201

MASTERPLAN MAASDAL NOORD-LIMBURG 201 7 RIVIERKUNDIGE EVALUATIE In dit hoofdstuk wordt eerst kort ingegaan op de status van de deelplannen en de positie van Rijkswaterstaat hierin, en van de mogelijke toekomstige invloed van het Deltaprogramma. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van deelplannen als geheel en het cumulatieve eff ect hiervan op de taakstelling. Daarbij wordt vanzelfsprekend de Limburgse bijdrage aan de waterstandverlaging behandeld, maar ook maatregelen aan Brabantse zijde komen aan de orde. Ten slotte volgt een indicatie van de kosten en wordt in gegaan op de te verwachten (bredere) maatschappelijke eff ecten. N.B. Calculaties zijn indicatief en onder voorbehoud. 7.1 STATUS VAN DE DEELPLANNEN Vooraf willen we nog maar eens benadrukken, dat de deelplannen in dit Masterplan voor het Maasdal geen kant en klare blauwdrukken zijn, maar visionaire streefbeelden. De diverse voorstellen in de deelplannen zijn bewust met een zeker ‘realisme’ beschreven, om het voorstellingsvermogen van de lezer te prikkelen. De voorstellen moeten dan ook vooral worden gezien als bijzondere, ruimtelijke en functionele kansen voor de regio binnen de context van de hoogwatertaakstelling die aan de regio wordt opgelegd. Wanneer in de toekomst vanuit bijvoorbeeld rivierkunde of fi nanciële randvoorwaarden andere keuzen worden gemaakt, dan kan de hier gehanteerde integrale meerdimensionale ordeningsmethodiek opnieuw worden toegepast om te komen tot verantwoorde keuzes en kosteneff ectieve inrichtingsvoorstellen. Men dient er rekening mee te houden dat de deelplannen en de bijbehorende rivierverruimingsmaatregelen in dit stadium op globale wijze rivierkundig zijn doorgerekend. Daartoe zijn per deelplan de meest relevante varianten in een rekenmodel gezet (Maptable) en vergeleken. Uiteindelijk zijn de, vanuit meerdimensionaal perspectief meest gunstige maatregelen opgenomen. De afzonderlijke eff ecten van de deelplannen zijn bij elkaar opgeteld; zo ontstaat het cumulatieve eff ect, dat aantoont dat hoogwatertaakstelling 2050/2100 ook daadwerkelijk wordt gehaald. Drijvende voorzieningen in het plangebied worden niet ‘meegemodelleerd’. Bij verdere uitwerking zal te zijner tijd moeten worden gegarandeerd dat deze en dergelijke voorzieningen de stroombanen vrij houden (‘obstakelvrije eis’) en dat ze geen of nagenoeg geen opstuwing veroorzaken.

202 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication