19

van ongeveer 650 man. De sterkte en samenstelling van een knokploeg varieerde, afhankelijk van de opdracht. Nederland werd ingedeeld in vier gewesten (zie het schema op de pagina’s 24 en 25). De gewestelijk sabotagecommandant van gewest III, (J.J.F. Borghouts) ‘Peter Zuid’, was tevens plaatsvervangend LSC. ‘Frank’ en ‘Peter Zuid’ kenden elkaar vanaf de middelbare school, beiden hadden ze de opleiding tot reserveofficier bij de School Reserve Officieren Infanterie gevolgd en beiden hadden ze actief deelgenomen aan de gevechten in de meidagen van 1940. Het is van belang de aandacht te vestigen op de wijze van leiding geven in de LKP, omdat deze stijl aanvankelijk ook binnen de latere Stoottroepen werd voortgezet. ‘Frank’ vermeldde in zijn sabotageplan onder meer dat: ’Een commandant nooit mocht worden gekozen op grond van het feit dat hij een plaatselijke autoriteit was’. En uit een later proefschrift van de militair-socioloog A.A. Klumpert: ‘In de verzetsverbanden is er geen plaats voor toegewezen leiderschap. Er is nadrukkelijk een zeer informeel, vaak zelfs fluctuerend – maar altijd verworven – leiderschap dat zeer subtiel wordt uitgeoefend.’ Zo konden de tuinder Valstar en de ex-korporaal Scheepstra opklimmen tot leider van een verzetsbeweging. Illustratief is in dit verband ook Stefke Feijen, de leider van de knokploeg Margriet die actief was in en in de omgeving van ’s-Hertogenbosch. Hij was van beroep meubelmaker en had alleen de lagere school doorlopen. Na de bevrijding werd deze uitstekende leider commandant van de 8e Compagnie van het Commando Brabant, bijgenaamd de Margrietcompagnie. 19

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication