0

J.N. Lodders DE WORTELS, HET ONTSTAAN EN DE VERDERE GESCHIEDENIS VAN HET REGIMENT STOOTTROEPEN PRINS BERNHARD

VAN VERZET NAAR RODE BARET

J.N. Lodders van verzet naar rode baret Wat sterk is uit innerlijke overtuiging faalt nooit (‘Frank’ van Bijnen) De wortels, het ontstaan en de verdere geschiedenis van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard

“Historie is niet alleen het doorgeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.” (Thomas More) Titelblad van de DVD “Met een hart vol vuur, de geschiedenis van het Regiment Stoottroepen” (Afbeelding: NIMH)

Colofon Titel Auteur 3e herziene druk Van Verzet naar rode baret. De wortels, het ontstaan en de verdere geschiedenis van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard. J.N. Lodders, kolonel RSPB b.d., oud-regimentscommandant. September 2016. Update / aanvullingen Staf 13 Infanteriebataljon (AASLT) RSPB. Uitgegeven door Omslagontwerp en G.J.W.M. de Wolf, kapitein RSPB b.d., binnenwerk Eindredactie Druk Regiment Stoottroepen Prins Bernhard in samenwerking met de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers. oud-regimentsadjudant, hoofdredacteur Strijdend Nederland. W.J.M. de Kruiff, luitenant-kolonel RSPB b.d., oud-regimentscommandant. CCLlabel B.V. Oss. © Copyright 2016 RSPB. Overnemen van artikelen is uitsluitend toegestaan indien de bron wordt vermeld door middel van de volgende tekst: “Bron: Van verzet naar rode baret. Een uitgave van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard”. Ondanks alle aan de samenstelling van dit boekje bestede zorg, kan noch de auteur, noch de redactie, noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor schade die het gevolg is van enige fout in deze uitgave.

Inhoudsopgave Voorwoord ..................................................................................................11 1. Voorgeschiedenis ................................................................................13 2. Het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog .......................................15 De Ordedienst ................................................................................16 De Raad van Verzet ........................................................................17 De Landelijke Knokploegen ............................................................18 3. De Binnenlandse Strijdkrachten ..........................................................21 Deltacentrum .................................................................................21 Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten ................................22 Commandant Binnenlandse Strijdkrachten ...................................23 Organigram ‘Verzet’ .......................................................................24 Organigram ‘Landmacht’................................................................25 Plaatsvervangend commandant Binnenlandse Strijdkrachten.......26 4. Het ontstaan van de Stoottroepen en hun optreden tot 5 mei 1945 ..27 Commando Zuid .............................................................................28 Commando Limburg .......................................................................29 Commando Brabant .......................................................................30 Zeeland...........................................................................................31 Werving en selectie ........................................................................31 Uitrusting, bewapening en verzorging ...........................................32 Opleiding ........................................................................................33 Mentaliteit .....................................................................................34 Embleem ........................................................................................35 Overgang naar de Koninklijke Landmacht ......................................37 Het oorlogsregiment ......................................................................38 Het vredesregiment .......................................................................38 Aan een zijden draad .....................................................................39 5. De Indiëperiode ...................................................................................41 De OVW-bataljons ..........................................................................41 Het 1e Bataljon OVW (voorheen 1 RS) ......................................42 Het 7e Bataljon OVW (voorheen III RS) .....................................43 Het 8e Bataljon OVW (voorheen IV RS) ....................................44 Het 9e Bataljon OVW (voorheen V RS) .....................................45 De dienstplichtige bataljons ...........................................................46 Het 3e Bataljon (dpl) .................................................................47 Het 4e Bataljon (dpl) .................................................................48 Het 5e Bataljon (dpl) .................................................................49 Het 6e Bataljon (401 Bataljon Infanterie) (dpl) .........................50 Het 7e Bataljon (435 Bataljon Infanterie) (dpl) .........................51 Gesneuvelde Stoottroepers ...........................................................52 Herinneringsspeld ..........................................................................52

6 De Koude Oorlog ................................................................................ 53 Nieuw-Guinea ............................................................................... 55 Mechanisatie ................................................................................. 56 7 Vredesoperaties ................................................................................. 59 13 Infanteriebataljon RS / (AASLT) RSPB ....................................... 59 1 UN (NL) Infbat (Dutchbat III) ...................................................... 60 11 (NL) Mortarcompany IFOR-II .................................................... 62 13 (NL) Mechbat SFOR 7 ............................................................... 63 13 (NL) BG-SFIR 4 .......................................................................... 64 13 (NLD) BG 4 RSPB ....................................................................... 65 13 (NLD) BG 11 RSPB ..................................................................... 66 Overige uitzendingen .................................................................... 67 Bosnië-Herzegovina ................................................................. 67 Kabul, Afghanistan ................................................................... 67 Uruzgan, Afghanistan ............................................................... 67 Congo ....................................................................................... 69 Kunduz, Afghanistan ................................................................ 70 Compagnie in de West (CidW) ................................................. 72 8 Bijzondere aspecten ........................................................................... 73 Verzetsherdenkingskruis ............................................................... 73 Naamwijziging van het Regiment .................................................. 74 Jaarlijkse dodenherdenking in Beneden-Leeuwen........................ 75 Het vaandel van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard ....... 76 De vaandelwacht RSPB .................................................................. 77 De uitzendvlag............................................................................... 78 Naamlint (‘Straatnaam’) ................................................................ 78 Het Erepeloton Binnenlandse Strijdkrachten ................................ 78 De Margrietcompagnie ................................................................. 79 Moeders (Mevrouw Cornelissen) .................................................. 80 Jan de Stoter ................................................................................. 80 Muziekkapel .................................................................................. 81 Kees de Bok ................................................................................... 82 Historische Collectie Regiment Stoottroepen Prins Bernhard ...... 82 De Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers ....................... 83 Strijdend Nederland ...................................................................... 84 Bijlage A: Historisch overzicht ...................................................................... 85 Bijlage B: Operationele inzet eenheden RSPB .............................................. 89 Bijlage C: Verklarende lijst van begrippen en gebruikte afkortingen ............ 94

Voorwoord bij de derde druk Dit boekje is uitgegeven ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers (BOSS). In 1984 werd door de toenmalige Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf het jubileumboek ‘Stoottroepen 1944 - 1984’ geschreven. Dit boek was spoedig uitverkocht en is nooit herdrukt. troepen, de wortels, het ontstaan en de geschiedenis’. In 2008 werd een tweede geactualiseerde druk uitgegeven, waarbij de titel werd gewijzigd in ‘Van Verzet naar Rode Baret’. Intussen zijn er acht jaren verstreken en hebben de Stoottroepers in internationaal verband vele, niet zelden risicovolle bijdragen geleverd. Een reden te meer om ze bij gelegenheid van het 70 jarig bestaan van de BOSS te vermelden in deze volledig bijgewerkte geschiedenis van regiment en bond, zodat er ook in de toekomst kennis van kan worden genomen. De ontstaanswijze van de Stoottroepen is uniek in de geschiedenis van de Koninklijke Landmacht. Daarom wordt aan deze episode verhoudingsgewijs veel aandacht besteed. Een eenduidig beeld is echter niet te geven gezien de vaak ondoorzichtige situaties tijdens de oorlogsjaren 1944 - 1945 en de zeer beperkte verslaglegging direct daarna. Toch verdienen allen die hebben bijgedragen aan het feitenmateriaal waarop deze geheel herziene druk is gebaseerd de grootste waardering voor hun speurwerk. Om toch te voorzien in informatie over het ontstaan en de geschiedenis van het huidige Regiment Stoottroepen Prins Bernhard, verscheen in 1999 de brochure ‘Regiment StootDe namen van personen die in de tekst ‘tussen aanhalingstekens’ staan, zijn de schuilnamen die men gebruikte tijdens het verzetswerk. 11

Om de leesbaarheid te vergroten is een verklarende lijst van begrippen en gebruikte afkortingen opgenomen. 12

1. Voorgeschiedenis In 1933 kwam Hitler aan de macht en Duitsland werd een totalitaire staat. De bittere armoede en de enorme werkeloosheid na de Eerste Wereldoorlog bleken een gunstige voedingsbodem voor het Nationaal Socialisme: Het verenigt een anti- democratisch en een anti- marxistisch gedachtegoed met een extreem nationalisme, dat na de Duitse nederlaag nog werd versterkt door gekwetste nationale trots. Bovendien werden de bij de Vrede van Versailles opgelegde voorwaarden en herstelbetalingen als bijzonder vernederend ervaren. Volgens de Nationaal Socialistische ideologie wordt de waarde van een beschaving bepaald door de erfelijk-biologische kwaliteiten van een ras. Vroegere beschavingen zouden ten onder zijn gegaan omdat ’het heersende ras’ zich met andere (onderworpen) rassen was gaan vermengen. Volgens de Nazi’s was het blonde blauwogige Germaanse ras het beste ter wereld, het moest zuiver worden gehouden en het zou uiteindelijk in een duizendjarig rijk de wereldheerschappij verwerven. Deze waanzinnige rassentheorie kwam al direct na de machtsovername tot uiting in een felle campagne tegen vooral de Joden. Maar ook groepen zoals zwakzinnigen, ongeneeslijk zieken en zigeuners moesten het ontgelden. Onder leiding van Hitler werd al spoedig een zeer agressieve buitenlandse politiek gevoerd, die begon met de bezetting van het Rijnland, gevolgd door de Anschluss in 1938 met Oostenrijk en de inval in 1939 in Tsjecho-Slowakije. Een politiek die er uiteindelijk in resulteerde dat Nazi-Duitsland in september 1939 Polen, binnen één week, tijdens een bliksemsnelle veldtocht overrompelde. Daarmee was de Tweede Wereldoorlog een feit. Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen zonder enige oorlogsverklaring Frankrijk, België en ook ons land binnen. De strijd in Nederland duurde vijf dagen met als dieptepunten de slag om de Grebbeberg en het bombardement op Rotterdam. Ons land moest capituleren. Het Koninklijk Huis en de regering weken uit naar Engeland. 13 mei 1940: Rotterdam brandt. Nederland stond aan het begin van een bezettingsperiode die vijf jaar zou gaan duren, iets wat toen geen mens kon vermoeden. 13

Gedenksteen in de buitenmuur van het Monument Oranjehotel. In het Oranjehotel (het Scheveningse huis van bewaring) werden veel van verzetsactiviteiten verdachte Nederlanders opgesloten in afwachting van hun proces voor de Duitse nazi-rechtbanken. Een aantal cellen in de middelste gang van het Oranjehotel, de D-gang, werd gebruikt als dodencel. Hier wachtten terdoodveroordeelden op het bevel om door het Poortje naar de vrachtwagen te lopen die hen naar de Waalsdorpervlakte zou brengen. Daar vonden de executies plaats. 14

2. Het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog Direct na de bezetting in de meidagen van 1940 ontstond weerstand tegen de bezetter. Uiteraard kon er in het begin nog geen sprake zijn van een omvangrijk, goed georganiseerd en effectief verzet. Men had immers geen enkele ervaring op dat gebied. In zijn studie: ‘De geschiedenis van de Ordedienst’, omschrijft J.W.M. Schulten het als volgt: ‘De eerste verzetsdaden waren meer uitingen van een gemoedstoestand dan op rationele overwegingen gebaseerde acties.’ Een van de eerste verzetsgroepen, de Geuzen, ontstond ten westen van Rotterdam in het gebied langs de Nieuwe Waterweg. Eind 1940 werd deze verzetsgroep opgerold. Vijftien van hen werden op 13 maart 1941 op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd, samen met drie deelnemers aan de Februaristaking. Het eerste couplet van het gedicht ‘De achttien dooden’ verwijst naar hun laatste momenten: Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien. Vanaf 1941 begonnen de Duitsers driester op te treden, aanvankelijk met het verplicht stellen van de Jodenster en later met het systematisch deporteren van Joden naar wat later de vernietigingskampen bleken te zijn. Andere maatregelen waren het opnieuw in krijgsgevangenschap afvoeren van Nederlandse militairen. Vanaf 1943 vonden ook grootscheepse razzia’s plaats op mannen die als dwangarbeider in Duitsland te werk werden gesteld. Het verzet nam toe. Er verschenen illegale bladen zoals Trouw, Vrij Nederland, Het Parool en De Waarheid. Met uitzondering van De Waarheid bestaan ze nog steeds. In 1944 waren er, behalve enkele kleinere verzetsgroepen, drie grote verzetsorganisaties te onderscheiden: • Ordedienst (OD) • Raad van Verzet (RVV) • Landelijke Knokploegen (LKP). Kop van het illegale krantje ‘Het Parool’ van 10 februari 1941. 15

De Ordedienst Deze organisatie is kort na mei 1940 ontstaan en is voortgekomen uit leden van de opgeheven Nederlandse krijgsmacht. Na de arrestatie en deportatie van de eerste leiders, kwam de Ordedienst (OD) onder leiding te staan van reserve-ritmeester jhr. P.J. Six (‘Van Santen’). Het hoofddoel was (en bleef) om orde en rust te waarborgen zodra de Duitsers ons land zouden hebben verlaten. De OD hield zich daarom vrijwel niet bezig sabotage en hulp aan onderduikers. Alles was gericht op de voorbereidingen om in de laatste fase van de oorlog aan de strijd deel te nemen en daarna militair gezag uit te oefenen. De activiteiten van de OD waren daarom sterk op spionage gericht maar ook andere verzetsactiviteiten mogen de OD niet worden ontzegd, zeker later in de oorlog niet. Toch was de OD bij de andere verzetsbewegingen niet erg geliefd. Dat werd niet alleen veroorzaakt door de aanvankelijke structurele passiviteit (vaak uitgelegd als gebrek aan lef), maar ook omdat de diverse organisaties – bewust – onwetend werden gehouden van elkaars activiteiten. het feit dat men dacht dat veel officieren lid waren van de OD, speelde een belangrijke rol, naar later bleek onterecht. Ook werd deze groep nogal eens het debacle van de meidagen 1940 verweten. In bepaalde gevallen was er zelfs sprake van wantrouwen. Concreet kwam dat tot uiting op 15 16 Jhr. P.J. Six. mei 1942. Op die datum gaf het gros van de beroepsofficieren gehoor aan een opdracht van de bezetter om zich te melden in aangegeven kazernes. Daar aangekomen werden zij onverhoeds opgesloten en in krijgsgevangenschap naar Duitsland afgevoerd. Slechts enkelen vermoedden tijdig onraad, bleven weg en doken onder. H. M. van Randwijk, verzetsleider en medeoprichter van Vrij Nederland, geeft daaraan in zijn blad op verbitterde wijze lucht: ‘De officieren gaan!‘. Deze tegenstelling zou na de bevrijding nog lange tijd doorwerken. Van hem zijn ook de bekende dichtregels: ’Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht’.

De Raad van Verzet De leiders van enkele onafhankelijke verzetsgroepen, onder wie Gerben Wagenaar (‘Freek’), kwamen tot de conclusie dat de aprilstaking in 1943 had aangetoond dat het verzet onvoldoende was georganiseerd en gecoördineerd. Vooral sabotage en spionage konden veel effectiever. Als leider trad op de uit de OD afkomstige reserve-eerste-luitenant der infanterie J. Thijssen (‘Lange Jan’). Dankzij hem beschikte de RVV over een goed functionerende radiodienst, waaraan vooral een goede verbinding met Londen was te danken. De RVV heeft nooit de omvang bereikt van de Landelijke Knokploegen (LKP). De oorzaak is vermoedelijk ook gelegen in het feit dat men de RVV nogal ‘links’, zo niet communistisch vond. Omdat de RVV aanzienlijk actiever en agressiever was dan Het graf van ‘Lange Jan’ op het Ereveld Loenen. de qua ledental veel grotere OD, genoot zij meer sympathie bij de LKP. ‘Lange Jan’ werd in november 1944 gearresteerd en met anderen op 8 maart 1945 bij de Woeste Hoeve gefusilleerd, als represaille voor de aanslag op de Duitse politiechef Rauter. Monument bij de Woeste Hoeve. Op de glasplaat achter het kruis staan de namen van 117 mannen die op 8 maart 1944 werden gefusilleerd. 17

De Landelijke Knokploegen De sterke toename van het aantal ‘onderduikers’ maakte samenwerking op het gebied van hulp noodzakelijk. Dat leidde tot de oprichting van de “Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers”, kortweg: de LO. Al snel bleek dat er een nijpend tekort was aan voedseldistributiebonnen. Om deze buit te maken werden overvallen op distributiekantoren gepleegd. Dergelijke overvallen waren tot medio 1943 ongecoördineerde acties en werden meestal uitgevoerd door individueel opererende knokploegen. De LO trachtte van de verzamelde buit steeds weer een aandeel te bemachtigen. Hoewel men daarin doorgaans wel slaagde, voelde de LO-leiding het als een ernstig bezwaar dat men nauwelijks zeggenschap had over deze knokploegen. Op 14 augustus 1943 besloot zij daarom tot het instellen van eigen landelijk georganiseerde knokploegen. De leiding kwam in handen van de Westlandse tuinder L. Valstar en de ex-korporaal van de Politietroepen L. Scheepstra (‘Bob’). De typerende kenmerken van de verzetsleider zijn door Dr. L. de Jong in zijn standaardwerk ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ als volgt verwoord: ‘Dat los van elke maatschappelijke hiërarchie, in alle delen des lands en uit alle lagen der bevolking personen naar voren traden in wie een potentieel aanwezige strijdbaarheid opeens geactiveerd werd; personen die zich ontpopten als de geboren leiders der 18 illegaliteit. Zo een was Scheepstra: vierentwintig, een ex-korporaal die alleen lager onderwijs had genoten, maar een man die bereid en in staat was in rustig en verantwoord handelen, beslissingen te nemen, waar mensenlevens van afhingen.’ Geleidelijk namen de acties in aantal toe en veranderden zij ook van karakter. Het accent kwam te liggen op het vernietigen van bevolkingsregisters, op bankovervallen en het bevrijden van medeverzetslieden, het plegen van overvallen op Duitse militairen om wapens buit te maken en op het uitvoeren van liquidaties. In augustus 1944 naderden de geallieerden de Nederlandse grenzen. Vanuit Eisenhowers hoofdkwartier kwam de oproep om de Duitsers door sabotageacties zoveel mogelijk afbreuk te doen. Van nu af aan werd sabotage het hoofddoel. Met de arrestatie van Valstar in mei 1944 leed het verzet een gevoelig verlies. Na een tamelijk verwarde periode werd op 25 augustus 1944 de reserve-eerste-luitenant der Infanterie J.A. van Bijnen (‘Frank’) gekozen tot Landelijk Sabotage Commandant (LSC), vooral omdat hij een doordacht en volledig sabotageplan had opgesteld. In die periode ontstond ook het idee om na de bevrijding de geallieerden te ondersteunen, na de LKP tot militaire eenheden te hebben omgevormd. Op het moment dat ‘Frank’ LSC werd, waren er in Nederland circa 45 knokploegen actief met een totale sterkte

van ongeveer 650 man. De sterkte en samenstelling van een knokploeg varieerde, afhankelijk van de opdracht. Nederland werd ingedeeld in vier gewesten (zie het schema op de pagina’s 24 en 25). De gewestelijk sabotagecommandant van gewest III, (J.J.F. Borghouts) ‘Peter Zuid’, was tevens plaatsvervangend LSC. ‘Frank’ en ‘Peter Zuid’ kenden elkaar vanaf de middelbare school, beiden hadden ze de opleiding tot reserveofficier bij de School Reserve Officieren Infanterie gevolgd en beiden hadden ze actief deelgenomen aan de gevechten in de meidagen van 1940. Het is van belang de aandacht te vestigen op de wijze van leiding geven in de LKP, omdat deze stijl aanvankelijk ook binnen de latere Stoottroepen werd voortgezet. ‘Frank’ vermeldde in zijn sabotageplan onder meer dat: ’Een commandant nooit mocht worden gekozen op grond van het feit dat hij een plaatselijke autoriteit was’. En uit een later proefschrift van de militair-socioloog A.A. Klumpert: ‘In de verzetsverbanden is er geen plaats voor toegewezen leiderschap. Er is nadrukkelijk een zeer informeel, vaak zelfs fluctuerend – maar altijd verworven – leiderschap dat zeer subtiel wordt uitgeoefend.’ Zo konden de tuinder Valstar en de ex-korporaal Scheepstra opklimmen tot leider van een verzetsbeweging. Illustratief is in dit verband ook Stefke Feijen, de leider van de knokploeg Margriet die actief was in en in de omgeving van ’s-Hertogenbosch. Hij was van beroep meubelmaker en had alleen de lagere school doorlopen. Na de bevrijding werd deze uitstekende leider commandant van de 8e Compagnie van het Commando Brabant, bijgenaamd de Margrietcompagnie. 19

Armband van een lid van de OD. In de Stationsstraat 28 te Amersfoort werd de RVV opgericht. Lokale knokploeg, september 1944. 20

3. De Binnenlandse Strijdkrachten Deltacentrum De samenwerking tussen de drie verzetsorganisaties liet nog al wat te wensen over. De verklaring daarvoor is echter begrijpelijk. Ten eerste was men zeer beducht voor infiltratie door de Geheime Staatspolizei (Gestapo) en Sicherheitsdienst (SD). Op ieder contact dat door een buitenstaander werd gezocht, werd uiterst wantrouwend gereageerd. Ten tweede was er een zeer grote mate van geheimhouding over doelstellingen, organisatie en activiteiten. Tot slot was er verschil van (politiek) inzicht over wat er direct na de bevrijding zou moeten gebeuren. Zo wist men nauwelijks wat er bij de andere organisaties gebeurde, hetgeen weer aanleiding gaf tot wantrouwen en irritatie. Onder druk van de regering in Londen en de commandanten van de naderende geallieerde legers begon in het voorjaar van 1944 in Amsterdam tussen de OD, RVV en LKP overleg op gang te komen. Dit overleg resulteerde op 5 september 1944 in het zogeheten Deltacentrum waarin de partijen gelijkwaardig waren vertegenwoordigd. Op papier was er nu eenheid, maar in werkelijkheid was deze nog ver te zoeken. OD RVV ‘Van Zanten’ Deltacentrum LKP ‘Frank’ ‘Lange Jan’ 21

Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten Op 3 september 1944 werd prins Bernhard bij KB nr. 1 benoemd tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten (BNS). Twee dagen later vond, buiten bezet gebied, de oprichting plaats van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). De reden van de oprichting was de wens van het verzet te mogen deelnemen aan de bevrijding van Nederland. Maar ook, gezien de ervaringen van de geallieerden in Frankrijk en België, het voorkomen van wraakzuchtige acties tegen collaborateurs, de z.g. ‘bijltjesdagen’. Een derde argument was dat veel verzetsmensen tijdens de bezetting activiteiten hadden ontplooid die onder normale omstandigheden wettelijk absoluut ontoelaatbaar waren. Het zou voor hen niet eenvoudig zijn weer aan het gewone leven te wennen. Militariseren, onder de krijgstucht stellen, leek een goede oplossing. Ook hoopte men dat de Duitsers gevangengenomen verzetsleden - volgens het oorlogsrecht - als krijgsgevangene zouden behandelen. Al eerder was vastgesteld dat de leden van de BS uitsluitend zouden worden gerekruteerd uit de drie grote verzetsorganisaties. De BS werden onderverdeeld in een strijdend deel en een bewakingsdeel (zie schema pagina’s 24 en 25). Van het strijdend deel mochten alleen zij deel uitmaken, die bereid én geschikt waren om ‘met wapens in de hand de Nazi’s te bestrijden’. Het lag voor de hand dat dit deel zou 22 Z.K.H. Prins Bernhard, bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, wiens naam aan het Regiment Stoottroepen is verbonden. worden gevormd door leden van de LKP en de RVV. Het bewaken zou de OD ten deel vallen. De prins had nu naast de Prinses Irene Brigade en nr. 2 Dutch Troop, Nederlandse Commando’s, ook de Binnenlandse Strijdkrachten onder bevel. Door het oprichten van de BS verviel de kwalificatie ‘ondergrondse’. Er was nu een officieel, openlijk en gewapend optreden van Nederlandse Strijdkrachten op eigen grondgebied.

Commandant Binnenlandse Strijdkrachten Inmiddels ging men in bezet gebied beseffen dat het samensmelten van de zo uiteenlopende verzetsorganisaties tot één binnenlandse strijdmacht buitengewoon moeilijk was. Er rees een plan tot benoeming van een algemene commandant in bezet gebied, wiens gezag het Deltacentrum zou overkoepelen en die bovendien door alle verzetsorganisaties zou worden erkend. Nadat twee personen (onder wie generaal I.H. Reijnders) voor de eer hadden bedankt, stemde de derde kandidaat, reserve-kolonel H. Koot, toe. Op eminente wijze heeft de latere generaal-majoor Koot1 zich van zijn Strijdkrachten bijna onmogelijke taak als Commandant Binnenlandse (CBS) gekweten. Het illegaal werken, het ontbreken van betrouwbare verbindingen en de onderlinge tegenstellingen bemoeilijkten zijn optreden in hoge mate. Helaas werd prins Bernhard, die inmiddels in België was aangekomen, pas later over de benoeming van Koot ingelicht. Dit veroorzaakte nogal wat verwarring, waar door persoonlijk ingrijpen van de prins een einde aan werd gemaakt. Hij bevestigde op 20 oktober 1944 de benoeming van Koot. Het incident maakte de prins duidelijk dat wat het bezette gebied betrof, er aan zijn bevelhebberschap van de Nederlandse Strijdkrachten heel wat haken en ogen zaten. Koot genoot van de Prins Bernhard onthult op 21 april 1978 in de Legerplaats ‘De Wittenberg’ bij Garderen het borstbeeld van wijlen generaal-majoor H. Koot. zijde van de LKP en de RVV niet veel sympathie. Enerzijds kwam dat door zijn onvermijdelijke bemiddelaarsrol, anderzijds omdat hij zich genoodzaakt had gezien de leider van de RVV (‘Lange Jan’) uit diens functie te ontheffen. Bovendien verweet de LKP Koot de in hun ogen zo noodzakelijke sabotage onvoldoende te stimuleren. 1. Naar hem is later de Generaal -majoor Koot-kazerne te Stroe genoemd. 23

Verzet OD ‘Van Zanten’ Deltacentrum LKP ‘Frank’ Gewest I ‘V.d. Berg’ Groningen Friesland Drenthe Gewest II ‘Grote Kees’ Overijssel Gelderland Limburg ‘Jacques’ Noord-Brabant ‘Sjef’ Gewest IV ‘Peter Noord’ Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht 24 Zeeland Gewest III ‘Peter Zuid’ Limburg Noord-Brabant Zeeland RVV ‘Lange Jan’

Landmacht Nederlandse Strijdkrachten Z.K.H. Prins Bernhard Prinses Irene Brigade Nr 2. Dutch Troop Commando’s Binnenlandse Strijdkrachten Strijdend deel (LKP / RVV) Stoottroepen Commando Zuid Borghouts Bewakingsdeel (OD) Commando Limburg Van Kooten Commando Brabant De Groot 25

Plaatsvervangend commandant Binnenlandse Strijdkrachten Op 28 november 1944 voerden ‘Frank’ en één van zijn overvalspecialisten, ‘Paul’ Esmeyer in de omgeving van de Willem III-kazerne in Apeldoorn een verkenning uit. Het doel was een aantal LKP-leiders dat in die kazerne opgesloten zat uit handen van de SD te krijgen. Zij veronderstelden dat ‘Lange Jan’ van de RVV daar ook zat opgesloten (hij was echter naar Zwolle overgebracht). Helaas werden zij ontdekt en bij het vuurgevecht dat daarop volgde werd Esmeyer gedood en Van Bijnen1 zodanig gewond, dat hij twee dagen later overleed2 . Voor de tweede keer dat jaar werd de LKP beroofd van haar landelijke leider. Ook ditmaal met grote gevolgen. Al eerder had men van boven de grote rivieren bedongen dat ‘Peter Zuid’ naar het noorden zou komen als er iets met ‘Frank’ zou gebeuren. Nu besloot de prins hieraan gehoor te geven en ‘Peter Zuid’ terug te sturen naar bezet gebied. Hij zou daar worden belast met het commando over het strijdend deel van de Binnenlandse Strijdkrachten en tevens als tweede man van Koot fungeren. Dit besluit heeft Koot echter nooit bereikt. Op 2 december 1944 vertrok Borghouts3 naar Engeland waar hij een opleiding tot parachutist volgde. Op 17 maart werd hij, na een eerdere mislukte poging, bij Benthuizen gedropt. Enkele dagen later overhandigde hij aan de totaal verraste Koot de bevelen van de prins. Volgens G.J. van Ojen, in zijn boeken over de BS, moet de komst van ‘Peter Zuid’ ook gezien worden als: ‘Een uitvloeisel van de aan de prins gedane voorstellen om de kolonel Koot door een jongere officier te laten vervangen. Deze jonge officier was, na de dood van ‘Frank’, ‘Peter Zuid’. Het lijdt geen twijfel dat een verzetsstrijder als hij popelde de zware taak van zijn zozeer vereerde, gesneuvelde vriend en vroegere commandant krachtdadig voort te zetten. Dat de CBS (Koot) en diens naaste medewerkers zich in hun beleid zagen gediskwalificeerd, behoeft geen verwondering te wekken.’ 1. Het gebouw waarin vele jaren de staf van het Eerste Nederlandse Legerkorps was gevestigd, heet sedert 1985 de Frank van Bijnen-kazerne. 2. Postuum benoemd tot Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse. 3. Eveneens benoemd tot Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse. 26

4. Het ontstaan van de Stoottroepen en hun optreden tot 5 mei 1945 In de nacht van 4 op 5 september 1944 ontving ‘Peter Zuid’ in Eindhoven van de LSC ’Frank’ het volgende telegram: ‘Concentreer uw KP-groepen onmiddellijk na afloop der gevechtshandelingen in Eindhoven en houd hen daar geconsigneerd, tenzij geallieerden hun diensten elders nodig hebben. Stelt u zich dan ten snelsten met mij in Rotterdam in verbinding en ontvangt nadere gegevens betreffende de inzet der groepen na den oorlog.’ Sinds 6 september bevond de commandopost van de BNS (de prins) zich in Brussel, waar de verzetsleiders zo spoedig mogelijk na hun bevrijding, contact met hem moesten opnemen. Toen ‘Peter Zuid’ zich daar meldde, kreeg hij opdracht om zuid van de grote rivieren militaire eenheden te formeren uit bevrijde verzetsmensen. Op 21 september 1944 vond onder leiding van een vertegenwoordiger van de prins, majoor mr. Ch.H.J.F. van Houten, een vergadering plaats met vertegenwoordigers van de drie grote verzetsorganisaties. Tijdens die bespreking werd besloten dat ‘Peter Zuid’ commandant zou worden van het strijdend deel, zuid van de grote rivieren, met de naam Commando Zuid. In de berichtenwisseling met ‘Londen’ eerder dat jaar was al gesproken over Stootgroepen of Stoottroepen als naam voor het strijdend deel. Tijdens de besprekingen op 21 september 1944 in Eindhoven kreeg, met instemming van de prins, dit strijdend deel van de BS de naam: ‘S T O O T T R O E P E N’. De opdracht Stoottroepen te gaan formeren was in feite een formele bevestiging van wat in de geest van de verzetsmensen al geruime tijd aanwezig was, te weten, aan de zijde van de geallieerden meevechten om de rest van Nederland te bevrijden. Commandant Zuid: ‘Peter Zuid’: J.F.F. Borghouts (rechts). 27

Commando Zuid Het lag voor de hand dat Borghouts zijn eigen vertrouwde LKP-organisatie zou benutten als basis voor ‘zijn’ Stoottroepen. Hij wees ‘Sjef’ de Groot aan als commandant Brabant. Voor Limburg had hij ‘Jacques’ Crasborn willen aanwijzen, maar die bevond zich nog in bezet gebied. Dus kwam zijn tweede man ‘Bep’ van Kooten in aanmerking. Commando Limburg, vanwege de directe relatie met de Amerikanen toch al in een uitzonderingspositie, nam steeds meer afstand van de Commando’s Zuid en Brabant. Daarnaast waren beide ondercommandanten zo ‘zelfstandig van aard’ dat zij zich moeilijk lieten overkoepelen. De vereiste samenwerking liet veel te wensen over, waardoor Commando Zuid nooit van grote betekenis is geweest. Toch heeft deze staf die uit het niets te voorschijn kwam geweldig veel en goed werk heeft gedaan. Zoals eerder vermeld, benoemde de prins op 2 december 1944 Borghouts tot tweede man van Koot. Als Commandant Zuid werd hij opgevolgd door Crasborn, de KP-leider van Limburg. 28

Commando Limburg Medio september begaf ‘Bep’ van Kooten zich in opdracht van ‘Frank’ naar Brussel, waar hij zich op 19 september bij de prins meldde. Hij keerde terug naar Maastricht met de opdracht om in het bevrijde deel van Limburg uit de verzetsgroepen militaire eenheden te formeren. Hij deed dat voortvarend en bekwaam. Hij verdeelde Zuid-Limburg in drie vakken (Maastricht, Sittard en Heerlen) en begon in ieder vak compagnieën te formeren, in ieder vak genummerd van 1 t/m 4. Later werden de vakken omgevormd tot bataljons die samen het Stoottroepen Regiment Limburg vormden. Het waren infanteriebataljons georganiseerd naar Amerikaans model. Vrijwel direct werden de compagnieën afzonderlijk ingezet tussen Roosteren en Gangelt en hebben ze aan de zijde van de Amerikanen zelfs tot diep in Duitsland (tot aan Paderborn) deelgenomen aan gevechten. De intensiteit waarmee dat gebeurde blijkt onder meer uit de postume toekenning van de Amerikaanse dapperheidsonderscheiding Silver Star aan T. Dautzenberg, die op 12 oktober 1944 sneuvelde in de omgeving van Nieuwstad. Later werden nog 27 Limburgse Stoters met de Bronze Star onderscheiden. Medio september werden in het bevrijde deel van Limburg, behalve door de verzetsorganisaties, ook door anderen initiatieven ontplooid om tot ‘legervorming’ te komen. Het was voor de bevrijde bevolking nogal onoverzichtelijk. Door een niet mis te Commandant Limburg: ‘Bep’ van Kooten (links). 29 verstane opdracht van de BNS persoonlijk aan alle initiatiefnemers in Zuid-Limburg, werd duidelijk gemaakt dat de LKP, in dit geval ‘Bep’ van Kooten, de zaak daar diende te regelen. Bij de naamgeving liet men zich nogal eens meeslepen door de opwinding van de bevrijding. Zo sprak Van Kooten over Koninklijke Stoottroepen en werd de vertrouwde afkorting KP vertaald met Koninklijke Patrouille. Even snel als deze namen opkwamen, werden ze door de prins verboden. Op 2 januari 1945 kwamen de drie bataljons onder controle van de inmiddels geformeerde Koninklijke Landmacht (KL) van de BNS.

Commando Brabant De inzet van de Stoottroepen in 1944 - 1945. Onder leiding van ‘Sjef’ de Groot werden in Noord-Brabant Stoottroepen-compagnieën geformeerd. De toestand in het zuiden van Nederland was door de luchtlandingen tussen Eindhoven en Arnhem (als onderdeel van de grote luchtlandingsoperatie Market Garden) nogal onoverzichtelijk. Doch spoedig kwam in Eindhoven de eerste compagnie van de grond. Uiteindelijk werden in Brabant vijftien compagnieën opgericht en later eveneens geformeerd in drie bataljons, samengevoegd in het Stoottroepen Regiment Brabant. 30 Commandant Brabant: ‘Sjef’ de Groot (rechts). Uiterst links Stefke Feijen.

Het opnemen van de Brabantse Stoottroepen in de KL verliep door het ingrijpen van de Britse legercommandant langzamer dan in Limburg. Pas in mei 1945 gingen ze over naar de KL. Echter, sneller dan in Limburg gingen de Engelsen er toe over om Zeeland Het aantal knokploegen in de provincie Zeeland was te gering voor een provinciale overkoepeling. De geografische situatie zou dat ook hebben bemoeilijkt. Om de zelfde reden is er later ook geen Stoottroepen ComWerving en selectie In de Algemene instructie van de Binnenlandse Strijdkrachten van 10 oktober 1944, uitgegeven door de BNS, stond een opmerkelijk punt: ‘In het verband der Stoottroepen wordt ieder opgenomen in een functie welke in beginsel onafhankelijk is van de positie welke men vroeger innam en van de organisatie waartoe hij behoorde, doch welke uitsluitend bepaald wordt door persoonlijke bekwaamheid en ervaring.’ Deze bepaling opende de mogelijkheid erkende leiders uit het verzet op te nemen in leidinggevende functies bij de Binnenlandse Strijdkrachten en dus ook bij de Stoottroepen. Deze wel zeer revolutionaire wijze van personeelswerving voor kaderfuncties liep vrijwel parallel aan de algemeen heersende gedachte dat de oorlog veel vooroorlogse opvattingen had uitgewist en dat er een nieuwe tijd was aangebroken. Zo konden ook binnen de Stoottroepen hogere commandofuncties worden vervuld door personen die voor de oorlog soldaat of onderofficier waren geweest. Zij hadden in de LKP hun leidinggevende capaciteiten getoond en werden op grond daarvan ook nu als commandant geaccepteerd. Deze commandanten, van wie sommigen zelfs door de troep werden gekozen, hadden er geen behoefte aan hun functie met rangonderscheidingstekens te accentueren. Het ontbreken van uniformen in de begindagen maakte dat ook moeilijk. Tot begin 1945 kende men binnen de Stoottroepen ook geen rangen. 31 mando Zeeland ontstaan. Wel is er uit de Zeeuwse verzetsmensen een Stoottroepencompagnie geformeerd die bij het Commando Brabant werd ingedeeld. Stoottroepen-compagnieën als gevechtseenheid in te zetten aan het front. Al op 10 oktober 1944 vertrok de 1e Compagnie vanuit Eindhoven en werd haar een vak toegewezen zuid van de Waal bij Beneden-Leeuwen.

teerd uit alleen de LKP en de RVV. De deur moest verder open en er werden ook OD-leden toegelaten. Weer later werden er tegen wil en dank ‘anderen’ opgenomen. Het vertroebelde de illegaliteitsfeer en riep nogal wat spanningen op. Geen ‘rangen en standen’. Alleen de functies van groeps-, pelotons- en compagniescommandant werden als GC, PC en CC, geborduurd op de kleding, aangeduid. Enige tijd droegen bij 41 Pantserinfanteriebataljon de bataljonscommandant, de bataljonsadjudant en de compagniescommandanten deze afkorting als herinnering aan die tijd op hun borstzakembleem. Het zal duidelijk zijn dat de zes bataljons niet konden worden gerekruNaarmate de tijd naderde dat de Stoottroepen in de KL moesten worden opgenomen, groeide het besef dat een normaal rangenstelsel gewenst was. Daarmee kwam ook het selectieprobleem boven. Hadden zij die al een officiers- of hogere onderofficiersfunctie bekleedden, wel de juiste geschiktheid voor een verdere vorming? Gezien de schoolopleiding was dat bij velen niet het geval. Het hanteren van nieuwe selectienormen heeft velen doen begrijpen dat de typische illegaliteitsfeer nu zeker zou verdwijnen en dat deed hen besluiten de Stoottroepen te verlaten. Het is zeer begrijpelijk dat dit schrijnend was voor hen die in het verzet leidinggevende functies hadden vervuld, en die nu op basis van schoolopleiding en andere ‘vooroorlogse’ normen te licht werden bevonden. Uitrusting, bewapening en verzorging Toen de commandant van 9 US Army, generaal Simpson, voor de eerste maal met de Limburgse Stoottroepen werd geconfronteerd, zou hij hebben gezegd: “What an Army”. Een dergelijke uitspraak kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Het meest waarschijnlijk is dat hij zich zal hebben verbaasd over 32 het uiterlijk. De Stoters leken dan ook meer op de Geuzen uit 1572 dan op het US Army van 1944. Gewone burgerkleding, afgedragen schoeisel, soms laarzen en klompen, alle soorten helmen en wapens, variërend van vooroorlogse Nederlandse en buitgemaakte Duitse tot ‘geruilde’ Amerikaanse uitrustingsstukken.

Ditzelfde beeld ontlokte een Britse officier aan de Maas in Brabant de opmerking dat hij zigeuners had gezien. De zeer slechte kleding, het beperkte fysieke incasseringsvermogen na vijf jaar bezetting en de zware diensten veroorzaakten nogal wat ziekten onder de Stoters, zoals de Stoottroepers vaak in de wandelgangen werden genoemd. Het is aan de niet aflatende inzet van de prins en aan het wat meer brutale optreden van commandanten ter plaatse te danken dat hierin geleidelijk verbetering kwam. Overigens was het voor de geallieerden, die hun eigen legers om logistieke redenen niet konden laten oprukken, een bijna onmogelijke Opleiding Was men al niet opgeleid voor guerrilla of sabotage, dan was men dat zeker niet voor een treffen met geregelde vijandelijke eenheden. Zo spoedig mogelijk werd dan ook de opleiding ter hand genomen, zowel ter plaatse als op haastig geformeerde kaderscholen (Valkenburg, Weert en Breda). Onvermijdelijk werd er exercitie in de opleiding opgenomen. Dit ontlokte een oud-KP’er de opmerking: ‘Gekke bewegingen die je eerst met een geweer moest maken voor je er mee mocht schieten.’ Dat elan veel vermag is juist, doch dat een goede opleiding onontbeerlijk is, blijkt uit het grote aantal gesneuvelden in de periode van half september 1944 tot 5 mei 1945: 102 Stoottroepers. .. “What an army “ of waren het zigeuners? taak ook nog eens onverwacht circa dertig compagnieën Stoters in de verzorging op te nemen. Schietopleiding. 33

Mentaliteit Het feit dat velen elkaar uit het verzet kenden, samen gevaarlijke opdrachten hadden uitgevoerd en daarbij gezamenlijke vrienden hadden verloren, gaf een zeer hechte band. De aanvankelijke afwezigheid van rangen, de wijze van benoeming in leidinggevende functies en het in hoge mate negeren van vooroorlogs kader voor zover dat niet in het verzet had gezeten, veroorzaakte bij de ‘Stoters van het eerste uur’ een gevoel van grote onafhankelijkheid. Zij wisten zich daarin gesteund door opvattingen hierover van de BNS, die daarvan regelmatig in woord en geschrift blijk had gegeven. Het kon natuurlijk niet uitblijven dat het hier en daar wat te extreem werd doorgevoerd. L. de Jong drukt het in deel 10 van zijn boeken zo uit: ‘Het was voor de prins en zijn medewerkers vaak haast onbegonnen werk om de Stoottroepen in toom te houden. Zij waren bereid tot een moedige inzet, maar ze waren ook lastig, snel op hun tenen getrapt en afkerig van een gedisciplineerd samenwerken met anderen!’ Het weerhield de Stoters er echter niet van een goede functionele discipline aan de dag te leggen als de situatie daar om vroeg, dat had men in de knokploegen wel geleerd. Men begreep zeer wel dat optreden in militaire eenheden andere eisen stelde dan in een verzetsbeweging. Ook vond men dat hij die commandant was, ook als zodanig moest worden behandeld. Daarom werd vaak degene die een commandofunctie bekleedde, met 34 ‘commandant’ aangesproken. De geallieerden hadden met dat alles toch wat moeite en mede op aandringen van hen werden begin 1945 zogenaamde ‘fieldranks’ ingevoerd. Wel werd daar zeer duidelijk bij vermeld dat aan die rang verder geen enkel recht mocht worden ontleend. Al eerder werd gememoreerd dat men de noodzaak van een goede gevechtsopleiding wel degelijk inzag. De instructeur Westerling werd op handen gedragen, maar men had veel moeite met het optreden van sommige uit Engeland ‘overgewaaide’ instructeurs. Zeer duidelijk drukte de plaatsvervangend commandant van Brabant, Giel Bensen, zich hierover uit in zijn nieuwjaarsboodschap van 1945: … ‘het in de verte opdoemen van de mistige gestalten van militaire tucht en orde’ ... ‘dat de plaats zou gaan innemen van’ ... ‘het democratisch overleggen en de gemoedelijke klap op de schouder.’ Ook ‘Jacques’ Crasborn sprak zich duidelijk uit en waarschuwde tegen: ‘Het terugvallen in de oude sleur van voor 1940.’ Een voorbeeld van bovenstaande aspecten is de gang van zaken bij de Tilburgse compagnie (de 12de Compagnie van het Commando Brabant) in november 1944: ‘De commandanten werden benoemd of gekozen door hun eigen KP-ploeg. Er werd met nadruk op gewezen dat

de benoeming tijdelijk was. Eerst moesten ze in de praktijk hun waarde als commandant bewijzen. ‘Ook het aanspraak maken op een commando of functie op grond van een rang in het leger van 1940 werd afgewezen. De praktijk en het vertrouwen van de troep zou uitmaken wie een commando kreeg en zou behouden. De troep was gekleed in burger, deels gekregen of ‘georganiseerde’ Canadese/Engelse uniformen. De bewapening bestond uit wapens die men nog had van de KP of uit Duitse handen had bemachtigd. Het salaris bedraagt f 1,00 per dag ongeacht de rang. De gehuwdenkostwinnersvergoeding zal door de lokale Boerenleenbank worden uitbetaald.’1 .’ De hoge gevechtsbereidheid – ondanks de zeer beperkte opleiding, bewapening en uitrusting – de kameraadschappelijke stijl van leidinggeven (het non-categoriaal denken), het wars zijn van uiterlijk vertoon, vormen samen de later zoveel genoemde en geroemde ‘Stotersgeest’. 1. Verslag van Jo Kok, destijds plaatsvervangend compagniescommandant bij deze compagnie. Giel Bensen (links) in gesprek met Stefke Feijen (rechts). Embleem Het eerste onderscheidingsteken dat door alle leden van de BS werd gedragen was een armband met daarop het woord ORANJE. Maar wat lag er meer voor de hand dan óók het willen dragen van de regimentsnaam op de mouw (de zogenaamde straatnamen) en een embleem op de baret zoals men dat in Brabant bij de Engelsen zag. De ‘straatnamen’ kwamen al gauw te voorschijn: zwarte bandjes met daarop in wit geborduurd: S T O O T T R O E P E N 35 Jacques Crasborn (rechts).

Naamlint (‘straatnaam’) Stoottroepen. Het bedenken van een embleem was moeilijker. ‘Sjef’ de Groot zette een van zijn mensen, Jozef Linnenbank, op de staf in Den Bosch aan het werk. Deze plaatste het menselijk stootwapen, de dolk, in het stootwapen van een edel dier, het hertengewei. Later, toen de baret werd ingevoerd, werd het op een zwart ondergrondje geborduurd. Zwart werd gekozen omdat de Stoottroepen hun wortels hadden in de donkere tijd van het verzet en als teken van rouw voor de gesneuvelde kameraden. In 1950 toen ook de vooroorlogse nummerregimenten een naam kregen en een embleem, werd het Stoottroepenembleem (heraldisch verantwoord) aangepast. Om onduidelijke redenen veranderde later helaas ook nog de kleur van het ondergrondje van zwart in de algemene infanteriekleur: rood. Het eerste embleem. Het embleem vanaf 1950. 36

Overgang naar de Koninklijke Landmacht In maart 1945 waren de geallieerde operaties in Nederland weer op gang gekomen. Gelderland, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen werden in een snel tempo bevrijd. De BS ontplooiden in deze periode activiteiten, die van grote waarde voor de geallieerden zijn geweest. Doorstoten in westelijke richting naar de Noordzeekust werd echter te gevaarlijk geacht voor de bevolking. Om dit te voorkomen en om de hongerende bevolking van voedsel te voorzien, werden in april 1945 geheime besprekingen met de Duitsers geopend. Aan die besprekingen nam ook ‘Peter Zuid’ deel, als plaatsvervangend commandant BS. De resultaten waren de met bommenwerpers uitgevoerde voedseldroppingen, de operatie Manna. Op 5 mei 1945 vond in Wageningen in hotel De Wereld de onvoorwaardelijke Duitse capitulatie plaats. Na de bevrijding stond de BNS voor de zware taak de BS om te vormen tot een reguliere strijdmacht. Zijn staf was gesplitst in een afdeling KL en een afdeling BS. Deze laatste, waarop aanvankelijk het zwaartepunt lag, verdween toen de Binnenlandse Strijdkrachten, die altijd als tijdelijk waren bedoeld, op 8 augustus 1945 werden opgeheven. De afdeling Koninklijke Landmacht nam in belangrijkheid toe en groeide onder bevel van de BNS uit tot een staf die de ‘nieuwe’ Koninklijke Landmacht moest realiseren. Reeds in januari 1945 waren de Limburgse Stoottroepen overgegaan naar de KL; de Brabanders zouden in mei 1946 volgen. Het Commando Zuid, de voorloper van het overkoepelende regiment, werd op 11 juni 1945 opgeheven. Feestelijke maaltijd voor het personeel van Commando Zuid t.g.v. de opheffing. 37

Het oorlogsregiment Op 7 juli 1945 werden het regiment Limburg en het regiment Brabant (ieder bestaande uit drie bataljons) samengevoegd tot één regiment Stoottroepen. De Stoters konden kiezen: ontslag nemen, een vrijwilligerscontract tekenen, of een contract tekenen als oorlogsvrijwilliger (OVW-er). Ongeveer 2.000 man nam ontslag. Ongeveer 1.000 Stoters tekenden als vrijwilliger een contract voor één jaar. Dit hield in dat zij alleen in Europa konden worden ingezet. Uit hen werd het IIe bataljon geformeerd, dat onder meer heeft deelgenomen aan de bezettingsmacht in Duitsland (tot aan Paderborn). Circa 3.000 Stoters tekenden als OVW-er, wat inhield dat zij voor de periode van drie jaar waar ook ter wereld konden worden ingezet. Uit hen werden direct twee bataljons Het vredesregiment Op 18 april 1946 werden bij KB nr. 154 vijftien nieuwe vredesregimenten geformeerd, waarvan de Stoottroepen er een was. Het werd definitief in de KL opgenomen en geplaatst in Nijmegen onder commando van luitenant-kolonel C.J. van der Putte. geformeerd met als naam: I RS en III RS (Regiment Stoottroepen), later gevolgd door IV RS en V RS. I RS werd geformeerd in de Harskamp, III RS in Vught, IV RS in Weert en V RS in Steenwijk. Het nieuwe oorlogsregiment stond onder commando van commandant Limburg ‘Bep’ van Kooten. ‘Bep’ van Kooten. C.J. van der Putte. 38

Aan een zijden draad De eersten die de vraag stelden of er wel definitief een militaire eenheid Stoottroepen moest komen, waren een aantal Stoters zelf. Voor ‘Sjef’ de Groot en een paar medestanders was dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. Hen stond een opleidingsinstituut voor ogen, waarin kaderleden konden worden geschoold die daarna de burgermaatschappij zouden ingaan. Dat de cursisten uit het voormalige verzet zouden moeten komen was voor hen vanzelfsprekend. Het idee is nooit gerealiseerd. De Groot zelf is op 1 augustus 1954 teruggekeerd naar het burgerleven. De tweede aanslag op het nieuwe regiment kwam eigenlijk ook van binnenuit. De aanleiding was de selectie. Dit probleem riep zoveel spanningen op, dat tijdens een vergadering van een aantal kopstukken uit de Stoottroepen, men bijna tot het besluit kwam ermee te stoppen. Men zag zeer waardevolle oud-verzetsmensen, die ook als ‘Stoters van het eerste uur’ hun mannetje hadden gestaan, eruit gaan en anderen die men minder geschikt vond in functie stijgen. Het derde voorval was van groter belang. Tijdens een bezoek aan de Stoottroepen in Tilburg in maart 1945 sprak H.M. koningin Wilhelmina na afloop van de parade die voor haar werd gehouden: “En dit regiment zal blijven voortbestaan” 1945: koningin Wilhelmina en haar Stoottroepen. Zij was zo onder de indruk van de mensen uit het verzet en het optreden van Stoottroepers, dat zij spontaan deze uitspraak deed. Maar begin 1946 richtte een aantal vooroorlogse officieren zich in een petitie tot de koningin met het verzoek een einde te maken aan de wanordelijkheid in en ondoelmatigheid van ’s lands defensiebeleid. Sommigen lazen er een verborgen frustratie van de OD in. In genoemde petitie werd eveneens stelling genomen tegen: ‘… duistere krachten die een zogenaamde nieuwe geest prediken, namelijk een niet op zelftucht en discipline gegronde kameraadschap, zulks onder valsche voorwendsel, dat soortgelijke verhoudingen ook in andere der Geallieerde legers zouden bestaan’. 39

Verder werd erin toegelicht dat een dergelijke geest niet lukraak op ons volk kon worden toegepast, omdat het geestelijk in een overspannen toestand verkeerde en niet beschikte over de eeuwenoude sportieve teamgeest der Angelsaksen. Het mocht niet een kopie worden van een Engels of Amerikaans leger. Met de uitvoering, de leiding, de oefening en de geestelijke zelftucht in het leger moest ernst worden gemaakt. In de petitie werden de Stoottroepen met name genoemd. Had men gelijk? Gezien door de ogen van het vooroorlogse kader wel. Het in hun ogen weinig militaire gedrag van de Stoters gaf daartoe wellicht ook wel aanleiding. Blijkbaar was koningin Wilhelmina meer onder de indruk van de geest dan van het uiterlijk. Hoe dan ook, het regiment bleef bestaan. De Stoottroepen hebben in 1944 en 1945 samen met de Prinses Irene Brigade en de Commando’s een eigen Nederlandse bijdrage mogen leveren aan de bevrijding van ons land. Mede dankzij de ‘Stoters van het eerste uur’ waren wij daardoor niet geheel afhankelijk van de geallieerden en versterkten daarmee het gevoel van eigenwaarde van het Nederlandse volk. 102 Stoters sneuvelden tussen half september 1944 en 5 mei 1945. Ieder jaar worden hun namen, samen met alle Stoters die daarna zijn omgekomen, genoemd tijdens de herdenking in Beneden-Leeuwen. 40 Op 8 augustus 1945 werden de Binnenlandse Strijdkrachten opgeheven. Bij die gelegenheid gaf de prins, als BNS, een dagorder uit waarin onder andere stond: ‘Aan hen die blijven, vraag ik den geest, waarin het verzet werd geboden, levend te houden. Iedere strijdmacht heeft behoefte aan een traditie, welke haren grond vindt in gevechtshandelingen. Welnu, de roemrijke bladzijde, die in het boek onzer geschiedenis met het bloed Uwer gevallenen is geschreven, kan daartoe het uitgangspunt vormen. Laten we dat nooit vergeten’. Zij die bij de BS hebben gediend, zijn gerechtigd het onderstaand insigne te dragen. Insigne Binnenlandse Strijdkrachten (BS).

5. De Indiëperiode Op 8 mei 1945 was in Europa de oorlog voorbij. In het Verre-Oosten hielden de Japanners onder andere het Nederlandse gebiedsdeel Nederlands-Indië nog bezet. De Nederlandse regering wilde zo spoedig mogelijk troepen sturen om de bevolking van het Japanse juk te bevrijden. Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan onverwachts nadat Amerikaanse atoombommen Hiroshima en Nagasaki hadden verwoest. Op 17 augustus riepen de Indonesische nationalisten onder leiding van Ahmed Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijkheid uit. Namens de geallieerden waren in eerste instantie de Britten verantwoordelijk voor de bezetting van Java en Sumatra. VanDe OVW-bataljons Deze bataljons waren aanvankelijk geformeerd als zogenaamde LIB’s (Lichte Infanteriebataljons), naar Engels model. Ze bestonden uit een staf- en stafcompagnie en vijf geweer-(tirailleur)compagnieën met een totaal sterkte van 801 man. De bewapening bestond uit: de pistoolmitrailleur Stengun, het geweer Lee Enfield, de lichte mitrailleur Bren, en de mortier van 2 inch. Tijdens het verblijf in Indië werden deze bataljons gereorganiseerd van een LIB naar een infanteriebataljon met vier tirailleurcompagnieën en een ondersteuningscompagnie. De ondersteuningscompagnie beschikte over: een mortier-, een antitank-, een carrier- en een pionierpeloton. Het Ie en IIIe Bataljon Stoottroepen waren direct beschikbaar en vertrokken al op respectievelijk 20 en 27 september 1945 naar Engeland voor een aanvullende opleiding en het completeren van hun uitrusting. Spoedig werden de RS-bataljons I en III gevolgd door IV en V. In Indië werden de namen gewijzigd: I RS werd 1 RS, III werd 7, IV werd 8 en V werd 9. Hoewel de uitzending was bedoeld voor de tijd van één jaar, zou men er gemiddeld drie jaar blijven. In de loop van 1948 - 1949 keerden de OVW’ers in Nederland terug, waar zij werden gedemobiliseerd. 41 wege de explosieve politiek-militaire situatie lieten zij pas vanaf maart 1946 Nederlandse militaire eenheden toe. Deze oorlogsvrijwilligers was als opdracht meegegeven om ‘Orde en rust te herstellen’ maar gaande weg ontwikkelde zich een felle strijd met de nationalistische tegenstander die na drie jaar in 1949 resulteerde in de formele onafhankelijkheid van Indonesië. In de periode 1945 - 1950 werden ongeveer 120.000 Landmachtmilitairen naar Indië uitgezonden, waarvan negen Stoottroepenbataljons: Vier OVW-bataljons en vijf dienstplichtige bataljons.

Het 1e Bataljon OVW (voorheen I RS) Oprichting 1 RS is in januari 1945 in ’s-Hertogenbosch opgericht. Het personeel was hoofdzakelijk afkomstig van het 1e Bataljon Stoottroepen Regiment Limburg. De eerste opleiding vond plaats in het Infanterie Schietkamp te Harskamp. Op 27 september 1945 werd het bataljon verplaatst van Harskamp naar Wokingham in Engeland voor verdere opleiding en het ontvangen van aanvullende uitrusting. Inzet Met het troepentransportschip ‘Alcantara’ vertrok het bataljon op 12 oktober 1945 (samen met onder andere III RS) naar Nederlands-Indië, waar het aanvankelijk door de geallieerden niet werd toegelaten. In afwachting daarvan werd het op 13 november ondergebracht op Malakka (het huidige Maleisië) te Port Dickson, waar de (jungle)opleiding werd voortgezet. Op 8 maart 1946 werd het bataljon per boot verplaatst naar het noorden van Midden-Java, waar het op 13 maart een landing uitvoerde en Semarang zuiverde. Tijdens de Eerste Politionele Actie werd door 1 RS in een groot gebied rondom Semarang de orde en rust hersteld. Terugkeer Op 22 januari 1948 keerde 1 RS vanuit Semarang met de ‘Zuiderkruis’ terug naar Nederland, waar het op 18 februari in Rotterdam aankwam. Het 1e (I) Bataljon Regiment Stoottroepen OVW in Nederlands-Indië tijdens de 1e Politionele Actie. Vertrek van Nederlandse troepen vanuit Ambarawa naar Salatiga. 42

Het 7e Bataljon OVW (voorheen III RS) Oprichting 7 RS OVW is opgericht in mei 1945 in Vught. Het personeel was hoofdzakelijk afkomstig van de Brabantse Stoottroepen. Het personeel van het bataljon had na de oprichting van de Stoottroepen op 21 september 1944 al enige gevechtservaring opgedaan onder andere langs de grote rivieren. De verdere opleiding vond plaats in de Lunetten-kazerne te Vught. In september werd het bataljon verplaatst van Vught naar Wokingham (UK) voor verdere opleiding en het ontvangen van aanvullende uitrusting. Inzet Met het troepentransportschip ‘Alcantara’ vertrok het bataljon (samen met onder andere I RS) op 12 oktober 1945 naar Nederlands-Indië, waar het aanvankelijk door de geallieerden niet werd toegelaten. In afwachting daarvan werd men ondergebracht op Malakka (het huidige Maleisië) in Port Dickson, waar de (jungle)opleiding werd voortgezet. In februari 1946 werd het bataljon per boot verplaatst naar Bangka waar het als eerste Nederlandse bataljon weer voet aan land zette in het toenmalig Nederlands-Indië. In juli 1946 werd het bataljon verplaatst naar Meester Cornelis (ten zuiden van het toenmalige Batavia, het huidige Jakarta). In november werd het bataljon ingezet op Zuid-Sumatra (thans Het 7e (III) Bataljon Regiment Stoottroepen OVW op Bangka in Nederlands-Indië. Hindernissen tijdens de opmars van Muntok naar Pangalpingang worden geruimd. 43 Sumatera) nabij Palembang en nam vervolgens deel aan de Eerste Politionele actie (onder andere bij Prabamuli). Dit bataljon wordt, gezien de inzet op Banka (tinwinning) en Palembang (oliewinning) ook wel ‘Het tin- en oliebataljon’ genoemd). Terugkeer In april 1948 keerde 7 RS (OVW) met de ‘Zuiderkruis’ terug in Nederland te Rotterdam en werd het gedemobiliseerd.

Het 8e Bataljon OVW (voorheen IV RS) Oprichting 8 RS werd (als IV RS) op 20 september 1945 geformeerd in Weert. Het personeel bestond uit OVW’ers. De eerste opleiding vond plaats in de Van Horne-kazerne en op de oefenterreinen in de omgeving. Op 30 november 1945 vertrok het bataljon naar Aldershot in Engeland voor de aanvullende opleiding en het ontvangen van aanvullende uitrusting. Inzet Het bataljon verplaatste op oudejaarsdag 1945 met het troepentransportschip ‘Alcantara’ van Southampton naar Nederlands-Indië, waar het aanvankelijk door de geallieerden niet werd toegelaten. Tot 10 maart verbleef men op een oud Japans vliegveld (Chaah) waar een tropenopleiding werd gevolgd en waar de omnummering van IV RS naar 8 RS plaatsvond. Voor de eerste inzet werd het bataljon op 19 maart 1946 verplaatst naar Celebes en ging bij Menado en Gorontalo van boord. Van daar werd een compagnie met H.M. torpedojager ‘Piet Hein’ verplaatst naar Hollandia (Nieuw-Guinea) en een andere compagnie per landingsschip naar Morotai (een eiland noordoost van Celebes). Op 23 juli werd het gehele bataljon, nadat het weer was geconcentreerd, verplaatst naar het eiland Bali, waar het zich verder voorbereidde voor inzet bij Palembang op Zuid-Sumatra. Tijdens de Eerste Politionele Actie nam het bataljon Lahat in. 8 RS wordt, gezien de omzwervingen, ook wel ‘Het reizende bataljon’ genoemd. Terugkeer 8 RS verplaatste naar Batavia van waaruit het met de ‘Indrapura’ terugkeerde naar Nederland, waar het op 27 juli 1948 in Rotterdam aankwam. 1948: Inscheping van het 8e (IV) Bataljon Regiment Stoottroepen OVW in Nederlands-Indië. Het reizende bataljon reist naar huis. 44

Het 9e Bataljon OVW (voorheen V RS) Oprichting 9 RS werd eind november 1945 als V RS in de Van Horne-kazerne te Weert geformeerd uit OVW’ers van de Commando’s Brabant en Limburg. Aansluitend werd het op 5 december verplaatst naar de Van den Kornput-kazerne te Steenwijk voor de basisopleiding. Op 20 april 1946 verplaatste het bataljon naar Wokingham in Engeland voor de voortgezette opleiding en het ontvangen van verdere uitrusting. Inzet V RS vertrok op 28 mei 1946 met de ‘Ruys’ naar Indië, waarbij tijdens de reis de naam werd gewijzigd in 9 RS. Direct na aankomst in de haven ten noorden van Batavia Tandjong Priok werd het bataljon opgeheven. De 1e en 2e Compagnie en een deel van de Stafcompagnie kwamen onder bevel van het Bataljon Infanterie IV (KNIL), bijgenaamd het Prins Bernhardbataljon. Zij bleven Stoter en zijn ingezet op West-Java en op Noord-Sumatra. Bij opheffing van Bataljon Infanterie IV (KNIL) werden de Stoottroepen-compagnieën geplaatst bij 15 RI. De 3e, 4e en 5e Compagnie en de rest van de Stafcompagnie werden opgeheven en gingen als personeelsaanvulling naar de RS-bataljons 1, 7 en 8. Terugkeer Het oorspronkelijke bataljon 9 RS kwam gefaseerd in Nederland terug. Het laatste detachement keerde in december 1949 terug. Het 9e (V) Bataljon Regiment Stoottroepen OVW in Nederlands-Indië. Bezoek van de generaals Doorman en Buurman van Vreeden aan de 2e Compagnie Bataljon Infanterie IV (KNIL). 45

Met vier OVW-bataljons heeft het Regiment Stoottroepen het grootste contingent van deze categorie geleverd aan de toenmalige KL. De OVW-veteraan is te herkennen aan een reversspeld met de afbeelding van het vroegere mouwembleem: ren ’40 moesten onderduiken en zich bij een verzetsgroep aansloten. Direct na de bevrijding namen zij dienst bij de Stoottroepen en namen deel aan gevechtsacties in het zuiden van ons land. In plaats van huiswaarts te keren, volgden zij de oproep van de regering om Nederlands-Indië mee te bevrijden. Vele jonge mannen van toen offerden de beste jaren van hun leven voor, zoals zij dat voelden, het vaderland. Een tweede aspect is de al eerder beschreven Stotersgeest, de mentaliteit of de cultuur. Velen kenden elkaar uit het verzet en noemden elkaar van hoog tot laag bij de voornaam. Men ging, wat men noemde, Interessant is hier te wijzen op twee bijzondere aspecten van deze OVW’ers. Onder hen bevonden zich mannen die al in het begin van de ja‘soepel’ met elkaar om. Voor buitenstaanders was deze specifieke stotersmentaliteit moeilijk te begrijpen. Met de demobilisatie na terugkeer in Nederland verdween ze nagenoeg geheel uit de KL. Het aantal Stoters dat in beroepsdienst overging was te gering om deze mentaliteit blijvend en met succes als traditie-element uit te dragen en in stand te houden. De dienstplichtige bataljons (dpl) Het grootste contingent van de circa 120.000 uitgezonden KL militairen werd gevormd door dienstplichtigen. Het regiment Stoottroepen leverde vijf dienstplichtige bataljons, te weten 3, 4, 5, 6 en 7 RS. Ze waren even46 als de OVW bataljons geformeerd naar Engels model en bestonden uit een staf- en stafcompagnie, een ondersteuningscompagnie en vier geweer (tirailleur) compagnieën, totaal ongeveer 800 man.

Het 3e Bataljon (dpl) Oprichting 3 RS (lichting 1925) is opgericht op 8 mei 1946 in de Generaal Snijders- en de Prins Hendrik-kazerne te Nijmegen. Het was het eerste naoorlogse dienstplichtige bataljon van het Regiment Stoottroepen en het enige Stoottroepenbataljon, dat werd ingedeeld bij de 1e Divisie ‘7 December’. Inzet Met het troepentransportschip ‘Volendam’ vertrok het bataljon op 16 oktober 1946 vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, waar het op 12 november in de haven van Tandjong Priok aankwam. De eerste maanden werden, mede ten behoeve van acclimatisatie, doorgebracht met het uitvoeren van bewakingsdiensten in en in de omgeving (havens) van Batavia. Eind maart werd 3 RS operationeel ingezet langs de demarcatielijn en nam het bataljon deel aan de Eerste Politionele Actie op West-Java, o.a. zuidwest van Cheribon (thans Ceribon), Tasikmalaya, Garut en de hoogvlakte van Pengalengan (zuid van Bandung). Terugkeer Op 25 november 1949 keerde 3 RS met de ‘Kota Inten’ terug naar Nederland waar het op 24 december in Rotterdam arriveerde. Het 3e Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Militairen van het bataljon bij de demarcatielijn. 47

Het 4e Bataljon (dpl) Oprichting 4 RS is opgericht op 7 november 1946 in de Generaal Snijders-kazerne te Nijmegen. Inzet Met het troepentransportschip ‘Volendam’ vertrok het bataljon op 14 mei 1947 naar Nederlands-Indië, waar het op 8 juni op de rede van Belawan (Medan) op Noord-Sumatra aankwam. Direct na aankomst werd het bataljon ingezet langs de demarcatielijn en heeft in het zelfde gebied deelgenomen aan de Eerste Politionele Actie. Op 14 april 1947 werd het bataljon verplaatst naar Padang op de westkust van Midden-Sumatra, waar het in december 1947 deel nam aan de Tweede Politionele Actie. Terugkeer Op 20 december 1949 vertrok het bataljon via het demobilisatiecentrum in Meester Cornelis bij Batavia terug naar Nederland, waar het met de ‘Pasteur’ op 25 februari in Amsterdam aankwam. Het 4e Bataljon Regiment Stoottroepen tijdens de 1e Politionele Actie in Nederlands-Indië. Konvooi van de 1e Compagnie wacht op orders. 48

Het 5e Bataljon (dpl) Oprichting 5 RS is opgericht op 4 juni 1947 in de Generaal Snijders-kazerne te Nijmegen. Inzet Met het troepentransportschip ‘Volendam’ vertrok het bataljon op 5 november vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, waar het op 13 december in Makassar op Zuid-Celebes aankwam. Het doel was daar te acclimatiseren en de vervolgopleiding te realiseren. Het bataljon kwam daar desondanks kort in actie. Begin mei 1948 verplaatste het bataljon naar Semarang op Midden-Java, waar het aan de demarcatielijn werd ingezet. Tijdens de Tweede Politionele Actie, december 1948, werd 5 RS ingedeeld bij een gevechtsgroep die de eerste luchtlandingsoperatie in de geschiedenis van het Nederlandse leger zou gaan uitvoeren. Het bataljon werd per Dakota ingevlogen en landde op het vliegveld Magoewa van Yokjakarta, waar het deelnam aan de inname van die stad. Terugkeer Begin april 1950 scheepte 5 RS in op de ‘Nelly’ en keerde een maand later, op 2 mei weer terug op vaderlandse bodem (Rotterdam). Het 5e Bataljon Regiment Stoottroepen tijdens de 2e Politionele Actie in Nedelands-Indië. Stoters stappen in een Dakota en nemen deel aan de luchtlandingsoperatie. 49

Het 6e Bataljon (401 Bataljon Infanterie) (dpl) Oprichting 6 RS is opgericht op 2 maart 1948 in de Isabella-kazerne te ’s-Hertogenbosch. Inzet Met het troepentransportschip ‘Sibajak’ vertrok het bataljon op 4 augustus 1948 vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, waar het op 3 september in Cheribon (West-Java) aan land is gegaan. 6 RS is onder de operationele naam 401 Infanterie Bataljon ingezet op West-Java, in het gebied Bandung- Cheribon. Terugkeer Op 24 mei 1950 keerde het bataljon met de ‘General Greely’ (bijgenaamd de ‘General Hungry’) terug naar Nederland, waar het op 18 juni in Amsterdam aankwam. Het 6e Bataljon Regiment Stoottroepen (401 Bataljon Infanterie) in Nederlands-Indië. Een carrierpeloton op patrouille. Let op het Stotersembleem linksvoor op het voertuig. 50

Het 7e Bataljon (435 Bataljon Infanterie) (dpl) Oprichting 7 RS (dienstplichtig, niet te verwarren met 7 RS OVW) is op 1 maart 1949 opgericht in de Frederik Hendrik-kazerne te Vught. Tijdens die opleiding werd voor het front van dit bataljon door Z.K.H. Prins Bernhard het vaandel van het Regiment Stoottroepen uitgereikt. Inzet Met het troepentransportschip ‘Waterman’ vertrok het bataljon op 16 september 1949 vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, waar het op 4 oktober 1949 met landingsvaartuigen (via de rivier de Musi) bij Palembang (Zuid-Sumatra) werd ontscheept. 7 RS (dpl) is onder de operationele naam 435 Bataljon Infanterie in de omgeving van Palembang, op West-Java nabij Batavia en op Celebes nabij Makassar ingezet. Terugkeer 7 RS is begin 1951 in delen naar Nederland teruggekeerd. Op 29 april 1951 kwam de laatste groep met de ‘Dorsetshire’ in Rotterdam aan. Het 7e Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Een landingsvaartuig zoals dat werd gebruikt bij de ontscheping van het bataljon bij Palembang. 51

Gesneuvelde Stoottroepers Van de uitgezonden OVW’ers en dienstplichtige bataljons sneuvelden totaal 254 Stoters. Zij zijn op de erevelden op Java (her) begraven. Een van de erevelden waar Stoottroepers liggen begraven is Menteng Pulo (Indonesië, Java, Djakarta). Herinneringsspeld Aan alle militairen die op ‘trouwe en waardige wijze het Vaderland overzee hebben gediend’, is het recht verleend een speciale herinneringsspeld te dragen. 52

6. De Koude Oorlog Na terugkeer uit Nederlands-Indië werden de meeste bataljons opgeheven of onder een andere naam mobilisabel gesteld. Het regiment was inmiddels verplaatst van Nijmegen naar de Isabella-kazerne in ‘s-Hertogenbosch en naar de Frederik Hendrik-kazerne in Vught. Na de capitulatie van Duitsland in mei 1945 waren er internationaal nieuwe spanningen ontstaan. De dreiging vanuit de communistische Sovjet-Unie leidde in 1949 tot de oprichting van een politiek en militaire samenwerkingsverband: de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Ook door Nederland werd een militaire bijdrage geleverd. Het Regiment Stoottroepen was belast met de opleiding van twee infanteriebataljons voor de 3e Divisie, 313 RS en 333 RS, die beide in 1951 paraat werden gesteld. Deze bataljons beschikten naast de stafcompagnie, over vier tirailleurcompagnieën; in iedere tirailleurcompagnie was een mortierpeloton 81 mm opgenomen. Vanwege een reorganisatie van de KL werden beide bataljons spoedig weer mobilisabel gesteld. In hun plaats werd een nieuw infanteriebataljon opgeleid dat als paraat 423 RS gelegerd was in de Generaal de Bonskazerne te Grave. Paraat worden had ook een niet gering financieel voordeel: de soldij van de dienstplichtige soldaat ging met een kwartje omhoog van ƒ 0,75 naar één gulden per dag! Bij de invoering in 1953 van het Individueel Aanvullingssysteem (INDAS), meestal aangeduid als het ‘fillersysteem’, werd de nummering van 423 RS gewijzigd in 433 RS en later weer in 15 Infbat (15 RS). Gelijktijdig verhuisde het regiment van Den Bosch naar de Frederik Hendrik-kazerne in Blerick (Venlo), waar het als deel van het 2e Depot Infanterie, dienstplichtigen voor 15 RS opleidde. In deze periode ging de KL over van de Engelse organisatie naar de Amerikaanse organisatie. Dat betrof onder andere de bewapening en uitrusting. De uniformen, het eerste en het tweede grijs met al die vouwen die moesten worden geperst, werden ingeruild voor een ‘echt’ gevechtstenue en de Engelse helm werd vervangen door de Amerikaanse helm. De ‘kistjes’ met de enkelstukken verdwenen, hoge bruine gevechtslaarzen kwamen ervoor in de plaats. Mouwembleem van de 3e Divisie (1951). 53

De vertrouwde Lee Enfield werd vervangen door de Garand, een semi-automatisch geweer. Ten gevolge van weer een reorganisatie in verband met de invloed van het (tactische) kernwapen, werd op 1 november 1957 in Ermelo 41 Infanteriebataljon Stoottroepen (41 RS) opgericht. Het nieuwe infanteriebataljon bestond uit een stafcompagnie waarin tevens een verkenningspeloton was opgenomen, drie tirailleurcompagnieën, ieder met een mortierpeloton 81 mm; Verder een ondersteuningscompagnie bestaande uit een mortierpeloton 4.2 inch, een mitrailleurpeloton met luchtgekoelde en watergekoelde mitrailleurs .30 inch en een antitankpeloton uitgerust met terugstootloze vuurmonden (tlvn) van 106 mm. Om te kunnen voldoen aan de eisen van het moderne gevecht werd in 1960 besloten tot het gedeeltelijk mechaniseren en motoriseren van het Legerkorps. 15 RS werd opgeheven en het personeel ging gedeeltelijk over naar 41 RS in Ermelo. Tot 1990 waren de volgende eenheden registratief ingedeeld bij het Regiment Stoottroepen: • Stafcompagnie van 42 Gevechtsgroep in Ermelo, later geplaatst in Seedorf als Stafcompagnie van 41 Pantserbrigade; • Stafcompagnie van de 4e Divisie; • Stafcompagnie van de Groep Lichte Vliegtuigen; • 41 Infanteriepioniercompagnie, opgericht in 1960 en opgeheven in 1963; • 41 Infanterieverkenningscompagnie, opgericht in 1960 en opgeheven in 1963. Na 1991 zijn ook de hierboven genoemde stafcompagnieën opgeheven. TLV 106 mm in gebruik bij 15 en 41 RS in de jaren ‘50 en ‘60. 54 Militairen van 423 RS tijdens oefening Battle Royal in 1954.

Nieuw-Guinea 41 RS was nauwelijks opgericht of de eenheid moest zich al gereed houden voor uitzending naar Nieuw-Guinea. Bij de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 van voormalig Nederlands-Indië was Nederlands Nieuw-Guinea namelijk niet aan Indonesië overgedragen. In 1961 eiste Soekarno, de president van Indonesië, dat dit alsnog zou plaatsvinden en hij dreigde dit gebied zo nodig met geweld in bezit te nemen. De Nederlandse regering besloot tot het sturen van troepenversterkingen. De keus viel onder meer op 41 RS. Op 4 mei 1962 vertrok het bataljon met het troepentransportschip ‘Waterman’ via het Panamakanaal naar Nieuw-Guinea, Het mouwembleem van de landmacht op Nederlands Nieuw-Guinea. waar het op 11 juni aankwam. Het bataljon kreeg opdracht op te treden tegen Indonesische infiltranten die regelmatig, vaak per parachute, werden gedropt. 41 RS in Nieuw-Guinea. Op zoek naar Indonesische infiltranten. 55

Nadat door de Verenigde Naties een staakt het vuren was ingesteld moest Nederland ook dit voormalige Nederlandse gebiedsdeel aan Indonesië overdragen. Op 5 november 1962 zette het bataljon in Rotterdam weer voet op eigen bodem. Eén Stoottroeper sneuvelde op 9 augustus 1962 tijdens een van de gevechtscontacten. Na terugkeer uit Nieuw-Guinea kreeg 41 RS op 26 november 1962 als waardering het Bronzen Schild uitgereikt door de toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten. Mechanisatie In het kader van de mechanisatie van de KL werd ook bij 41 RS het Franse AMX gevechtsvoertuig ingevoerd. De naam van 41 Infanteriebataljon wijzigde in 41 Pantserinfanteriebataljon. Na reorganisatie was het als volgt samengesteld: de bataljonsstaf, een staf-en verzorgingscompagnie, voorts drie identieke pantserinfanteriecompagnieën met een compagniesstaf, een onderhoudsgroep en drie pantserinfanteriepelotons; ten slotte een pantserondersteuningscompagnie met drie pelotons mortieren 4.2 inch, later vervangen door de getrokken mortier 120 mm en een antitankpeloton met zes stukken TLV 106 mm. In de periode dat 41 RS werd gemechaniseerd, kreeg het bataljon toestemming om de pantserondersteuningscompagnie de naam ‘Mar56 grietcompagnie’ te verlenen. Hiermee werd een traditie uit de beginperiode van de Stoottroepen in ere hersteld. In 1968 werd het Onderdeelsaanvullingssysteem (ONDAS) ingevoerd. De opleidingsdepots werden opgeheven en de schoolcompagnieën van de parate pantserinfanteriebataljons namen delen van de initiële opleiding over. Daardoor hield ook de functie van Depotcommandant tevens Regimentscommandant van de Stoottroepen te Venlo op te bestaan en werd de Commandant van 41 RS tevens Regimentscommandant Stoottroepen. Luitenant-kolonel J.E. van der Slikke (later Bevelhebber der Landstrijdkrachten) was de eerste commandant van zowel het regiment als van 41 RS. In de jaren tachtig zijn de pantservoertuigen AMX vervangen door het

De AMX deed zijn intrede. Hier de Alfacompagnie van 41 Painfbat RS (14 x AMX). In de jaren ‘80 werd de AMX vervangen door de YPR 765. 57

Amerikaanse pantservoertuig YPR765. Bij de pantserondersteuningscompagnie (de ‘Margrietcompagnie’) werd het enige antitankpeloton TLV106 mm vervangen door drie antitankpelotons, uitgerust met draadgeleide TOW raketten op de YPR (Pantserrupsantitank PRAT). Gedurende de laatste vijftien jaar van de Koude Oorlog lag het ‘oorlogsgebied’ van 41 Painfbat Stoottroepen aan het riviertje de Ilmenau en het Elbe-Seitenkanal bij Bad Bevensen (zuid van Lüneburg) in het voormalige West-Duitsland. Duizenden dienstplichtige Stoters die waren ingedeeld bij de bovengenoemde eenheden hebben aan talloze oefeningen deelgenomen op terreinen zoals La Courtine, in Frankrijk, en op Sennelager, Vogelsang, Bergen-Hohne en Haltern in het voormalige West-Duitsland. Maar ook aan oefeningen ‘Frei ins Gelände’ zoals Atlantic Lion en Free Lion. De diensttijd varieerde van 24 maanden in de jaren vijftig tot 12 maanden in de jaren negentig! Niet vergeten mag worden dat het aantal dienstplichtigen in een bataljon aanzienlijk groter was dan het aantal beroepsmilitairen, zeker binnen de compagnieën waar twee van de drie pelotons werden geleid door een dienstplichtig vaandrig en de tirailleurgroepen door dienstplichtige sergeanten. Het is dan ook terecht om hier hun verdiensten te vermelden. Met het vervullen van hun dienstplicht hebben zij een persoonlijke bijdrage geleverd aan ‘het beëindigen van de Koude Oorlog in 1991’. Impressie van het bataljonsvak in West-Duitsland in de jaren ‘80, tijdens de Koude Oorlog: “41 Painfbat, versterkt met tanks, voert met 4 teams de verdediging west van het Elbe-Seitenkanal inbegrepen het oord Bad Bevensen, front oost. De bataljonscommando-post bevindt zich in het boerderijencomplex ‘Gut Golste’.” 58

7. Vredesoperaties In 1989 viel de Berlijnse Muur en een jaar later werden de beide Duitslanden herenigd. Het einde van het Warschaupact in juli en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in november 1991 markeerden voor de Nederlandse Krijgsmacht het definitieve einde van de Koude Oorlog. Voortaan zou de prioriteit liggen op taken in het buitenland en niet langer op de landsverdediging. Evenals vele West-Europese regeringen inde ook Nederland het zogenoemde vredesdividend, met als gevolg een reeks ingrijpende bezuinigingen en reorganisaties. Nederland ging over op een beroepskrijgsmacht en de opkomstplicht werd opgeschort. 41 Painfbat RS werd in 1994 opgeheven. Gelijktijdig werd op 1 januari 1994 in Assen 13 Infanteriebataljon luchtmobiel opgericht, van meet af aan volledig gevuld met beroepspersoneel en registratief ingedeeld bij het Regiment Stoottroepen. Op 24 september 1994 werd in de Johan Willem Friso-kazerne te Assen het commando over het regiment overgedragen door commandant 41 RS, tevens commandant RS, aan commandant 13 RS. Tevens werd in 1994 in Assen de zelfstandige 11 Mortiercompagnie opgericht als onderdeel van de Luchtmobiele Brigade en ingedeeld bij het Regiment Stoottroepen. Deze compagnie zette als ‘Margrietcompagnie’, in navolging van de opgeheven ondersteuningscompagnie van 41 RS, de tradities voort van de oorspronkelijke knokploeg ‘Margriet’. 13 Infanteriebataljon RS / (AASLT)1 13 Infanteriebataljon luchtmobiel Regiment Stoottroepen (13 Infbat RS) bestond bij oprichting uit een staf- en stafcompagnie en drie infanteriecompagnieën, met een totale sterkte van 450 beroepsmilitairen. De staf- en stafcompagnie werd in 2001 gereorganiseerd tot de Staf- en Antitankcompagnie die als volgt was samengesteld: een bataljonsstaf, een compagniesstaf, een verkenningspeloton, drie antitankpelotons en een geneeskundig peloton. In 2011 werd de compagnie opnieuw gereorganiseerd en kreeg deze compagnie de naam D-Compagnie. Naast de bataljonsstaf, de compagniesstaf en het RSPB verkenningspeloton beschikt de compagnie over twee patrouillepelotons. De drie infanteriecompagnieën zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven en bestaan ieder uit een compagniesstaf met een groep schutters lange afstand, drie infanteriepelotons en een mortiergroep 81 mm. Tussen 1994 en 2016 werd het bataljon viermaal uitgezonden. 11 Mortiercompagnie werd tweemaal uitgezonden. Bovendien werden compagnieën van het bataljon en pelotons van 11 Mortiercompagnie ook nog afzonderlijk uitgezonden. (Zie Bijlagen A en B). 1 Zie Bijlage C 59

1 UN (NL) Infbat (Dutchbat III) Operationele inzet Dutchbat III werd van begin januari 1995 tot begin juli 1995 ingezet in de enclave Srebrenica en in Simin Han (nabij Tuzla) in Bosnië. Tijdens de inzet sneuvelden twee Stoters. Organisatie Met 13 Infbat RS als kern, werd vanaf oktober 1994 in Assen Dutchbat III geformeerd. Aan het bataljon werden toegevoegd een verkenningspeloton van het Korps Commandotroepen, een geniepeloton, een bevoorradingspeloton, een (materieel) herstelpeloton, een geneeskundig peloton en een verbandplaats. De totale sterkte van Dutchbat III bedroeg 1.200 militairen, onder wie ook dienstplichtigen op vrijwillige basis. Bewapening Naast de persoonlijke bewapening beschikte men over de mitrailleur MAG, het antitank wapen Carl Gustav, de mitrailleur.50 inch op de YPR-765 en de mortier 81 mm. Het antitankwapen TOW werd als waarnemingsmiddel in de observatieposten gebruikt. Opleiding De Missie Geleide Opleiding (MGO) duurde twee weken, vond grotendeels plaats op de JWF-kazerne en werd afgesloten met de eindoefening Noble Falcon III op de oefenterreinen Vogelsang en Elsenborn. Door DB III in beslag genomen wapens 60 Terugkeer Op 24 juli 1995 keerde de laatste grote groep van Dutchbat III terug in Nederland. Gevolgen ‘Srebrenica’ kende een grote publicitaire nasleep. Het leidde tot een geëmotioneerd publiek debat dat de regering er toe bracht het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) opdracht te geven deze kwestie te onderzoeken. Het eindrapport van het NIOD resulteerde in 2002 in het aftreden van het kabinet. In de daaropvolgende parlementaire enquête werd Dutchbat III, in lijn met de conclusies van het NIOD, als zodanig gerehabiliteerd. Mede gezien nieuwe feiten uit tot dusver gesloten archieven is het zeer de vraag of deze dramatische episode ooit bevredigend zal kunnen worden afgesloten.

Soms moest de bevoorrading van de posten van DB III plaats vinden met ezels of paarden omdat het terrein onbegaanbaar was voor voertuigen. Hier zijn goederenzakken en gamellen vastgebonden op de rug van de lastdieren. 61

11 (NL) Mortarcompany IFOR II (een uitgebreid logistiek peloton). De compagnie was uitgerust met een volledige set YPR pantserrupsvoertuigen en een gelijk aantal BV206 Bandvagn (ongepantserde lichte rupsvoertuigen) naast de organieke Mercedes-Benz terreinvoertuigen. Bewapening De hoofdbewapening van de compagnie bestond uit tweemaal vier mortieren 120 mm, mitrailleurs.50 inch, mitrailleurs MAG (al dan niet op voertuigaffuit) en antitank wapens AT-4. Organisatie 11 Mortiercompagnie werd begin 1996 tijdelijk gereorganiseerd naar het model van een Engelse vuursteuneenheid (battery). Naast twee mortierpelotons met vier stukken bestond de compagnie uit een ‘battery commander party’ (waarin drie ‘forward observer parties’), een ‘battery command post’ en een ‘alfa echelon’ Operationele inzet De compagnie werd op 1 juli 1996 in Bosnië toegevoegd aan 1 (UK) Royal Horse Artillery, met als taak vuursteun te verlenen in het zuidwestelijk deel van Bosnië. Op 18 december van dat jaar keerde de compagnie terug in Nederland . Voertuig BV-206 Bandvagn, zoals dit door 11 Mortiercompagnie in 1996 in Bosnië werd gebruikt. 62

13 (NL) MECHBAT SFOR 7 Bewapening Naast de persoonlijke bewapening beschikte men over de mitrailleur MAG, het 25 mm boordkanon EWS op de YPR, de mitrailleur.50 inch, over lichte (AT-4), middelbare (Dragon) en zware (TOW) antitank wapens en over de tank Leopard II. Organisatie De Stabilisation Force 7 (SFOR 7) bestond uit de Staf- en Antitankcompagnie met de A- en B-Compagnie van 13 Infbat RS, twee pelotons van 11 Tankbataljon, 13 Brigadepantsergeniecompagnie aangevuld met personeel van 102 Genie Constructiecompagnie, een Bulgaars geniepeloton, 13 Bevoorradings- en Transportcompagnie en een herstelpeloton van 11 Herstelcompagnie. Operationele inzet Het bataljon werd van 7 november 1999 tot en met 7 mei 2000 ingezet in centraal Bosnië-Herzegovina. Tijdens de uitzending werd er een andere gebiedsindeling gemaakt en werden de bases Knesovo en Obodnik overgedragen aan de Britten. Commandant SFOR 7, luitenant-kolonel M.J.H.M. Bastin. 63

13 (NL) BG SFIR 4 Bewapening Behalve de persoonlijke bewapening beschikte SFIR 4 over het geweer lange afstand Accuracy, de mitrailleur MAG, de lichte mitrailleur Minimi, lichte (AT-4), middelbare (Dragon) en zware (TOW) antitank wapens, mortieren 81 mm en 120 mm. Operationele inzet Het commando werd overgenomen op 14 juli 2004 en overgedragen op 15 november 2004. SFIR 4 werd ingezet in Irak in de provincie Al Muthanna. Organisatie 13 (NL) Battle Group SFIR 4 (Stabilisation Force Iraq) bestond uit 13 RSPB en een geniecompagnie. Tijdens de missie kwam een militair van het detachement van de Koninklijke Marechaussee om het leven. De bataljonscommandant en de bataljonsadjudant onthullen het bord ‘Assen’ bij aanvang van SFIR 4. Op de achtergrond, bovenop de observatiepost, de vlaggen van Nederland, Irak en de Stoters. 64

13 (NLD) BG 4 RSPB Organisatie De Battle Group, met 13 RSPB als kern, bestond uit de eigen Statcompagnie, de A-Compagnie, de B-Compagnie, 42 Brigadeverkenningseskadron (BVE) en een verkenningspeloton van 43 BVE. (De C-Compagnie was eerder onder bevel van 42 Panterinfanteriebataljon Limburgse Jagers (42 BLJ) in hetzelfde gebied ingezet.) Uit de eenheden werden vier teams geformeerd: het A-, B-, C- en D-team. Bewapening Naast de persoonlijke bewapening beschikte de BG over het geweer lange afstand Accuracy, de mitrailleur MAG, de Minimi, de zware mitrailleur .50 inch, de antitank wapens AT-4 en Gill, het boordkanon 25 mm EWS op de YPR en de mortier 81 mm. Operationele inzet De BG werd ingezet vanaf juli (operationeel vanaf 6 augustus) 2007 tot 4 december 2007 in Afghanistan in de provincie Uruzgan. Tijdens de inzet van de BG kwamen een genist, een cavalerist en een Stoottroeper om het leven. Eerder kwam een Stoottroeper van de bij 42 BLJ onder bevel gestelde C-Compagnie om het leven. 13 Infbat (AASLT) RSPB wordt tijdens uitzendingen en oefeningen veelvuldig ondersteund door CH-47 Chinook transporthelikopters, die uitermate geschikt zijn voor het snel vervoeren van grondtroepen, materieel, wapens, proviand en andere voorraden. 65

13 (NLD) BG 11 RSPB Pantserinfanteriebataljon Garde Fuseliers Prinses Irene en 23-Marinierscompagnie. Bewapening Naast de persoonlijke bewapening beschikte de BG over het geweer lange afstand Accuracy, de mitrailleur MAG, de Minimi, de zware mitrailleur.50 inch, de antitankwapens AT-4 en Gill, het boordkanon 25 mm EWS op YPR en de mortier 81 mm. Organisatie Battle Group 11 bestond voor het grootste deel uit 13 Infanteriebataljon RSPB aangevuld met een gemechaniseerde compagnie van 17 Operationele inzet De BG werd ingezet van december 2009 tot april 2010 in Afghanistan in de provincie Uruzgan. 13 (NLD) Battle Group RSPB in Uruzgan: Charlie-team. 66

Overige uitzendingen Van 13 Infanteriebataljon RSPB / (AASLT) RSPB betreft het uitsluitend eenheden van compagniesgrootte en van 11 Mortiercompagnie RSPB ‘Margriet’/ (AASLT) RSPB ‘Margriet’ eenheden van pelotonsgrootte. Bosnië-Herzegovina December 1999 - mei 2000 11 Mortiercompagnie RS ‘Margriet’ als onderdeel van KFOR April 2001 - mei 2001 11 Mortiercompagnie RS ‘Margriet’ als onderdeel van SFOR 9 voor NFO (Normal Framework Operations) Juli 2004 - nov 2004 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ als onderdeel van SFIR 4 Kabul, Afghanistan Februari 2002 – april 2002 STAT-Compagnie 13 Infbat RS en A-Compagnie 13 Infbat RS als 1 (NL) Infcie ISAF 1 Oktober 2002 – februari 2003 B-Compagnie 13 Infbat RSPB als 1 (NL) Infcie ISAF 4 Uruzgan, Afghanistan April 2007 - augustus 2007 C-Compagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB als onderdeel van BG 3 ISAF November 2007 – april 2008 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ als onderdeel van BG 5 ISAF November 2008 – april 2009 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ als onderdeel van BG 8 ISAF Augustus 2009 – december 2009 A-Compagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB als onderdeel van BG 10 ISAF April 2010 - augustus 2010 C-Compagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB als onderdeel van BG 12 ISAF 67

Stoters van 13 Infanteriebataljon (AASLT) RSPB worden, als onderdeel van ISAF, ingezet met helikopters. Een OMLT-groep ISAF van 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’, juli 2006 t/m december 2006. De taak van het OMLT was het opleiden en het coachen van de ANA (Afghan National Army) om in de toekomst zelfstandig als militaire eenheid te kunnen optreden. Het OMLT trad ook op als liaison tussen de ANA en het Infanteriebataljon / compagnie. 68

Congo De missie MONUC van de VN werd ten tijde van de verkiezingen in Congo ondersteund met de troepenmacht EUFOR RDC. Nederland leverde in de periode van juli 2006 tot december 2006, 11 Mortiercompagnie RSPB als bijdrage aan deze missie. De mortiercompagnie was geïntegreerd in een Duitse Fallschirmjägerkompanie en gelegerd in Gabon. Stoters van 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ in Gabon. De compagnie die deel uitmaakte van de EUFOR RDC-missie werd verplaatst naar vliegveld N’djili in de Congolese hoofdstad Kinshasa. Eerder verbleef de compagnie op afroepbasis in buurland Gabon. 69

Kunduz, Afghanistan Van oktober 2012 tot mei 2013 is de D-Compagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB als onderdeel van PTG-4 (Politie Trainings Groep) uitgezonden naar Kunduz. In samenwerking met de Koninklijke Marechaussee hebben zij de Afghaanse politie in Kunduz opgeleid en getraind. De voornaamste taak van de Stoters gedurende deze missie was het beveiligen van het Marechaussee personeel. Stoters in Kunduz hebben zojuist een Afghaanse ‘Kees de Bok’ gekocht. Afghaanse Kees heeft de tijd van zijn leven gehad: veel te veel fruit en koekjes van de dominee. Een goede afwisseling met droog Afghaans gras. ‘Sportwedstrijden’ in Kunduz! Hier het 1e Peloton van de Delta ‘Djokja’ Compagnie tijdens de ‘Stotersmars’. 70

Indien nodig krijgen eenheden vuursteun van de gevechtshelikopter Apache AH-64D. Na afloop van een uitzending vinden er meestal grootschalige ceremonies plaats waarbij herinneringsmedailles worden uitgereikt, zoals hier bij BG 11 door de toenmalige CDS (Commandant der Strijdkrachten) generaal P. van Uhm. 71

Compagnie in de West (CidW) Sinds augustus 2009 heeft de Koninklijke Landmacht taken overgenomen van het Korps Mariniers in de West. Elke vier maanden rouleert er een landmachtcompagnie. Ook 13 Infanteriebataljon (AASLT) RSPB heeft diverse compagnieën geleverd. De compagnie ondersteunt defensie in het Caribische gebied en wordt gedurende deze vier maanden onder bevel gesteld van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB). De taken in de West bestaan voornamelijk uit de territoriale verdediging van het Caribische gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden, handhaving van de internationale rechtsorde en het verlenen van bijstand aan de lokale autoriteiten. In geval van orkaannoodhulp blijft de op Aruba gestationeerde 32 Infanteriecompagnie van het Korps Mariniers primair verantwoordelijk. In geval van een escalatie staat de landmachtcompagnie paraat om algemene ondersteuning te verlenen. Naast de operationele taken kan de compagnie ook ingezet worden voor ceremoniële taken, zoals Opening der Staten, Koningsdag en Dodenherdenking. Tijdens de vier maanden in de West volgen de militairen een intensief trainingsprogramma. Onder meer wordt aandacht besteed aan bootdrills, gevechtsopleidingen, schietoefeningen en het oefenen in “Beteugelen van Woelingen”, te vergelijken met het optreden van de politie als Mobiele Eenheid. Naast de operationele taak en de intensieve training óók aandacht voor ceremonieel. 72

8. Bijzondere aspecten Verzetsherdenkingskruis Op 31 augustus 1982 hechtte H.M. Koningin Beatrix op voordracht van het Voormalig Verzet in de Tweede Wereldoorlog het Verzetsherdenkingskruis aan het Vaandel van de Stoottroepen. Daarbij sprak zij o.m. de woorden: “Dat dit blijk van waardering op voordracht van de Stichting Samenwerkend Verzet is toegekend aan uw regiment en in aanwezigheid van zoveel oud-verzetsstrijders en Oud-Stoottroepers is uitgereikt, brengt de verbondenheid tussen hen en u tot uitdrukking. Tevens geeft dit kruis symbolisch aan ons aller dankbaarheid en respect voor de moedige daden van verzet tegen bezetter en onderdrukker welke hebben bijgedragen tot de bevrijding van Nederland. Het is uw opdracht de vrijheid te verdedigen waar uw voorgangers voor streden. Ik spreek de hoop uit dat hun voorbeeld u blijvend zal inspireren bij de vervulling van uw taak.” De Stoottroepers van toen en nu hebben deze waardering verworven met daarbij de gelijktijdige opdracht om het ideële gedachtegoed van het Voormalig Verzet te blijven uitdragen. H.M. Koningin Beatrix hecht het Verzetsherdenkingskruis aan het Regimentsvaandel. 73

Naamwijziging van het regiment Binnen de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers (BOSS, waarover later meer) was onder de ‘Stoters van het eerste uur’ de gedachte ontstaan prins Bernhard op een bijzondere wijze te eren voor zijn verdiensten voor het regiment in de jaren 1944 - 1945. In het bijzonder voor zijn betrokkenheid bij de oprichting er van. Begin 2002 werd daartoe door het hoofdbestuur van de BOSS bij de minister van Defensie een voorstel ingediend. Op 10 juni 2002 werd bij KB 02.002681 bepaald dat; ‘Overwegende dat er een bijzondere band bestaat tussen Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden en het Regiment Stoottroepen, zal het Regiment Stoottroepen met ingang van 29 juni 2002 worden voorgezet onder de naam Regiment Stoottroepen Prins Bernhard.’ Op 28 juni 2002 werd op paleis Soestdijk door Prins Bernhard zelf de cravate gehecht aan het vaandel van het regiment met daarop de nieuwe naam van het Regiment. De aanhechting vond plaats op het bordes van het paleis, voor het front van deputaties actief dienende Stoters, de BOSS en een aantal autoriteiten. Z.K.H. Prins Bernhard hecht de cravate met zijn naam aan het vaandel. 74 De cravate met de tekst ‘29 juni 2002’ en ‘Regiment Stoottroepen Prins Bernhard’.

Jaarlijkse herdenking in Beneden-Leeuwen Al op 13 oktober 1945 vond op initiatief van ‘Sjef’ de Groot in Beneden-Leeuwen aan de Waal een herdenking plaats voor de 8 gesneuvelden van de 1e Compagnie. Vanaf 1946 worden in Beneden-Leeuwen alle gesneuvelde Stoottroepers herdacht, omdat daar op 10 oktober 1944 de eerste Stoters arriveerden. Jaarlijks, op de tweede zondag in oktober, herdenken de Stoottroepers en Oud-Stoottroepers er hun gesneuvelde makkers tijdens een sobere maar zeer indrukwekkende plechtigheid. In de periode 1944 tot en met 1 maart 2016 kwamen tijdens operationele inzet 378 Stoottroepers om het leven. De organisatie van de herdenking is niet - zoals bij andere regimenten de praktijk is - in handen van de regimentscommandant, maar deze berust bij een zelfstandige stichting: De Stichting Herdenking Gesneuvelde Stoottroepers. Op een perceel grond dat in 1947 aan de stichting in erfpacht is uitgegeven, bevindt zich nu het ereveld met drie eregraven en een in 1949 gebouwde herdenkingskapel. Binnen in de kapel zijn marmeren platen aangebracht met de namen van alle gesneuvelde Stoters. In 2005 werden twee nieuwe plaquettes geplaatst: (Zie onderstaande afbeeldingen). 75

Het Vaandel van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard Al eeuwen vervult het vaandel een belangrijke rol als herkenningsteken en oriëntatiepunt tijdens veldslagen. Vaandel met vaandelwacht werden direct achter de voorste linies opgesteld. Zolang het vaandel boven het krijgsgeweld bleef wapperen, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in handen van de vijand, dan was alles verloren. De vaandeldrager was vroeger de ‘vaandrig’, de drager van de vaan. Tegenwoordig hebben regimentsvaandels vooral een symbolische waarde en een ceremoniële functie, onder meer tijdens beëdigingen, commando-overdrachten, en (nationale) dodenherdenkingen. Het vaandel staat voor trouw, eer, eenheid en de geschiedenis van het Regiment. Het wordt met respect behandeld en met eerbied gegroet. Het Regiment Stoottroepen kreeg op 29 april 1949 te ’s-Hertogenbosch een vaandel uitgereikt. Dat eerste vaandel voerde aanvankelijk twee opschriften: • West- en Midden-Java 1946-1949; • Midden-Sumatra 1947-1949. Bij Koninklijk Besluit is op 1 september 1955 het opschrift ‘Noord-Brabant en Limburg 1944-1945’ toegevoegd. In 1957 werd de traditie-eenheid ‘Regiment Stoottroepen’ gekoppeld aan 41 Infanteriebataljon, dat in 1964 werd omgevormd tot 41 Pantserinfanteriebataljon. Het vaandel van het Regiment Stoottroepen in 1949. 76 Het vaandel van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard in 2016.

Op 31 augustus 1982 is door koningin Beatrix het Verzetsherdenkingskruis aan het vaandel gehecht. Bij de opheffing van 41 Pantserinfanteriebataljon in 1994 werd de voortzetting van de Stoterstraditie toegewezen aan het nieuw opgerichte 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel. Het vaandeldoek werd enkele malen vernieuwd, laatstelijk op 4 maart De vaandelwacht De vaandelwacht bestaat uit een commandant (doorgaans de oudste luitenant), de vaandeldrager (een adjudant-onderofficier) en vijf militairen van wie minimaal één onderofficier. De vaandeldrager bij het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard is de regimentsadjudant. De vaandelwacht beschermt op symbolische wijze het regimentsvaandel. De Engelse pistoolmitrailleur Stengun werd tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het verzet in grote hoeveelheden in containers aan parachute boven Nederland afgeworpen. Voor vele leden van de BS was dit het persoonlijk wapen. Als herinnering daaraan is de vaandelwacht van het regiment bewapend met de Stengun. 2009. Op het vaandel is toen de huidige regimentsnaam ‘Regiment Stoottroepen Prins Bernhard’ aangebracht die eerder in 2002 met een cravate was toegekend. Tevens werd de naamletter ‘W’ van Wilhelmina vervangen door de ‘B’ van koningin Beatrix. 77

De uitzendvlag Als teken van deelname aan internationale operaties is door de Commandant Landstrijdkrachten aan het regiment een zogenoemde uitzendvlag toegekend. Op de aangehechte vlaggenbanden wordt na iedere uitzending de naam van het inzetgebied, de uitzendnaam en de uitzendperiode toegevoegd. Een voorbeeld van een opschrift is: ‘Afghanistan ISAF november 2002 – januari 2003’ Naamlint ( z.g. ‘straatnaam’) Sinds 2015 is bij het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard de oude traditie van de ‘straatnaam’ weer ingevoerd. Het Erepeloton Binnenlandse Strijdkrachten Op 8 september 1948 werd het Erepeloton der voormalige Binnenlandse Strijdkrachten (BS) opgericht. Er ontstond behoefte om bij de vele herdenkingen en andere ceremoniële gebeurtenissen leden van de voormalige BS aanwezig te laten zijn. Het Regiment Stoottroepen was daar toen niet toe in staat omdat alle eenheden zich in voormalig Nederlands-Indië bevonden. 78 Op 21 september 1994 werden tijdens de viering van het 50-jarig bestaan van het regiment in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Bernhard de tradities van het Erepeloton overgedragen aan het Regiment Stoottroepen. Vanaf die datum vallen alle verplichtingen van het Erepeloton onder de verantwoordelijkheid van het Regiment Stoottroepen.

De Margrietcompagnie Begin 1944 werd, na veel voorbereidend werk een verzetsgroep geformeerd onder de schuilnaam Margriet, met als standplaats ‘s-Hertogenbosch/Rosmalen en met als werkterrein het oostelijk deel van Brabant. Leider was Stefke Feijen. Deze ‘knokploeg’ werd in een later stadium opgenomen in de 8e Compagnie van het Commando Brabant, die de Margrietcompagnie werd genoemd. Daarmee stamt de Margrietcompagnie rechtstreeks uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op grond van deze naam zijn de leden die actief dienen of gediend hebben bij een ‘Margrietcompagnie’ gerechtigd om (ook op het uniform) de zilveren Margriet te dragen, als symbool van hun traditionele verbondenheid met het verzet. De Ondersteuningscompagnie van 41 RS droeg sinds jaar en dag de naam ‘Margrietcompagnie’ en zette daarmee de tradities voort van de eerste compagnie met deze naam uit de periode 1944 - 1945. Bij de opheffing van 41 Painfbat RS en dus ook van de Ondersteuningscompagnie zette de in 1994 opgerichte zelfstandige 11 Mortiercompagnie de tradities voort. Vanwege de opheffing van 11 Mortiercompagnie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ in 2011 werden op 13 juli tijdens een bijzonder regimentsappel in Assen de tradities van de Margrietcompagnie overgedragen aan de Charlie Para Compagnie die vanaf dat moment Charlie Para Compagnie ‘Margriet’ wordt genoemd. Talrijke veteranen en (Oud-)Stoters waren hiervan getuige. Stefke Feijen bij een auto met kenteken ‘Stoottroepen Nederl. Binnenl. Strijdkrachten 217”. De commandant van de Charlie Paracompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB krijgt de Margrietspeld uitgereikt ter onderstreping van de traditieoverdracht. 79

Moeders (Mevrouw Cornelissen) Een bijzondere plaats in het regiment werd ingenomen door mevrouw M.L.C. Cornelissen-Dijken, ‘Moeder der Stoottroepen’, door haar Stoters ‘Moeders’ genoemd. Als echtgenote van overste P.J. Cornelissen, de commandant van 3 RS, zette zij zich tijdens de Indiëperiode op verzoek van haar man in voor de nabestaanden van de in Indië gesneuvelde mannen van zijn bataljon. Nadat overste Cornelissen in Indië was omgekomen, heeft zij zich tot haar overlijden op 25 juni 2000 op onnavolgbare wijze ingezet voor Stoters en/of hun familieleden, vooral voor de nabestaanden van Stoters die tijdens hun diensttijd bij het regiment, zowel in oorlogstijd Jan de Stoter Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het regiment in 1984 werd door de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers een meer dan levensgroot bronzen standbeeld aangeboden dat door Prins Bernhard werd onthuld tijdens de viering in de Generaal Spoorkazerne te Ermelo. Het stelt een Brabantse Stoter uit 1944 voor en is geplaatst op een sokkel van Limburgse Kunrader steen. Rondom de sokkel ligt grind uit de Maas, de rivier die zo’n grote rol speelde bij de ‘Stoters van het eerste uur’. ‘Jan’ staat letterlijk voor een achttal bronzen platen met de namen van alle gesneuvelde Stoters. In de nacht van 21 op 22 september 1994 werd het beeld overgebracht 80 naar de JWF-kazerne te Assen om daar op die dag prominent aanwezig te zijn bij de overdracht van het regimentscommando. als in vredestijd, zijn overleden. Mevrouw Cornelissen is vanwege haar verdiensten voor de Stoottroepen koninklijk onderscheiden.

Muziekkapel Ter gelegenheid van het vertrek van I en III RS naar Nederlands-Indië werd op 18 september 1945 in ’s-Hertogenbosch een afscheidsparade gehouden. Bij die gelegenheid werden, als dank voor de inzet van de Stoottroepen bij de bevrijding van deze stad in oktober 1944, door de burgerij acht diepe trommen, acht bazuinen en een tamboer-maîtrestok aan het regiment aangeboden. In augustus 1946 werden in de Prins Hendrik-kazerne in Nijmegen bij de ‘Stoottroepenkapel’ de muziekinstrumenten in gebruik genomen. De eerste tamboer-maître was sergeant-majoor W. Kervel. In 1947 kwam de kapel onder leiding van onderkapelmeester Carel van de Bergh. De kapel, met ruim twintig beroepsmusici, had een druk programma door de vele militaire- en burgerevenementen. Helaas was de kapel geen lang leven beschoren. Op 1 december 1951 werd, ten koste van de Stoottroepenkapel, de Kapel van de Koninklijke Luchtmacht opgericht waar alle Stoottroepenmusici naar werden overgeplaatst. Het regiment was ‘muziekloos’ tot 1959 toen bij 15 RS in de Generaal de Bonskazerne in Grave weer een tamboerkorps werd opgericht waarbij ook ‘Kees de Bok’ werd ingedeeld. Na opheffing van 15 RS in 1960 verhuisde ‘Kees’ met de muziekinstrumenten naar 41 RS in de Legerplaats Ermelo. Hier werd het tamboerkorps weer nieuw leven ingeblazen totdat het in 1972 onder meer wegens bezuinigingen werd opgeheven. Gelukkig is ‘Kees de Bok’ voor het regiment behouden! De Stoottroepenkapel in de Prins Frederik-kazerne te Nijmegen. 81

Kees de Bok Het regiment heeft als mascotte een geitenbok. Over het ontstaan van deze traditie doen vele verhalen de ronde. Een daarvan is dat in 1944 een nachtelijke patrouille van Stoters in de buurt van Cuijk in dekking ging voor een geluid dat zij in een boomgaard hoorden. Het was niet zoals verwacht een Duitse patrouille maar een geitenbok, die mekkerend reageerde op het bevel: “halt, wie daar?” De Stoters hebben de bok meegenomen en sindsdien is ‘Kees’ de mascotte van het regiment. Zodra hij aan de VUT toe is, vertrekt hij naar een kinderboerderij om daar zijn laatste jaren te slijten. Kring Cuijk van de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers zorgt steeds voor een nieuwe jonge bok. Getooid met rode baret en dekkleed is ‘Kees’ present bij alle festiviteiten van het regiment. Historische Collectie Regiment Stoottroepen Prins Bernhard In de vijftiger jaren werd in Venlo (Frederik Hendrik kazerne), waar het regiment destijds was gelegerd, een bescheiden traditiekamer ingericht. Met de verplaatsing in 1968 van de regimentsstaf naar Ermelo verhuisde de collectie mee. Dankzij de niet aflatende inzet van adjudant b.d. F. van Steen groeide de traditiekamer in omvang en aanzien. Op 21 september 1998 werd in het voormalige monumentale wachtgebouw in de JWF-kazerne te Assen het nieuwe ‘Stoottroepen Museum’ geopend. Tijdens het werkbezoek van Hare Majesteit Koningin Beatrix 82 op 23 maart 1999 aan het 13e Bataljon Stoottroepen heeft zij het museum met een bezoek vereerd.

De Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers (BOSS) De tweeduizend Stoters die in augustus 1945 huiswaarts keerden, kwamen tot de conclusie dat de maatschappelijke nazorg van Defensie op een aantal punten tekort schoot. Zij waren extra bezorgd voor de OVW’ers die ‘straks’ uit Indië zouden terugkomen. Deze bezorgdheid resulteerde in de Bond Oud-Stoottroepers (BOS), opgericht op 14 januari 1946 in de ‘Korenbeurs’ te Cuijk. Men ging zeer voortvarend te werk, richtte regionale afdelingen (kringen) op en vestigde zelfs een eigen (‘fulltime’!) secretariaat (Verwerstraat 24 in Den Bosch). Van daaruit werden alle activiteiten gecoördineerd, waaronder de intensieve samenwerking met de Sociale Dienst van het ministerie van Oorlog. Een hoogtepunt van die toenmalige inspanningen was de bouw van 279 zogenaamde BOS-woningen, bestemd voor de uit Indië terugkerende maten. Later, toen alles enigszins op de rails stond en iedereen zijn weg begon te vinden in de maatschappij, liepen de activiteiten terug. Na pensionering van vele Oud-Stoters in de jaren tachtig, namen de activiteiten weer toe. Vele kringen werd weer nieuw leven in geblazen, waarbij gezelligheid en het ‘terugzien op toen’ belangrijk was. Daarbij werd echter de zorg voor elkaar niet uit het oog verloren. Er werd een Sociale Begeleidingscommissie opgericht, met het doel om makkers die om welke reden dan ook in geestelijke of materiële nood waren gekomen te helpen. Evenzo ontstond de Werkgroep Gehandicapten die zich speciaal richtte op de Stoters die ten gevolge van oorlogsverwondingen blijvend invalide waren geworden. Het streven om de banden met het regiment nauwer aan te halen resulteerde in het besluit om ook de actief dienende Stoters tot de bond toe te laten en in 1980 wijzigde men de naam in ‘Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers’ (BOSS). De BOSS is een non-categoriale vereniging; zowel korporaal als generaal zijn gelijkwaardig lid. Dit aspect kan worden gezien als de voortzetting van de mentaliteit van de ‘Stoters van het eerste uur’. De doelstellingen van de BOSS, verkort weergegeven, zijn: • het instandhouden en bevorderen van de banden van vriendschap die tijdens het dienen bij het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard zijn ontstaan; • het onderhouden van nauwe contacten met het regiment; • het blijven eren en herdenken van alle gevallenen; • het behartigen van de belangen van leden van de vereniging en in bijzondere gevallen van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers die geen lid zijn. De BOSS is medeoprichter en actief lid van het Veteranenplatform (VP) dat in 1989 tot stand kwam. Met de Veteranenwet van 2012 werd de grondslag gelegd voor een even83

De Korenbeurs in Cuijk waar in 1946 de BOS werd opgericht. wichtig veteranenbeleid en ontvangen de veteranen de erkenning en de waardering die hen toekomt. Dank zij deze wet worden nu ook de actief Strijdend Nederland Direct na het ontstaan van de Stoottroepen in het najaar van 1944 ontstond er behoefte aan een eigen blad. Als naam werd gekozen: ‘Strijdend Nederland’. Tijdens de oorlog werden vanuit Engeland radio-uitzendingen verzorgd voor de bevolking in Nederland. Iedere uitzending begon met de eerste tonen van de vijfde symfonie van Beethoven: tu-tu-tu-tom het morsesignaal voor de letter V (‘V’ for Victory), gevolgd door: “Hier is Radio Oranje de stem van Strijdend Nederland.” Omdat de Stoottroepen het strijdend deel vormden van de Binnenlandse Strijdkrachten, lag de keuze van de naam ‘Strijdend Nederland’ voor de hand. Op 2 december 1944 verscheen het eerste nummer als ‘Wekelijks Orgaan voor de Stoottroepen 84 Een aanzienlijk aantal BOSS-leden is in het bezit van het Draaginsigne Veteranen. dienende militairen met uitzendervaring als veteraan aangemerkt. Het Veteraneninstituut vervult een belangrijke rol bij de uitvoering. Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten’. Al spoedig bleek dat het als onderdeelsblad met zo’n hoge verschijningsfrequentie en door gebrek aan kopij niet was te handhaven. De BOS nam het in augustus 1946 over. Nu is het blad het officiële ‘orgaan’ van de BOSS en nog steeds hét blad voor de oudere en jonge Stoters.

Bijlage A: Historisch overzicht 03-09-1944 Z.K.H. Prins Bernhard benoemd tot Bevelhebber Nederlandse Strijdkrachten. 05-09-1944 Oprichting Deltacentrum te Amsterdam als overkoepelend orgaan van de verzetsorganisaties OD, RVV en LKP. 05-09-1944 Oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS): Commandant Reserve-kolonel H. Koot. KB nr. 4. 19-09-1944 Z.K.H. Prins Bernhard geeft ‘Bep’ van Kooten opdracht in het bevrijde deel van Limburg militaire eenheden te formeren uit leden van het voormalig verzet. 21-09-1944 Z.K.H. Prins Bernhard geeft ‘Peter Zuid’ (J.J.F. Borghouts) opdracht in het bevrijde deel van Nederland Stoottroepen te formeren uit het voormalig verzet. Oprichting Commando Zuid. 21-09-1944 t/m 05-05-1945 17-03-1945 H.M. Koningin Wilhelmina zegt tijdens een parade van de Stoottroepen in Tilburg: “Dit regiment zal blijven voortbestaan!” 07-07-1945 Samenvoeging van de Regimenten Brabant en Limburg tot het Oorlogsregiment Stoottroepen te ’s-Hertogenbosch. 08-08-1945 Opheffing BS. Er worden vijf bataljons Stoottroepen geformeerd: vier OVW-bataljons (I, III, IV en V) en een KV-bataljon (II RS). Regimentsstaf verplaatst van ’s-Hertogenbosch naar Steenwijk, de Van de Kornput-kazerne. 20-03-1946 Regimentsstaf verplaatst van Steenwijk naar Wezep, de Willem de Zwijger-kazerne. 18-04-1946 KB nr. 154: oprichtingsdatum Regiment Stoottroepen: 21-09-1944; het oorlogsregiment wordt opgeheven; Het Regiment Stoottroepen wordt opgenomen in de KL. 13-06-1946 KB nr. 36: Toekenning van een vaandel aan het Regiment Stoottroepen. 19-06-1946 Regimentsstaf verplaatst van Nijmegen naar ’s-Hertogenbosch, Isabella-kazerne. 85 De Stoottroepen nemen deel aan gevechtsacties in ZuidNederland en Duitsland.

1946 - 1950 Negen Stoottroepenbataljons (vier OVW en vijf dienstplichtige) nemen deel aan de gevechtsacties in Nederlands-Indië. Na terugkeer in Nederland worden de bataljons ontbonden of mobilisabel gesteld. 29-04-1949 Z.K.H. Prins Bernhard reikt te ’s-Hertogenbosch het vaandel uit aan het Regiment Stoottroepen. 1951 1953 1953 Oprichting 313 Infbat RS te ’s-Hertogenbosch, Isabella-kazerne en 333 Infbat RS te Oirschot, Legerplaats Oirschot. 313 Infbat RS en 333 Infbat RS mobilisabel gesteld. Regimentsstaf verplaatst van ’s-Hertogenbosch naar Venlo, Frederik Hendrik-kazerne. Oprichting 423 Infbat RS te Grave, Generaal De Bons-kazerne, later omgenummerd in 433 Infbat RS, weer later in 15 Infbat RS. 01-11-1957 Oprichting 41 Infbat RS te Ermelo, Legerplaats Ermelo. 1960 Opheffing 15 Infbat RS. 1962 1968 41 Infbat RS neemt deel aan gevechtsacties op Nieuw-Guinea. Het bataljon ontvangt na terugkeer van de BLS het ‘Bronzen Schild’, de destijds hoogste groepswaardering. Commandant 41 Painfbat RS wordt tevens Commandant Regiment Stoottroepen. De Paostcie zet de tradities voort van de Margrietcompagnie. 12-03-1977 KB nr. 101: Het Regiment Stoottroepen is de voortzetting van de Binnenlandse Strijdkrachten. 23-09-1982 KB nr. 41: Op voordracht van het voormalig Verzet wordt het Verzetsherdenkingskruis toegekend aan het Regiment Stoottroepen. 31-08-1982 H.M. Koningin Beatrix hecht op de Dag van het Verzet het Verzetsherdenkingskruis aan het vaandel van het Regiment Stoottroepen. 01-01-1994 Oprichting 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel Regiment Stoottroepen (13 Infbat) en 11 Mortiercompagnie (11 Mrcie) Luchtmobiel Regiment Stoottroepen te Assen, Johan Willem Friso-kazerne; 41 Painfbat RS wordt opgeheven. 24-09-1994 Commandant 13 Infbat RS wordt tevens regimentscommandant. 11 Mrcie Luchtmobiel RS zet de tradities voort van de ‘Margrietcompagnie’. 86

1995 1996 1999 1999 apr 2001 feb 2002 13 Infbat RS neemt als Dutchbat III deel aan de VN-vredesoperaties in Bosnië-Herzegovina. 11 Mrcie RS ‘Margriet’ neemt deel aan IFOR II in Bosnië-Herzogovina onder bevel van 1 (UK) Royal Horse Artillery. 13 Infbat RS neemt deel aan SFOR-7, de VN-vredesoperaties in Bosnië-Herzegovina. 11 Mrcie RS ‘Margriet’ neemt deel aan KFOR, de NAVO-operatie in Kosovo. 11 Mrcie RS ‘Margriet’ neemt deel aan SFOR-9, de VN-vredesoperaties in Bosnië-Herzegovina i.v.m. ‘Normal Framework Operations’ in het kader van de overgang van SFOR 9 naar SFOR 10 Staf en Antitankcompagnie en Alfacompagnie 13 Infbat RS nemen deel aan ISAF 1 vredesoperaties in Afghanistan, Kabul 10-06-2002 KB nr. 02.002681: Het Regiment Stoottroepen wordt met ingang van 29 juni 2002 voortgezet onder de naam: REGIMENT STOOTTROEPEN PRINS BERNHARD (RSPB). okt 2002 juli 2004 nov 2004 juli 2006 apr 2007 aug 2007 nov 2007 nov 2008 aug 2009 Bravocompagnie 13 Infbat RSPB neemt deel aan ISAF 4 vredesoperaties in Afghanistan, Kabul 13 Infbat (AASLT) RSPB en 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ nemen als SFIR 4 deel aan vredesoperaties in Irak, provincie Al Muthana. 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ neemt als SFIR 5 deel aan vredesoperaties in Irak, provincie Al Muthana. 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ neemt deel aan de missie EUFOR RDC in Congo. Charliecompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt deel aan de vredesoperatie ISAF BG 3 in Afghanistan, provincie Uruzgan. 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt als 13 (NLD) BG 4 RSPB deel aan vredesoperaties ISAF in Afghanistan, provincie Uruzgan. 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ neemt deel aan de vredesoperatie ISAF BG 5 in Afghanistan, provincie Uruzgan. 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ neemt deel aan de vredesoperatie ISAF BG 8 in Afghanistan, provincie Uruzgan. Alfacompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt deel aan de vredesoperatie ISAF BG 10 in Afghanistan, provincie Uruzgan. 87

dec 2009 apr 2010 apr 2011 nov 2012 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt als 13 (NLD) BG 11 RSPB deel aan de vredesoperaties ISAF in Afghanistan, provincie Uruzgan. Charliecompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt deel aan de vredesoperatie ISAF BG 12 in Afghanistan, provincie Uruzgan. 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ wordt opgeheven. De Charliecompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB zet de tradities voort van de ‘Margrietcompagnie’. Deltacompagnie 13 Infbat (AASLT) RSPB neemt deel aan de vredesoperatie ISAF PTG 4 in Afghanistan, provincie Kunduz. Uw eigen aanvullingen 88

89 Bijlage B: operationele inzet eenheden RSPB Periode 1945 – 1962 Opgericht als I RS II RS III RS IV RS V RS 3 RS 4 RS Nieuwe of operationele naam 1 RS II RS 7 RS 8 RS 9 RS 3 RS 4 RS Type 1 Vertrokken Inzetgebied OVW VW OVW OVW OVW DPL DPL 27-09-‘45 1945 20-09-‘45 30-11-‘45 20-04-‘46 Midden-Java Duitsland / Nederland Banka, West Java, Zuid Sumatra Celebes, Bali, Zuid Sumatra 16-10-‘46 West-Java 14-05-‘47 1 Overwegend bestaande uit Noord- en MiddenSumatra Terug in NL 17-02-‘48 Mei 1946 27-07-‘48 27-07-‘48 Na aankomst opgedeeld 25-08-‘49 26-11-‘49 07-02-‘50

90 Vervolg bijlage B: operationele inzet eenheden RSPB Periode 1945 – 1962 Opgericht als 5 RS 6 RS 7 RS 423/433 BS 41 RS Nieuwe of operationele naam 5 RS 401 BI 435 BI 15 RS 41 RS Type 1 Vertrokken Inzetgebied DPL DPL DPL DPL DPL 05-11-‘47 Zuid Celebes, MiddenJava 04-08-‘48 West-Java 16-09-‘49 n.v.t. 04-05-‘62 Zuid-Sumatra, GroteOost, West-Java n.v.t. Nieuw-Guinea Terug in NL 02-05-‘50 18-06-‘50 10-01-‘51 n.v.t. 04-11-‘62 1 Overwegend bestaande uit

91 Vervolg bijlage B: operationele inzet eenheden RSPB Periode na 1962 Eenheid 11 Mrcie RS Missie IFOR KFOR SFOR 11 Mrcie (AASLT) RSPB ‘Margriet’ SFIR EUFOR ISAF ISAF Operationele naam Vertrokken 11 (NL) Morcoy KFOR SFOR 9 t.b.v. NFO1 SFIR 4 11 Mrcie 11 Mrcie BG 5 11 Mrcie BG 8 juni 1996 Inzetgebied Terug in NL Bosnië-Herzegovina december 1996 november1999 Kosovo april 2001 juli 2004 juli 2006 mei 2000 Bosnië-Herzegovina mei 2001 Irak, Al Muthanna Congo november 2007 Afghanistan november 2008 Afghanistan november 2004 december 2006 april 2008 april 2009

92 Vervolg bijlage B: operationele inzet eenheden RSPB Periode na Eenheid 13 Infbat RS Missie Operationele naam Vertrokken UNPROFOR Dutchbat III SFOR ISAF 13 Infbat RSPB ISAF 13 Infbat (AASLT) RSPB SFIR ISAF ISAF ISAF ISAF SFOR 7 1 (NL) Infcie ISAF 1 1 (NL) Infcie ISAF 4 SFIR 4 BG 3 Ccie januari 1995 Inzetgebied Bosnië-Herzegovina Terug in NL juli 1995 november 1999 Bosnië-Herzegovina mei 2000 januari 2002 oktober 2002 juli 2004 april 2007 13 (NLD) BG 4 RSPB juli 2007 BG 10 Acie BG 12 Ccie augustus 2009 Afghanistan, Kabul Afghanistan, Kabul Irak, Al Muthanna april 2002 februari 2003 november 2004 Afghanistan, Uruzgan augustus 2007 Afghanistan, Uruzgan december 2007 Afghanistan, Uruzgan december 2009 december 2009 Afghanistan, Uruzgan april 2010

93 Vervolg bijlage B: operationele inzet eenheden RSPB Periode na Eenheid Missie ISAF ISAF Acie 13 Infbat (AASLT) RSPB Ccie 13 Infbat (AASLT) RSPB Bcie 13 Infbat (AASLT) RSPB CidW 11 CidW 12 CidW 18 Operationele naam Vertrokken 13 (NLD) BG 11 RSPB april 2010 PTG 4 Dcie CZMCARIB CZMCARIB CZMCARIB Inzetgebied Terug in NL Afghanistan, Uruzgan augustus 2010 november 2012 Afghanistan, Kunduz mei 2013 03-12-2012 08-04-2013 01-04-2015 Caribisch gebied Caribisch gebied Caribisch gebied 08-04-2013 06-08-2013 04-08-2015 Uw eigen aanvullingen

Bijlage C: Verklarende lijst van begrippen en gebruikte afkortingen AASLT Air Assault 11 Luchtmobiele Brigade is een snel inzetbare lichte infanteriegevechtseenheid. De brigade is binnen 7 tot 20 dagen wereldwijd inzetbaar. Luchtmobiele militairen verplaatsen zich te voet, met lichte voertuigen, per helikopter of transportvliegtuig. Helikopters van het Defensie Helikopter Commando verzorgen voor 11 Luchtmobiele Brigade het troepentransport en het vervoer van wapens en materieel. Daarnaast worden gevechtshelikopters ingezet die in staat zijn te verkennen, luchtsteun te geven en bescherming te bieden aan de infanterie-eenheden op de grond. Wanneer gevechtshelikopters en transporthelikopters, in combinatie met luchtmobiele troepen gecoördineerd worden ingezet bij (gevechts)acties, spreekt men van ‘Air Assault’ (AASLT) operaties. Als 11 Luchtmobiele Brigade samenwerkt met het Defensie Helikopter Commando vormen ze 11 Air Manoeuvre Brigade (11 AMB). Om de status Air Assault te mogen voeren, wordt 11 AMB periodiek getest door de NAVO. ANA AT b.d. Bat/bat BG BNS BOSS BS BVE CBS CC/cc CDS CidW Cie/cie Dpl GC/gc Gestapo IFOR INDAS Infbat 94 Afghan National Army Antitank buiten dienst Bataljon Battle Group Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers Binnenlandse Strijdkrachten Brigadeverkenningseskadron Commandant Binnenlandse Strijdkrachten Compagniescommandant Commandant der Strijdkrachten Compagnie in de West Compagnie CZMCARIB Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied DB III Dutchbat III Dienstplichtig EUFOR RDC European Force Republique Democratique du Congo EWS Enclosed Weapon Station Groepscommandant Geheime Staatspolizei Implementation Force Individueel aanvullingssystem Infanteriebataljon

Infcie ISAF JWF-kazerne KB KFOR KL KP LIB LKP LO LSC Mechbat MGO NAVO NFO NIOD NL NLD OD OMLT ONDAS OVW Painfbat PC/pc Pel/pel PRAT PTG RI RS RSPB RVV SD SFIR SFOR STAT-Cie TLV TOW UK Infanteriecompagnie International Security Assistance Force Johan Willem Friso-kazerne Koninklijk Besluit Kosovo Force Koninklijke Landmacht Knokploeg Light Infantry Battalion (Licht Infanteriebataljon) Landelijke Knokploegen Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers Landelijk Sabotage Commandant Gemechaniseerd bataljon Missie Gerichte Opleiding MONUC Mission d’observation des Nations Unies en Congo Mrcie Mortiercompagnie Noord Atlantische Verdragsorganisatie National Framework Operations Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Nederland(se) Nederland(se) Ordedienst Operational Mentor and Liaison Team Onderdeelsaanvullingssysteem Oorlogsvrijwilliger Pantserinfanteriebataljon Pelotonscommandant Peloton Pantserrupsantitank Police Training Group Regiment Infanterie Regiment Stoottroepen Regiment Stoottroepen Prins Bernhard Raad van Verzet Sicherheitsdienst Stabilisation Force Iraq Stabilisation Force (СФОР) in Bosnia and Herzegovina Staf- en Antitankcompagnie Terugstootloze vuurmond Tube-launched, Optically tracked, Wire-guided missile United Kingdom UNPROFOR United Nations Protection Force US VN VP Unites States (of America) Verenigde Naties Veteranenplatform 95

Een uitgave van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard in samenwerking met de Bond van oud-stoottroepers en stoottroepers nhard Direct na de inval van de Duitsers in de meidagen van 1940 ontstond verzet tegen de bezetter. In 1944 waren er drie grote verzetsorganisaties: De Landelijke Knokploegen (LKP), de Raad van het Verzet RVV) en de Ordedienst (OD). Uit de verzetsorganisaties LKP en RVV werden de Binnenlandse Strijdkrachten gevormd met als ‘strijdend deel’ de Stoottroepen. De Stoottroepen komen dus rechtstreeks voort uit het Verzet. Bij de foto: de leider van de knokploeg ‘Margriet’, Stefke Feijen. Bij de vorming van de Stoottroepen werd de knokploeg opgenomen in de 8e Compagnie ‘Margriet’.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
Home


You need flash player to view this online publication