17

onderzoeker aan het Mulier Instituut, en recent aan de Radboud Universiteit gepromoveerd op de betekenis van sportbeleid en sportaccommodaties in Nederland. ‘Maar er is vrijwel altijd wel een voetbalveld.’ Gemiddeld, zo berekende Hoekman, is er op 1,6 kilometer van elk huis een voetbalclub. Een club met (doorgaans) een goede administratie, een kantinedienst, een rijschema voor de ouders. Wij zijn dit alles normaal gaan vinden, maar buitenlanders valt het wel op. Geen wonder dat jullie zo goed zijn in voetballen, zou Franz Beckenbauer eens hebben gezegd, na een helikoptervlucht boven Nederland, want jullie land bestaat vooral uit voetbalvelden. Een ander groot voordeel is Nederlands kleinheid en bereisbaarheid. Vraag en aanbod van voetballers komen daardoor snel en simpel bij elkaar. Door die vele voetballertjes op die hele kleine ruimte zijn er altijd medespelers en tegenstanders van ongeveer hetzelfde niveau te vinden, binnen een straal van enkele kilometers, waardoor het spel leuk, leerzaam en uitdagend blijft. Dit alles wordt mogelijk gemaakt, zoals de auteurs van De Bosatlas van het Nederlandse Voetbal schrijven, door een indrukwekkende logistieke operatie, gerund door bestuursleden, wedstrijdsecretarissen, kantinemedewerkers, materiaalmannen, die het doen voor weinig meer dan een plastic bekertje matige koffie. Natuurlijk: trainers kunnen beter. Natuurlijk: de vrijwilligerscultuur neemt af. Natuurlijk: kinderen spelen minder op straat. Maar kijk ook eens wat er wel is. Of anders gezegd: besef wat er elders vaak niet is. Namelijk: vrij veel van al het bovenstaande. Vrijwel overal ter wereld zijn ze slechter af. De deelname is geringer, de afstanden zijn groter, de accommodaties brakker, de tegenstanders te sterk of te zwak, de competitie minder strak geregeld. Die massale participatie, op dat kleine stukje grond, in die ideale omstandigheden, is geen garantie voor succes in de topsport. Maar het is wel een zeer belangrijke voorwaarde. Hoe anders kan het dat het kleine Nederland al decennia overpresteert? Topspelers dienen zich door de geweldige ‘voetbalinfrastructuur’ vanzelf aan. De profclubs hoeven alleen maar 13

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication