41

4.3. OPENBARE RUIMTE Onderstaande richtlijnen vormen de basis voor alle ingrepen aan de openbare ruimte, van (her)bestrating tot verkeersmaatregelen. Uitgangspunt is dat elke ingreep past in de omgeving en de samenhang wordt bewaard of verbeterd. Dat betekent onder andere dat een overdaad aan middelen en maatregelen wordt voorkomen. Voor inrichtingsplannen hanteert de gemeente het Handboek inrichten openbare ruimte (HIOR 2009). Daarnaast heeft de gemeente haar visie en beleid voor het groen in Purmerend verwerkt in de nota Groenkoers (2014). A. De inrichting van de openbare ruimte wordt primair bepaald door de beoogde functionaliteit. De openbare ruimte heeft twee hoofdfuncties: verkeersruimte en verblijfsruimte. De inrichting behoort zodanig te zijn dat aan de eisen van beide functies wordt voldaan. Dit houdt in dat de inrichting van de verkeersruimte primair gericht is op het vlot en veilig verwerken van verkeersstromen en de inrichting van verblijfsruimte dient gericht te zijn op het faciliteren van de specifiek beoogde gebruikers van de betreffende ruimte (bv. buurtpark voor dagelijks ommetje, evenemententerrein). Uitgangspunt is dat de belangrijkste functie op de betreffende plek in de openbare ruimte leidend is. Dat kan ook betekenen dat een woonstraat meer ingericht mag worden als verblijfsruimte dan als verkeersruimte. B. Esthetische vormgeving wordt ingezet om weloverwogen doelen in de openbare ruimte te bereiken. Een fraaie vormgeving is geen doel op zich bij de inrichting van openbare ruimte, maar wordt ingezet om functies en gebruiksmogelijkheden te verhelderen of te accenturen. Ontwerpoplossingen die alleen ‘mooi’ zijn, maar functioneel niet bruikbaar uitpakken, zijn niet wenselijk. Uiteraard kan volgens dit principe ‘kunst in de openbare ruimte’ een plek krijgen: ingezet als functie om specifieke plekken extra betekenis te geven. C. Verschillende functies en gebruikersgroepen hebben een proportioneel aandeel in de openbare ruimte. De openbare ruimte is veelal niet monofunctioneel: een plein kan vooral een verblijfsfunctie hebben met aan de randen verkeerswegen. Binnen een park moeten verschillende typen gebruikers hun eigen of gedeelde ruimte krijgen: wandelaars, fietsers, spelende kinderen enz. Bij de inrichting is het zaak goed naar de ruimte-eisen van de verschillende functies en gebruikersgroepen te kijken en de inrichting daarop af te stemmen. Proportionaliteit in ruimteclaims (PVE) ten opzichte van de beschikbare ruimte is voorwaarde. D. Groen in de openbare ruimte wordt niet ingezet als restfunctie of ter opvulling van restplekken, maar zal dragend zijn aan de structuur of een plek markeren/verbijzonderen. Soms is de openbare ruimte geheel of grotendeels groen (park, plantsoen), het groen is dan de hoofdfunctie. In veel andere gevallen heeft het groen een minder dominante functie en dient ter verfraaiing van meer stenige openbare ruimtes. Beplantingselementen moeten een zekere maat hebben om tot hun recht te kunnen komen. Beplanting die versnipperd wordt door de ruimte heeft weinig overlevingskans en doet afbreuk aan de omgevingskwaliteit. Streven is om de versnipperde groenplekken om te zetten naar minder en grotere groene ruimten. Bij verkoop van snippergroen dient altijd een passend plan met betrekking tot de overgang van privé naar openbare ruimte (erfafscheiding) voorgelegd te worden. juli 2019 | 41

42 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication