46 MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 4.2.3 Archeologie 4.2.3.1 Verkenning Lopend en reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek in het kader van de Maaswerken Grote aantrekkingskracht voor de mens Het Maasdal heeft gedurende het Holoceen een grote aantrekkingskracht gehad voor bewoning, beakkering en andere activiteiten. Vooral de Maasoevers kennen een hoge dichtheid aan archeologische vindplaatsen vanaf de Steentijd tot in de Nieuwe Tijd. De sporen daarvan concentreren zich op de ruggen van het Late Dryas-terras en op de Vroeg- en Midden-Holocene kronkelwaarden van de Maasgeul. Het minst vondstrijk zijn de terrasgeulen op enige afstand van de Maas, met juist weer een zeer hoge dichtheid aan bewoningssporen op de oostelijke aangrenzende Pleistocene hogere gronden (oudere terrassen al dan niet bedekt met rivierduinen). De hoogste dichtheid aan archeologische resten lijkt zich dus juist te concentreren op de beide randen van de dalvlakte (de oever van de Maas en de steilrand naar hogere gronden). Zeer hoge archeologische verwachting De hoge dichtheid aan bewoningssporen duidt op bewoningscontinuïteit en goede bewoonbaarheid van de dalvlakte gedurende het Holoceen. Hoog water werd op natuurlijke wijze opgevangen door het stelstel van Late Dryas geulen, waarbij men op de hoogste delen kon blijven wonen. De ‘hoogwater problematiek’ ging echter pas spelen vanaf de grootschalige Romeinse en Middeleeuwse ontbossingen met almaar toenemende fl uctuaties en piekafvoeren naar het heden. heeft aangetoond, dat grote delen van de dalvlakte van de Maas goed geconserveerde archeologische resten bevatten, vanaf de Midden-Steentijd tot de Late Middeleeuwen en recentere perioden. Tegelijk is veel meer inzicht verkregen in de paleogeografi sche opbouw van het gebied. Daarbij valt op dat de Maasgeul al in een vroege fase van het Holoceen haar grote meanderbochten heeft gevormd en zich nadien nauwelijks nog heeft verplaatst. De meanderbochten en huidige oevers van de Maas zijn daarmee zones gebleken met een zeer hoge archeologische verwachting. Dit blijkt onder andere uit het Zandmaasproject Well-Aijen, waar een zeer hoge dichtheid aan archeologische resten is vastgesteld. Op basis van vergelijkbare bevindingen elders langs de Maas is op de archeologische verwachtingskaart voor de drie gemeenten Bergen, Gennep, Mook en Middelaar aan de Maasoever een hoge archeologische verwachting toegekend. Ook de afgesneden meanders van de Maas ter hoogte van Boxmeer zijn gevormd in de eerste helft van het Holoceen en worden gekenmerkt door sporen van prehistorische activiteiten tot aan de voormalige Maasoevers. 4.2.3.2 Uitgangspunten voor ontwikkeling archeologie • Kronkelwaarden van de holocene Maas moeten zoveel mogelijk intact blijven; met name ook vanuit de archeologische zorgplicht: er is immers een hoge dichtheid aan archeologische resten. Ruimte ligt hier wel in de meest jonge aanwassen, met name in de binnenbochten van de Maas (natuurlijke aanwas postRomeins) en daar waar sprake is van recentere op- en aanwassen uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd. Hier kan gedacht worden aan beperkte zomerbedverbreding en het weer uitgraven van de jongste, subrecente kronkelwaardgeulen. • Als er vergravingen noodzakelijk zijn, dan hebben reeds afgegraven delen vanuit archeologisch en landschappelijk oogpunt de voorkeur. • Daar waar archeologische verwachtingen hoog zijn en meer in het bijzonder waar relicten gevonden zijn, kan het bijbehorende verhaal verteld worden. Archeologische kernkwaliteiten zijn vanuit het oogpunt van natuur- en cultuurtoerisme altijd interessant. Hier zijn quickwins te behalen; denk aan de Romeinse brug bij Cuijk-Middelaar (Archeologisch Rijksmonument) en roofridderkasteel de Stalbergh bij De Hamert.
47 Online Touch Home