook de Provincie Limburg zet in op historische samenhang en de afl eesbaarheid daarvan. Ensembles worden gewaardeerd vanwege hun intrinsieke

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 139 culturele waarde, hun grote economischtoeristische meerwaarde en hun bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Specifi ek voor het Middeleeuws erfgoed in en om de historische kern van Gennep zou een ‘erfgoedplan voor behoud, ontwikkeling en beheer’ opgesteld kunnen worden. Daarbij kan bijzondere aandacht uitgaan naar de conservering en de toekomstige verschijningsvorm van de structuurdragers van de historische kern: het stratenplan, de ommuring, de verdwenen poorten en de omgrachting. Het thema Middeleeuwen is niet zomaar een interessante betekenislaag in de tijd, het grijpt hier terug naar de oorsprong van de stad als entiteit. Maasstraat weer echt ‘straat naar de Maas’ De Rondweg Gennep heeft de Maasstraat als authentieke hoofdverbinding met de Maas en Brabant rücksichtslos geamputeerd. In dit deelplan krijgt de Maasstraat zijn oude functie terug. Door het massieve grondlichaam van de autosnelweg wordt een tunnel gegraven voor auto-, fi ets- en wandelverkeer. Een ingrijpende operatie maar meer dan de moeite waard! De afstand vanaf de Markt in het centrum tot op het kadeplein aan de Maas is dan nog maar zo’n 900 meter. De Maasstraat gaat straks weer in een rechte lijn vanaf hartje Markt, door de Maaspoort – die alleen nog in reminiscentie bestaat, over de groene gracht, over wat nu de Maasweg heet, door de nieuwe tunnel, over de Veerstraat, naar de veerstoep annex los- en laadkade aan de Maas. Dit betekent wel dat het clubhuis van de Tennisvereniging Gennep verplaatst moet worden. Een dergelijke tunnel moet uiteraard afsluitbaar zijn in geval van hoogwater. De veerpont wordt als klein voet- en fi etsveer weer in gebruik genomen. De Maas is niet langer een barrière, een overtocht naar ‘t Veerhuis Oeff elt, restaurant, hotel en camping zal gedurende de zomermaanden een leuk uitstapje zijn. De los- en laadkade wordt opgeknapt en gaat functioneren als Maashalte voor de MaasHopper, rondvaartboten en aanlegkade voor passanten. De kade vormt voortaan een vooruitgeschoven ontvangstplein voor bezoekers van Gennep. Hier krijg je al ’n voorproefj e van de gastvrijheid van de Gennepenaren. Er staat een mobiele kiosk van waaruit een terras met kleurrijke parasols wordt bediend. Hier kun je even wachten op het toeristentreintje – aangedreven door zonne-energie – dat elk half uur een rondje maakt langs de jachthaven aan de Paesplas, door de vestingstad, naar het Genneperhuis en het Bezoekerscentrum Maasvallei en weer terug. De nieuwe rechtstreekse toegangsweg van kadeplein tot Markt is als het ware de representatieve oprijlaan naar de vestingstad en zal als zodanig een uitgebreide ‘make over’ met aandacht voor de historie moeten ondergaan. Met name het historische aanzien van de groene gracht, de stadsmuren en de Maaspoort verdient de volle aandacht. Ten slotte lijkt het logisch om de hele verbindingsweg één straatnaam te geven: de Maasstraat. Genneper Jachthaven: uitnodigende waterpoort De gemeente zou graag steviger inzetten op watertoerisme als krachtige toekomstbestendige economische pijler. De Paesplas, die tot dusver gedomineerd werd door de grootschalige industriële Haven bij Heijen, krijgt nu alle ruimte voor de ontwikkeling van een separate, groots opgezette jachthaven met een eigen havenpoort. De bestaande plas wordt met ongeveer 10 ha vergroot, de diepte van de uitbreiding is 5 m ten opzichte van stuwpeil. Het schiereiland, tot voor kort gebruikt voor overslag van goederen, wordt vanaf nu toebedeeld aan de uitleglocatie van de prestigieuze Genneper Jachthaven. Haven en erf – inbegrepen de bestaande plas en het overslagschiereiland – beslaan straks in totaal ca 30 ha, het jachthaventerrein loopt van het schiereiland tot vlak bij het bruggehoofd Maasstraat Maasweg

140 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Industrie bij de Paesplas van de Brabantweg. De bijdrage aan de waterstandsverlaging is 4 cm. Het perspectief is een moderne full-service jachthaven, die functioneert als uitnodigende waterpoort voor het gastvrije historische stadje Gennep. De opvallend luxe jachthaven heeft ruime steigers en voorziet in een groot havendeel voor vaste ligplaatsen en een royale passantenhaven. Het drijvend havenpaviljoen vormt het kloppend hart van de jachthaven. De ijle futuristische architectuur beklijft op het netvlies, het gebouw werkt als een markant landmark voor schippers. Van hieruit de houdt de havenmeester toezicht en voert de administratie. Er zijn basale sanitaire voorzieningen zoals douches en toiletten en een winkel met scheepvaartbenodigdheden en een beperkt assortiment levensmiddelen. Beneden is een gezellig havencafé annex eetgelegenheid met ruim drijvend terras; boven – met panoramisch zicht op haven en Maas – is een prachtig nautisch restaurant waar verse vis op het menu staat. Beide horecagelegenheden zijn ook toegankelijk voor niet-leden. De haven is perfect te bereiken over zowel het water als de weg; er is een grote parkeerplaats. Voor het overige voldoet de moderne jachthaven aan actuele milieu- en veiligheidscriteria. Er is zelfs een grote waterloods voor overdekte winterstalling. Deze loods is zodanig gesitueerd dat de dominante blokken van industrieterrein Heijen grotendeels aan het zicht worden onttrokken. Niettemin is dit industrieterrein functioneel voor de jachthaven; hier ligt namelijk de ‘droge’ botenstalling, waar de boten op de wal in overdekte stellages worden ondergebracht. Punt van aandacht is dat er voor de Paesplas voldoende aansluitingslengte op de Maas bestaat, dit in verband met de scheepvaart. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De in ere herstelde Maasstraat herstelt niet alleen de rechtstreekse verbinding tussen veerpont en kadeplein, maar vormt ook de kortste verbinding van de historische kern Gennep naar de jachthaven aan de Paesplas. De Paesplasweg wordt geasfalteerd en doorgetrokken; hij loopt langs het bruggehoofd, onder de Oeff eltse brug door en sluit aan op de nieuwe Maasstraat. Havenbezoekers, leden en passanten, kunnen met het ‘e-treintje’ (op zonne-energie) naar het centrum van Gennep waar het leuk uitgaan en winkelen is. Daarnaast zijn er, door de centrale ligging, vanuit de jachthaven ook leuke dagtochtjes te plannen naar het Duitse achterland, bijvoorbeeld naar het Archeologische Park in Xanten of het historische stadje Kalkar met zijn ‘Kernwasserwunderlan’.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 141 Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving : 8,1 m + NAP na peilopzet : plas ca 10 ha • Waterstandsverlaging (cm) : 4 t.h.v. • Bijdrage in m2 : 470 rkm 154 Figuur 5: waterstandseffect van deelplan Gennep aan de Maas

142 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG ACTIEMATRIX _ deelplan 6 Gennep aan de Maas ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Maaskade & Maashalte  Kade gastvrij inrichten als ontvangstplein  ‘E-treintje’ Veerpont naar Oeffelt Weer in gebruik nemen voor fietser en voetganger Paesplasweg Asfalteren en doortrekken tot aan Maasstraat. ‘Points of interest’ ontsluiten, bijv. Genneper Molen Historische kern Gennep  Opstellen ‘erfgoedplan voor behoud, ontwikkeling en beheer’  Aanleg tunnel door grondlichaam N271van centrum Gennep naar Maaskade. Verplaatsen clubhuis van de Tennisvereniging Gennep.  reconstructie groene gracht, stadsmuren en Maaspoort ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Jachthaven Paesplas (recreatieve hotspot)  Havenpaviljoen met diverse functies zoals watersportcentrum, horeca, etc..  Jachthaven met vaste ligplaatsen en een royale passantenhaven en overdekte winterstalling  Parkeerplaats Tabel 7: actiematrix deelplan 6 Gemeente i.s.m. ondernemers Ondernemer Gemeente Gemeente i.s.m. ondernemers Gemeente Gemeente i.s.m. provincie Gemeente WIE Ondernemers i.s.m. gemeente / bevoegd gezag

Het Veerhuis Oeffelt

144

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 145 Deelplan 7 ‘t Meer van Huys Heijen Gemeente Maaskant : Gennep en Bergen : oost Hoogwatermaatregel : optioneel Locatie : ’t Meer ten noordoosten van Mergeldijk UITGANGSSITUATIE Heijen door de eeuwen heen Heijen is, samen met het buurtschap Smele, een van origine lintvormige nederzetting aan de rand van de Maasvallei. De eerste kapel stond er waarschijnlijk al in 9e eeuw. De huidige kerk dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Eeuwenlang verliep de tijd traag in deze landelijke gemeenschap. Na de aanleg van de Rijksweg NijmegenMaastricht in de Napoleontische tijd (1939) is de Hoofdstraat een belangrijke levensader in het dorp die door de toenemende verkeersdrukte vanaf de zestiger jaren ook voor overlast en onveiligheid heeft gezorgd. De oorspronkelijke bebouwing is nagenoeg verdwenen. Sinds de realisatie van de N271 (1977) en de A77 (1986) ligt de dorpskern er weer rustig bij. In de periode 1979-1982 werd de Maas gekanaliseerd, hierdoor verviel het pontje tussen Heijen en Boxmeer. De naam van de Boxmeerseweg herinnert aan de voormalige veerverbinding. Huys Heijen Een historische bezienswaardigheid is het kasteel ‘Huys Heijen’ een waterburcht, omgeven door een gracht, die begin 16e aan de rand van het dorp aan een actieve hoogwatergeul werd gebouwd. De grachten zijn omstreeks de voorlaatste eeuwwisseling gedempt, maar de lineaire laagte van de oude geul is nog opvallend goed herkenbaar. Tot ver in de 19e eeuw bleef de geul, die op zijn laagst is ter hoogte van het kasteel, het hele jaar door vol met water staan. Deze langgerekte plas werd ’t Meer genoemd. Tegenwoordig is het Heijense Meer helemaal opgedroogd, maar bij hoogwater krijg je een goed beeld hoe de waterburcht in vroeger tijden er heeft uitgezien. ‘Ongelukkige’ planologie Aan de noordkant van Heijen, tussen dorpskern en N271 ligt tweezijdig van de Hoofdweg een bedrijventerrein. Aan de Maaskant ligt de Haven met grootschalige industrie. De jongste uitbreiding bestaat uit enkele enorme bedrijfshallen die plomp verloren midden in de laagte van de historische geul ’t Meer werden gebouwd; dit terwijl deze geul tot dan toe bij hoogwater een zeer functionele watervoerende rol vervulde. De grofschalige industriële stalen hallen en het fi jnschalige kasteel zo direct naast elkaar eeuw De grootschalige bedrijvigheid bij Heijen

146 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG getuigen van een enigszins ongelukkige planologie. Recreatiepark Heijderbos Aan de oostkant van de N271 is een omvangrijk recreatiepark gevestigd, genaamd het Heijderbos. Een goede omgevingskwaliteit is basisvoorwaarde voor een bloeiende toeristische sector. STREEFBEELD (optioneel) Wellicht toch haalbaar Hoewel de hoogwatermaatregelen in dit Masterplan overwegend langetermijnplannen zijn en het streefbeeld dat hierna geschetst wordt, daar vanuit het oogpunt van de hoogwatertaakstelling uitstekend in zou passen, geven we het toch de kwalifi catie ‘optioneel’ mee. We hebben het over de sanering van de geblokkeerde hoogwatergeul en de reconstructie van het historische Heijense Meer (’t Meer), een plan dat vanwege de dominante aanwezigheid van bedrijventerrein Hoogveld de eerstkomende 30 jaar waarschijnlijk niet haalbaar zal zijn. Maar misschien dat voortschrijdend inzicht in de toekomst ertoe leidt dat het wellicht toch gerealiseerd kan worden. Reconstructie van ‘t Meer Dus, zodra het in de (verre) toekomst realistisch blijkt om de bedrijven van Hoogveld te verplaatsen, kunnen de beeldobstructieve bedrijfshallen gesloopt worden. Aanhakend bij de Heerenplas (zie deelplan 10) stroomopwaarts en aansluitend op de Haven stroomafwaarts, Het gebied tussen Mergeldijk en Huys Heijen kan in de toekomst een hoogwatergeul worden. kan de hoogwatergeul tussen Mergeldijk en dorpsrand weer een continue doorloop worden. Momenteel is de geul op het laagste punt zomaar 2 meter dieper dan de uiterwaard ten westen van de Mergeldijk. Voor het reconstrueren van het watervoerende Heijense Meer voorlangs Huys Heijen zal ca 3,5 m afgegraven worden; ’t Meer wordt zoals vroeger ongeveer 1 km lang en 40 m breed. Voor het resterende deel tot aan de Haven zal afgraven tot 1,5 à 2 m onder het maaiveld voldoende zijn. Zo krijgt de omgevingskwaliteit van kasteel en ommeland een fl inke oppepper en wordt de oorspronkelijke waterrijke omgeving van het kasteel ‘Huys Heijen’ in ere hersteld. Ruw geschat zou dit leiden tot een waterstandsverlaging van enkele centimeters. Met deze optionele hoogwatermaatregel zou het tekort aan benodigde waterstandsverlaging ter hoogte van rkm 148 kunnen worden opgelost. De waterstandsverlaging zou dan 3 cm bedragen. Alte Schanz Vanuit Huys Heijen, gezien aan de overzijde van ’t Meer, loopt parallel aan het water een oude veldweg met de naam Mergelstraat (mergel werd gebruikt om bodem van de akkers te bemesten) naar de krachtig slingerende buitenbocht van de Oude Maas. Hier in de buitenbocht van de rivier – met controle op de hele meander – heeft een versterkte (tol)plaats op een kunstmatig opgeworpen ronde heuvel gelegen, dat is althans op te maken uit de Pruisische

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 147 Huys Heijen (bron: www.vantoentotlater.nl) kadastrale kaart van 1732 waarop de locatie met de naam ‘Alte Schanz’ wordt aangeduid. Waterburcht en schans in combinatie met Pleistocene geul en afgekapte Maasbocht vormen een uniek ensemble, goed afl eesbaar in het rivierlandschap en met een intrigerend verhaal dat beslist verteld moet worden. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Wandelaars en fi etsers die het Maasdal naar het zuiden zo dicht mogelijk langs het water willen volgen, zullen de eerstkomende decennia nog vanaf de toekomstige Genneper Jachthaven over de Paesplasweg naar de Heijenseweg-Hoofdstraat moeten gaan en dan onder het viaduct van de N271 door de Hoofdweg volgen door het bedrijventerrein en het lintvormige centrum van Heijen; pas wanneer ze onder het viaduct van de A77 door zijn, kunnen ze bij Diekendaal de Maas weer door de uiterwaard kunnen volgen. De Boxmeerseweg begint daar waar bedrijventerrein en bewoonde kom in elkaar overgaan. Deze oude weg loopt niet meer naar het veer (sinds 1974), maar brengt je wel bij een bijzonder fenomeen, het (aan Heijense zijde afgesloten) waterkruispunt van kanaal en Oude Maas, om uiteindelijk op het Zuidereiland dood te lopen. Je kunt ook over de Mergelstraat – bij de gigantische bedrijfshal afslaan – terug naar de Hoofdstraat. De Mergelstraat geeft een prachtig zicht op Huys Heijen en ‘t (nu nog drooggevallen) Meer en loopt een stukje direct langs de Oude Maas, waar de ‘Alte Schanz’ heeft gelegen. Eff ecten Hoogwaterveiligheid Niet van toepassing ACTIEMATRIX _ deelplan 7 ’t Meer van Huys Heijen ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Maasdalroute  Bewegwijzeren  Route koppelen bij Hendrix UTD  Nieuwe verbindingsweg aanleggen tussen Mergelstraat en Lankerseweg, onder de brug van de A77 door en verder bovenlangs de steilrand van het terras ‘Points of interest’ ontsluiten  Huys Heyen Tabel 8: actiematrix deelplan 7 Regio / gemeente Gemeente

148

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 149 Deelplan 8 Gemeente Maaskant Riviernatuurpark Maaseilanden : Gennep : oost en west Hoogwatermaatregel : gedeeltelijke vlaksgewijze afgraving, reliëfvolgend Locatie : tussen rkm 153 en 148 UITGANGSSITUATIE De Witte steen Bij Boxmeer en Heijen is de Maas tussen 1979 en 1982 door de aanleg van een kanaal rechtgetrokken. Samen met de twee oude meanders vormt de gekanaliseerde Maas twee eilanden. Door de kanalise ring heeft er gebiedsuitwisseling plaatsgevonden: De Witte Steen, voorheen Limburgs, ligt nu aan de Brabantse kant; het zuidelijke eiland, Zuidereiland geheten, is 98 ha groot; het hoorde vroeger bij Boxmeer maar ligt nu in Limburg. De gronden op de Witte Steen hebben een oppervlak van 45 ha en zijn vanuit Beugen bereikbaar via de Maasstraat en een dam in de oude Maas; ze worden gebruikt als weiland. Nabij de dam ligt een recreatiehaven met ongeveer 100 ligplaatsen. Zuidereiland Het Zuidereiland is bereikbaar vanuit Heijen via de Boxmeerse Weg en een dam in de oude Maas parallel aan het kanaal. Hier ligt dwars op de stroomrichting een zwaar grondlichaam van de A77. Op het Zuidereiland zijn twee operationele bedrijven gevestigd: een melkveehouderij die de koeien overwegend op stal houdt en in wezen niet grondgebonden is, en een handel in schepen wiens eigenaar (tot januari 2011) exploitant was van Mazenburg, een restaurant/camping op de zuidpunt en er nog steeds woont. Plannen om hier een viersterrenhotel met 32 kamers te bouwen zijn voorlopig van de baan. Op het Zuidereiland ligt voor het overgrote deel een ontgrondingsvergunning ter compensatie van het bouwvolume van dit hotel. Heggenlandschap Op de Tranchot-kaart (1803-1820) is te zien dat het heggenlandschap langs de Maas aan Brabantse kant over het algemeen zeer fi jnmazig was, en dat aan Limburgse kant juist sprake was van een grofmazig heggenlandschap met soms grote open velden. Het Zuidereiland vormde een uitzondering; het heggenlandschap daar was ook in de Brabantse periode al grofmazig en opener. Hoge dynamiek voorbij de stuw Voorbij rkm 147 ligt stuw- en sluiscomplex Sambeek. Het verschil in peilhoogte tussen het beneden- en het bovenstroomse pand is 3m. Benedenstrooms direct achter de stuw ontstaat veel dynamiek in de rivier. Dat biedt kansen voor watergebonden natuurontwikkeling op de eilanden. STREEFBEELD ‘Buitenkans’ op ecologische gebiedsontwikkeling Door hun geïsoleerde ligging in combinatie met de hoge rivierdynamiek ter plaatse door de bovenstroomse ligging in het stuwpand Grave zijn de eilanden bij uitstek geschikt voor een ambitieuze ecologische gebiedsontwikkeling in het kader van de rivierverruiming. Een buitenkans, want nergens in de verder zo sterk gereguleerde Maas (in het noordelijk Maasdal) is een dergelijk perspectief mogelijk. Uitgangspunt is niet zomaar ontkleien, maar reliëfvolgend vergraven of soms zelfs omputten, zodanig dat zich een samenhangend, gevarieerd en dynamisch natuurterrein zonder hekwerken kan ontwikkelen. Het verdient aanbeveling de bestaande ontgrondingsvergunning ter compensatie van het ooit geplande hotel te integreren in het bredere verband van reliëfvolgende rivierverruiming. Om de bestaande bedrijven op het Zuidereiland operationeel en bereikbaar te houden zal ten minste eenderde van het gebied zijn huidige hoogte behouden. Uitgangspunt is verder dat het huidige melkveebedrijf ruim voldoende cultuurgrond ter beschikking houdt voor weidegang met

150 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG natuurlijke begrazing. Grazend melkvee – pinken, kalveren en melkkoeien – brengt de traditionele charme van het boerenbedrijf terug in het uiterwaardenlandschap. Respecteren van oude Maasmeanders Bij reliëfvolgend vergraven worden de zandige oeverwallen van de oude Maasmeanders zoveel mogelijk gerespecteerd. Zo functioneert de natuurlijke hoogte van de oeverwal als hoogwater vluchtplaats (HVP) beschikbaar voor gebiedseigen diersoorten en grote grazers. Verder zouden er mogelijk plaatselijk ruigere zandige ruggen kunnen ontstaan. In de lage tot zeer lage delen en waterhoudende putten ontstaan plas-dras situaties, moerassen op de iets hogere delen stroomdalgraslanden die frequent periodiek overstromen. Langs de Maasoever vormen zich steilranden en slikkige rivieroevers. De hoge biodiversiteit van rivierecosystemen komt tot ontwikkeling onder invloed van ecologische sleutelprocessen als jaarrondbegrazing, vraat, vegetatiesuccessie en uitwisseling van organismen tussen rivier en uiterwaard. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De toegangswegen blijven. Bij de dammen in de oude Maasmeanders worden veeroosters geplaatst. Over de oeverwallen loopt het hoofdpad, verder zijn er enkele struinpaden. Een beperkt deel van dit stiltegebieden is niet toegankelijk. Oude Maasmeanders bij Heijen Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving : 8,1 m + NAP : tweederde Zuidereiland en Noordereiland volledig • Waterstandsverlaging (cm) : 5 t.h.v. rkm 149 • Bijdrage in m2 : 621 Kanttekening Kleiwinning kan de herinrichting volledig fi nancieel dragen, mits er voldoende vraag is en de kleiwinner zelf het tempo mag bepalen. Klei in depot zetten brengt hoge kosten met zich mee. figuur 6: waterstandseffect van deelplan Riviernatuurpark Maaseilanden

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 151 ACTIEMATRIX _ deelplan 8 Riviernatuurpark Maaseilanden ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN ‘Points of interest’ ontsluiten  Waterkruispunt kanaal – Oude Maas ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Riviernatuurpark Ontgrondingen in het kader van rivierverruiming worden afgestemd op ecologische gebiedsontwikkeling.  Ecologische gebiedsontwikkeling: dynamisch natuurterrein zonder hekwerken  Veeroosters plaatsen t.p.v. entree  Natuurvriendelijke oevers aanleggen  Ook aan ‘Herenplas’-kant van de oude Maasarm natuurvriendelijke oevers aanleggen i.c.m. met strand  Overeenkomst m.b.t. exploitatie, beheer en onderhoud door ‘natuurboeren’  Maken struinkaart Tabel 9: actiematrix deelplan 8 WIE Gemeente WIE Gemeente / bevoegd gezag i.s.m. natuurorganisatie

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 153 Deelplan 9 Watersport bij Diekendaal Gemeente Maaskant : Gennep en Bergen : oost Hoogwatermaatregel : hoogwatergeul met meestromende waterloop ten zuiden van de A77 Locatie : tussen A77 en rkm 145,5 bij Aff erden UITGANGSSITUATIE Natuurlijke terraswand Dit deelplangebied wordt begrensd door de oude Maasmeander en het stuw- en sluizencomplex Sambeek in het westen en het hoger gelegen terras met daarop de N271 in het oosten. Links van de Stuwweg direct langs de rivier ligt de oeverwal, het zandige hogere deel met een dik kleidek. De terraswand vormt een natuurlijke hoogte die het hoogwater meestal keert. Bij Diekendaal kraagt het terras uit en positioneert zich op markante wijze – als een soort uitkijkpost – langs het Maasdal. Diekendaal was al bewoond omstreeks 2000 jaar voor Christus en ook de Romeinen hebben hier een kampement gehad. Bij Aff erden, daar waar Veerweg en de oude Eckeltsche Beek elkaar kruisen, heeft de burcht Heerenwaard gelegen, van waaruit tol geheven werd op de Maas. De huidige Leigraaf loopt door het laagste deel van de uiterwaarden direct langs deze markante steilrand. Hoog en droog juist op de rand van het terras liggen, enigszins op afstand, enkele bebouwde kavels ontsloten door de Hoofdstraat en Elskamp. Het betreft voornamelijk voormalige landbouwbedrijven; in dit gebied zijn namelijk nog maar twee landbouwbedrijven en een manege actief. In 2007 is er een plan ‘de nevengeul van Aff erden’ opgesteld. Dit plan is voorlopig aangehouden en wordt daarom niet meegenomen. STREEFBEELD Watersysteem voor meervoudig gebruik In het kader van de langetermijnplannen voor de Hoogwatertaakstelling 2050/2100 worden de hoogwatereff ecten en de mogelijke meerwaarde voor natuur, landschap en meervoudig gebruik opnieuw bezien. Ook hier is dankbaar gebruik gemaakt van de brede inbreng van de stakeholders. Met name de zone ten oosten van de Stuwweg biedt ruimte voor een brede hoogwatergeul met een diep ingesneden, meestromende waterloop; een watersysteem met een totaal oppervlak van ca. 140 ha, dat ongekende kansen biedt voor multifunctioneel gebruik. Deze hoogwatergeul begint ten noorden van de Veerstraat bij Aff erden en wordt helemaal tot aan de A77 vergraven – mogelijk zelfs nog verder in de richting de haven bij Heijen. Het laagste deel heeft de vorm van een beekdal met een snelstromende waterloop en is gericht op vernatting die plas-dras natuur (groen) toelaat. Door de inlaat bij rkm 145,5 relatief laag te houden kan het dal mogelijk ook regelmatig overstromen. De hogere delen van de hoogwatergeul langszij de Stuwweg blijven geschikt voor (extensief) landbouwgebruik (geel). Vanaf de A77 tot of zelfs voorbij de Lankerseweg kan de hoogwatergeul overgaan in een royale, bevaarbare plas die in open verbinding staat met de oude Maasmeander en ook De huidige Leigraaf gezien vanaf de Hengelsboomseweg.

154 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG geschikt is voor waterrecreatie (blauw). Hier is dan de uitgraving het diepst (tot meters onder het stuwpeil) en zijn de eff ecten voor de rivierverruiming het grootst. De vorm van de langsdam tussen de oude Maasarm en de Heerenplas is overeenkomstig de vorm van een middelweert die hier heeft gelegen volgens de Kleefse kadasterkaart uit het jaar 1732. Meestromende waterloop Op enige afstand van de steilrand, ter hoogte van de huidige Leigraaf – of misschien zelfs in plaats daarvan – wordt een smalle (3 tot 4 m breed) meestromende waterloop met steile oevers en een meanderend verloop in het plan opgenomen. Langs de waterloop worden enkele poelen aangelegd, die soms in directe verbinding staan met deze waterloop. Nog vóór de stuw wordt de waterloop gevoed vanuit de Maas om uiteindelijk zo’n vier kilometer verderop te eindigen in de oude Maasmeander (lager stuwpand) ter hoogte van de A77. Door het hoogteverschil in dit traject is het verhang ten opzichte van de gestuwde Maas relatief hoog (ongeveer 0,75 m/ km bij lage Maasafvoer). Daarmee zijn ook de stroomsnelheid en het debiet (de hoeveelheid water die een waterloop per tijdseenheid transporteert of afvoert) hoger dan in andere nevengeulen. De te verwachten dynamiek is gunstig voor zowel natuurontwikkeling als recreatieve kanosport. Punt van aandacht vormen de eventuele negatieve morfologische eff ecten. De meestromende waterloop is in feite een nevengeul die nauwgezet gecontroleerd dient te worden. Eventuele negatieve eff ecten kunnen ook door middel intensivering van beheer en onderhoud ondervangen worden. Waternatuur De zone van de hoogwatergeul kan geheel of gedeeltelijk voor extensieve begrazing ingericht worden zonder afscheidingen. De met de Maas meestromende waterloop is aantrekkelijk is voor stroming minnende organismen en dus ecologisch waardevol, zeker wanneer het dal regelmatig mag over stromen. Vanwege de hoge dynamiek en stroomsnelheid kan het interessant zijn om de Eckeltsche Beek door de waterloop te leiden. Het beekwater en het kwelwater uit het hogere Maasduinengebied zijn van hoge kwaliteit. Is de Maaswaterkwaliteit te laag dan kan de Eckeltsche Beek als alternatief door een aangepast, meer natuurlijk profi el van de Leigraaf geleid worden. In dat geval moet uitwisseling met de parallelle – van Maaswater afhankelijke – waterloop nader onderzocht worden. De Eckeltsche Beek bij Afferden

De met de Maas meestromende waterloop gezien vanaf de Veerweg bij Afferden.

156 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Heerenplas Door zijn grote verhang en de daarmee samenhangende stroomsnelheid is de meestromende waterloop ook bijzonder aanlokkelijk voor kajak- en kanovaarders. Samen met de voorzieningen op Niers en Swalm kan de streek zich nadrukkelijker profi leren als kanosportgebied. De bevaarbare plas die we Heerenplas noemen – naar de historische ‘Heerenwaard’ – kan mogelijk in eerste instantie geëxploiteerd worden als zandwinplas. Uiteindelijk zouden daarin ook restgronden worden gedumpt die vrijkomen bij de aanleg van de hoogwatergeul en niet bruikbaar zijn als delfstof. De Heerenplas heeft de potentie om zich gaandeweg te ontwikkelen tot een watertoeristisch attractiepunt ingericht voor diverse soorten waterplezier. Ook oeverwaterrecreatie is een belangrijke behoefte. Mogelijk kan hier aan de oude Maasmeander op de zandige ondergrond van de oeverwal zelfs een aantrekkelijk strand worden gerealiseerd – met drijvend paviljoen. Vanuit dit paviljoen wordt het strand bediend en kan men vaartuigen huren. Direct langs de oevers kunnen wandel- en fi etspaden worden aan gelegd. Het kloppend toeristisch-economisch hart van dit watersportgebied kan zich ontwikkelen op het uitkragende terras van Diekendaal. Hier ligt al een manege die knooppunt/overnachtings herberg kan worden in een netwerk van ruiterpaden in uiterwaarden, Maasduinen en Euregio. Complete toeristisch-recreatieve upgrading Vlakbij in het bosrijke achterland ligt een hele zone met vakantie- en verblijfsparken, waaronder campings; samen vormen zij een geweldig potentieel voor een hoogwaardig en attractief watersport gebied in de toekomst. Hierbij hoort echter ook een strategisch plan voor het opwaarderen van deze parken. Toeristen en recreanten zijn zeer kwaliteitsbewust en worden veeleisender. Daarbij gaat het niet alleen om de overnachtingsaccommodaties en faciliteiten op het park, maar ook om wat de omgeving als geheel te bieden heeft, dus om upgrading van het complete toeristisch-recreatieve product. Om ‘in de markt’ te kunnen blijven, zullen de recreatieondernemers moeten samenwerken. Alleen samen kunnen ze een gerichte, ingrijpende kwaliteitsslag voor de zone tot stand brengen. Beoogd wordt een brede zeer gevarieerde waaier van complementaire en kwaliteitsvolle overnachtings- en verblijfsaccommodaties die een brede doelgroep aanspreekt en aantrekt. Voor die kwaliteitsslag is eerst en vooral ruimte nodig. Want vooral op de campings zitten de gasten bijna op elkaars lip; ze willen meer groen en vooral grotere standplaatsen. Ze komen in beginsel voor rust en natuur naar de regio. Hier kan de overheid en vooral de gemeente een stimulerende rol spelen door recreatieondernemers die hun verblijfsterrein – volgens voornoemde principes – ingrijpend willen saneren en renoveren, planologisch tegemoet te komen. Afhankelijk van de mate waarin zijn herinrichtingsplan een aantoonbare ‘verrijking’ betekent, mag de recreatieondernemer (dit kunnen ook boeren zijn) zijn terrein uitbreiden. Daardoor kan hij zijn bestaande overnachtingseenheden ruimer in het groen zetten. En als bonus mag hij dan nog eens 10 tot 20 % aan bijkomende verblijfseenheden extra exploiteren. Hierdoor is zijn investering vlotter terug te verdienen. Ook zou de exploitant in de gelegenheid gesteld moeten worden om en aantal stacaravans te vervangen door vakantiebungalows. Mits deze vakantiebungalows niet permanent bewoond worden, kan de exploitant ze misschien zelfs verkopen. Voordat het aantal verblijfseenheden kan worden uitgebreid is voor elk terrein, principieel, een herinrichtingsplan met aanmerkelijk meer groene ruimte nodig. Verblijfstoerisme op de steilrand De langgerekte en markante steilrand vormt een hoogwaardig landschappelijk element en vraagt extra aandacht. Boven op de rand van het terras ligt een lint met intermitterende bebouwde kavels. Van daaruit heeft men een weids uitzicht op de recreatieve plas, de meestromende waterloop en het fraaie natuurlijke uiterwaardenlandschap. Binnen het streefbeeld hebben deze bebouwde kavels een potentieel hoge economische waarde,

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 157 namelijk als toeristische uitspanning of meerdaags gastenverblijf. De ontwikkeling daarvan moet wel gestimuleerd worden en vraagt uiteraard om goede planologische sturing in de vorm van kleinschalige herstructurering. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Maasdal en Maasduinen vormen een fi ets- en wandelparadijs. De landwegen Stuwweg, Hoofdstraat en Elskamp verzorgen de doorgang en continuïteit in de lengterichting van de rivier goed. Via de nieuwe plas geeft de Stuwweg voortaan verbinding met Hoofdstraat en N271 via de Lankerse weg. Er worden twee hoge bruggen opgenomen zodat de recreatieve vaart op de meestromende waterloop niet wordt gehinderd. De Lankerseweg, Hengelsboomweg, Nieuwe Stuwweg en Heukelom sestraat bieden niet alleen toegang tot het plangebied, het zijn ook belangrijke dwarswegen; in hun verlengde wordt het fraaie achterland met de diverse bungalowparken, campings evenals de kern van Aff erden ontsloten. De uiterwaard is goed te overzien vanaf de terrasrand en goed ontsloten met fi ets- en wandelpaden. Ecotoeristen en wandelaars kunnen zonder barrières de Maasvallei verkennen. Langs waterloop en Maas kunnen doorgaande paden worden aangelegd. Beide kunnen onderdeel zijn ononderbroken doorgaande route (LAW ‘Maasstruinpad’) van Maastricht tot aan de Biesbosch. Aan deze paden kunnen picknickplaatsen en een vogelkijkhut gerealiseerd worden. Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving • Afstand tot waterkering : 8,1 m + NAP < stuw > 11,1 m + NAP : plas en meestromende waterloop in hoogwatergeul • Waterstandsverlaging (cm) : 4 t.h.v. rkm 146 • Bijdrage in m2 : 392 : 20 m Figuur 7: waterstandseffect van deelplan Watersport bij Diekendaal

158 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG ACTIEMATRIX _ deelplan 9 Watersport bij Diekendaal ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Recreatieve ontwikkelingszone  Herstructureringsplan met regelluw beleid. Laagdrempelig facilitair loket instellen.  Stimuleren ontwikkeling nieuwe kwalitatieve onderscheidende gastenhuizen / gastenhoven (boerderij)  Stimuleren stichten nieuwe kwalitatieve zorgvakantiehuizen (i.s.m. zorgorganisaties) Ontwikkellocatie Diekendaal  Ontwikkellocatie opnemen in gebiedsontwikkelingsplan (structuurvisie + bestemmingsplan Buitengebied).  Bestaande manege upgraden tot knooppunt in ruiternetwerk met functies als herberg met stallen en overnachtingsmogelijkheden Toeristisch-recreatieve upgrading  Gezamenlijk actieplan recreatieondernemers; opwaarderen vakantieen verblijfsparken’ door saneren, renoveren, uitbreiden  Planologische ruimte creëren voor gemixte functies van tijdelijke en permanent wonen in vakantieparken.  Integreren zorgvakantie-accommodatie Tabel 10: actiematrix deelplan 9 Gemeente Ondernemer Gemeente Ondernemers Gemeente Ondernemers

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 159 ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Hoogwatergeul met beekdal en meestromende watergeul  Meestromende watergeul: inrichten met voorzieningen voor kanovaren / rafting  Bruggen over waterloop  Beekdal: accoladeprofiel inrichten met natte natuur; oeverzone, plasdras zone en poelen. Extensieve begrazing  Overig deel hoogwatergeul: inrichten als grasland voor de landbouw Heerenplas, bevaarbaar  Drijvend paviljoen, watersportcentrum  Strand en ligweiden aan plas  Tijdelijk en permanent drijvend wonen Eckeltsche Beek Onderzoeken ecologische meerwaarde indien Eckeltsche Beek verbonden wordt met meestromende waterloop (oude Leigraaf) naar Heerenplas Kasteel Roofslot Heerenwaard Project opstarten om archeologische locatie en bijbehorend verhaal voor het publiek te ontsluiten. Tabel 10: actiematrix deelplan 9 Rijksoverheid i.s.m. ontgronders e.a. ondernemers WIE Rijksoverheid / Gemeente i.s.m. ondernemers en natuurorganisatie Waterschap i.s.m. natuurorganisatie Gemeente / bevoegd gezag

160

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 161 Deelplan 10 De Bergerplas Gemeente Maaskant : Bergen : oost Hoogwatermaatregel : waterplas i.c.m. hoogwatergeul Locatie : tussen A77 en rkm 145,5 bij Aff erden UITGANGSSITUATIE Project Heukelomsebeek Dit deelplangebied, gelegen tussen Maas en N271, wordt in het noorden begrensd door de Veerweg bij Aff erden en in het zuiden globaal door de Halve Maanseweg. Het betreft dezelfde plangrens als bij de Integrale Gebiedsuitwerking (IGU) Heukelomsebeek, een veelomvattend project waarvan de uitvoering is gestart in 2011. Het daarbij gehanteerde inrichtingsplan en het geïmplementeerde maatregelenpakket is neutraal ten aanzien van de Hoogwatertaakstelling 2050/2100; kortom het levert geen bijdrage aan de integrale waterstandsverlaging. Voor nadere informatie zie de site van de Dienst Landelijk Gebied (Heukelomsebeek). Optimalisatie waterstandsverlaging In het kader van de langetermijnplannen ten behoeve van de Hoogwatertaakstelling 2050/2100 worden de cumulatieve hoogwatereff ecten van de diverse plannen – inbegrepen de reeds voor genomen projecten – in samenhang opnieuw bezien. Het is niet de bedoeling de uitgevoerde/uit te voeren inrichtingsplannen op korte termijn aan te passen of over te doen. Wel wordt gekeken hoe op termijn de bijdrage aan waterstandsverlaging optimaler kan; dat geldt ook voor dit plangebied. Fraaie, gastvrije rivierdorpen in een ‘museaal’ landschap Het Maasdal in het deelplangebied wordt in zijn geheel gekenmerkt door een karakteristieke geo mor fo logische onderlegger: een lineair stelsel van langgerekte terrasrestruggen, langgerekte geulen en de doorgaande steilrand van het midden- of Allerød-terras. Al sinds de late Middeleeuwen manifesteert zich hier een uitgebalanceerd cultuurlandschap, dat tot op de dag van vandaag nog grotendeels authentiek en samenhangend is gebleven; een ‘universeel gaaf ensemble’, een landschap van museale kwaliteit. Parallel aan elkaar liggen twee hoge terrasrestruggen met eeuwenlange bewoning en zeer goede oude akkergronden. De geulen zijn ingesneden door de Pleistocene Maas; in deze (soms ingesloten) laagten liggen vanouds de weidegronden. De Maasduinen, met hun struweel en heidegronden, vormden eveneens een onmisbaar begrazingsgebied dat via de driften vanuit de historische Maasdorpen Bergen en Aijen bereikbaar was. De breedste oude geul is het natst, hij loopt dicht langs de steilrand van het Midden-Terras. Op het Midden-Terras manifesteren zich reliëfrijke paraboolduinen. In de geul heeft zich een beekdal gevormd. De kwel uit het achterland heeft hier broekgebieden doen ontstaan en doet de Heukelomse Beek stromen. In het beekdal hebben zich waardevolle ecotopen gevormd zoals moerassen (Heuloërbroek) en ruige natte bloemrijke graslanden. Een uiterwaardverlaging is hier beslist ongewenst; het zuivere kwelwater zou uitzijgen en de waardevolle ecotopen zouden onherstelbaar verstoord worden. Bergen en Aijen , perspectief op welvaart. Het Waterschap Peel en Maasvallei bereidt momenteel een nieuwe dijkverhoging (plus 50 cm) voor die omstreeks 2015 gerealiseerd moet zijn. Het nieuwe peil van de waterkering wordt ca 15.3 m + NAP. In het licht van de klimaatveranderingen is een derde verhoging niet ondenkbaar. De in het kader van dit Masterplan Maasdal te nemen hoogwatermaatregelen benedenstrooms van Bergen moeten voorkomen dat een derde dijkverhoging te zijner tijd alsnog nodig is. De oude en sfeervolle historische lintdorpen Bergen en Aijen liggen pal aan de Maas en openbaren zich nu al als aantrekkelijke gastvrije toeristische kernen in een landschap met museale kwaliteiten. Een veelbelovende kans op welvaart mits het erfgoed gekoesterd wordt en de aloude relatie met de rivier weer inhoud gegeven. Een toeristisch ontwikkelingsplan (TOP), waarbij de historische dorpskernen als ‘gave ensembles’ worden gedefi nieerd, kan de zaak in goede banen leiden.

162 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG STREEFBEELD Hoogwatergeul met recreatieplas De kiem voor dit deelplan is gelegd tijdens een van beide interactieve stakeholdersbijeenkomsten. Het behelst een zeer bruikbaar compromis met nieuwe mogelijkheden voor landbouw, natuur en waterrecreatie. De voorgestelde hoogwatermaatregel is tweeledig. Allereerst wordt vanaf de huidige monding van de Heukelomse Beek bij Heukelom tot aan de Kerkstraat een brede hoogwatergeul gerealiseerd waar continu water in staat (blauw). Feitelijk ontstaat er een ruime langgerekte recreatieplas, die benedenstrooms in open verbinding staat met de Maas en toegankelijk is voor grotere pleziervaartuigen met meer diepgang. Delfstofwinning kan bijdragen aan de fi nanciële haalbaarheid en kan de ontwikkeling doen versnellen. Bovendien wordt de oude geul tussen ‘terrasrestrug Aijen- Bergen’ en de ‘terrasrestrug Sintelberg-Suikerberg’ uitgediept tot een eff ectieve hoogwatergeul die aantakt op de Maas via het langgerekte plassenstelsel zoals voorzien in het autonome project Maaspark Well. De tweeledige hoogwatermaatregel resulteert in een totale bijdrage aan de waterstandsverlaging van 5 tot 6 cm bij de bovenstroomse aftakking van de hoogwatergeul. Dit is inclusief ‘het op poten zetten’ van de Kerkstraat ter plaatse. Kwetsbare Heukelomse Beek gerespecteerd Belangrijk is dat zodoende op termijn alsnog een aanmerkelijke verruiming voor de rivier bereikt kan worden zonder dat de kerndoelen van de IGU Heukelomse Beek worden verlaten. Het kwetsbare beekdallandschap van de Heukelomse Beek wordt gerespecteerd, blijft over grote lengte tot aan de Kerkstraat van oud Bergen volkomen intact en wordt op punten zelfs geoptimaliseerd. Het is namelijk de bedoeling om – in de ruige natte graslanden van het beekdal tussen Kerkstraat en Zeedijk – het authentieke (zie Tranchot-kaart) en voor deze streek zo unieke, kleinschalige coulissenlandschap met supersmalle percelen en elzensingels te reconstrueren. Verder liggen er diverse historische dwarsdijken in het plan Heukelomse beek die bij hoge afvoer een blokkade vormen. In het plan wordt ervan uitgegaan dat zowel voor de veiligheid als voor de doorstroom baarheid van het Heukelomse beekdal de Kerkstraat wordt opgetild. Daartoe wordt de Kerkstraat een brug op pijlers (wegdek op peil 15,3 m + NAP) die bij hoogwater als evacuatieroute gebruikt kan worden. Maaiveldhoogte beekdal Heukelomse Beek is ca 12,2 m + NAP, waardoor het goed mogelijk zal zijn om onder de brug door te fi etsen en te wandelen. Optionele waterverbinding tussen Bergerplas en plassen Maaspark Geen onderdeel van dit plan maar wel overwogen is de verdergaande verdieping van de hoogwatergeul tussen ‘terrasrestrug Aijen-Bergen’ en de ‘terrasrestrug SintelbergSuikerberg’; en wel zo dat het nieuwe plassengebied van Maaspark Well een meestromende bevaarbare waterverbinding krijgt met de nieuwe ‘Bergerplas. Daarmee zou ‘eiland Bergen-Aijen’ een echt eiland in de Maas worden en toeristisch-recreatief zeker in aanzien stijgen. Zoals gezegd, geen onderdeel van dit plan maar wellicht nuttig om als optie achter de hand te houden. Temeer omdat deze optie een substantiële extra bijdrage kan leveren aan de waterstandsverlaging benedenstrooms. Centrale waterplas Nieuw-Bergen en oud Bergen (i.s.m. Aijen) krijgen beide een strategische toppositie aan de nieuwe recreatieplas, een positie met een aanlokkelijk perspectief op nieuwe economie. Maar ook het buurschap Heukelom ligt aan de plas en zou haar voordeel kunnen doen met de nieuwe ruimtelijke uitleg. De bevaarbare plas biedt allerlei buitengewone kansen op het vlak van watertoerisme, waterrecreatie en wonen, die zich nog verder moeten uitkristalliseren. Dit deelplan zet alvast een aantal mogelijkheden op een rij. Zo kunnen Nieuw-Bergen en oud Bergen elk een royale eigen jachthaven met vaste ligplaatsen ontwikkelen. Aan de moderne Nieuw-Bergense kant kan direct aan en op het water – wellicht over grote lengte – een luxe waterkwartier, een villabuurt, tot stand komen met ‘cleantech’ villa’s zowel drijvend als op poten. Ook hier geldt dat bij planvorming rekening gehouden moet worden met de stroombanen bij hoogwater. Aan de meer authentieke oud Bergense kant past een recreatieve hotspot: een drijvend horecapaviljoen met groot terras van waaruit tevens de jachthaven wordt beheerd. Andere accommodaties zoals een watersportwinkel en een watersportschool (waar gasten terecht kunnen voor zeilopleidingen, boot- en sloepverhuur, vaarbewijzen en arrangementen) passen ook in dit paviljoen. Hier wordt

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 163 Zicht vanaf de Sintelenberg op het gebied tussen de terrasrestruggen ‘Aijen-Bergen’ en ‘Sintelberg-Suikerberg’

164 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Zicht op de historische kern Bergen vanaf de Aijenseweg

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 165 naast de vaste ligplaatsen voor jachten en traditionele woonboten ook voldoende ruimte gereserveerd voor passanten ligplaatsen. Direct langs de oevers van plas kunnen wandel- en fi etspaden worden aangelegd. Cultuureiland Aijen-Bergen Het hele eiland en de twee historische kernen in het bijzonder verdienen de status van ‘gaaf ensemble’. Er zou een regeling getroff enen moeten worden voor de algehele bescherming van de cultuurhistorische waarden in karakteristieke samenhang. Onder voorwaarde van respectering van die waarden is er ruimte voor een gevarieerd aanbod aan nieuwe toeristischrecreatieve functies en functiecombinaties. Pure landelijkheid en de kernidentiteit ‘ historisch Maasdorp’ krijgen betekenis door de inventieve wijze waarop ondernemers hun accommodatie en producten ontwikkelen en presenteren. Denk aan (land) winkels en horeca met streekproducten, erfgoedlogementen (bijzonder overnachten in historische omgeving, bijvoorbeeld in fraai gerestaureerde panden in het dorp of bij traditionele boerderijen), wellness (al dan niet in combinatie met bijzondere zorgarrangementen). Te denken valt ook aan een evenementenweide en een transferiumfunctie, bedoeld als uitvalsbasis voor het omliggende museale landschap Eckeltsche Beek omleggen Vanwege de hoge dynamiek en stroomsnelheid is het op termijn, als Heerenplas en hoogwatergeul worden aangelegd (deelplan 9), wellicht interessant om de Eckeltsche Beek door de meestromende waterloop met Maaswater langs Diekendaal te leiden. Het beekwater en het kwelwater uit het hoger gelegen Maasduinengebied zijn van hoge kwaliteit. Waar de beek in de nieuwe Heerenplas loopt kan een ‘minidelta’ ontstaan. De natuuroevers langs waterloop en plas zijn ideale paaiplaatsen voor vissen. Een ecologische studie kan voor- en nadelen van een verlengde Eckeltsche Beek afwegen. Verder is het zaak om – alvorens de loop van deze verlengde beek te bepalen – archeologisch onderzoek te doen naar het oude roofslot Heerenwaard, waarvan de resten zich direct naast de Veerweg bij Aff erden bevinden. Ruiverkaveling ten behoeve van optimale agrarische exploitatie Tegelijk met het eff ectueren van de voornoemde rivierverruimingsmaatregelen zou een ruilverkaveling kunnen plaatsvinden. Daarmee kan versnippering van agrarische gronden worden gecorrigeerd. Bovendien kan de toe- en doorgankelijkheid voor landbouwvoertuigen vanuit de landbouwbedrijven die gesitueerd zijn aan de terrasrand, gegarandeerd worden. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Omleiding Heukelomsestraat Aff erden In het verlengde van de Nieuwe Stuwweg bij Aff erden loopt de Heukelomsestraat prominent door het Maasdal door het buurschap Heukelom helemaal tot oud Bergen. In dit deel van de Maasdal zone is het de enige verbinding van noord naar zuid. Wel zijn er tussen Aff erden en Heukelom enkele zijwegen die eenmaal over de N271 verbinding geven met de Maasduinenzone en het (Duitse) achterland. Van Heukelom naar oud Bergen kruist deze straat de nieuwe plannen voor de Bergerplas. Daarom wordt de Heukelomsestraat omgeleid langs de oostkant van de nieuwe Bergerplas waar hij bij de Rijksweg (N271) aansluit op de Kerkstraat. Maar ook dan is de Heukelomsestraat nog de enige, en dus essentiële, doorgaande noordzuid verbinding voor fi etsers en wandelaars in het Maasdal. Het profi el van de nieuwe Heukelom sestraat krijgt hier – vanwege de villabuurt die aan en op het water is gepland – wellicht vorm als ‘waterboulevard’. In het brede Maasdal, bij het ‘eiland AijenBergen’, lopen over ruggen en langs geulen diverse noord-zuid landwegen: AijensewegKampweg, Sintelenberg, Holshaeg-Aijerbroek, Parallelweg. De Parallelweg zou in de toekomst doorgetrokken kunnen worden in aansluiting met de nieuwe Heukelomseweg. Verbindingen Maasdal-Maasduinen De historische schaapdriften vanuit oud Bergen en Aijen lopen west-oost en verbinden de Maasdalzone met de Maasduinenzone. De Kerkstraat vanuit oud Bergen voert je nu over N271 naar het centrum van Nieuw-Bergen waar men kan winkelen. De Maasstraat in oud Bergen ligt in het verlengde van de Kerkstraat geeft, via de nog dienst doende (auto)veerpont, verbinding met het Brabantse Vierlingsbeek. De Aijerdijk – na het oversteken van de N271 Op de Paal en vervolgens Bedevaartdijk (naar Bedevaartsoord Kevelaer) geheten – voert midden door de bossen en heidevelden langs de Wellsche

166 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Hut en het verlaten ‘Zollamt’ naar de Duitse Airport Weeze. In het verlengde van de Aijerdijk richting Maas ligt een gereconstrueerde laad- en losplaats, die wellicht de bestemming van ‘ontvangstkade’ met Maashalte en aanlegplaats voor pleziervaart kan krijgen. Wandelen en fi etsen In het deelplangebied zelf kunnen wandelaars en fi etsers hun hart ophalen. De uiterwaard is goed te overzien vanaf de ringdijk van het eiland en het gebied goed ontsloten met fi etsen wandel paden. Via het veer van oud Bergen naar Vierlingsbeek krijgt men aansluiting op het Brabantse achterland (Oorlogsmuseum en Zoo Overloon) met zijn uitgebreide fi ets- en wandelnetwerk. Weeze Airport Airport Weeze Niederrhein Germany is een jonge, internationale luchthaven net over de grens in Duitsland op 30 km van Nijmegen en Venlo. Vanaf deze luchthaven vliegen veel low cost airlines naar diverse vakantiebestemmingen. Airport Weeze maakt tegelijk de Euregio en de Noordelijke Maasvallei bereikbaar voor de wereld; een gegeven dat in de toekomst beter benut kan worden. Parkeren Door verhoging van de toeristisch-recreatieve activiteit zal de druk op de kernen toenemen. De eigen bewoners mogen dan nauwelijks hinder van ondervinden. Dus moet gezien de te verwachten aantrekkingskracht van de recreatieplas en het cultuureiland van meet af aan gezocht worden naar duurzame parkeeroplossingen. De fraaie historische lintdorpen zelf moeten bij voorkeur autoluw blijven. Gasten parkeren dus buiten de het dorp op daarvoor ingerichte groene parkeerplaatsen. Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving • Afstand tot waterkering : 11,1 m + NAP • Waterstandsverlaging (cm) : 6 t.h.v. rkm 137 • Bijdrage in m2 : 20 m : oude geul tot 0,5 m boven stuwpeil : 751 Figuur 8: waterstandseffect van deelplan Bergerplas

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 167 De gereconstrueerde laad- en losplaats in Aijen

168 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG ACTIEMATIX DEELPLAN 10 De Bergerplas ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Recreatieve ontwikkelingszone  Herstructureringsplan en regelluw beleid maken. Laagdrempelig facilitair loket instellen.  Stimuleren nieuwe kwalitatieve onderscheidende gastenhuizen / gastenhoven (boerderij)  Nieuwe manege en nieuwe mini-campings o.a. in Heukelom Cultuureiland Aijen-Bergen Gebiedsontwikkelingsplan voor cultuureiland opstellen: Toeristisch Ontwikkelingplan (TOP) annex erfgoedplan en beeldkwaliteitsplan.  Ondernemers prikkelen tot initiatieven en innovatie Eiland gastvrij instellen op nieuwe economische functies: landwinkels, horeca met streekproducten, wellness etc, gastenhuizen; erfgoedlogementen; ook voor zorgbehoeftigen; evenemententerrein; Camping; transferium / groene parkeerplaatsen  Eiland visueel accentueren; bijv. bomenring langs binnenzijde ringdijk.  Maashalte Aijen. Kade gastvrij inrichten. Heukelomse Beek Herstel kleinschalig ‘natuurlijk’ cultuurlandschap (type kwelbeekdal) Renaturaliseren vrije meanderende loop  Kwelzone met natte hooilanden en elzen- strokenverkaveling Tabel 11: actiematrix deelplan 10 Gemeente Gemeente i.s.m. onderneme Gemeente i.s.m. onderneme Gemeente Gemeente i.s.m. onderneme Gemeente i.s.m. Natuurorganisaties

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 169 ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Bergerplas, bevaarbaar  Gebiedsontwikkelingsplan voor de gehele Bergerplas opstellen (structuurvisie + bestemmingsplan Buitengebied).  Jachthaven oud Bergen (recreatieve hotspot) o drijvend horecapaviljoen, watersportcentrum o jachthaven met vaste ligplaatsen en passantenligplaatsen o woonboten (tijdelijk als vakantieboot en permanent)  ultiem waterwonen bij Nieuw-Bergen Tijdelijk & permanent wonen; drijvend & op poten;‘cleantech’ & ‘excellent  clubhuis met jachthaven; vaste ligplaatsen bewoners  Oeverzones inrichten als natte natuur Tabel 11: actiematrix deelplan 10 WIE Rijksoverheid / Gemeente i.s.m. ondernemers

170

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 171 Deelplan 11 Maaspark Well Gemeente Maaskant : Bergen : oost Hoogwatermaatregel : waterplas annex hoogwatergeul Locatie : tussen rkm 138 bij Aijen en 133 bij Well UITGANGSSITUATIE STREEFBEELD Maaspark Well In het plangebied tussen Aijen en Well wordt het Maaspark Well aangelegd; zie de 13.12.2011 vastgestelde Structuurvisie. Een veelomvattend lopend project in een vergevorderd stadium dat bestaat uit een onderdeel rivierverruiming met een samenstel van nieuwe langgerekte plassen dan wel hoogwatergeulen, inbegrepen een vergrote voorhaven en een onderdeel toeristisch recreatieve ontwikkeling Leukermeer en omgeving. Om deze integrale gebiedsontwikkeling mogelijk te maken, zijn diverse aanpassingen aan het Maasdal en het Leukermeer nodig. Vanwege het grote maatschappelijke en economische belang zijn een integrale structuurvisie, een MER plan en een bestemmingsplan opgesteld en is een ontgrondingsvergunning aangevraagd. De structuurvisie ligt nu (april 2012) ter inzage. De uitvoering start na afronding van een uitgebreid archeologisch onderzoek (zie ‘Meerwaarde/geomorfologie & archeologie). Rivierverruiming De (integrale) bijdrage aan de taakstelling is aanzienlijk; het uitvoeringsplan met bijbehorend maatregelenpakket is goed voor een waterstandsverlaging van circa 20 cm. Omdat deze waterstandsverlaging nog niet in de aan de regio opgelegde Hoogwatertaakstelling 2050/2100 was verwerkt, worden de eff ecten ervan nu in dit Masterplan meegnomen. Samenhang en verweving met de omgeving Het opzichzelfstaande project Maaspark Well omvat eff ectieve hoogwatermaatregelen welke worden gecombineerd met een afgewogen scala van recreatieve dag- en verblijfsfuncties. Een ontwikkeling die perfect past in het Masterplan Maasdal Noord-Limburg. Wat mogelijk extra aandacht verdient, is de samenhang c.q. verweving met het lineaire Maasdal en de parallel daaraan gelegen Maasduinen. De aansluiting van de hoogwatergeul tussen ‘terrasrestrug Aijen- Bergen’ en de ‘terrasrestrug Sintelberg-Suikerberg’ bij Aijen op de Maas (zie deelplan 10) wordt bewerkstelligd via het nieuwe plassenstelsel zoals voorzien in het project Maaspark Well. Betere ontsluiting bezoekerscentrum De Maasduinen In het hart van Nationaal Park De Maasduinen (de verantwoording voor het stelsel Nationale Parken in Nederland ligt momenteel bij de diverse provincies!) bij het gesloten sluiscomplex in het kanaal van ’t Leukenmeer naar het Reindersmeer wordt Bezoekerscentrum De Maasduinen gerealiseerd. Er wordt een uitnodigend gebouw met een aansprekende architectuur over de sluisbak gebouwd. In het nieuwe bezoekerscentrum worden horeca en informatievoorziening met elkaar gecombineerd. Het Reindersmeer – een zandwinplas midden in de bossen – grenst aan het welgevormde paraboolduinenlandschap de Bergerheide. Het ‘rondje Reindersmeer’ is tegenwoordig een populaire natuurwandeling. Het bezoekerscentrum is weliswaar een blikvanger vanaf de N271, maar desondanks moeilijk te vinden. Een duidelijk aangegeven afslag op de N271 in combinatie met een eenduidige toegangsweg voor geordende parkeerplaats voor auto’s en bussen is beslist noodzakelijk. Het bezoekerscentrum ligt eigenlijk op een kruispunt van boswegen die echter, om als geschikte toegangswegen te kunnen worden aangemerkt, nog wel de nodige aanpassingen behoeven. De Oude Baan, die parallel loopt aan de N271, is

Bezoekerscentrum Nationaal Park de Maasduinen

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 173 namelijk niet continu. De zandpaden – haaks op de Oude Baan – zijn als toegangsweg onherkenbaar en buigen bovendien op beslissende momenten af op houden zelfs op. (Zie verder ‘Verbindingen en toegankelijkheid’) Vakantiemilieus combineren met exclusieve woon- en zorgmilieus Het project Maaspark Well richt zich primair op een intensivering van de traditionele dagen verblijfsfuncties en een opwaardering van het bestaande toeristisch-recreatief product. Maar door de hoge dichtheid van functies en voorzieningen is het gebied eveneens geschikt voor het realiseren van exclusieve woon- en zorgmilieus. Met name de open kavels in de buurt van de Vlissert en de Sterberg lenen zich goed voor het stichten van puur landelijk zorgcomplexen. Verspreid in het landschap kunnen hier enkele beschutte enclaves of resorts worden ontwikkeld die zich richten op mensen met een beperking of op senioren. In de enclaves voor mensen (kinderen en/ of volwassenen) met een verstandelijke beperking, kan men zowel permanent wonen als tijdelijk wonen. In den lande zijn diverse goed werkende voorbeelden, zoals de ‘biologische zorgboerderij’. In wezen zijn het landelijke leefgemeenschappen waar permanente bewoners én tijdelijke (vakantie)gasten wonen, werken, ontspannen. Gewerkt kan worden in huis, op het erf, in natuur en landschap en/ of bedrijven in de buurt onder professionele begeleiding. Een taak in huis is het schoonmaken van de gastenverblijven het verwennen van de gasten. Ook vakantiegasten, kunnen werken bij bedrijven in de buurt die zich richten op hun eigen functie én de zorg; bijvoorbeeld beroepen zoals boer, bakker, horecaondernemer en recreatieondernemer. De laatste zou overigens ook een gedeelte van zijn verblijfsaccommodaties geschikt kunnen maken voor zorgvakanties. Vanzelfsprekend kan ook volop gerecreëerd worden aan en op het water, in de bossen en op de heide. In de enclaves voor senioren, kan men eveneens permanent of tijdelijk wonen. In resorts met een ‘hotelmatige’ service kunnen senioren leven in eigen regie. Tijdens het ouder worden ontstaat een toenemende behoefte aan luxe en comfort in combinatie met zekerheid en veiligheid, hetgeen in deze resorts worden geboden. Een buitenleven met gevarieerde recreatiemogelijkheden naast de deur en in huis een sociale omgeving met bar, lounche, restaurant, entertainment en wellicht een vitaliteits- en wellnesscentrum met zwembad. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De gezamenlijke verbindingen van noord (eiland oud Bergen-Aijen) naar zuid (eiland Elsteren-Well) bundelen zich bij de brug Voorhaven-Leukermeer; snel en langzaam verkeer gaat over de Kampweg-‘t Leuken. Bepaling van de verkeerskundige eff ecten zijn zeker onderdeel van het MER-plan. Essentieel is hoe het profi el van de weg zou op veiligheid voor fi etsers en wandelaars wordt aangepast. De belangrijkste west-oostverbindingen lopen langs het kanaal dat werd gegraven voor de afvoer van delfstoff en van de zandwinning

174 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Reijnderslooi. Terwille van de bereikbaarheid van het nieuwe bezoekerscentrum aan het Reindersmeer wordt voorgesteld de Oude Baan te gedeeltelijk reconstrueren voor langzaam verkeer met een doorgaande verbinding naar voormalig kasteel en landgoed Bleijenbeek. Van Nieuw-Bergen naar het zuiden loopt de Oude Baan langs het Eendenmeer en over de Bedevaartsdijk (die begint in Brabant en via Aijen naar Kevelaer loopt) naar de sluis. Ten zuiden van de sluis ligt Bosscherheide, een geometrische ontginning voor houtaanplant met kaarsrechte paden. In het verlengde van de sluis zou een ‘Nieuwe Baan’ voor langzaam verkeer naar het zuiden aangelegd kunnen worden, door Knikkerdorp, over de Kevelaarse Dijk, langs de visvijver naar Wellerlooi, door landgoed de Hamert met het schilderachtige Pikmeeuwenwater, naar het meanderende Geldersch-Nierskanaal en uitspanning de Hamert (letterlijk: ‘oude overslagplaats’). Ook verder naar het zuiden, buiten het Masterplangebied, zou de Nieuwe Baan een vervolg kunnen krijgen tot in Venlo. Voorstel is verder om de bestaande zandwegen, tweezijdig langs Leukenmeer en kanaal gelegen, in te richten als uitnodigende toegangsroute, compleet met recreatieve en informatieve voorzieningen. Beide zandwegen verdienen een herkenbaar begin met opvallend informatiebord en kleine informele parkeerplaats aan zowel de Kampweg als ’t Leuken. Van daaruit volgen de zandwegen de oevers van ’t Leukenmeer, gaan onder de brug van N271 door, direct (geen afbuiging) langs het kanaal naar het nieuwe Bezoekerscentrum Maasduinen. Het ‘rondje Leukenmeer’ zal zodoende zeker ook populair worden, zowel bij de omwonenden als de gasten. Zicht op ‘t Leukermeer vanaf de N271

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 175 Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Maatregel : 11,1 m + NAP : diverse vormen (zie plan Maaspark Well) • Waterstandsverlaging in cm : 25 t.h.v. rkm 131 • Bijdrage in m2 : 1617 • Afstand tot teen waterkering : > 50 meter Figuur 9: waterstandseffect van deelplan Maaspark Well ACTIEMATRIX DEELPLAN 11 Maaspark Well ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN Maasdalroute  Bewegwijzeren  MER-plan verkeerskundige effecten.  Reconstrueren ‘Oude Baan’ t.b.v. langzaamverkeer.  Aanleg ‘Nieuwe Baan’ voor langzaam verkeer naar het zuiden  Bestaande zandwegen, tweezijdig langs Leukenmeer en kanaal gelegen, in te richten als uitnodigende toegangsroute, compleet met recreatieve en informatieve voorzieningen.  Optimaliseren ontsluiting Bezoekerscentrum De Maasduinen. De Vissert en De Sterberg  Stichten landelijk gelegen zorgcomplexen  Enclaves voor mensen met een verstandelijke beperking; permanent en tijdelijk wonen  Enclaves voor senioren; permanent en tijdelijk wonen Tabel 12: actiematrix deelplan 11 Ondernemers / organisaties WIE Regio / Gemeente

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 177 Deelplan 12 Well, levendig toeristenplaatsje Gemeente Maaskant : Bergen : oost Hoogwatermaatregel : geen Locatie : niet van toepassing UITGANGSSITUATIE Well, authentiek Maasdorp De historische kern van Maasdorp Well ligt op een heel strategische plek. Hoog en droog op de oeverwal, op een kruispunt van land- en waterwegen, aan de buitenbocht van de rivier en bij de monding van de Molenbeek is Well gesticht. Well heeft vanouds een hoog plein direct aan het water, de oeverwal is hier ingesleten door de rivier. Op het plein, ongeveer waar nu een kapel staat, stond ooit een schipperskerkje, toegewijd aan St. Petrus. De oude met hoge muren omsloten begraafplaats staat op de Rijksmonumentenlijst. Aan de overzijde van het plein, ook direct aan de rivier, staat sinds mensenheugenis een herberg voor handel, vertier en overnachting. Vanaf het terras heeft men een prachtig zicht op de Maas en haar overkant. Bij de verlaten veerstoep van het Brabantse Wanssum staat nog het oude veerhuisje. Tot de opening in 1954 van de Koninginnebrug ( Baileybrug) was een overzetveer in functie. Levendig toeristenplaatsje Benedenlangs het dorp ligt de uitgestrekte groene loswal waar vroeger vrachtschepen en passagiersboten aanlegden. Tegenwoordig staat ter hoogte van het plein nog een eenvoudig staketsel in het water voor het aanleggen van de rondvaartboten en de MaasHopper. De MaasHopper is een fi ets- en wandelpendelboot die vaart van Aff erden tot Baarlo/Steil, met diverse stops in pittoreske Maasdorpen. Well dankt haar opbouw, haar karakter en haar bekoring aan de unieke en functionele ligging aan de Maas. Het is dan ook een aantrekkelijke en in de zomer levendig toeristenplaatsje. De sfeer in Well wordt mede bepaald door de kleinschalige Grotestraat Well met rechts het Marktplein Historische begraafplaats Well

178 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG historische gebouwen aan Grotestraat en Marktplein die overwegend wit zijn geschilderd. Hier hebben zich enkele horecagelegenheden en een toeristenwinkeltje gevestigd. Van het Marktplein loopt een steegje naar de oude loskade en de in het Maaswater verdwenen veerstoep. Luchtfoto Kasteel Well 1930 (bron: Archief Well) Kasteel Well trots van het dorp De trots van het dorp Well is de oude monumentale waterburcht ‘Kasteel Well’, gelegen in de laagte achter de bebouwde kom. Rivier, dorp, kasteel, landerijen en bossen op de achtergrond vormen een samenhangend en uniek ensemble, een en ander goed vergelijkbaar met Arcen. Oorspronkelijk vormde de Kasteellaan een historische as die de waterburcht rechtstreeks verbond met een hoog en droog gelegen punt gelegen aan de oostzijde van de oude Napoleonsweg (N271). De Kasteellaan loopt tegenwoordigvanuit de kern buitenom langs de gracht naar nieuwe nederzetting Papenbeek tot bij het Moleneind aan de rand van het bos. Hier ligt aan de N271 een pleisterplaats met een driehoekig plein, waarvandaan de Wezerweg een rechtstreekse verbinding met het Duitse achterland en Airport Weeze legt. Knikkerdorp Buiten het Masterplangebied, aan de overzijde van de N271 ligt Knikkerdorp. De karakteristieke concentrische wegen zijn geënt op de paraboolduinen. Hier biedt een heel natuurlijke camping verblijfsaccommodatie. De historische as (Kasteellaan) is omgeleid.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 179 De wit geschilderde, kleinschalige historische gebouwen aan de Grotestraat

180 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG STREEFBEELD Hoogwatergeul veelbelovend alternatief Tussen de oeverwal, waarop Elsteren en Well gelegen zijn, en het Midden-Terras waarop Papenbeek ligt, bevindt zich de doorgaande laagte van een oude Maasgeul. Deze begint bij rkm 131, iets voorbij Knikkerdorp, en loopt door tot de Voorhaven bij Leuken. Deze oude geul zou bijzonder geschikt zijn als hoogwatergeul gezien de hoge bijdrage aan de waterstandsverlaging (maximaal 22cm bij rkm 131). In dat geval zou het grondlichaam aan Limburgse zijde waarover de N271 aansluit op de Koninginnebrug (nieuwe brug sinds 1980) getransformeerd moeten worden tot een aanbrug op peilers die de hele uiterwaard overspant. Verder zou dan de dijk bij Elsteren en Well een ringdijk worden, waardoor zich in het stromend winterbed – net als bij BergenAijen – een ’eiland’ zou vormen. Een niet onbelangrijk neveneff ect daarvan zou zijn dat het markante Maasdorp Well zich als ‘eiland in de Maas’ toeristisch nog nadrukkelijker zou kunnen manifesteren. De kwel van de hogere gronden en het heldere water van de Molenbeek zouden dan Grote Waay en Broeklossing – net als de Heukelomsche Beek in de toekomst – traag doen meanderen in een zompig dal. Een dergelijk beekdal komt sterk overeen met het historische landschap waarin de waterburcht Kasteel Well is gebouwd. De hoogwatergeul levert dus een veelbelovend alternatief, maar lijkt vanwege het zeer gunstige eff ect van de hoogwatermaatregelen die onderdeel zijn van het project Maaspark Well, vooralsnog niet opportuun.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 181 Well, gastvrij knooppunt direct aan de verbindende Maas De functioneel-economische relatie met de Maas heeft Well gemaakt tot wat het nu is: een markant en authentiek op de rivier gericht dorp. In het Noord-Limburgse Maasdal heeft alleen Mook een vergelijkbare oorspronkelijke riviergerichtheid. Maar Mook heeft de rivier de rug toegekeerd en zich ingesteld op de Rijksweg als economische levensader. Ofschoon Well ver van diezelfde Rijksweg af ligt, heeft ook dit dorp gaandeweg zijn functioneel-economische relatie met de rivier verloren. Toch liggen voor Well de kansen op welvaart vooral bij de dynamiek en de intrinsieke kwaliteiten van de verbindende rivier. Gemeente en ondernemers werken samen aan TOP Het is verstandig dat gemeente en ondernemers samenwerken om specifi ek voor Well een toeristisch ontwikkelingsplan (TOP) met uitvoeringsgerichte projectvoorstellen op te stellen, gericht op meerdaags verblijf. Zo’n TOP zal zich primair richten op het versterken van de ‘couleur locale’. Vanuit het versterken van de eigen identiteit als riviergericht historisch dorp kan Well zich onderscheiden van andere Maasdorpen. Het TOP is ook een erfgoedplan en beeldkwaliteitplan; het geeft praktische richtlijnen voor het structureel opknappen van het cultuurhistorisch erfgoed als ‘gaaf ensemble’. En maakt concreet hoe – op een respectvolle kleinschalige wijze – het erfgoedensemble creatief benut kan worden. Speciale aandacht verdient de Grotestraat met Marktplein en ‘Maasplein’ met open zicht op de Maas. De Grotestraat is de historische ontwikkelingsas van het dorp, maar kan beslist ook betekenis krijgen als hechtingsas voor nieuwe toeristischeconomische ontwikkelingen. Met name wanneer de Grotestraat wordt ingericht als belevenswaardige (en autoluwe) promenade zullen gasten hier graag de omgeving verkennen. Last-but-not-least worden de diverse mogelijkheden van de Maas als levensader en drager voor nieuwe toeristische economie afgewogen en in projectvorm uitgewerkt. Vervolgens kan een nieuw bestemmingsplan planologische ruimte bieden voor initiatieven van gastvrije ondernemers en particulieren. Belangrijk is de keuze om weer te leven van en met de Maas: kleinschalig, landelijk, puur en echt, gebaseerd op identiteitsbepalende elementen. De belevingswaarde van het geboden toeristisch product is net als de beeldkwaliteit van het dorp geënt op eigenheid en oorspronkelijkheid. Waterkant ontvangstkant Samen met de ontvangstkade onderlangs kan het ‘Maasplein’, eenmaal in ere hersteld, een krachtige trekker vormen. De waterkant wordt weer ‘ontvangstkant’ met een langgerekte uitnodigende kade (overwegend in gras met een wandelpad) met Maashalte voor MaasHopper, rondvaartboten en toerboten. De veerpont, ditmaal een kleine voor wandelaars en fi etsers, wordt weer in ere hersteld. Marktplein met doorkijk op de Maas

182 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG De panden aan de Maaszijde van de Grotestraat hebben een grote tuin met zicht op het water. Voor al deze panden moet het bestemmingsplan het mogelijk maken om een horecaonderneming te stichten met bijvoorbeeld een ‘huiskamerrestaurant’ en een ‘beer garden’ of ‘Biergarten’ waar drank en streekgerechten geserveerd worden. Hoe meer van deze uitnodigende, overwegend groene ‘gastentuinen’ (goed zichtbaar van het water) hier op een rijtje liggen, hoe vaker de pleziervaart hier aanlegt. Vanaf de kade zijn deze gezellige gastentuinen direct bereikbaar met een trapje en ’n poortje. Voor het overige zou het voor alle dorpelingen mogelijk moeten worden (er zullen er zeker zijn die deze buitengewone kans grijpen) om in het eigen pand een hoogwaardige en vooral andersoortige verblijfsaccommodatie in te richten. Met name erfgoedlogementen zijn zeer in trek. Zo kunnen meerdere dorpsbewoners Eff ecten Hoogwaterveiligheid Niet van toepassing hun voordeel doen en een aardige cent bijverdienen en is de acceptatie dat het drukker wordt in het dorp groter. Bosrand als decor De boskant wordt weer groen. Onderlangs de woonwijk Papenbeek, tussen de Elsterendijk en de Kasteellaan, wordt een zone landschappelijk heringericht. Daarbij worden haaks op de steilrand percelen versmald en houtwallen aangelegd, als groene coulissen. Zo blijft het uitzicht voor de aanwonenden bewaard, oogt de stedelijke rand vanuit het dorp Well groen en blijft bruikbaar voor de landbouw. Door een dergelijke integrale kwaliteitsslag kan Well de reputatie krijgen van een ‘must see’ cultuurtoeristische attractie. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De ‘nieuwe’ kleine veerpont voor wandelaars en fi etsers zorgt voor de noodzakelijke dwarsverbinding met de Brabantse overzijde en sluit daar aan op het netwerk van fi ets- en wandelwegen. Zij past in de voorkeur om dwarsverbindingen met Brabantse zijde vooral te zoeken in dit soort kleine veerverbindingen, die eenvoudig en tegen relatief lage kosten te realiseren zijn. Relevant is dat er voor gasten die met de auto komen, tweezijdig, buiten de bebouwde kom een goede parkeerplaats (zonder betaling) ter beschikking staat. Alleen de dorpsbewoners zelf en bevoorradingstransport mogen in het dorp rijden met een auto.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 183 ACTIEMATRIX _ deelplan 12 Well, levendig toeristenplaatsje ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN Maasdalroute  Bewegwijzeren Veerpont en Maashalte  Nieuw fiets- en voetgangersveer instellen.  Maashalte: kade gastvrij inrichten incl. ontvangstplein Gaaf ensemble   Gebiedsontwikkelingsplan opstellen: Toeristisch Ontwikkelingplan (TOP) annex erfgoedplan en beeldkwaliteitsplan. Planologische ruimte creëren voor initiatieven van gastvrije ondernemers en particulieren (gastentuinen, huiskamerrestaurants); opstellen nieuw Bestemmingsplan Waterfront  Ondernemers prikkelen tot initiatieven en innovatie. Kade instellen op nieuwe economische functies: o gastenhuizen en erfgoedlogementen; ook voor zorgbehoeftigen o Gastentuinen en gastenhoven o Exclusief wonen, permanent en tijdelijk, in een uitgebalanceerd cultuurhistorisch erfgoedlandschap. Kasteel en Papenbeek  Landschappelijke herinrichting  Historische as versterken Parkeerplaatsen Voor gasten tweezijdig, buiten de bebouwde kom ACTIES LANGE TERMIJN_in samenhang met hoogwatermaatregel Koninginnebrug Aanbrug op peilers over hele breedte uiterwaard Tabel 13: actiematrix deelplan 12 Gemeente i.s.m. ondernemers WIE Regio Regio / gemeente i.s.m. ondernemers Gemeente Gemeente i.s.m. ondernemers en cultuur- en/of natuurorganisaties Gemeente i.s.m. ondernemer WIE Rijksoverheid / Provincie

184

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 185 Deelplan 13 Riviernatuurpark De Stalberg Gemeente Maaskant : Bergen : oost Hoogwatermaatregel : geen Locatie : tussen Knikkerdorp (rkm 131,5) en Huize Roobeek (rkm 123,5) UITGANGSSITUATIE Geen ruimte voor eff ectieve hoogwatermaatregelen Het meest zuidelijke segment binnen het Masterplangebied heeft over een lengte van bijna 7,5 km een opvallend smalle stroomvoerende winterbedding. Het MiddenTerras, dat hier overwegend bebost is, raakt bijna de rivier. Van steilrand tot rivierrand is de breedte respectievelijk: langszij Geysselberg Wellerlooi van rkm 131,5 tot rkm 128 gemiddeld 180 m, langs Zeelberg tussen de 40 en de 60 m, ter hoogte van rkm 127 tot 126 wordt de uiterwaard weer ruimer (155 m), van daaraf vallen Midden-Terras en rivierrand over een lengte van 550 m echt samen om dan vervolgens weer iets te verbreden tot 70 m bij het Geldersch-Nierskanaal dat boven De Hamert uitmond in Maas. Het zal duidelijk zal dat in dit segment geen ruimte is voor eff ectieve hoogwatermaatregelen. Op het Midden-Terras aan de westzijde van de N271 – waar zich in een ver verleden stuifduinen (Geysselberg, Zeelberg, Stalberg) hebben geformeerd – vinden we alleen bij Wellerlooi enige bebouwing. Op de duinenrug bij Geysselberg liggen verspreid vakantiehuisjes, op de Zeelberg een drietal clusters van boerenhoven. Van daaraf heeft zich op de Stalberg aaneengesloten bebossing ontwikkeld tot bij Hostellerie De Hamert, die zich terecht profi leert met de rijke geschiedenis van het gebied en de eeuwige rust van de voorbijglijdende Maas. Burcht De Stalbergh Op de Stalberg in de buitenbocht lag vanaf de 15e eeuw de burcht De Stalbergh. Van dit kasteel uit de 15e eeuw is vrijwel niets meer over. Slechts enkele met zand opgevulde kelders en restanten van muren zijn behouden. Nu vormt het een ongeveer 15 ha groot natuurgebied waar een kudde gallowayrunderen graast. Het valt binnen het Natura 2000-gebied van de Maasduinen. De Hamert Bij oude herberg De Hamert zelf was een overslagplaats van water- op landtransport, waaraan de herberg zijn naam ontleend. Van hieruit lopen twee wegen naar Duitsland. De Twistedenerweg (nu een fi etspad) die al sinds de 17e eeuw de verbinding vormt met Kevelaer, dat vanaf 1643 een belangrijk bedevaartsoord in de regio is. De Walbeckerweg liep rechtstreeks naar Schloss Walbeck en het ‘spargeldorp’ met dezelfde naam. Aan de overzijde van Rijksweg ligt Landgoed de Hamert, 1084 ha groot. De Hamert vormt het zuidelijke gedeelte van Nationaal Park De Maasduinen, een aaneengesloten natuurgebied van ongeveer 4200 hectare dat is vastgesteld als Natura 2000-gebied. De Hamert bleef lange tijd heel natuurlijk want het behoorde bij de jachtterreinen van de kasteelheren van de Heerlijkheid Well. In het midden van De Hamert ligt een omvangrijke gerestaureerde vorstengrafheuvel (omstreeks 2000 jaar voor Christus), mogelijk de grootste in Nederland. Een grafveld met wel 100 heuvels ging in de 20e eeuw door ontginning geheel verloren. Het landgoed wordt nu beheerd door Stichting het Limburgs landschap en omvat – volgens de stichting – een breed scala aan landschapstypen: de Maasweiden, droge loof- en naaldbossen, heidevelden, vennen, hoogveen, akkers en het snelstromende Geldernsch-Nierskanaal met zijn beekbegeleidende vochtige bos. Aan de zuidzijde vormt de Roode Beek de grens. Sinds 2000 werkt Het Limburgs Landschap aan de terugkeer van het Heerenveen (herstelbeheer), dat pas in 1908 werd ontgonnen. Landgoed De Hamert, de Walbeckerheide (natuurherstelproject in Duitsland bij Schloss Walbeck) en reservaat de Dorperheide vormen samen een robuuste natuurlandschappelijke eenheid.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 187 Wellerlooi Het kerkdorp Wellerlooi is gelegen aan de oostkant van de N271 midden in De Hamert. Het centrum van Wellerlooi dateert grotendeels van na 1945, de buitengebieden zoals de Droogstal en de Schaak ademen met hun historische boerderijen de sfeer van vroeger. Venweg en Paaldijk ontsluiten natuurbos en achterland. Het dorp is de laatste jaren toeristisch sterk in opkomst. Er is een camping, maar ook andere ondernemers spelen hier dankbaar op in. Het fi ets- en voetveer Wellerlooi-Blitterswijck heeft hier met haar 40.000 overzettingen op jaarbasis zeker aan bijgedragen. Roobeek Even ten zuiden van het Masterplangebied ligt huize Roobeek, gesticht als klooster in 1932. Als de broeders in 1980 vertrekken wordt het terrein verkocht aan Het Limburgs Landschap. Hier ligt nu golfbaan Roobeek, een 9 holes par-3 baan met vijf holes in open landschap; de andere vier holes lopen door het bos. Daarnaast zijn er twee 18-holes putting greens, een chipping green en een driving range. Vlakbij aan de zandwinplassen in het bos ligt Klein Vink, een all seasons vakantiepark met kuuroord ‘Th ermaalbad Arcen’. Arcen is dankzij ‘kasteelpark Arcen’ uitgegroeid tot een aantrekkelijk toeristisch dorp dat het ‘merk’ Maasvallei goed op de kaart zet. STREEFBEELD Riviernatuurpark De Stalberg Het Natura 2000-gebied omvat ook de smalle uiterwaard Heereweerd en de beboste rivierduintjes Stalberg ten westen van de voormalige Rijksweg N271. Vanwege de snelle overgang van de rivier naar de Pleistocene Maasduingronden is hier een schoolvoorbeeld zichtbaar van een archetypische vegetatiegradiënt van vochtige kalkrijke, regelmatig overstromende gronden met een lemig/kleiig karakter, naar zeer droge, relatief kalkarme zandgronden hogerop. Niet alleen een natuurparel vanwege de hoge biodiversiteit, ook een representatief voorbeeld van hoe het Maasdal er vroeger uit moet hebben gezien. Voorstel is om het natuurgebied De Stalberg uit te breiden tot juist voorbij de Geysselberg. Zo ontstaat, tussen Maas en N271, een doorgaand riviernatuurpark met een lengte van zo’n 7,5 km, dat in innige samenhang met Landgoed de Hamert extra betekenis kan krijgen. De Rijksweg vormt echter een barrière voor de noodzakelijke ecologische dwarsverbindingen die de onderlinge verwevenheid vorm en inhoud moeten geven. Een potentiële ecologische verbinding van de rivier naar de hogere gronden aan de overzijde van de weg de Looijsche Graaf zou kunnen zijn met de langs liggende visvijver ‘Aan de Aswaarden’. Na uitvoering van dit plan vormen de bestaande woon- en bedrijfskavels kleine enclaves in een natuurpark dat zich aan twee zijden van de Rijksweg uitstrekt. Panoramisch viewpoint De Weideweg onder Well is een van de weinige wegen in het Noord-Limburgse Maasdal die zo direct langs de rivier lopen. Dat is een bijzonder kenmerk van deze plek; het zicht op de Koninginnebrug en Blitterswijck is een panoramisch ‘viewpoint’ waard. Ook in de toekomst zal deze weg vanuit Well de rivierbocht volgen, maar bij Geysselberg geeft hij voortaan (over een ‘cattle grid’: Galloways verstaan alleen Engels) toegang tot het riviernatuurpark. Hij voert langs de terrasrand om bij het voetveer af te buigen naar de N271. Als zandweg nu en alleen bestemd voor fi etsers en wandelaars gaat hij verder om uiteindelijk pas bij rkm 126 aan te sluiten op de Rijksweg, die hier als monumentale bomenlaan een indrukwekkende corridor vormt. Landschapsetalage ‘Zuiderpoort’ Het pittoreske en gevarieerde duinheidelandschap is het paradepaardje van Nationaal Park De Maasduinen, maar is vanaf de Rijksweg helaas nergens te zien. In het bijzonder dit onderdeel van de Rijksweg met aan twee zijden sublieme natuur, is de ideale entree tot de onvolprezen Maasduinen maar ook van de regio NoordLimburg. De monumentale bomenlaan vormt een lange tunnelachtige entree die we de ‘Zuiderpoort’ zouden willen noemen. Dit in correspondentie met de ‘Noorderpoort’ van de regio die net onder Mook ligt, daar waar de stuwwal (met daarboven de Mookerheide) bijna aan de Rijksweg raakt (zie deelplan 3). Bij deze Zuiderpoort zou (met enig kap- en snoeiwerk) de perfecte ‘landschapsetalage’ kunnen ontstaan, de plek waar de regio laat

188 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG zien waarom ze zo heet. Intermitterende ‘vensters’, links en rechts van de Rijksweg, bieden een riant uitzicht op stuifduinen en heide aan de ene zijde en moeder Maas aan de andere zijde. ‘Poortwachtershuisjes’ Riviernatuurpark en Landgoed De Hamert zijn bij uitstek geschikt voor extensieve recreatie. Natuur- en cultuurtoeristen kunnen hier hun hart ophalen. Maar horecavoorzieningen ontbreken nagenoeg. Bij de Zuiderpoort ligt Hostellerie De Hamert, dat echter behoorlijk op stand is en daarom niet de voorkeur heeft bij bepaalde doelgroepen. Kansen voor een gevarieerd horeca-aanbod kunnen ingevuld worden bij de eerder genoemde enclaves tussen Maas en Rijksweg. Hier gelegen huizen zouden in de nabije toekomst – zonder tijdrovende planologische procedures – gastvrije ‘poortwachterhuisjes’ kunnen worden. Representatieve gastenhuizen of –winkels waar men bijvoorbeeld lokaal gekweekte asperges, rozen en blauwe bessen kan kopen, streekgebrouwen bier en andere streekgerechten kan nuttigen, op het terras van het tweezijdige uitzicht kan genieten en wellicht ook kan overnachten in huis of op een kleine huiscamping. Maashalte De Hamert De rivier krijgt een extra toeristisch-recreatieve dimensie als waterweg. Aan beide zijden bevinden op uitnodigende zichtlocaties direct aan het water, markante gebouwen (eertijdse veerhuizen, herbergen) of een riviergericht dorp. Deze zichtlocaties zijn bij uitstek geschikt als Maashaltes, als aanlegplaats Het fiets- en voetveer Wellerlooi-Blitterswijck voor de pleziervaart en opstappunt voor de watertaxi of Maashopper. Bij Hostellerie de Hamert met daar vlakbij het uitgebreide scala aan vakantieaccommodaties en leisure-voorzieningen rond Roobeek en niet te vergeten het Nationaal Park Maasduinen. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Landgoed de Hamert heeft een prima netwerk van routes met startpunten bij parkeerplaatsen. De fi etsroutes zijn aangesloten op het fi etsknooppuntennetwerk. Er zijn tal van wandelroutes, een invalidenroute en een ruiterroute. Het karakter van de unieke Weideweg onder Well verandert. Hij blijft de rivierbocht volgen, maar geeft bij Geysselberg voortaan toegang tot het in omvang toegenomen riviernatuurpark. Hij loopt langs de terrasrand om bij het voetveer verderop aan te sluiten op de N271. Net als in Mook waar zichtlijnen of ‘landschapsetalages’ de Mookerheide en de Mookerplas visueel ontsluiten, wordt ter hoogte van de Zuiderpoort uitzicht gecreëerd op de in het oog lopende Maas en de karakteristieke rivierduinen . De Maas wordt weer ‘waterweg’ met ‘Maashaltes’ voor pleziervaart, watertaxi en Maashopper. Het fi ets- en voetveer Wellerlooi-Blitterswijck heeft hier met haar 40.000 overzettingen per jaar bewijst het belang van kleine veerverbindingen doorheen het hele Maasdal.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 189 Eff ecten Hoogwaterveiligheid Niet van toepassing ACTIEMATRIX _ deelplan 13 Riviernatuurpark De Stalberg ‘QUICK WINS’ & ACTIES MIDDELLANGE TERMIJN WIE Maasdalroute  Bewegwijzeren  Zandpad doortrekken tot aan Westerweg Riviernatuurpark de Stalberg  Uitbreiden natuurgebied De Stalberg tot juist voorbij de Geysselberg.  Ecologische dwarsverbindingen herstellen (N271 vormt een barrière).  veerroosters aanleggen bij Geysselberg; zandpad nu en alleen bestemd voor fietsers en wandelaars. Zuiderpoort  kap- en snoeiwerk t.b.v. ontstaan ‘etalage’ Gastenhuizen Particulieren prikkelen tot initiatieven en innovatie m.b.t. nieuwe economische functies. Huizen kunnen gastvrije ‘poortwachtershuisjes’ worden:  B&B  Kleine huiscamping  verkoop streekproducten Tabel 14: actiematrix deelplan 13 Natuurorganisatie i.s.m. Regio / Gemeente Gemeente i.s.m. ondernemers Regio / Gemeente Natuurorganisatie

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 191 BRABANT Middelwaert Mook weer eiland Gemeente Maaskant : Cuijk : west Hoogwatermaatregel : Vlaksgewijze afgraving uiterwaard i.c.m. meestromende nevengeul ‘Middelweart’ Locatie : tussen rkm 166 en 164 UITGANGSSITUATIE Flessenhals Bij Mook en Katwijk is sprake van een heel nauwe rivierdoorsnede, die men gerust als ‘fl essenhals’ kan bestempelen. Over een afstand van zo’n 1,5 km is het stroomprofi el ca. 330 m breed. Dijkverlegging aan de Mookse kant is niet mogelijk. Aan de Katwijkse kant is dat benedenstrooms van de spoorbrug evenmin mogelijk in verband met het bedrijventerrein aldaar. Dijkverlegging bovenstrooms van de spoorbrug geeft slechts een marginale verruiming, die ook nog eens veel kosten met zich meebrengt. Het opnieuw instellen en inrichten van de Beerse Overlaat zou bijzonder eff ectief zijn maar is tegelijk ook zeer complex en gaat gepaard met enorme kosten. Het meenemen van mogelijke overruimte benedenstrooms als eff ectieve bijdrage aan waterstandsverlaging in het Masterplangebied is vooralsnog niet opportuun. Eiland in de Maas Tussen Katwijk en Mook lag eeuwenlang een eiland in de rivier, van oudsher bekend als ‘Middelwaert’. Het woord ‘Middelweert’ verwijst naar de Middelnederlandse woordcombinatie ‘midden’ + ‘werde’ (= ‘eiland’). Er waren diverse van dergelijke middelweerts in de Limburgse Maas, meestal op plaatsen waar de rivier ooit doorwaadbaar was. De meeste zijn inmiddels verdwenen. Bij Mook is de oude Middelwaert nog zichtbaar als een ver in de Maas uitliggende uiterwaard aan de Katwijkse kant. Het eiland in de Maas is heel lang bewoond geweest. Het boerenerf dat er was, staat afgebeeld op diverse prenten en op een foto gemaakt rond 1923, niet lang voordat het eiland ophield eiland te zijn. De Middelwaert is tegenwoordig Brabants grondgebied maar heeft nog lang bij de provincie Limburg gehoord. De ‘flessenhals’ bij Mook

192 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG STREEFBEELD Weerdverlaging tot nat grasland Vanwege de fl essenhals is een rivierverruimingsmaatregel juist hier heel effi ciënt. Daarom stellen we allereerst voor de uiterwaard aan de Cuijkse kant, ook al is hij hier maar smal, fl ink te verlagen tot 1,5 m onder stuwpeil. Daarbij respecteren we een afstand van 50 m uit de teen van de dijk. Voorbij en ter hoogte van de spoorbrug, tussen monding van het Maas-Waalkanaal en de oude veerstoep, wordt ingezet op een maximaal eff ect. Middelwaert weer eiland Ten tweede kan de oude nevengeul, die van Middelwaert een eiland maakte, gereconstrueerd worden over een lengte van ca 900 m. In de binnenbocht van de rivier, waar de stroming luw is, zou dan op zo’n 15 m uit de teen van de dijk een smalle (20 m breed en 2,5 m diep ten opzichte van stuwpeil 8,1 m + NAP) meestromende geul ontstaan. Deze geul heeft aan de dijkzijde een beschermde steile oeverrand en aan de eilandzijde – in de volle zon – een fl auwe helling. De bijdrage aan de waterstandsverlaging is beperkt tot neutraal maar de aldus herstelde, traag meestromende geul is ecologisch waardevol – met name als paaiplaatsen voor vissen. De Middelwaert wordt niet afgegraven en komt voortaan in het verlaagde ommeland weer prominent tot uitdrukking als historisch eiland in de Maas. Relatief grote waterstandsverlaging In een fl essenhalssituatie zoals in de Maas ter hoogte van Mook/Katwijk werken rivierverruimingsmaatregelen per defi nitie sterker door dan bij een breder stroomprofi el. Dit maakt dat de tweezijdige zomerbedverbreding een bijzonder effi ciënte maatregel is en een relatief grote waterstandsverlaging oplevert van ca 7 cm. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De veerstoep Katwijk kan als voet- en fi etsveerverbinding naar Mook weer in gebruik worden genomen. Struinen in uiterwaard mogelijk maken (struinpaden). Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Maatregel : 8,1 m + NAP na peilopzet : vlaksgewijze vergraving uiterwaarden tot beneden stuwpeil i.c.m. smalle meestromende geul • Waterstandsverlaging in cm : 6 t.h.v rkm 164 • Bijdrage in m2 : 669 Figuur 10: waterstandseffect van deelplan Middelwaert Mook weer eiland

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 193 Aan de overzijde van de Maas bij Mook ligt de Middelwaert.

194 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Het dijklichaam van de N264 dwars op de stroomrichting van de Maas

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 195 BRABANT Oeff eltse aanbrug Gemeente Maaskant : Boxmeer : west Hoogwatermaatregel : nieuwe aanbrug op pijlers bij Oeff elt plus hoogwatergeul Locatie : Oeff eltse brug (rkm 154,5), hoogwatergeul (tussen rkm 152 en 159 UITGANGSSITUATIE Een hoge bandijk en ruime uiterwaarden Aan de overzijde van de Maas liggen, hoog en droog, Cuijk, Sint Agatha, Oeff elt, Beugen, Boxmeer, beschermd door een bandijk (bescherming 1/1250).Cuijk ligt pal aan de rivier, de andere plaatsen liggen wat verder van de Maas. Bij het klooster in Sint Agatha iets ten zuiden van Cuijk wordt de uiterwaard breder, bij Oeff elt in de gemeente Boxmeer is de uiterwaard om en nabij de 900 m breed, ten zuiden van Oeff elt – net boven Beugen – zelfs 1300 m breed. In het Maastraject BeugenBoxmeer ligt een S-bocht in de Maas. Bij Beugen ligt de buitenbocht weer aan de Brabantse kant. Hier meet de uiterwaard van bandijk tot Oude Maas nog maar 550 m. Bij Boxmeer was de uiterwaard – tot de kanalisatie in 1979 – wel 2 km breed want de buitenbocht van Oude Maas ligt hier weer aan de Limburgse kant. Toch is dit niet altijd zo geweest want ’t Zand, een oud buurtschap aan de rand van de huidige woonkern Boxmeer, heeft in een ver verleden ook aan de buitenbocht geleden. Het Meer – langszij het gebouwencomplex van zorgcentrum St. Anna – is een relict van een Pleistocene Maasmeander die tot op de dag van vandaag permanent onder water staat. Hier lag het voormalige kasteel Boxmeer waarvan de voorgevel deels geïntegreerd is in het zorgcentrum. In de periode 1979-1982 werd bij Beugen-Boxmeer een kanaal gegraven dat de Maas beter bevaarbaar maakte. De oude Maasmeanders bleven intact maar werden aan één zijde afgedamd. Door deze ingreep ontstond een Noordereiland ‘De Witte Steen’ en een Zuidereiland. In de dode Maasarm bij Beugen werd een jachthaven met drijvende steigers aangelegd waar ongeveer 100 schepen kunnen liggen. ‘Oeff eltse geul’, langgerekt en laag Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) maakt goed inzichtelijk dat de uiterwaarden aan de Brabantse zijde tussen Cuijk en Boxmeer het laagst zijn direct langs de bandijk en wel over de gehele lengte (over land 8,2 km; over water van rkm 160 tot rkm 151). Bij hoogwater vult zich deze groene rivier in het Maasdal – vanaf nu de ‘Oeff eltse geul’ genoemd – het eerst; hij ligt namelijk merendeels ook nog lager dan de laagtes aan de Limburgse kant. Rivierverruimingsmaatregelen gericht op een vrije en verdiepte doorloop van de ‘Oeff eltse geul’ zijn daarom heel eff ectief. Onmiskenbaar knelpunt in de doorvoer bij hoogwater – eigenlijk net zo’n fl essenhal als bij Mook – is het Brabantse landhoofd van de Maasbrug bij Oeff elt. De N264 ligt vanaf de Beugenseweg op een dwarsdam, een massief grondlichaam. Hoewel de oorspronkelijke winterstroombedding van de Maas hier zo’n 1400 meter breed is, bedraagt de feitelijk doorgang ter hoogte van de Maasbrug slechts 290 meter. Monumentaal Maasheggenlandschap De Brabantse uiterwaarden langs dit deel van de Maas zijn beroemd vanwege het fi jnmazige monumentale heggenlandschap. Over de gehele lengte van Sint Agatha tot Boxmeer en verder, van bandijk tot rivieroever, was dit landschapstype eeuwenlang dominant. Begin 19e eeuw werd het prikkeldraad geïntroduceerd in Nederland. Sindsdien werden gaandeweg steeds meer heggen gerooid, ook in dit gebied. Van origine bestaat het heggenlandschap overwegend uit grasland, maar tegenwoordig komen ook akkers voor. De Brabantse gemeenten doen er alles aan om de graslanden met Maasheggen-mozaïek te herstellen. Zo zijn er diverse projecten in voorbereiding dan wel in uitvoering, die reconstructie van het Maasheggenlandschap en beekherstel tot doel, compleet met

196 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG compenserende maatregelen in het kader van waterstandsverlaging. STREEFBEELD Nieuwe Oeff eltse aanbrug gedeeltelijk op pijlers In het kader van de hoogwatertaakstelling 2050/2100 wordt zowel van Limburgse als van Brabantse zijde gezocht naar een voor beide zijden acceptabele balans in de rivierverruimingsmaatregelen. Tussen Cuijk en Boxmeer zijn de uiterwaarden aanzienlijk breder en zelfs lager dan die tussen Middelaar en Diekendaal bij Heijen. Het lijkt daarom logisch dat in dit segment van de Maas het accent van de taakstelling ligt aan de Brabantse kant. De N264, om precies te zijn, de landhoofden van de brug bij Oeff elt vormen een groot obstakel. Feitelijk vindt daar door de vernauwing van de landhoofden een grote opstuwing plaats. Voorstel is om eerst en vooral de blokkade van het landhoofd aan Brabantse zijde weg te nemen. Het aarden landhoofd wordt gedeeltelijk weggenomen ter plaatse van de oude groene rivier of ‘Oeff eltse Geul’ en vervangen door een doorlaatbare aanbrug op pijlers. Dat is een kostbare, technisch ingrijpende operatie, maar met wel een met een zeer positief eff ect. Uit de berekeningen blijkt dat hiermee een waterstandsverlaging van 24 cm kan worden verkregen. De doorwerking van deze waterstandsverlaging is tot ver bovenstrooms merkbaar. Het grote voordeel van deze maatregel is dat het monumentale Maasheggenlandschap Het Maasheggenlandschap bij Oeffelt aan de Brabantse zijde volkomen in stand wordt gehouden. Voor een volledig beeld is onderzocht wat het eff ect zou zijn van het wegnemen van het gehele aarden landhoofd van bandijk tot aan de rivier. Het resultaat van een dergelijke maatregel blijkt absoluut niet rendabel en is nauwelijks eff ectief: de extra waterstandsverlaging bedraagt per saldo niet meer 3 cm. Verdieping en verbreding ‘Oeff eltse geul’ Mocht op termijn blijken dat alsnog een aanvullende maatregel nodig is, dan kan bovendien nog de ‘Oeff eltse geul’ als hoogwatergeul fl auw hellend verder uitgediept worden over een breedte van 200 m. Dat heeft wel vergaande consequenties voor het landschap. Want na verdieping tot op een niveau van 8,5 + NAP zal het Maasheggenlandschap in de hoogwatergeul compleet moeten worden gereconstrueerd. De stobben van de eeuwenoude struiken en bomen zijn natuurlijk onvervangbaar, mogelijk kunnen de wortels voortijdig gestoken en de stobben ingekuild worden. Anders duurt het weer een tiental jaren voordat nieuwe aanplant tot wasdom is gekomen. Verder is het zo dat het fi jnmazige netwerk van Maasheggen bij hoogwater toch ook een zekere weerstand geeft, die de waterstandsverlaging merkbaar vermindert. Toch vormt ook deze aanvullende maatregel een duurzame en toekomstbestendige optie. Een deel van het gebied, de Oeff elter Meent is aangewezen als Natura 2000 gebied; met die bestemming wordt uiteraard zoveel mogelijk rekening gehouden.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 197 VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID De hoogwatermaatregelen hebben geen enkele eff ect op de kwaliteit van de brugverbinding met Gennep. Wel is het zo dat de door de gemeente Gennep gewenste verbreding van de brug ten behoeve van wandelaars en fi etsers bij het op pijlers zetten van het landhoofd aan Brabantse kant een duurdere operatie zal worden dan nu voorzien is. Daar staat tegenover dat in ere herstellen van het oude veer Gennep-Oeff elt de verbreding feitelijk overbodig maakt. Wanneer de Oeff eltse geul wordt gerealiseerd, zal het huidige stelsel van landwegen op dwarsdijken in het gebied moeten worden aangepast. Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving • Bouw : 8,1 m + NAP na peilopzet : aanbrug weghalen en hoogwatergeul : aanbrug op pijlers : 4685 • Waterstandsverlaging in cm : 34 t.h.v. rkm 153 • Bijdrage in m2 Figuur 11: waterstandseffect van deelplan Oeffeltse Aanbrug

198 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG De Sint Jansbeek

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 199 BRABANT Vortumse geul Gemeente Maaskant : Boxmeer : west Hoogwatermaatregel : hoogwatergeul Locatie UITGANGSSITUATIE Excellent Maasheggenlandschap Boxmeer, Sambeek, Vortum, Groeningen en Vierlingsbeek liggen allen op een hoge en brede oeverwal. De steilrand is vaak markant. Alleen bij Boxmeer ligt een bandijk. De uiterwaard tussen Sambeek en het Stuwcomplex is ongeveer 800 m breed, bij Vortum 1500 m, bij Groeningen 1900 m en bij Vierlingsbeek 600 m. Overlangs in de uiterwaarden ligt over een lengte van ca 3,8 km een hoge verstoven zandrug met bebossing: de Vortumsche Bergen en de Groeningsche Bergen. Door de bebossing vormen deze rivierduinen een opvallend accent in het verder open en lage uiterwaardenlandschap. Tussen de zandrug en de Maas ligt een gaaf, ruimtelijk besloten Maasheggenlandschap. Tussen de rug en de bewoonde oeverwal ligt een langgerekte groene rivier, die we vanaf nu ‘Vortumse Geul’ noemen en die nauwelijks tot geen Maasheggenbestand heeft. Dat was oorspronkelijk echter wel zo. Bij hoogwater vervult deze open groene rivier een belangrijke rol, temeer daar de Maasheggen in deze zone ontbreken en er zodoende nauwelijks weerstand wordt opgebouwd. De Sint Jansbeek, een gegraven waterloop, ligt min of meer op de laagste lijn van die groene rivier. Het stuwpeil van stuwpand Grave is 8,1 m + NAP en het stuwpeil van stuwpand Sambeek ligt 3 meter hoger, namelijk 11,1 m + NAP. STREEFBEELD ‘Vortumse Geul’ verdiept De ‘Vortumse Geul’ – een 7,5 km lange hoogwatergeul van Boxmeer tot Vierlingsbeek – wordt over een breedte van 400 m verdiept. De taluds van de verdiepte Vortumse Geul zijn fl auw, de bodem van de geul heeft een accoladeprofi el met een licht holle vorm en een : van Boxmeer (rkm 148,5) tot Vierlingsbeek (rkm 141) waterloop voor de Sint Jansbeek op dezelfde plaats als nu. Dit plan heeft een groot waterstandsverlagend eff ect: 23 cm. Landbouwfuncties worden in principe niet verstoord. VERBINDINGEN EN TOEGANKELIJKHEID Veer van Vortum naar Aff erden blijft als vanouds functioneren, evenals het veer van Vierlingsbeek naar oud Bergen. Gemeente Bergen 0,05 0,1 0,05 0 0,15 0,1 0,25 0,2 0,35 0,3 0,45 0,4 0,55 0,5 0,6 124 126 128 130 132 134 136 138 140 142 144 146 148 150 152 154 156 158 160 162 164 166 taakstelling Vortumse_geul Gemeente Gennep Gemeente Mook/Middelaar Eff ecten Hoogwaterveiligheid • Stuwpeil • Vergraving : 11,1 m + NAP na peilopzet : hoogwatergeul • Waterstandsverlaging in cm : 18 t.h.v. rkm 141 • Bijdrage in m2 : 1817 Figuur 12: waterstandseffect van deelplan Vortumse geul Waterstandeffect (m) Broekhuizenvorst Wellerlooi brug Wanssum Well Geijsteren Aijenl Bergen Afferden Boxmeer brug A77 Heijen brug Oeffelt Gennep Middelaar Mook brug Mook

Het sluiscomplex vanaf Sambeek gezien

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 201 7 RIVIERKUNDIGE EVALUATIE In dit hoofdstuk wordt eerst kort ingegaan op de status van de deelplannen en de positie van Rijkswaterstaat hierin, en van de mogelijke toekomstige invloed van het Deltaprogramma. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van deelplannen als geheel en het cumulatieve eff ect hiervan op de taakstelling. Daarbij wordt vanzelfsprekend de Limburgse bijdrage aan de waterstandverlaging behandeld, maar ook maatregelen aan Brabantse zijde komen aan de orde. Ten slotte volgt een indicatie van de kosten en wordt in gegaan op de te verwachten (bredere) maatschappelijke eff ecten. N.B. Calculaties zijn indicatief en onder voorbehoud. 7.1 STATUS VAN DE DEELPLANNEN Vooraf willen we nog maar eens benadrukken, dat de deelplannen in dit Masterplan voor het Maasdal geen kant en klare blauwdrukken zijn, maar visionaire streefbeelden. De diverse voorstellen in de deelplannen zijn bewust met een zeker ‘realisme’ beschreven, om het voorstellingsvermogen van de lezer te prikkelen. De voorstellen moeten dan ook vooral worden gezien als bijzondere, ruimtelijke en functionele kansen voor de regio binnen de context van de hoogwatertaakstelling die aan de regio wordt opgelegd. Wanneer in de toekomst vanuit bijvoorbeeld rivierkunde of fi nanciële randvoorwaarden andere keuzen worden gemaakt, dan kan de hier gehanteerde integrale meerdimensionale ordeningsmethodiek opnieuw worden toegepast om te komen tot verantwoorde keuzes en kosteneff ectieve inrichtingsvoorstellen. Men dient er rekening mee te houden dat de deelplannen en de bijbehorende rivierverruimingsmaatregelen in dit stadium op globale wijze rivierkundig zijn doorgerekend. Daartoe zijn per deelplan de meest relevante varianten in een rekenmodel gezet (Maptable) en vergeleken. Uiteindelijk zijn de, vanuit meerdimensionaal perspectief meest gunstige maatregelen opgenomen. De afzonderlijke eff ecten van de deelplannen zijn bij elkaar opgeteld; zo ontstaat het cumulatieve eff ect, dat aantoont dat hoogwatertaakstelling 2050/2100 ook daadwerkelijk wordt gehaald. Drijvende voorzieningen in het plangebied worden niet ‘meegemodelleerd’. Bij verdere uitwerking zal te zijner tijd moeten worden gegarandeerd dat deze en dergelijke voorzieningen de stroombanen vrij houden (‘obstakelvrije eis’) en dat ze geen of nagenoeg geen opstuwing veroorzaken.

202 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG In samenhang hiermee moet ook de rol van Rijkswaterstaat bij de totstandkoming van dit Masterplan worden verduidelijkt. Bij ingrepen in de riviergebonden omgeving zal Rijkswaterstaat eff ecten beoordelen op de functies van de rivier (hydraulisch en morfologisch; toekomstig beheer en onderhoud en gebruiksfuncties zoals ecologie, waterkwaliteit en scheepvaart). Eerst als ervoor gekozen wordt om de voorstellen met bijbehorende rivierverruimings maatregelen uit de deelplannen daadwerkelijk te implementeren, zullen de eff ecten onweerlegbaar moeten worden aangetoond en nauwkeurig becijferd. Dat valt buiten de scope van dit Masterplan. Rijkswaterstaat heeft zich daarom in deze fase van planvorming dan ook beperkt tot het meegeven van aandachtspunten bij de deelplannen. Deze aandachtspunten zijn in dit Masterplan verwerkt. Het Deltaprogramma Rivieren heeft primair aandacht voor de hoogwaterveiligheidsopgave. Niettemin zullen ook de gemeentelijke belangen en kansen worden meegewogen. Zo zal zeker rekening worden gehouden met ruimtelijk beleid en voorgestane ontwikkelingsmogelijkheden binnen de regio. Het voorliggende Masterplan sorteert dus al vóór op deze mogelijkheid. De planning van het Deltaprogramma is dusdanig dat vanaf 2012 regioprocessen worden opgestart die kansrijke strategieën identifi ceren, waarna een voorkeursstrategie wordt verkozen, leidend tot ‘Deltabeslissingen’ rond eind 2015. Voor het Maasdal is een nadere beslissing ten aanzien van de gewenste afvoerverdeling van de Rijntakken niet relevant. Wél van belang is een beslissing aangaande het gewenste beschermingsniveau. Het is niet ondenkbeeldig dat hieromtrent tot een andere normstelling zal worden besloten dan thans het geval is. Bij een andere normstelling hoort een andere taakstellingslijn en daarmee een andere invulling van ruimtelijke plannen om aan die lijn tegemoet te komen. Het Masterplan zal in dat geval ‘herijkt’ moeten worden. Dat kan dan het beste met de in het kader van dit Masterplan ontwikkelde integrale ordeningsmethodiek worden gedaan. 7.2 OVERZICHT CUMULATIEF EFFECT Het totaal van de actievoorstellen (per deelplan vastgelegd in een actiematrix) vormt het kaderprogramma (zie hoofdstuk 6). In het kaderprogramma worden tientallen kansen gegenereerd voor de ontwikkeling van een kwaliteitslandschap in combinatie met verbreding van economie en verhoging van welzijn. Het gaat dus om een divers en open pakket aan actievoorstellen, waaruit markt én overheden keuzes kunnen maken. De actievoorstellen, die planologisch anticiperen op de gebiedsontwikkeling, betreff en voor een deel ‘quick wins’. Het overgrote deel van de actievoorstellen voor de lange tot zeer lange termijn is direct gerelateerd aan hoogwatermaatregelen (tijdshorizon tot 2100). In dit hoofdstuk wordt het cumulatieve eff ect van de zorgvuldig samengestelde maatregelen ten opzichte van de taakstelling gepresenteerd. Ten opzichte van eerdere rivierverruimingsplannen levert dit Masterplan een grote meerwaarde. De methodiek is namelijk is gericht op behoud en versterking van kwaliteitslandschap. Kenmerkend voor de aanpak is dat ‘meebewegen met het landschap’ vooropstaat. Dat is een groot verschil met de vooral economisch gestuurde techniek van ‘vlaksgewijze vergraving’ en de aanleg van diepe zandwinplassen. Een dergelijke vergravingsmethode houdt weinig rekening met het kwetsbare uiterwaardenlandschap. Een overzicht van de totale waterstandsdaling is gegeven in de fi guur 1. De grafi ek moet gelezen worden van benedenstrooms naar bovenstrooms – conform de doorwerking van waterstandsverlaging – dus van rechts naar links. De individuele eff ecten van de afzonderlijke plannen zijn bij elkaar opgeteld. Deze werkwijze is globaal en kan lokaal afwijkingen geven, maar voor verkennende studies als dit Masterplan is dat geaccepteerd. De rode lijn geeft de totale waterstandsverlaging weer. In de grafi ek is dat de grijze taakstellingslijn. Als de gerealiseerde waterstandsdaling (rood) onder de taakstellingslijn (grijs) ligt is daaraan voldaan.

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 203 figuur 13: totale waterstandsdaling ten opzichte van de taakstellingslijn Over vrijwel het gehele traject is sprake van een gunstige marge ten opzichte van de taakstelling. Ook nabij Mook aan de benedenstroomse zijde wordt de taakstelling – ondanks de zeer beperkt mogelijkheden voor rivierverruiming – zo goed als gehaald. Een aandachtspunt blijft het riviergedeelte tussen Aijen en Well waar de taakstelling volgens de actuele rekenmodellen nog niet gehaald wordt. Wellicht dat dit tekort met inzet van de Optionele waterverbinding tussen Bergerplas en plassen Maaspark (deelplan 10) kan worden gecorrigeerd. Interessant is de vergelijking tussen de bijdrage aan waterstandverlaging aan de Limburgse zijde en die aan de Brabantse zijde. Deze bijdrage is te zien in de fi guren 14 en 15. De bijdrage van de plannen aan de Brabantse zijde is aanzienlijk groter dan aan de Limburgse zijde. Dit is te verwachten omdat de ruimte aan de Limburgse zijde over het grootste deel van het Maasdal beperkt is. Eerder is binnen de IVM-studie (‘Blokkendoos’) aangegeven, dat de verhouding in bijdrage aan de taakstelling van de plannen in Limburg en Brabant bij voorkeur ongeveer respectievelijk 40% en 60% zou moeten zijn. Aan deze verhouding wordt in het Masterplan met de voorgestelde maatregelen dus grotendeels voldaan. N.B. De totale waterstandsdaling is met bijna 20000 m2 met ruim 15000 m2 veel groter dan die in de IVM studie .

204 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG figuur 14: totale waterstandsdaling als gevolg van de uitvoering van de Limburgse plannen ten opzichte van de taakstellingslijn figuur 15: totale waterstandsdaling als gevolg van de uitvoering van de Brabantse plannen ten opzichte van de taakstellingslijn

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 205 Een overzicht van de eff ecten van de plannen in beide provincies is hiernaast in tabel 15 weergegeven. Hier is het eff ect uitgedrukt in m2 , het ‘waterstandsverlagend oppervlak’. Dit is de waterstandsdaling maal de lengte waarover het werkt. N.B. De bijdrage van Maaspark Well en van Ooijen-Wanssum is in dit overzicht ook meegenomen, evenals in de voorgaande grafi eken, omdat in de aangegeven taakstelling nog niet met deze maatregelen rekening was gehouden. EFFECT DEELPLANNEN EN HOOGWATERMAATREGELEN Deelplan nummers 1 + 2 Deelplannen met maatregelen Waterfront Mook en Maasheggenlandschap  Zomerbedverbreding oostzijde Maas, Mook en Cuijkse Steeg  Recreatieplas ‘Mookervoorhaven’ + Hoogwatergeul MiddelaarMook  Herstel heggenlandschap MiddelaarMook Brabant Middelwaert Mook weer eiland  Zomerbedverbreding westzijde Maas, Katwijk  Meestromende nevengeul met herstel van historische Middelwaert Mook 5 Genneper Rivierenpark  Meestromende nevengeul, historische Middelwaard, Gennep 6 Brabant Gennep aan de Maas  Uitbreiding Paesplas (met jachthaven) Oeffeltse aanbrug  Zomerbedverbreding westzijde Maas ter hoogte van St. AgathaOeffelt  Hoogwatergeul én brug OeffeltGennep gedeeltelijk op pijlers 8 Riviernatuurpark Maaseilanden *  Maaiveldverlaging reliëfvolgend Noordereiland (Brabant)  Maaiveldverlaging reliëfvolgend Zuidereiland (Limburg) 9 Watersport bij Diekendaal  Recreatieplas (‘nieuwe Heerenplas’) én hoogwatergeul (+ meestromende waterloop) Brabant 10 11 Limburg Tabel 15: Overzicht van de bijdragen van de deelplannen aan het waterstandverlagend effect * ** Hoogwatergeul BoxmeerVierlingsbeek De Bergerplas  Recreatieplas (met jachthaven) én hoogwatergeul Maaspark Well ** Ooijen – Wanssum ** Totaal Totaal Verhouding Voor dit plan is een 50/50 verdeling verondersteld Deze ingreep is géén onderdeel van Maaswerken maar daadwerkelijk extra rivierverruiming. 751 1.617 1.653 7.930 40% 11.818 19.747 (100%) 60% 310 118 MHW winst (m2) Limburg 1.607 2.069 1.058 2.075 669 MHW winst (m2) Brabant 470 2.261 4.685 311 392 1.817

206 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 7.3 KOSTENINDICATIE De verschillende maatregelen en daaruit voortvloeiende kansen uit het Masterplan voor het Maasdal en de uitwerkingen daarvan voor de verschillende deelgebieden, brengen uiteraard kosten met zich mee. Hierna worden deze kosten gepresenteerd voor zover deze thans te overzien zijn. Overzicht typen kosten Voor het bepalen van de kosten die samenhangen met het Masterplan maken we een nader onderscheid in: • Maatregelen primair gericht op hoogwaterbescherming. Voorbeelden hiervan zijn de verhoging van kademuren en de aanleg van een hoogwatergeul. • Investeringen in de omgevingskwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van fi etsen wandelpaden, landschappelijke herinrichting of de aanleg van een nieuw natuurgebied. • (Aanvullende) private investeringen in bijvoorbeeld logiesaccommodaties zoals gastenhuizen en erfgoedlogementen, exclusief wonen en andere horecavoorzieningen. In het navolgende wordt uitsluitend nader ingegaan op de benodigde investeringskosten die samenhangen met de uitvoering van maatregelen, voor zover die geschikt gemaakt moeten worden voor de rivierkundige functie. Deze geven een goede vergelijking met de kosten die bijvoorbeeld voor de IVM-maatregelen (overwegend vlaksgewijze vergraving) zouden moeten worden gemaakt omdat ook die uitsluitend beperkt zijn tot de rivierkundige realisatie. Daarmee samenhangende kosten voor onderhoud en beheer zijn van belang vanaf het moment dat de voorzieningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Deze zijn echter thans lastig te bepalen en waarschijnlijk niet sterk onderscheidend voor de verschillende plannen. Ze worden daarom niet in de indicatie meegnomen. Dat geldt ook voor investeringen in de omgevingskwaliteit en private investeringen. Beide investeringstypen zijn in deze fase van de vorming van een gebiedsvisie, die vooral concentreert kansen en ontwikkelingen voor de lange tot zeer lange termijn, onmogelijk reëel in te schatten. Om die reden worden dit type investeringen hier dan ook buiten beschouwing gelaten. (Grond)opbrengsten Naast kosten zijn er ook opbrengsten. In de ramingen is rekening gehouden met de opbrengsten uit zand- en grindwinning. Deze opbrengsten zijn bepaald op basis van het totale volume zand dat vrijkomt vanwege uitvoering van de maatregelen, aangenomen dat circa een derde van de gewonnen hoeveelheid ook daadwerkelijk kan worden verkocht. Als marktprijs is een gemiddeld bedrag gehanteerd van 11 euro per m3 opbrengsten zijn lager omdat er ook . De nettokosten zijn verbonden aan de winning van zand (in de ramingen is uitgegaan van 7 euro per m3 ). Deze opbrengsten kunnen in een fonds worden gereserveerd voor acties uit het kaderprogramma ten behoeve van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en ondersteuning van ondernemersinitiatieven. Bij de gehanteerde referentiesituatie, die uitgaat van vlaksgewijze vergraving, is aangenomen dat er geen vermarktbaar zand wordt gewonnen. Voor de uitvoering van de maatregelen dienen op verschillende locaties gronden te worden aangekocht. Voor zover deze gronden niet primair noodzakelijk zijn voor het realiseren van de beoogde hoogwaterbescherming, is het denkbaar dat er (als tegenhanger van de grondproductiekosten) extra opbrengsten ontstaan uit bijvoorbeeld de opbrengsten van delfstoff en, de verkoop (of pacht) van grond voor (drijvende-)woningbouw en de uitgifte van grond voor andere (bedrijfsmatige) activiteiten. Of hiervan inderdaad sprake kan zijn en om welke bedragen het feitelijk zal gaan, valt in dit stadium van de gebiedsvisie nog niet vast te stellen. Kostenindicatie Voor de voorliggende verkenning wordt hierna op basis van de uitgevoerde ramingen een kostenindicatie gegeven. Naast de kengetallen die Ecorys voor het Maasgebied gebruikt is voor de specifi eke

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 207 aanpak van het Maasdal afstemming geweest met de heer Brouns, die zijn ervaring heeft ingebracht in onderstaande berekeningen. Voor een goed begrip moet worden benadrukt, dat opgestelde ramingen louter een indicatie geven van de te verwachten (netto) kosten. De voorgestelde plannen en maatregelen zijn alleen op hoofdlijnen geformuleerd en derhalve nog niet volledig uitgekristalliseerd. De ramingen zijn bovendien gebaseerd op grove kengetallen voor het gebied als geheel. Specifi eke omstandigheden ter plaatse hebben uiteraard invloed op de hoogte van de uiteindelijke investeringen. Onderstaande - 16 toont de uitkomsten van de uitgevoerde ramingen. Voor het Masterplan ramen wij de totale investeringskosten op grofweg circa 180 miljoen euro. Dat is circa 10 miljoen euro meer in vergelijking met de referentiesituatie. Dit verschil blijft beperkt door een daling van de benodigde kosten voor voorbereiding en toezicht (inclusief archeologisch 1) 2) Grondaankopen Grondverzet Verplaatsing Meerprijs tussentijdse opslag ter plaatse Afvoer per schip 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) Kosten voor zandwinning Herinrichting gebied Voorbereiding en toezicht Onvoorzien Totaal kosten Opbrengsten Saldo kosten en opbrengsten Tabel 16: Indicatie benodigde investeringskosten (in miljoen euro) 25 4 35 23 179 39 140 Masterplan 39 53 21 16 16 0 4 52 22 170 0 170 Referentie 39 53 21 16 16 onderzoek, opruimen explosieven etc.). In het masterplan worden hoge gronden gespaard, waardoor de kosten voor voorbereiding en toezicht ten opzichte van de referentiesituatie zullen dalen. Omdat er echter in het Masterplan ook opbrengsten zijn uit zandwinning dalen de uiteindelijke kosten en resteert een netto investeringsbedrag van 140 miljoen euro, 30 miljoen euro lager dan in de referentiesituatie.

208 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG LIMBURG BRABANT ONTTROKKEN AAN LANDBOUW hectares Zomerbedverbreding  Mook  Cuijkse Steeg Totaal Permanent water  Mooker voorhaven i.c.m. geul  Gennep nevengeul bij Middelwaard  Nieuwe Paesplas  Nieuwe Heerenplas  Nieuwe Bergerplas Totaal Natte natuur  Dam Mooker voorhaven  Rondom geul  Inlaat  Middelwaert Gennep  Zuidereiland  Meestromende geul Diekendaal  Rondom Bergerplas Totaal TOTAAL 1,62 8,20 2,20 4,16 52,65 58,40 34,00 161,23 303,34 22,6 3,89 10,53 36,38 65,00 138,40 Totaal  Middelwaert Mook 2,70 5,17 1,58 2,23 3,81 Zomerbedverbreding  St. Agatha / Oeffelt Totaal  Katwijk 5,17 ONTTROKKEN AAN LANDBOUW hectares 9,00 9,00  Noordereiland 44,15 Totaal TOTAAL 46,85 61,02 VERNAT GRASLAND ( terug naar landbouw) hectares  Hoogwatergeul Middelaar/Mook  Zijstrook Diekendaal / Afferden  Hoogwatergeul Bergen Aijen TOTAAL 87,29 62,27 42,65 192,21 TOTAAL 375,24  Oeffeltse geul  Vortumse geul hectares 163,9 211,34 RESUME AFGEROND LIMBURG Onttrokken Vernat hectare 300 200 BRABANT Onttrokken Vernat TOTAAL in hectare Tabel 17: overzicht maatregelen in hectares hectare 60 380 totaal 360 580 940

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 209 Nevenstaande tabel 17 ‘overzicht maatregelen in hectares’ is niet rechtstreeks te vergelijken met tabel 16 ‘eff ect deelplannen en hoogwatermaatregelen’ (bladzijde 205). In tabel 17 worden de oppervlakte in hectares van de diverse maatregelen aangegeven. In tabel 16 wordt de eff ectiviteit in centimeters waterstandsverlaging van de diverse maatregelen tot uitdrukking gebracht. De eff ectiviteit van een maatregel kan per oppervlakte-eenheid aanmerkelijk verschillen, een en ander afhankelijk van de locatie en het type maatregel. 7.4 BATEN Waterveiligheid Door de aanleg van de rivierkundige ingrepen in het Maasdalgebied wordt de veiligheid van het gebied voor overstromingen vanuit de Maas gewaarborgd. De daarmee samenhangende baten zijn evident. Een vergelijking met ‘niets doen’ maakt inzichtelijk hoe omvangrijk de baten (en dan vooral de vermeden materiële en immateriële schade) precies zijn. Denkbaar is dat bepaalde gebieden vanwege de uitvoering van de maatregelen een hoger dan wettelijk noodzakelijk veiligheidsniveau krijgen, maar ook dat tijdelijk op bepaalde plekken sprake is van minder extra veiligheid omdat noodzakelijke maatregelen niet of slechts lastig gefaseerd uit te voeren zijn. Ten slotte kan sprake zijn van vermeden schade bovenstrooms, afhankelijk van het type maatregelen dat uiteindelijk als onderdeel van de gebiedsvisie wordt uitgevoerd en het type maatregelen dat elders wordt genomen. Vanwege het verkennende en visionaire karakter van het Masterplan is het uitvoeren van afzonderlijke berekeningen van het overstromingsrisico niet opportuun. Eff ecten voor de landbouw Om alle voorgestelde maatregelen uit de gebiedsvisie voor het Maasdal te kunnen realiseren is aankoop van landbouwgronden onvermijdelijk. Zo zouden in het Masterplangebied naar schatting zo’n 300 hectare aan de landbouw onttrokken worden, ten gunste van waterplassen en/of natuurontwikkeling. Door het principe van ‘meebewegen met het landschap’ houden veel van de in de maatregelen betrokken gronden hun agrarische bestemming, en wel overwegend in de functie van weide- en/of hooiland. Hierbij gaat om circa 200 hectare. De kosten voor grondverwerving zijn slechts voor een deel maatschappelijke kosten. Deels gaat het om een herverdeling van de welvaart, waarbij huidige grondbezitters in fi nanciële zin volledig worden gecompenseerd. Het (netto) welvaartseff ect is eigenlijk alleen het verlies aan productiviteit van de aangekochte grond in de huidige bestemming. Dit verlies neemt in de tijd af als de opbrengsten bij een aanwending voor agrarisch gebruik om wat voor reden dan ook autonoom al afneemt. Recreatieve beleving In het kader van de gebiedsontwikkeling in het Maasdal wordt onder andere nieuwe (hoogwaardige) EHS riviernatuur aangelegd. De natuurgebieden bieden ruimte voor recreatief medegebruik. Hierdoor worden de mogelijkheden voor wandelen, fi etsen en struinen voor de bevolking woonachtig in de omgeving van het gebied sterk verbeterd. Temeer daar ook de toegankelijkheid van het gebied verbetert. Dit levert extra baten op in termen van een toename van de belevingswaarde van het gebied voor recreanten. Om dit type eff ecten goed te kunnen inschatten is het overigens gebruikelijk om net als bij de andere eff ecten een vergelijking te maken met een (denkbeeldige) situatie waarin de maatregelen uit de gebiedsvisie niet worden uitgevoerd. Denkbaar is dat in dat geval ook investeringen worden gepleegd om het gebied aantrekkelijker te maken, maar ook dat de omgevingskwaliteit en daarmee de recreatieve beleving verder verslechtert. Woongenot Voor de inwoners van het gebied treedt door de voorgenomen investeringen in omgevingskwaliteit een verfraaiing van het

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 211 landschap op. De recreatiemogelijkheden in de nabijheid verbeteren en voor sommige bewoners ook het uitzicht. De toename van het woongenot van bestaande inwoners in het gebied vormt in principe een extra baat van de gebiedsontwikkeling en zou gewaardeerd kunnen worden door te kijken naar het verschil in woningwaarde van woningen met uitzicht op een (nat) natuurlandschap en woningen die op agrarisch gebied uitkijken. In dit stadium is het lastig om de omvang van dit eff ecten te kwantifi ceren van de eventuele toename van het woongenot voor bestaande inwoners in het gebied. Onder meer ook omdat een indicatie over het aantal woningen waarvoor het uitzicht daadwerkelijk (en signifi cant) verbetert, ontbreekt. Op het moment dat de plannen verder zijn uitgekristalliseerd kan een dergelijke inschatting wel worden gemaakt. 7. 5 RESUMÉ In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de te verwachten cumulatieve rivierkundige eff ecten en daarnaast onderscheid gemaakt in cumulatieve eff ecten van de Limburgse maatregelen ten opzichte van die van de maatregelen aan Brabantse kant. Vervolgens is voor dit pakket van maatregelen voor de realisatie van het Masterplan de orde van grootte van de investeringskosten ingeschat om de maatregelen aan Limburgse zijde te kunnen realiseren. Voorts zijn de bredere maatschappelijke eff ecten aangegeven, die ontstaan op het moment dat de plannen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. De uitkomsten laten zien dat uitvoering van de voorgestelde maatregelen uit het Masterplan kosteneff ectief kunnen worden uitgevoerd. Omdat de hoge gronden in het Masterplan worden gespaard dalen de kosten voor “voorbereiding en toezicht”. Bovendien zijn er in het voorliggende Masterplan grondopbrengsten ingecalculeerd voor de verkoop van zand vanwege de gunstiger wijze van vergraven, waardoor de netto investeringskosten afnemen. Bovenop deze voordelen komen een aantal maatschappelijke eff ecten die voor het Masterplan ten opzichte van de gehanteerde referentiesituatie overwegend positief uitpakken. Benutting van de gesignaleerde marktkansen vraagt uiteraard ook om aanvullende investeringen, maar daar staan impliciet ook weer opbrengsten tegenover.

212 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG BRONNEN LITERATUURLIJST MASTERPLAN MAASDAL kaartmateriaal en andere afbeeldingen DLA+ rural and urban landscapes foto’s en afbeeldingen Indien niet specifi ek aangegeven zijn de foto’s afkomstig van DLA+ landscape architects Literatuur Alterra, 2008, Maaivelddaling en drooglegging in Groot Mijdrecht nu en in de toekomst, achtergrondrapportvan de Verkenning water Groot Mijdrecht Noord. Barends, S., H. Renes e.a., Over hagelkruisen, banpalen en pestbosjes. Historische landschapselementen in Nederland, Utrecht, 1993. Barends, S., J. Renes e.a., Het landschap van Zuid-Limburg, in: Historisch-Geografi sch Tijdschrift 5 (1987), nr. 1/2. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Paleogeographic development of the Rhine-Meuse delta, Th e Netherlands. Van Gorcum, Assen. Berg, M.W. van den, 1996. Fluvial seguences of the Maas: a 10 Ma record of neotectonics and climatic change at various time-scales. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. Beyer, D., N.G.M. van den Brink, M.J.M. Scholten en E.H. van Velzen, 2002: Onderbouwing hydraulische randvoorwaarden 2001 voor de Maas, Rijkswaterstaat RIZA-rapport 2002.016 Buro Drift, maart 2007, Streefbeelden en herstelmaatregelen van beekmondingen in het Maasdal, achtergronddocument herstelmaatregelen. Buro Heusschen*Copier landschap + stedenbouw, Masterplan Maasplassen. Bureau Waardenburg, 2011, Handreiking uiterwaardinrichting Maas. Advies bij ruimtelijke plannen en ontwerpen voor de Kaderrichtlijn Water. DLA+ landscape architects BV, 2010, Mill, landelijk & Gastvrij. DLA+ landscape architects BV, 2011, Structuurvisie Mill, ‘In duurzaam perspectief’. Delta Commissie, 2008, Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Dienst Landelijk Gebied, 2007, Inrichtingsplan nevengeul Baarlo. Dienst landelijk Gebied Regio Zuid, 2010, Integraal Gebiedsprogramma Maasheggen. Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Bureau Lantschap, 2009, Ontgonnen verleden, regiobeschrijvingen provincie Zuid Limburg. Dorpsraad Middelaar Plasmolen, 2011, brief inzake Sleutelproject N271 ‘Onderzoek pleisterplaats Plasmolen’. Gemeente Bergen, Gennep en Mook en Middelaar en Riek Bakker Advies, 2010, Strategische Regiovisie Bergen, Gennep, Mook en Middelaar, Gebiedsontwikkeling Maasduinen keuren, kiezen en excelleren. Gemeente Bergen, Gennep en Mook en Middelaar en Riek Bakker Advies, 2010, Regionale agenda Bergen, Gennep, Mook en Middelaar, Gebiedsontwikkeling Maasduinen keuren, kiezen en excelleren. Gemeente Bergen, Gennep en Mook en Middelaar en Riek Bakker Advies, 2010, Sleutelproject N271 ‘etalage’ van de regio ‘Bouwstenen’ & Programma Verbindingen en Netwerken ‘de Maaswijdte’, 2010, Gebiedsontwikkeling Maasduinen keuren, kiezen en excelleren. Gemeente Gennep, G. Aymans, P. Burggraaff en W. Janssen, 1988, De regio Gennep aan de ketting (1731-1732).

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 213 Gemeente Mook en Middelaar, 2009, Structuurvisie Mookerplas en omgeving. Haartsen, A., Ontgonnen verleden. Regiobeschrijvingen Zuid-Limburg (rapport DK nr. 2009/dk116-L van de Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), Ede, 2009. Harry van Enckevort en Jan Th ijssen, 2002, Cuijk, een regionaal centrum in de Romeinse tijd. Heunks, E., 1999. Project Zandmaas, deelgebied Venlo, Hout-Blerick; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie. RAAP-rapport 458. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Heunks, E., 2001. Project Zandmaas. Deelgebied Oijen. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI). RAAP-rapport 498. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Heunks, E., 2001. Project Zandmaas. Deelgebied Well-Aijen. Verkennend archeologisch onderzoek. RAAP_briefverslag 270 (2001-1391), RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Huisink, M., 1998. Changing river styles in response to climatic change. Academisch proefschrift, Vrije Universiteit van Amsterdam. J.D.H. Harten, 1997, Sporen in het landschap, kleine historische landschapselementen in de West-Betuwe en de Vijfheerenlanden. J. Renes, 1999, Landschappen van Peel en Maas. Kenniscentrum Hospitality Business 2009, De IJsseldelta; een spetterende regio. Een adviesrapport ten behoeve van watertoerisme en waterrecreatie in de regio IJsseldelta. Afstudeerproject Erika Snoeijer. KernTeam Urgenda Limburg en Buro Heusschen*Copier landschap + stedenbouw, 2010, Maas en Meer, Vlekkenplan, ontwikkelperspectief voor het Maasplassengebied. Projectorganisatie De Maaswerken, 1999. Trajectnota/MER Zandmaas/ Maasroute. Deelrapport Kaarten (aardkundige waarden/archeologie). Projectorganisatie De Maaswerken, Maastricht. Provincie Limburg, afdeling Landelijk Gebied, 2009, Meerjarenplan Zandmaas 2 2009, perspectief op 2015-2050. Provincie Limburg, Stimuleringsplan Noordelijk Maasdal. Kooistra, M.J. en R.M.K. Haring, Essen langs de Maas? Micromorfologisch-bodemkundig onderzoek van zandbodems langs de Maas bij Lomm (conceptrapport van Alterra), Wageningen, 2001. Ministerie van Landbouw, natuur en Voedselkwaliteit, Bureau Lantschap, 2009, Ontgonnen verleden, regiobeschrijvingen provincie Zuid-Limburg. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Dienst Limburg, 2006, Advies Integrale Verkenning Maas 2, hoofdrapport en achtergronddocumenten Ministerie van LNV, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat, Dienst Landelijk Gebied, 2009, Kwaliteitsprincipes Uiterwaardinrichting. Principes voor de landschapsecologische kwaliteit van terreininrichtingsprojecten in het rivierengebied. Nationaal Archief, 2003. Veldminuten van de Topografi sche Militaire Kaart 1840-1861. Nissen, P. en K. Swinkels (red.), Monumenten van vroomheid. Kruisen, kapellen en vrijstaande heiligenbeelden in Limburg, Zutphen, 2004. Platform Integraal Overleg, juli 2009, Noordelijke Maasvallei – grensoverschrijdend perspectief. Programmadirectie Ruimte voor de Rivier, Arcadis en Robbert de Koning, 2008, Rivieren & Inspiratie, Ruimte voor de Rivier.

214 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Provincie Limburg, 2011, Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 incl. actualiseringen. Raemakers, D.C.M. & E. Heunks, 2000. Project Zandmaas. Deelgebied Lomm. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI). RAAPrapport 499. RAAP, Amsterdam. Renes, J., Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historischgeografi sch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg, Leeuwarden/Maastricht, 1999. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2000, Th e Late Roman Bridge at Cuijk Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling, 2004, IVM Maatregelen Atlas, beschrijvingen, RIZA rapportnummer 2004.020. Rijkswaterstaat, DWW, RIKZA en RIZA, 2001: Hydraulische Randvoorwaarden voor Primaire waterkeringen, December 2001 Rijkswaterstaat Dienst Limburg, 2006: Integrale Verkenning Maas 2. Advies, Hoofdrapport en Achtergronddocumenten, 2006 ROB, 2001. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e generatie. Globale Archeologische Kaart van het continentale Plat. Archeologische Monumentenkaart. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem onder zoek, Amersfoort (cd-rom). Schuyf, J., Heidens Nederland. Zichtbare overblijfselen van een nietchristelijk verleden, Utrecht, 1995. Schorn, E., 2009. Natuurrealisatieplan Zandmaas: aanleg nevengeul plangebied Aff erden/Sambeek-Oost. Een inventariserend archeologisch veldonderzoek (IVO). BAAC B.V. Stiboka/RGD, 1985. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, kaart blad 46 Gennep. Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. Stiboka, 1976. Bodemkaart, schaal 1:50.000, blad 46 West/Oost Vierlingsbeek. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stichting Milieufederatie Limburg, Stichting het Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Wereld Natuurfonds, 1999, Toekomst voor een zandrivier, deelrapport geologie, geomorfologie en hydrologie. Stichting Milieufederatie Limburg, Stichting het Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Wereld Natuurfonds, 1999, Toekomst voor een zandrivier, locatiestudie Stevensweert – Mook Stimuleringsfonds voor Architectuur, 2005, Limes Atlas. Stroming BV, 2011, Doelmatig beheer van veilige riviernatuur. Tebbens, L.A., 1999. Late Quarternary evolution of the Meuse fl uvial system and its sediment composition. A reconstruction based on bulk sample geochemistry and forward modelling. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. Tichelman, G., 2005. Archeologisch Onderzoek in het kader van De Maaswerken. Inventariserend Veldonderzoek (IVO), waarderende fase Well-Aijen. Rapport 404. ADC Archeoprojecten, Amersfoort. Topografi sche Dienst Kadaster, 2004, ANWB Topografi sche Atlas 1:25.000 Limburg. Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Atlas Limbur (18941926). Schaal 1:25.000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Velzen, E.H. van, M.J.M. Scholten, D. Beyer en C. Stolker, 2007: Achtergrondrapport HR 2006 voor de Maas, Th ermometerrandvoorwaarden 2006, Rijkswaterstaat RIZA Rapport 2007.022, 2007 Verhoeven, M.P.F. & G.R. Ellenkamp, 2008. Op een terras langs de Maas: een archeologische -verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 215 gemeenten Gennep, Mook en Middelaar en Bergen. Deelrapport I: de archeologische verwachtings- en advieskaart. RAAP-rapport 1644. Weesp Waterschap Rivierenland, A.M.A.J. Driessen en G.P. van de Ven, 2004, In de ban van Maas en Waal. Wit, M.J.M. de, 2008. Van regen tot Maas. Grensoverschrijdend waterbeheer in droge en natte tijden. Veen Magazines, Diemen. Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990, Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857. WoltersNoordhoff Atlasprodukties, Groningen websites nl.wikipedia.org users.skynet.be/jeanpierre.schreurs/aardrijkskunde/geologie11.html www.ahn.nl www.aaenmaas.nl www.archiefwell.nl www.archis.nl www.bergen.nl www.bhic.nl www.brabant.nl www.debeerze.nl www.deltacommissaris.nl www.dewoonomgeving.nl\index.cfm: nationaal archief www.eemlandhoeve.nl www.eldoradoparken.nl www.geldersarchief.nl/beeld--geluid/kaarten www.gennep.nl www.google.nl www.helpdeskwater.nl www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijnwater/uitvoering/maas/ www.hetlnvloket.nl www.industriele-kring.nl www.l1.nl/thema/natuur www.leukermeer.nl www.lgog.nl/kGennep.htm www.liefdevoorlimburg.nl www.limburg.nl www.limburg.nl/POL www.limburgsekastelen.nl www.limburgslandschap.nl www.lltb.nl www.louisbolk.org www.midden-limburg.eu www.mookenmiddelaar.nl www.natuurmonumenten.nl www.np-demaasduinen.nl www.plusbibliotheekfl evoland.nl/watermanagement www.recron.nl www.rgv.nl www.riwa-maas.org www.ruimtelijkeplannen.nl www.ruimtevoorderivier.nl www.rws.nl/water www.rws.nl/water/plannen_en_projecten www.staatsbosbeheer.nl www.strategischeregiovisie.nl www.vantoentotlater.nl www.vakbladnbl.nl www.verhalenbank.nl www.wellaandemaas.nl www.wpm.nl www.zandmaas2.nl www.zorgboeren.nl www.zorghoteladvies.nl

216 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG VERANTWOORDING Bureauteam DLA+ rural and urban landscapes BV Harry Derks p Gert Jan Akkerman Pieter van Kesteren Rogier van der Weiden Paulien Varkevisser Agtersloot Hydraulisch Advies Ron Agtersloot senior adviseur landschapsarchitect, auteur senior adviseur rivierkundige, auteur tekstschrijver ontwerper, cartograaf, visualisator ontwerper, illustrator, fotografi e & lay-out hydraulisch adviseur Van Hemmen Landschapshistorie Ferdinand van Hemmen landschapshistoricus Eckhart Heunks landschapsarcheoloog Eckhart Heunks Natuurbalans | Limes Divergens Peter Verbeek landschapsarcheoloog / adviseur archeologie, paleogeografi e en cultuurhistorie ecoloog Adviesbureau & Interimmanagement Erna van de Ven Erna van de Ven toeristisch adviseur Ecorys Nederland BV Michel Briene adviseur economische impact en kosten-batenanalyse

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 217 Projectgroep DLA+ rural and urban landscapes BV Harry Derks Gert Jan Akkerman Gemeente Bergen Paul Peters Gemeente Gennep Edith Vos Gemeente Mook en Middelaar Tonnie Th ijssen Programmabureau Paul Vossen Jolanda Jansen Sander Meij Provincie Limburg Antoine Dohmen Joop Brouns Pierre Raeven Overige instanties Johan Ronnes Sjors Winkelmolen Robinia Heerkens Hans Leushuis Klaas van der Laan Gert Middel senior adviseur landschapsarchitect, auteur senior adviseur rivierkundige, auteur afdelingshoofd Ruimtelijke Ontwikkeling adviseur Ruimtelijke Ordening beleidsmedewerker R.O., Economische Zaken, Recreatie en Toerisme programmamanager Masterplan Maasdal programmasecretariaat Masterplan Maasdal programmasecretariaat Masterplan Maasdal rayonplanoloog en procesbegeleider senior adviseur ontwikkeling Maasvallei senior beleidsmedewerker / thematrekker landbouw agrariër, vertegenwoordiger landbouwsector / LLTB directeur Eldorado Parken, vertegenwoordiger recreatiesector beleidsmedewerker Water en Bodem RWS senior adviseur netwerkontwikkeling en visie RWS, vertegenwoordiger in regioprocessen Staatsbosbeheer senior adviseur integraal waterbeheer en ruimtelijke ordening Waterschap Peel en Maasvallei

218 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG Stakeholderbijeenkomsten Ronald Starrenburg Wim Bindels Janny Mans Henk Oldenhof Jan van Groenendael Kees van Lieshout Leo van Druten Henk Hendriks Gert-Jan Botden Piet Ponjee Dorien Kwak Claus Burgers Sjaak Hendriks John Siebers Twan Haasen Marc Nabuurs Piet Derks Sjors Winkelmolen Herman Janssen Lilian Driessen Ger Koch Marc Hermans Henri Banken Paul Peters Marcel Robroek Raymond Klimsop Edith Vos Hannie Baarends Martien Peeters Peter Toonen Jan Willem Strijbosch Tonnie Th ijssen Henny Maalsté Rowena van der Maat Patrick Luijkx Gerard Valk Martin van Wieff eren Jacq van Bergen Buurtcomité Bloemenstraat e.o. Buurtcomité Bloemenstraat e.o. Buurtcomité Bloemenstraat e.o. Buurtcomité Bloemenstraat e.o. Dorpsoverleg Mook Dorpsoverleg Mook Dorpsraad Aff erden Dorpsraad Aff erden Dorpsraad Ayen Dorpsraad Bergen Dorpsraad Bergen Dorpsraad Bergen Dorpsraad Middelaar-Plasmolen Dorpsraad Middelaar-Plasmolen Dorpsraad Ven Zelderheide Dorpsraad Ven Zelderheide Dorpsraad Wellerlooi Eldorado Parken Forum Siebengewald Forum Siebengewald Forum Well Forum Well Gemeente Bergen Gemeente Bergen Gemeente Bergen Gemeente Bergen Gemeente Gennep Gemeente Gennep Gemeente Gennep Gemeente Gennep Gemeente Gennep Gemeente Mook & Middelaar Gemeente Mook & Middelaar HISWA Industriële Kring Land van Cuijk en Noord-Limburg KSV Schuttevaer Vakantiepark Leukermeer LLTB

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 219 Johan Ronnes Maurice Linders Angely Waajen Mathias Brockmann Lia Wildeman Paul Vossen Wil Janssen Jolanda Jansen Antoine Dohmen Joop Brouns Frans Janssen Frank Verkoijen Hanneline Oosting-Adriaansens Nicole Bakkum Hans Leushuis Jan Bremer Robinia Heerkens Sjaak Smits Klaas van der Laan Ger Frenken Arjan Ovaa Ilse Lenders Gert Jan Akkerman Harry Derks Ron Agtersloot Pieter van Kesteren Jaap Deutekom Toon Drissen dhr. F. Storms Fons Mandigers Joop Jongerius Gert Middel mevr. L. Hubertus-Cox Mart van Boekel LLTB LLTB Limburgse Werkgevers Vereniging MKB Ondernemersvereniging Mook Programmabureau Programmabureau Programmabureau Provincie Limburg Provincie Limburg Provincie Limburg RECRON RBT Knooppunt Arnhem-Nijmegen RGV Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat Sport- en speelstraat De Brink Staatsbosbeheer Stichting Limburgs Landschap Stichting Limburgs Landschap Stichting Promotie Noord Limburg Team DLA+ Team DLA+ Team DLA+ Team DLA+ Teunesen Zand en Grint BV Toeristisch platform Maasduinen-Venlo Vereniging Hèjje Mojjer Vereniging Natuurmonumenten VVV Plasmolen-Mook Waterschap Peel en Maas Werkgroep Gennep-Zuid Werkgroep SL!M

220 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG COLOFON opdrachtgevers Gemeente Mook en Middelaar Gemeente Gennep Gemeente Bergen project Masterplan Maasdal Noord-Limburg juni 2013 opdrachtnemer DLA+ rural and urban landscapes BV Wylerbaan 28a, 6561 KR Groesbeek T 024 3976000 E info@dlaplus.nl I www.dlaplus.nl

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 221

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150
  151. 151
  152. 152
  153. 153
  154. 154
  155. 155
  156. 156
  157. 157
  158. 158
  159. 159
  160. 160
  161. 161
  162. 162
  163. 163
  164. 164
  165. 165
  166. 166
  167. 167
  168. 168
  169. 169
  170. 170
  171. 171
  172. 172
  173. 173
  174. 174
  175. 175
  176. 176
  177. 177
  178. 178
  179. 179
  180. 180
  181. 181
  182. 182
  183. 183
  184. 184
  185. 185
  186. 186
  187. 187
  188. 188
  189. 189
  190. 190
  191. 191
  192. 192
  193. 193
  194. 194
  195. 195
  196. 196
  197. 197
  198. 198
  199. 199
  200. 200
  201. 201
  202. 202
  203. 203
  204. 204
  205. 205
  206. 206
  207. 207
  208. 208
  209. 209
  210. 210
  211. 211
  212. 212
  213. 213
  214. 214
  215. 215
  216. 216
  217. 217
  218. 218
  219. 219
  220. 220
  221. 221
  222. 222
  223. 223
  224. 224
Home


You need flash player to view this online publication