COLUMN 61 THUIS We wonen niet meer in een hameau op de grens van de Lot en de Corrèze. We wonen nu in een Vinex-straat. Het huis is helemaal nieuw. Niemand ging hier al eens eerder in bad. Geen vaders zijn hier weggelopen. Geen moeder die hier stierf. Het is een huis zonder geschiedenis. Zonder uitleg ook. Hiervoor woonden we altijd in huizen met een gebruiksaanwijzing. Dan vroegen vrienden: “Hoe gaat het raam open?” En dan zeiden wij: “Bij dat linkerraam moet je rechtsonder met veel geweld trekken.” De kraan in de keuken druppelde als iemand op dat moment douchte. De douchekop was met tape vastgeplakt. De voordeur klemde bij temperaturen van boven de twintig graden. Nu, in dit huis, is het niet bloedheet als de zon schijnt. En waarschijnlijk tocht het niet in de winter. Wij horen de buren niet naar de wc gaan of kijven en vloeken. De ramen gaan open zonder geluid. Soms hadden ze niet eens getennist. “Die willen niet thuis zijn”, zei mijn vader dan Vlak naast de huizen ligt een verouderde tennisclub. De tennisclub gaat verhuizen, ooit. Op de plek van die club komen meer nieuwe huizen. Waarschijnlijk precies dezelfde huizen als het huis waar wij in wonen. Onze dochter van vijftien maanden liep laatst naar de deur van de buurvrouw. Vastberaden. Daar woonde zij. Niemand die dit misverstand niet begreep. Wij zijn lid geworden van die verouderde tennisclub. Er liggen gravelbanen. Er staat een clubhuis dat ik slechts eenmaal open zag. Zeer, zeer sporadisch spelen er mensen. Oudere mensen. Ik heb er nog geen kind gezien. Ondanks de zandbak en de loopfietsjes die er uitnodigend staan. Meestal is er niemand. Het open toernooi is gecanceld omdat er te weinig aanmeldingen waren. Mijn vriend en ik sturen elkaar berichten als we er iemand hebben zien spelen. De enkele keer dat er mensen spelen, kun je het horen in onze tuin. Het geluid van het tennisspel, de bal die heen en weer gaat of in het net valt, is rustgevend. Het is raar dat een spel, stiekem zo agressief, zulke beschaafde omgangsvormen en geluiden voortbrengt. Het doet denken aan het ouderlijk huis waar ik vanuit een soortgelijke tuin bijna achttien jaar lang alle zomers die geluiden hoorde. Van baan 1 en 2 en soms, als mijn broer hard vloekte, ook van baan 3. Met de hond en mijn dochter steek ik op de dagen dat mijn vriend werkt wel eens over het park door naar het braakliggende terrein erachter, waar we de hond ’s ochtends en ’s avonds uitlaten. Soms rusten we even uit op een van de lege bankjes bij een van de lege banen. Hemelsbreed zijn we dan misschien 200 meter van huis, maar het lijkt ver weg. Tussen de straat waaraan wij wonen en de tennisclub staat een groot hek waar je niet doorheen kunt kijken. Achter dat hek, op de club, ben je meteen ver weg van de kale Vinex-straat. Er zijn bloemen, planten en struiken. Die met zorg worden bijgehouden. Het clubhuis en de banen doen denken aan onze oude huizen, er is een hek dat je eerst een beetje moet optillen om het open te doen. Er zit roest op de hekken. Er komt onkruid door het grind. De netten rafelen. Als je op een van de gravelbanen hebt gespeeld, blijft er nauwelijks gravel achter op je schoenen. Vroeger, op mijn oude club, hingen er vaak mannen van in de veertig tot laat aan de bar. Mannen met jonge kinderen die allang op bed lagen. Soms hadden ze niet eens getennist. “Die willen niet thuis zijn”, zei mijn vader dan. En soms als ik daar zit met de hond en met mijn dochter, mijn man ver weg op zijn werk, en ik me afvraag wat ik in godsnaam doe op die verlaten verouderde tennisclub, dan denk ik aan die zin van mijn vader. Janneke van der Horst
62 Online Touch Home