de benoeming tijdelijk was. Eerst moesten ze in de praktijk hun waarde als commandant bewijzen. ‘Ook het aanspraak maken op een commando of functie op grond van een rang in het leger van 1940 werd afgewezen. De praktijk en het vertrouwen van de troep zou uitmaken wie een commando kreeg en zou behouden. De troep was gekleed in burger, deels gekregen of ‘georganiseerde’ Canadese/Engelse uniformen. De bewapening bestond uit wapens die men nog had van de KP of uit Duitse handen had bemachtigd. Het salaris bedraagt f 1,00 per dag ongeacht de rang. De gehuwdenkostwinnersvergoeding zal door de lokale Boerenleenbank worden uitbetaald.’1 .’ De hoge gevechtsbereidheid – ondanks de zeer beperkte opleiding, bewapening en uitrusting – de kameraadschappelijke stijl van leidinggeven (het non-categoriaal denken), het wars zijn van uiterlijk vertoon, vormen samen de later zoveel genoemde en geroemde ‘Stotersgeest’. 1. Verslag van Jo Kok, destijds plaatsvervangend compagniescommandant bij deze compagnie. Giel Bensen (links) in gesprek met Stefke Feijen (rechts). Embleem Het eerste onderscheidingsteken dat door alle leden van de BS werd gedragen was een armband met daarop het woord ORANJE. Maar wat lag er meer voor de hand dan óók het willen dragen van de regimentsnaam op de mouw (de zogenaamde straatnamen) en een embleem op de baret zoals men dat in Brabant bij de Engelsen zag. De ‘straatnamen’ kwamen al gauw te voorschijn: zwarte bandjes met daarop in wit geborduurd: S T O O T T R O E P E N 35 Jacques Crasborn (rechts).
36 Online Touch Home