3. Functies van taal Taal bestaat uit reeksen klanken die mensen, die dezelfde taal gebruiken, kunnen interpreteren en die voor hen betekenisvol zijn. Een vreemde taal lijkt voor ons daarom ook vaak een brij van onverstaanbare klanken. Taal heeft verschillende functies: 1. Instrumentele functie = taal wordt gebruikt om aan te geven dat je iets wilt of iets wilt hebben. Taal is dan een middel om aan bepaalde behoeften te voldoen. Vb.: ‘Davy Melk’. 2. Regulerende functie = taal wordt gebruikt om de omgeving en het gedrag van anderen te beïnvloeden. Vb.: ‘Mama lezen’. 3. Interpersoonlijke functie = taal wordt gebruikt voor interactie met personen in je omgeving. Vb.: Het groeten van mensen of op vragen reageren met ‘ja’ of ‘nee’. 4. Persoonlijke functie = je gebruikt taal voor het uitdrukken van je eigen uniekheid en je gevoelens. Wat je wel of niet wilt of leuk vindt. Vb.: Nee, Max niet mee’. 5. Onderzoekende functie = je gebruikt taal om dingen te weten te komen, zoals de naam van iemand of het hoe en waarom van dingen. 6. Verbeeldende functie = je gebruikt taal om te fantaseren, bedenken en je kunt je zaken mentaal voorstellen die je niet concreet voor je ziet. Deze functies ontwikkelen zich grotendeels tegelijkertijd, waarbij de verbeeldende functie als laatste komt omdat daar een goed ontwikkeld denkvermogen voor vereist is. Voor de taalontwikkeling is de ontwikkeling van het denken heel belangrijk. Het leren van woordjes kan alleen als je verbanden kunt leggen, associaties kunt maken en zaken aan elkaar kunt koppelen. Vb.: Een kind moet de klank ’poes’ gaan koppelen aan iets wat hij ziet. Er is blijkbaar een verband tussen die klank en het kleine dier met een staart en vier poten dat ‘miauw’ zegt en zacht aanvoelt. Taal en denken beïnvloeden elkaar dus wederzijds. Het leren van taal is verder ook afhankelijk van: -‐ De sociaal emotionele ontwikkeling. Om taal te leren moet een kind zich veilig, comfortabel en zelfverzekerd voelen. Als dat namelijk niet het geval is, dan leert een kind moeilijker iets nieuws. -‐ Het gevoel hebben voor sociale interacties om de taal en andere communicatie af te kunnen stemmen op anderen.
4 Online Touch Home