14

304 springen lastig kan zijn. Ze gaat daarom eerst met de kleuters ophurken vanuit stand op twee delen van de kast. Als dit goed gaat mogen de kleuters het met een aanloop proberen. 1 Manuele begeleiding 2 3 4 5 6 Droog oefenen 7 8 9 10 11 12 13 14 Droogzwemmen Met droog oefenen wordt bedoeld dat de activiteit uit de context waarin het normaal gesproken wordt gebruikt, is gehaald. De activiteit wordt een aantal keer los van de context geoefend. Het meest sprekende voorbeeld is het ‘droogzwemmen’ wat jaren geleden werd gebruikt om de zwemslag van een kind te verbeteren. De nadruk ligt op de technische uitvoering van een beweging en niet op het doel van het zwemmen: je in het water verplaatsen. VOORBEELD 7.10 HAND OVER HAND Jan probeert met een racket een ballon hoog te houden. De meester ziet dat hij de ballon met veel kracht alle kanten op slaat en daardoor steeds zijn ballon kwijt is. De meester loopt naar hem toe, vraagt of het goed is om het even samen te doen. De meester legt zijn hand over de hand van Jan en samen slaan ze de ballon rustig een aantal keer omhoog. Na het zo even samen te hebben gedaan, laat de meester Jan zijn hand los en speelt hij zelf verder. Bij manuele begeleiding laat de leerkracht de beweging voelen door delen van het lichaam van een kind te bewegen. Het idee is dat het kind de beweging dan beter gaat voelen, hoe de beweging moet worden uitgevoerd. Deze vorm vanbegeleiding wordt met een individueel kind gedaan.

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication