42

E. Groenvoorzieningen in ontwerpfase. Bij planvorming waar groenvoorzieningen zijn voorzien altijd ontwerpen vanuit het gewenste eindbeeld als de beplanting volgroeid is. Dus boomkruinen op ware grootte. Meer aandacht voor onderlinge afstemming in de ontwerpfase, ook bij herinrichting. Het combineren van groenvoorzieningen en infrastructurele voorzieningen vraagt om een integraal ontwerp met efficiënte oplossingen. F. De inrichting van de openbare ruimte is begrijpelijk, overzichtelijk en passend bij de omgeving. Normaal gesproken ‘wijst de weg zichzelf.’ Als de openbare ruimte goed is vormgegeven en ingericht, zijn functies, gebruiksmogelijkheden en routes voor de gebruiker helder, zonder veel aanwijzingen en storende elementen (borden, geleidende maatregelen e.d.). In beginsel is de standaardisatie van materialen en meubilair het vertrekpunt. Maar ook de samenhang van de inrichting is uitgangspunt, waarbij meubilair, verlichting en verkeersmaatregelen e.d. op elkaar zijn afgestemd en in harmonie met de ruimte en functie. Dat betekent ook dat de inrichting in beginsel wordt beperkt tot wat functioneel nodig is en dat ad hoc plaatsing van meubilair e.d. altijd in relatie moet staan tot de openbare ruimte van de plek als één geheel. G. De inrichting van de openbare ruimte is zo veel mogelijk robuust en duurzaam. De openbare ruimte moet tegen een stootje kunnen. Bij het ontwerp moet de uitvoering en het toekomstige beheer direct mee worden genomen. Materialen moeten duurzaam zijn en goed gefundeerd worden uitgevoerd. Ze moeten uiteindelijk goed beheerd (schoongehouden) en eventueel vervangen kunnen worden. Dit geldt ook voor groene inrichtingselementen (planten, struiken, bomen). Het is zaak bij beplanting het toegepaste assortiment goed af te stemmen op de situatie, te zorgen voor goede plantvakken (voldoende bomengrond, voldoende beschermd). H. Openbare ruimte en aanliggende bebouwing vormen een eenheid of tenminste een onderling afgestemd ensemble. Als het karakter van de openbare ruimte is afgestemd op de omringende bebouwing, krijgt het geheel meerwaarde. Een historische grachtwand met daarvoor een klinkerbestrating is daarvan een voorbeeld. Asfalt in zo’n situatie doet doorgaans afbreuk, maar kan in een grootschalige moderne omgeving juist het karakter versterken. Het is daarom nodig de openbare ruimte steeds te ontwerpen in relatie tot de gebouwde omgeving. I. Kwaliteit van openbare ruimte valt en staat met een goed beheer. Het ontwerpen en inrichten van een ruimte op basis van een doordacht plan leidt in beginsel tot een verzorgde omgeving. Maar als het onderhoud van deze ruimte in gebreke blijft kan verval en verrommeling optreden. Bij een goed ontwerp wordt nagedacht over het beheer en onderhoud. J. Cultuurhistorisch waardevolle plekken en gebouwen. Voor de bijzondere cultuurhistorisch waardevolle plekken en omgeving van monumenten dient met extra zorg rekening te worden gehouden met het behouden of versterken van het historische karakter. Een passende historische uitstraling heeft de voorkeur. De inrichting dient in ieder geval niet de zichtbaarheid van historische plek of gebouw zoals een monument te beperken. K. Bijzondere elementen kunnen aanleiding zijn van voorgaande richtlijnen af te wijken. Het kan voorkomen dat in de openbare ruimte bijzondere elementen aanwezig zijn, als cultuurhistorische objecten of bijzondere beplanting. Deze elementen kunnen, gerekend naar hedendaagse gebruikseisen aan de openbare ruimte, erg in de weg staan. Toch kan er zo’n waardering voor dergelijke elementen bestaan, dat ze gehandhaafd blijven bij herinrichting of aanpassing. 42 | Nota omgevingskwaliteit Purmerend

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication