2. Het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog Direct na de bezetting in de meidagen van 1940 ontstond weerstand tegen de bezetter. Uiteraard kon er in het begin nog geen sprake zijn van een omvangrijk, goed georganiseerd en effectief verzet. Men had immers geen enkele ervaring op dat gebied. In zijn studie: ‘De geschiedenis van de Ordedienst’, omschrijft J.W.M. Schulten het als volgt: ‘De eerste verzetsdaden waren meer uitingen van een gemoedstoestand dan op rationele overwegingen gebaseerde acties.’ Een van de eerste verzetsgroepen, de Geuzen, ontstond ten westen van Rotterdam in het gebied langs de Nieuwe Waterweg. Eind 1940 werd deze verzetsgroep opgerold. Vijftien van hen werden op 13 maart 1941 op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd, samen met drie deelnemers aan de Februaristaking. Het eerste couplet van het gedicht ‘De achttien dooden’ verwijst naar hun laatste momenten: Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien. Vanaf 1941 begonnen de Duitsers driester op te treden, aanvankelijk met het verplicht stellen van de Jodenster en later met het systematisch deporteren van Joden naar wat later de vernietigingskampen bleken te zijn. Andere maatregelen waren het opnieuw in krijgsgevangenschap afvoeren van Nederlandse militairen. Vanaf 1943 vonden ook grootscheepse razzia’s plaats op mannen die als dwangarbeider in Duitsland te werk werden gesteld. Het verzet nam toe. Er verschenen illegale bladen zoals Trouw, Vrij Nederland, Het Parool en De Waarheid. Met uitzondering van De Waarheid bestaan ze nog steeds. In 1944 waren er, behalve enkele kleinere verzetsgroepen, drie grote verzetsorganisaties te onderscheiden: • Ordedienst (OD) • Raad van Verzet (RVV) • Landelijke Knokploegen (LKP). Kop van het illegale krantje ‘Het Parool’ van 10 februari 1941. 15
16 Online Touch Home