66

244 1 2 3 4 Aanleg of aangeleerd 5 6 6.1.1 7 8 9 10 11 12 Rijping 13 14 De vroegkinderlijke ontwikkeling heeft te maken met rijping van het centrale en perifere zenuwstelsel en daardoor tot ontwikkeling komen van mogelijkheden die het kind in zijn genetisch materiaal heeft meegekregen. De aannames van de nature­traditie gaan ervan uit dat de motorische ontwikkeling verloopt volgens een autonoom proces. Dit proces bestaat uit het aflezen van genetisch bepaalde informatie, die opgeslagen is in de genen. De aanhangers van deze theorie dachten dat de omgevingsfactoren het proces van ontwikkeling niet of nauwelijks konden beïnvloeden. Deze manier van kijken Nature versus nurture De discussie over de oorsprong van de eigenschappen van het individu is het nature­nurturedebat. Wordt een kind geboren als een onbeschreven blad dat door inbreng en prikkeling van omgevingsfactoren wordt ingevuld (nurture)? Of neemt een pasgeborene zo veel erfelijk materiaal mee dat de uiteindelijke ontwikkeling van het individu al van tevoren vaststaat (nature) (Sameroff, 2010)? Nature Alle eigenschappen van het individu die bepaald zijn door aanleg, erfelijkheid en dus aangeboren zijn, worden nature genoemd. Jean-Jacques Rousseau (18e eeuw) en medestanders beweerden destijds dat erfelijkheid de belangrijkste invloed heeft op de persoonlijkheid. Volgens Rousseau loopt de ontwikkeling van het kind volgens een innerlijke, biologische tijdtafel en hebben ouders en omgeving hierin nauwelijks een rol. De zuigeling, de peuter, de kleuter en het schoolkind functioneren motorisch, cognitief en sociaal, emotioneel op geheel eigen wijze. Ieder kind is al voorgeprogrammeerd en ontwikkelt zich volgens die erfelijke ‘printplaat’. Deze genetische make-up omvat alle ontwikkelingsdomeinen. Het begrip nature wordt verduidelijkt door een beschrijving van het motorische ontwikkelingsdomein. § 6.1 klas en vandaag hebben ze gym. De juf en meester Paul hebben een klimtuintje gebouwd met aan het wandrek twee glijbanen. Om te kunnen glijden moeten de kinderen eerst het wandrek in klimmen. Ralph is als eerste aan de beurt en klimt al vlot en alternerend naar boven het wandrek in. Job daarentegen klimt aarzelend en nog bijsluitend naar boven het wandrek in. De juf weet de achtergrondsituaties van beide kinderen en maakt meester Paul attent op het verschil in bewegingsvaardigheid van de jongens. Een leuke discussie. Zou de achtergrondsituatie ermee te maken hebben of heeft Ralph gewoon meer aanleg voor bewegen? Natuur- of cultuurbepaald? Tot op de dag van vandaag blijft het een discussie welke rol genen en welke rol de omgeving spelen in de ontwikkeling van kinderen. Is het nature of nurture? Is het aanleg of is het aangeleerd? In deze paragraaf word je je als leerkracht meer bewust van verschillende factoren die kunnen meespelen bij de ontwikkeling van het kind. Gekeken vanuit de multiculturele samenleving, is het geen overbodige luxe aandacht te besteden aan twee verschillende behoeftepiramides. Onderscheid wordt gemaakt tussen wat men vaak moderne en traditionele of westerse en niet-westerse culturen noemt.

67 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication